NL1006190C2

NL1006190C2 - Inrichting en werkwijze voor het hanteren van retourneerbare verpakkingen.

Info

Publication number: NL1006190C2
Application number: NL1006190A
Authority: NL
Inventors: Jukka Ajo
Original assignee: Halton System Oy
Priority date: 1996-06-05
Filing date: 1997-06-02
Publication date: 1998-06-18
Also published as: IT1292070B1; SE9800274D0; FR2749689A1; FI962337A0; FR2749689B1; FI962337A; AR007382A1; US6112904A; DK173522B1; SE511290C2; NO980492L; ITMI971306A1; FI102595B; DE19780553T1; NL1006190A1; NO311415B1; ITMI971306A0; DK15498A; AT412858B; WO1997046372A1

Description

Inrichting en werkwijze voor het hanteren van retourneerbare verpakkingen.

\

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het hanteren van retourneerbare verpakkingen, 5 zoals flessen en/of blikjes, welke inrichting bestaat uit een draaibaar magazijn dat verpakkingruimten omvat en dat dient om retourneerbare verpakkingen vanuit een toevoersta-tion verder te transporte ren naar een identificatiestation dat na het toevoerstation is opgesteld en waarin de gere-10 tourneede verpakking geïdentificeerd wordt, waarbij de inrichting een station omvat waarin de geretourneerde verpakking wordt overgebracht indien deze in het identificatiestation is opgenomen.

Hierbij kan het in het bijzonder gaan om het recyclen 15 van blikjes, waarbij het blikje wordt geplaatst in de in-voeropening van de machine, d.w.z., in het toevoerstation, en waarbij het blikje na identificatie van een streepjescode of iets dergelijks verder wordt verschoven en in een persinrichting valt, die de verpakking samenperst of, in het 20 algemeen, de verpakking tot een kleiner volume perst voor opslag. De ruimte onder de inrichting bevat een opslagreser-voir, bijvoorbeeld een losneembare zak.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit US-A-4512253, waarbij ook nog kan worden gewezen op US-A-25 4519307.

De onderhavige uitvinding beoogt nu de bekende inrichting verder te vervolmaken en is daardoor gekenmerkt, dat de inrichting een motor omvat voor het draaien van het magazijn, welk magazijn een buitenwand bezit, die wanneer het 30 magazijn door middel van de motor wordt geroteerd tot voor de toevoeropening beweegt en de toevoeropening afsluit wanneer de verpakking in het identificatiestation wordt getest, waarbij de besturing van het magazijn zodanig is uitgevoerd dat de geretourneerde verpakking, als deze bij de in het 35 identificatiestation verrichte identificatie niet wordt geaccepteerd, naar het toevoerstation wordt teruggebracht door het magazijn door middel van de motor te verdraaien.

De opneemruimte is bij voorkeur een constructie die een 1 0 06 1 90 2 verticaal gekromde wand met een cirkelboogvorm bevat, in welke ruimte de retourneerbare verpakking, zoals een fles of blikje kan worden geplaatst, waarbij de verpakking wordt verplaatst door middel van de wanden van de ruimten en door 5 die wanden wordt ondersteund, door het magazijn op de hierboven beschreven wijze te verdraaien naar een tweede station, dat het aftaststation is. Achter het aftaststation bevindt zich het deponeerstation dat is aangebracht aan de tegenoverliggende zijde van de centrale as van het magazijn 10 ten opzichte van het verpakking-invoerstation. Wanneer de verpakking wordt overgebracht naar het aftaststation, sluit de wand van het magazijn het toevoerstation af en voorkomt de toevoer van verpakkingen aan het magazijn tijdens het aftasten. In geval van storing verschuift de centrale een-15 heid het magazijn ook naar een positie waarin de gekromde buitenwand van het magazijn de toevoer van verpakkingen aan de verpakking-stations verhindert. In het toevoerstation kan de inrichting volgens de uitvinding een materiaal-identifi-catie-detector onder de gewichtwaarnemingsbasis van kunst-20 stof bevatten, welke detector de gedetecteerde materiaalge-gevens van de geretourneerde verpakking doorgeeft aan de centrale eenheid. Wanneer het materiaal van de verpakking in de centrale eenheid niet geaccepteerd wordt, wordt de verpakking vanaf het toevoerstation dus niet verder verplaatst. 25 Als de verpakking in deze fase niet wordt geaccepteerd, is een zodanige bedrijfswijze mogelijk, dat het magazijn door middel van de motor van het magazijn over 90° wordt verdraaid in de richting tegengesteld aan de eerdere verplaat-singsrichting, en de geweigerde geretourneerde verpakking 30 wordt teruggebracht naar het invoerstation, d.w.z., het toevoerstation. Als de verpakking na het lezen van de code en de voorafgaande identificatie van het gewicht wel wordt geaccepteerd, wordt de verpakking verder getransporteerd door het magazijn in de oorspronkelijke draairichting over 35 90° naar voren te verplaatsen, waarbij de verpakking naar beneden valt door het deponeerstation, dat is aangebracht op de tegenoverliggende zijde van het toevoerstation, in de beneden geplaatste pers en via de pers in de opslagruimte voor samengeperste verpakkingen.

