NL1009473C2 - Inrichting voor het aanbrengen van een decoratie op houders. - Google Patents

Description

Inrichting voor het aanbrengen van een decoratie op houders.

De uitvinding betreft een inrichting voor het aanbrengen van een decoratie op houders, omvattende 5 - een transporteur voor de toevoer van houders in een transportrichting, een toevoerinrichting voor de toevoer van een dragerbaan aan een opbrengstation, welke dragerbaan aan een naar de transporteur toegekeerde opbrengzijde is voorzien van een op de houders over te brengen opdruk, waarbij het opbrengstation voor het ontvangen van de dragerbaan een geleider omvat 10 voor het ondersteunen van de dragerbaan, zodanig dat de dragerbaan een scherpe hoek insluit ten opzichte van de transportrichting, alsmede een drukorgaan voor het aandrukken van de dragerbaan tegen de houders.

Een dergelijke inrichting is bekend uit internationale octrooiaanvragen nr. WO 97/35290, WO 97/35291, WO 97/35292 en Europese octrooiaanvrage nr. 96200780.3 15 ten name van aanvraagster. In deze aanvragen wordt een inrichting beschreven voor het aanbrengen van afwasbare opdrukken, zogenaamde "image transfer labels" die vanaf een papieren of polypropeen dragerbaan worden aangebracht op houders zoals bijvoorbeeld kunststof kratten. Hierbij worden de kratten op een transporteur naar het opbrengstation aangevoerd. De dragerbaan met daarop de opdrukken wordt vanaf een 20 voorraadrol afgewikkeld en langs een loodrecht op de transportinrichting van de kratten heen en weer beweegbare verwarmde drukrol van het opbrengstation geleid. Voorafgaand aan het overdragen van de opdruk van de dragerbaan, waarbij de opdruk onder toevoer van warmte en druk door het drukorgaan van de drager wordt verwijderd, wordt het oppervlak van de kratten met een vlam behandeld om dit de 25 juiste oppervlaktespanning te geven. Verder wordt een voorverhittingsstap van de kratten door middel van een kwarts verhittingselement uitgevoerd om de kratten de juiste temperatuur te geven waarbij het door warmte activeerbare hechtmiddel van de opdrukken wordt geactiveerd.

Met name bij het aanbrengen van door warmte geactiveerde opdrukken, die 30 bijvoorbeeld zijn voorzien van door warmte geactiveerd hechtmiddel, op hittegevoelige producten zoals bijvoorbeeld PET flessen of kunststof kratten, doet zich het probleem voor dat het oppervlak van de houders niet te zeer kan worden verhit in verband met daarbij optredende vervormingen. De dragerbaan echter, die kan zijn uitgevoerd als 1009··.73 - 2 papier of kunststof, kan eveneens niet te zeer worden verhit aangezien hierdoor de dragerbaan of de opdruk kan worden beschadigd en een ongewenste rek kan optreden, hetgeen leidt tot een onjuiste uitlijning van de opdrukken ten opzichte van de te bedrukken houders. Verder zal een te grote warmtetoevoer aan de dragerbaan ertoe 5 leiden dat de inkten van de opdruk zacht worden zodat de opdruk niet als één deel van de dragerbaan loskomt. Het is verder gebleken dat het temperatuurgebied van de drukrol beperkt is in verband met de levensduur van deze rol, die terugloopt bij toepassing van hogere temperaturen.

Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een 10 inrichting van de bovengenoemde soort waarbij de warmtetoevoer aan de dragerbaan zodanig is geregeld dat een snelle en volledige overdracht van de opdruk op de houders mogelijk is, zonder dat de houders tot relatief hoge temperaturen hoeven te worden voorverwarmd. Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een dergelijke inrichting waarbij de contacttijd tussen het drukorgaan en de dragerbaan kan 15 worden verminderd, waarbij het risico van het oververhitten van de dragerbaan wordt vermeden, waarbij de rek van de dragerbaan binnen nauwkeurig bepaalde grenzen blijft en waarbij een volledige overdracht van de opdruk op betrouwbare en herhaalbare wijze kan plaatsvinden. Het is tevens een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een inrichting van de bovengenoemde soort waarbij een lange levensduur 20 van het drukorgaan gewaarborgd is.