1 006 1 90 3

Bij de constructie volgens de onderhavige uitvinding is het typerend voor de uitvinding dat er slechts twee ver-pakking-opneemruimten of verpakking-ruimten in het magazijn aanwezig zijn. Het is eveneens typerend voor de uitvinding 5 dat de opneemruimten exact aan tegenoverliggende zijden van het magazijn zijn aangebracht. Bij de constructie volgens de onderhavige uitvinding is het dus met voordeel mogelijk om draaihoeken van 90° van het ene station naar het andere toe te passen.

10 De inrichting volgens de onderhavige uitvinding bevat verder het afnemen van de aandrijving van de schijf die door de pers wordt geroteerd. Bij voorkeur wordt een wrijvings-wiel gebruikt, dat tegen de trommel van de pers wordt aangedrukt, in welk geval het wrijvingswiel en de as ervan en 15 verder de schijf worden geroteerd door middel van de trommel van de pers. Voor het laten draaien van de schijf die wordt gebruikt voor het aftasten is dus geen afzonderlijke motor nodig, maar de aandrijvingskracht wordt afgenomen van de motor van de pers.

20 De uitvinding is verder gekenmerkt door hetgeen in de conclusies is vermeld.

De uitvinding wordt in het volgende beschreven onder verwijzing naar enkele voorkeurs uitvoeringsvormen van de uitvinding getoond in bijgaande tekeningen, waardoor de 25 uitvinding echter niet wordt beperkt.

In de tekening toont:

Figuur IA een axonometrisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, gezien van de voorzijde;

Figuur 1B een schematische voorstelling van de inrich- 30 ting;

Figuur 1C het magazijn dat de retourneerbare verpakkingen in een inrichting volgens de uitvinding brengt, aan de hand van welke figuur de basishandelingen van het draaimaga-worden beschreven; 35 Figuur 1D het magazijn gezien in de richting van de pijl ki in fig. 1C;

Figuur IE verschillende oplossingen voor de pers;

Figuur 1F het detecteren in het aftaststation van de op de zijkant van een te recyclen verpakking aangebrachte 1 0 06 1 90 4 streepjescode of dergelijke?

Figuur 2A een axonometrisch aanzicht van een magazijn volgens de uitvinding;

Figuur 2B een totaalvoorstelling van de inrichting; 5 Figuur 3A een afzonderlijke voorstelling van de maga- zijninrichting;

Figuur 3B de inrichting volgens fig. 3A gezien van bovenaf waarbij het magazijn is getoond als van de grond-plaat weggedraaid ten behoeve van reiniging of onderhoud; 10 Figuur 3C de constructie van fig. 3B in zijn bedrijfs- positie, waarin het magazijn is verdraaid op de steun van een arm op de grondplaat;

Figuur 4 een schematisch bovenaanzicht van het magazijn en van de onder het magazijn geplaatste persinrichting; 15 Figuur 5A een axonometrische afbeelding van de con structie van fig. 4, in hoofdzaak gezien in de richting van de pijl k2 in fig. 4;