Hiertoe is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat nabij de geleider een verhittingsinrichting is opgenomen om warmte af te geven aan de opbrengzijde van de dragerbaan in een nabij de geleider gelegen voorverwarmgebied van de dragerbaan.

25 Door de opbrengzijde van de dragerbaan op het moment van overdracht zeer lokaal te verhitten, vlak voordat de opdruk door het drukorgaan in contact wordt gebracht met de respectieve houder, wordt een activering van (het hechtmiddel van) de opdruk verkregen zonder dat de dragerbaan of het oppervlak van de houder zeer sterk hoeven te worden verhit. Hierdoor wordt een ongewenste rek in de dragerbaan 30 voorkomen, en kan de temperatuur van de opdruk relatief laag blijven, zodat de kwaliteit van de inkten behouden blijft en een volledige overdracht naar de houders mogelijk is. Tevens kan de drukrol bij relatief lage temperaturen werkzaam zijn, waarbij deze bijvoorbeeld in zijn geheel niet hoeft te worden verhit of slechts in een 1009473 3 geringe mate wordt verhit. Verder wordt door de zeer locale verhitting aan de opbrengzijde van de dragerbaan voor een volledige overdracht van de opdruk de benodigde contacttijd tussen het drukorgaan en de dragerbaan verlaagd, zodat de doorvoersnelheid aanzienlijk kan worden verhoogd, bijvoorbeeld tot 500 houders per 5 minuut of meer.

De verhittingsinrichting kan zijn uitgevoerd als een verwarmde plaat, staaf of rol die tussen de houders en de dragerbaan is opgenomen. Bij voorkeur is de verwarmingsinrichting echter ingericht om de opdrukken te verwarmen zonder mechanisch contact met de dragerbaan, en omvat bijvoorbeeld een 10 stralingsverwarmingselement of een houder.

De houders kunnen zijn gevormd uit houten, kunststof of metalen kratten, bakken of andere verpakkingsmiddelen die algemeen in de verpakkingsindustrie worden toegepast, alsmede uit kunststof of glazen flessen en dergelijke. De uitvinding kan tevens worden toegepast op metalen blikjes zoals in het algemeen in de 15 drankenindustrie worden toegepast.

De opdruk op de dragerbaan kan een afwasbare opdruk zijn zoals beschreven in de bovengenoemde stand van de techniek of kan permanent op de houder worden aangebracht zoals beschreven in Europees octrooi EP-B-0,441,858. Hierbij kan na het aanbrengen van de opdruk op de houder een uithardende deklaag over de opdruk 20 worden aangebracht.

Bij voorkeur omvat de verwarmingsinrichting volgens de uitvinding een naar de geleider gerichte heteluchtblazer. Het is gebleken dat door middel van een gerichte luchtstroom een zeer gecontroleerde locale verwarming van de opdruk plaats kan vinden. Door toepassing van een spieetvormig uitstroommondstuk wordt alleen de 25 omgeving van de opdruk in de onmiddellijke nabijheid van de raaklijn tussen de opdruk en de houder, ter plaatse van de drukrol, verwarmd. Tevens kan de hoeveelheid warmte op eenvoudige wijze zeer accuraat worden geregeld door aanpassing van het volume van de luchtstroom, welke snel kan worden uitgeschakeld in geval de toevoer van de dragerbaan wordt onderbroken. Hierdoor wordt een verhoogde bedrijfszekerheid voor 30 het bedieningspersoneel bereikt aangezien de heteluchtblazer zeer snel na uitschakeling tot omgevingstemperatuur afkoelt. Het uitstroommondstuk van de heteluchtblazer is relatief compact en kan op eenvoudige wijze tussen de dragerbaan en de transporteur worden gemonteerd.

1009473 ^ 4

De transporteur van de houders kan een lineaire transporteur omvatten of kan een roterende transporteur zijn die tegengesteld aan de transportrichting van de dragerbaan roteert, waarbij de houders in de transportrichting roterend om hun eigen as op de transporteur zijn ondersteund, zoals beschreven in Internationale octrooiaanvrage WO 5 97/13645.