Figuur 5B de inrichting volgens fig. 5A gezien in de richting van de pijl k3 in fig. 5A? 20 Figuur 5C de draaiingsmechanismen van de schijf die wordt gebruikt voor het aftasten, waarbij de draaiende aandrijving wordt afgenomen van de perstrommel;

Figuur 6A een afzonderlijk draaibaar bodemdeel dat is aangebracht in verband met de grondplaat, waarbij door mid-25 del van het bodemdeel het gewicht van de geretourneerde verpakking wordt gedetecteerd in het toevoerstation;

Figuur 6B het werkingsprincipe van de gewichtswaarne- ming.

Figuur IA toont de retourneer-automaat 10, die flessen, 30 bij voorkeur kunststof flessen, of blikjes als retourneerba-re verpakkingen ontvangt. De automaat perst of plet de lege recycling verpakkingen tot een kleiner volume. Zoals af geheeld in fig. IA, bevat de constructie een kastframe 11, in het frontpaneel Tx waarvan zich het toevoerstations, d.w.z., 35 de toevoeropening Bi bevindt, waarin de retourneerbare verpakkingen worden geplaatst op de grondplaat 20 (fig. 2B), bij voorkeur op de meetbasis 19 van de grondplaat 20. De meetbasis 19 bevat een afslagschakelaar 192, die de inbren-ging van een niet lege retourverpakking in het invoerstation 1 0 06 1 90 5

Bi (fig. 6B) detecteert, waarbij een met het frontpaneel TA verbonden indicatielampje Cx wordt ingeschakeld en aan de persoon die de verpakking retourneert vertelt dat de geretourneerde verpakking niet geaccepteerd wordt. In zo'n geval 5 kan die persoon de geretourneerde verpakking uit het toe-voerstation B2 verwijderen. Als de verpakking wel wordt geaccepteerd, wordt de geretourneerde verpakking door middel van het draaimagazijn 12 verder getransporteerd naar het af-taststation B2, waarin de op de zijkant van de geretourneerde 10 verpakking, zoals een blikje, aangebrachte streepjescode wordt geïdentificeerd en, op basis van dat nummer, de centrale eenheid 100 een bon/of geld geeft die/dat met de geretourneerde verpakking of een ander document of afschrift van de geretourneerde verpakking correspondeert.

15 Zoals getoond in fig. IA, bevat het kastframe 11 dat de inrichting 10 omgeeft een opening W in het toevoerstation B2. Het blikje kan door de opening W in de verpakking-ruimte Ax in het magazijn 12 worden gebracht. Daarna wordt het magazijn 12 gedraaid en wordt het blikje overgebracht naar het 20 code-leesstation B2, waarbij de gekromde wand 12b van het magazijn naar de opening W in de kast 11 beweegt en het toe-voerstation B2 afsluit.

Fig. IB tot 1F zijn schematische voorstellingen van de werking van de inrichting volgens de uitvinding.

25 Fig. 1B toont de fundamentele bedrijfseenheden in de inrichting. De motor M2 is gemonteerd om het magazijn 12 in de inrichting 10 te laten draaien. Het magazijn 12 brengt de geretourneerde verpakking vanuit het toevoerstation B2 over naar het identificatiestation B2, waarin de door de verpak-30 king-bewerkingsinrichting 15, bij voorkeur de pers, gedraaide schijf 18 de geretourneerde verpakking ronddraait, waarbij de aan de zijkant van het station (Bj) aangebrachte aftaster of een andere code-lezer 200, in het bijzonder een streepjescode-lezer, de op de zijkant van de geretourneerde 35 verpakking aangebrachte code, in het bijzonder een streepjescode, afleest. Zoals afgebeeld in fig. 1B, wordt de ver-pakking-bewerkingsinrichting 15, in het bijzonder de pers, en wel de perstrommels 16 en 17 ervan, aangedreven door een afzonderlijke motor M2. Bij de inrichting volgens de uitvin- 1 0 06 1 90 6 ding wordt dus de aftastschijf 18 gedraaid door hetzelfde aandrijforgaan M2 dat de draaiende aandrijving overbrengt op de perstrommels 16, 17 van de pers 15. Het magazijn 12 wordt geroteerd door middel van een aandrijforgaan Mlf bij voorkeur 5 een elektromotor via een overbrenging zoals in het bijzonder een riem Hlf door de rotatie-aandrijving over te brengen op het aandrijfwiel 140 dat is gemonteerd op de draaias X3 van het magazijn. Het magazijn 12 is draaibaar gemonteerd op een ophanginrichting 14. Daaronder bevindt zich de pers 15 die 10 bestaat uit een draaibare buitentrommel 16 en een in het inwendige daarvan geplaatste trommel 17, op welke trommel 17 de draai-aandrijving vanaf de motor M2 wordt overgebracht via de overbrenging H2, bij voorkeur een aandrijfpoelie en een ketting. De motor M2 kan een elektromotor zijn. De inrichting 15 bestaat uit en toevoerstation B3 dat is verbonden met het frontpaneel T2 van de inrichting en een code-leesstation Ba binnen het frontpaneel, en een deponeerstation B3 dat met een faseverschuiving van 90° achter het leesstation B2 is geplaatst, waarbij na het lezen van de code de geïdentificeer-20 de verpakking vanaf station B3 in de persinrichting 15 valt.

Fig. 1C toont het magazijn. Het magazijn 12 dat op de as 13 van de inrichting draait, omvat twee verpakking-ruim-ten, de ruimten A3 en A2, die zich bevinden op de trommel van het magazijn op tegenoverliggende zijden van de trommel. Het 25 retourneerbare blikje dan wel defies wordt via het toevoerstation Bi in de ruimte A2 in het magazijn 12 gebracht, en het magazijn 12 wordt door middel van de motor M2 over 90° geroteerd, onder welke hoek de ruimte Ax in het magazijn 12 in het station B2 is gepositioneerd boven de aftastschijf 18 30 die is geplaatst op het vlak van de grondplaat 20. Door middel van de schijf 18 wordt het geretourneerde blikje of de fles geroteerd, waarbij de scanner of een andere code-lezer 200 de op de zijkant van de geretourneerde verpakking aangebrachte code, bijv. een streepjescode, afleest en de leesge-35 gevens doorgeeft aan de centrale eenheid 100, die de persoon die de verpakking heeft geretourneerd voorziet van een bon, resitutiebedrag of document, dat correspondeert met de waarde van de geretourneerde verpakking. Het invoerstation, dat wil zeggen, toevoerstation B1( kan zijn voorzien van een 1 006 1 90 7 orgaan voor gewichtswaarneming, in welk geval het toevoer-station Bi een meetbasis 19 bevat die is geplaatst op het niveau van de grondplaat 20, waarbij de basis 19 is gemonteerd om tegen de veerkracht van een veer 191 in te worden 5 verdraaid op een scharnierinrichting 190, waarbij bijvoorbeeld een volle verpakking de meetbasis 19 tegen een begrenzer 192 draait, waarbij de desbetreffende informatie wordt ontvangen in de centrale eenheid 100, in welk geval de geretourneerd verpakking niet wordt geaccepteerd. In een der-10 gelijk geval wordt een indicatielampje C2 in het bovengedeelte van het frontpaneel T3 ingeschakeld. De inrichting kan ook een inrichting C2 bevatten die een geluidssignaal produceert wanneer een verpakking niet wordt geaccepteerd (fig.

IA). Wanneer de geretourneerde verpakking is afgelezen op de 15 aftastschijf 18, wordt hij, door het magazijn 12 over 90“ te verdraaien, verplaatst naar het station B3, waarin de geretourneerde verpakking door de opening 21a3 in de grondplaat 20 in de persinrichting 15 valt.

Fig. 1D toont de inrichting volgens fig. 1C gezien in 20 de richting van de pijl k2 in fig. 1C.