In een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het drukorgaan dwars op de transportrichting heen en weer beweegbaar tussen een teruggetrokken stand en een nabij de transporteur van de houders gelegen aanbrengstand. Deze uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat de heteluchtblazer de 10 luchtstroom onder een scherpe aanblaashoek ten opzichte van de transportrichting afgeeft. Deze luchtstroom zal in de teruggetrokken stand van het drukorgaan althans gedeeltelijk langs de dragerbaan zijn gericht zodat de verwarming van de dragerbaan op dat moment sterk is gereduceerd. Wanneer de dragerbaan door het drukorgaan naar de houder wordt toebewogen en de luchtspleet tussen de houder en de dragerbaan 15 afneemt, zal de luchtstroom de aanbrengzijde van de dragerbaan raken en verwarmen. Wanneer de dragerbaan tegen de houder is geplaatst wordt de luchtstroom in de gesloten ruimte geblazen die wordt begrensd door de dragerbaan en de houder, zodat een sterke locale verwarming van de opdruk plaatsvindt, met name langs de naar de luchtstroom gerichte contactlijn tussen de opdruk en de houder.

20 De aanblaashoek van de luchtstroom bedraagt tussen 15° en 45°, bij voorkeur tussen 25° en 30°. De aanblaashoek van de luchtstroom kan instelbaar zijn door bijvoorbeeld het uitstroommondstuk scharnierbaar op te stellen of door dit op te hangen aan een flexibele heteluchttoevoerbuis. De luchttemperatuur bedraagt bijvoorbeeld tussen a en b°C ***. Het verwarmingselement en de ventilator van de heteluchtblazer 25 zijn bij voorkeur buiten het gebied van de dragerbaan opgesteld, bijvoorbeeld aan een tegenover het opbrengstation gelegen zijde van de transporteur. De verwarmingsinrichting volgens de uitvinding is verbonden met een regeleenheid die de verwarmingsinrichting uitschakelt wanneer de toevoer van de dragerbaan wordt onderbroken.

30 Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zal bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een inrichting voor het aanbrengen 1009473 , 5 van een opdruk op kratten,

Figuur 2 een detail van de verwarmingsinrichting volgens figuur 1 met het drukorgaan in de teruggetrokken stand en

Figuur 3 de inrichting volgens figuur 2 waarbij het drukorgaan zich in de 5 opbrengstand bevindt.

Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het aanbrengen van een opdruk op houders, zoals kratten 2, die op een transportband 3 worden aangevoerd in de transportrichting T. De kratten 2 worden toegevoerd naar een opbrengstation 4 waar een opdruk op de wand van de kratten 2 wordt aangebracht. Hiertoe wordt een dragerbaan 5 van een 10 voorraadhaspel 6 gewikkeld en via een spanner 7 naar geleiders 8,9 getransporteerd. De dragerbaan 5 is aan zijn opbrengzijde 10 voorzien van een opdruk 11 in de vorm van op gelijkmatige onderlinge afstand gelegen patronen die van de drager 5 op de kratten 2 dienen te worden overgebracht. De opdruk 11 kan aan de naar de kratten 2 gerichte zijde zijn voorzien van een door warmte geactiveerd hechtmiddel. Tussen de geleiders 15 8,9 is een drukrol 12 opgesteld die door middel van een, in de figuur niet getoonde, hydraulische inrichting dwars op de transportrichting T heen en weer beweegbaar is. In figuur 1 is de drukrol 12 in zijn teruggetrokken positie getoond zodat de dragerbaan vrij loopt van de drukrol en langs de geleiders 8,9 kan passeren. De lege baan dragermateriaal wordt stroomafwaarts van de drukrol 12 op een opneemhaspel 13 20 gewikkeld.

Ter verwarming van de opdrukken 11 aan de opbrengzijde 10 van de dragerbaan 5 is een heteluchtblazer 15 opgenomen met een uitstroommondstuk 16 dat tussen de transportband 3 en de dragerbaan 5 is opgesteld, nabij de stroomopwaarts gelegen geleider 8. Het uitstroommondstuk 16 is via een flexibele buis 17 verbonden met een 25 warmtekanon 18 en met een ventilator 19. Het uitstroommonstuk 16 is opgehangen aan een flexibel deel 21 van de buis 17 van de inrichting 15 zodat de positie van het uitstroommondstuk 16 ten opzichte van de transportrichting kan worden gevarieerd. De verwarmingsinrichting 15 alsmede de voorraadhaspel 6 zijn verbonden met een microprocessor 20 die de verwarmingsinrichting 15 uitschakelt indien de toevoer van 30 de dragerbaan 5 vanaf de voorraadhaspel 6 wordt onderbroken.

Zoals getoond in figuur 2, is het uitstroommondstuk 16 spieetvormig uitgevoerd, waarbij de richting van de spleet dwars op het vlak van tekening is gelegen.

De aanblaashoek a van de door het uitstroommondstuk 16 afgegeven luchtstroom 1009473 6 ten opzichte van de transportrichting T bedraagt circa 30°. De breedte van het uitstroommondstuk 16 bedraagt bijvoorbeeld 10 mm bij een lengte van ongeveer 500 mm. De druk van de door het uitstroommondstuk 16 afgegeven lucht bedraagt ongeveer 1,5 Bar. Het uitstroommondstuk is voorzien van een aantal langs een lijn 5 gelegen gaten met een diameter van 2 mm die om de 10 mm zijn aangebracht om een vlakke luchtstroming te verkrijgen. Zoals getoond in figuur 2, wordt de luchtstroom in de teruggetrokken toestand van de drukrol 12 langs de dragerbaan 5 geblazen zodat deze in dit geval niet wordt verwarmd.

Zoals getoond in figuur 3, drukt de drukrol 12 in de aanbrengstand de dragerbaan 10 5 tegen een langs het drukstation 4 passerende krat 2. In dit geval valt de luchtstroom uit het mondstuk 16 op de raaklijn tussen de dragerbaan 5 en de krat 2, welke loodrecht op het vlak van de tekening is gelegen. Hierdoor kan een zeer gunstige locale verwarming van de opdruk 11 aan de opbrengzijde 10 van de dragerbaan 5 plaatsvinden.

15 In één uitvoeringsvorm worden polyetheenkratten stroomopwaarts van de verwarmingsinrichting 15 opgewarmd tot een temperatuur van tussen 60° C en 70° C. De kratten worden met een snelheid van 31 cm/s ofwel 40 stuks per seconde langs het opbrengstation 4 gevoerd. Daarbij wordt met een drukrol 12 met een temperatuur van 110°C-150°C de dragerbaan 5 tegen de kratten 2 gedrukt. De dragerbaan 5 omvat 20 "image transfer labels" van het type zoals geleverd door Zweckform. Door de verwarmingsinrichting 15 wordt een luchtstroom van 600 1/min bij een temperatuur van 100° C-350° C onder een druk van 80 mbar tegen de dragerbaan 5 geblazen. Een accurate overdracht van de opdrukken 11 van de dragerbaan 5 naar de kratten 2 is mogelijk bij een zeer hoge doorzet en bij relatief geringe temperaturen van de drukrol 25 12.

Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van het aanbrengen van een opdruk op kunststof kratten, is de uitvinding hier niet toe beperkt en kan deze worden toegepast op allerlei in de verpakkingsindustrie bekende verpakkingsmaterialen, Verder kunnen in plaats van een heteluchtblazer eveneens andere verwarmingsinrichtingen 30 worden toegepast zoals verwarmingsinrichtingen die contact maken met de aanbrengzijde van de dragerbaan 5 of stralingsverwarmingsinrichtingen zoals bijvoorbeeld warmtelampen. Verder is het tevens mogelijk om de geleiders 8,9 achterwege te laten, zodat de dragerbaan voordurend door de drukrol 12 wordt 1009473 j 7 ondersteund.

1009473

Claims (13)

1. Inrichting (1) voor het aanbrengen van een decoratie op houders (2), omvattende 5. een transporteur (3) voor de toevoer van houders in een transportrichting (T), een toevoerinrichting (6,7,13) voor de toevoer van een dragerbaan (5) aan een opbrengstation (4), welke dragerbaan (5) aan een naar de transporteur (3) toegekeerde opbrengzijde (10) is voorzien van een op de houders over te brengen opdruk (11), een opbrengstation (4) voor het ontvangen van de dragerbaan (5), waarbij de 10 dragerbaan (5) een scherpe hoek insluit ten opzichte van de transportrichting (T), met een drukorgaan (12) voor het aandrukken van de dragerbaan (5) tegen de houders (2), met het kenmerk, dat nabij het drukorgaan (12) een naar de opbrengzijde (10) gerichte verwarmingsinrichting (15) is opgenomen om warmte af te geven aan de opbrengzijde (10) van de dragerbaan (5) in een stroomopwaarts van het drukorgaan (12) gelegen 15 voorverwarmgebied van de dragerbaan (5).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opbrengstation (4) een geleider (8) omvat voor het ondersteunen van de dragerbaan, waarbij de verwarmingsinrichting (15) stroomwaarts van de geleider (8), in de nabijheid daarvan 20 is geplaatst.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verwarmingsinrichting (15) is ingericht om de opbrengzijde (10) van de dragerbaan (5) te verwarmen zonder mechanisch contact met de dragerbaan. 25

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de verwarmingsinrichting (15) een naar het drukorgaan (12) gerichte heteluchtblazer (16,17,18,19) omvat.

5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een uitstroommondstuk (16) van de heteluchtblazer (16,17,18,19) tussen de dragerbaan (5) en de transporteur (3) is geplaatst. 1009473

6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de heteluchtblazer (16,17,18,19) een spieetvormig uitstroommondstuk (16) heeft, zodat een in de Iangsrichting van de dragerbaan (5) relatief snelle luchtstroom wordt gevormd die ten minste even breed is als de opdruk (11) op de dragerbaan (5). 5

7. Inrichting (1) volgens conclusie 4, 5, of 6, waarbij het drukorgaan (12) dwars op de transportrichting (T) heen en weer beweegbaar is tussen een teruggetrokken stand en een nabij de transporteur (3) van de houders (2) gelegen aanbrengstand, met het kenmerk, dat de heteluchtblazer (16,17,18,19) de luchtstroom onder een scherpe 10 aanblaashoek (a) ten opzichte van de transportichting (T) van de houders afgeeft, welke luchtstroom in de teruggetrokken stand van het drukorgaan (12) althans deels langs de dragerbaan (5) is gericht zonder daarmee contact te maken, en in de aanbrengstand van het drukorgaan (12) eindigt in de ruimte tussen een respectieve houder (2) en het drukorgaan (12). 15

8. Inrichting (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de aanblaashoek (a) van de luchtstroom tussen 15° en 45° bedraagt, bij voorkeur tussen 25° en 30°.

9. Inrichting (1) volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de aanblaashoek (a) 20 van de luchtstroom instelbaar is.

10. Inrichting (1) volgens een der conclusies 4 t/m 9, met het kenmerk, dat de temperatuur van de door de heteluchtblazer (16,17,18,19) afgegeven luchtstroom tussen a en b°C *** bedraagt, bij voorkeur tussen p en q°C. 25

11. Inrichting (1) volgens een der conclusies 4 t/m 10, met het kenmerk, dat de verwarmingsinrichting (16,17,18,19) een ventilator (19) omvat en een verwarmingselement (18) die buiten het gebied van dragerbaan (5) zijn opgesteld, alsmede een met de ventilator (19) verbonden flexibele buis (21) die eindigt in het 30 uitstroommondstuk (16).

12. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwarmingsinrichting (18) is verbonden met een regeleenheid (20) voor het IO09473 uitschakelen van de verwarmingsinrichting (18) bij een onderbreking van de toevoer van de dragerbaan (5).

13. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 5 drukorgaan (12) verwarmd is. 1009473 i