Fig. IE toont verschillende inrichtingen 15 voor het hanteren van retourneerbare verpakkingen, bij voorkeur op zich bekende persen. De uitvoeringsvorm a) van de in fig. IE getoonde bewerkingsinrichting 15 omvat perstrommels 16 en 25 17, die beide worden geroteerd. De uitvoeringsvorm b) toont een pers, waarbij de buitentrommel 16 ronddraait in de richting Llf d.w.z., in dezelfde richting als de binnentrommel 17. De binnentrommel 17 wordt aangedreven door een motor M2 en de trommel 17 wordt tegen de binnenzijde van de buiten-30 trommel 16 gedrukt. Tussen de trommels 16 en 17 is een ruimte Nx gevormd, waarin de geretourneerde verpakking wordt vastgeklemd, en na de gaping Na via de opening F in de grondplaat T van de inrichting wordt overgebracht naar de eronder geplaatste opslagruimte S voor samengeperste verpakkingen.

35 Fig. 1F toont de aandrijving van de aftastschijf 18 die wordt afgenomen van de buitenomtrek van de perstrommel 16.

Zo wordt door middel van de motor M2 van de perstrommel 16, 17 gelijktijdig de aftastschijf 18 aangedreven.

Fig. 2A toont het magazijn 12, dat bestaat uit een 1 006 1 90 8 frame en daarin verpakking-ruimten Aw A2 op tegenoverliggende zijden van het magazijn 12. Het frame bevat gekromde verticale wanden 12aw 12a2 bij de verpakking-ruimten Aw A2, en verder bevat het magazijn 12 een buitenliggende gebogen wand 5 12b op het magazijn 12. Wanneer een verpakking dus wordt geretourneerd, wordt hij dus eerst in het station Β3 op de grondplaat 20 op de meetbasis 19 geplaatst, en wordt daarna, als de geretourneerde verpakking geaccepteerd is, het magazijn 12 over 90° verdraaid zodat de geretourneerde verpak-10 king wordt getransporteerd terwijl hij wordt geleid door de verticale wand 12a2 of 12a2 van de verpakking-ruimte A2 of A2 in het magazijn 12.

Fig. 2B is een axonometrisch aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding als een geheel. Het magazijn 12 is 15 door middel van de as 13 opgehangen aan de arm 14. De arm 14 omvat een verticaal armgedeelte 14b, dat is verbonden met een horizontaal armgedeelte 14a, waaraan de as 13 is opgehangen. De as 13 is verbonden met een aandrijfpoelie 140, door middel waarvan de as 13 en het verbonden magazijn 12 20 worden geroteerd door de motor Mx. De aftaster 200 is aangebracht in het in de figuur getoonde station B2 en gepositioneerd aan de zijkant. De benedenliggende verpakking-bewer-kingsinrichting 15, bij voorkeur een pers, bevat een perstrommel 16, die is voorzien van een groef U, waarin de 25 lagerwielen 22alf 22a2, 22a3, 22a4 zijn aangebracht, welke lagerwielen verder op het machinechassis R rusten en waarvan de functie bestaat uit het lageren van de trommel 16 zodat deze ronddraait, en het regelen van de draaiing van genoemde trommel 16. De binnentrommel 17 wordt geroteerd door de 30 motor M2. De draai-overbrenging wordt door middel van wrij-vingscontact vanaf de aandrijftrommel 17 overgebracht op de buitentrommel 16.

Fig. 3A toont het magazijn op een vergrote schaal. Ter-wille van de duidelijkheid van de afbeelding en teneinde de 35 binnenconstructie van het magazijn 12 te tonen, is de gebogen wand 12ax uit de afbeelding in de figuur weggelaten. De arm 14a is met de grondplaat 20 verbonden door middel van een gelede verbinding zodat de arm 14a kan worden verdraaid rond de verticale as X2, en dus eveneens het horizontale 1 0 06 1 90 9 armgedeelte 14b op de arm 14a en de geleidingswand 12οχ.

Zoals afgebeeld fig. 3B, is de arm 14a, 14b verdraaid naar een positie waarin het magazijn 12 op afstand van de grondplaat 20 is gebracht. In zo'n geval kunnen eventuele 5 blokkeringen en verontreinigingen van de inrichting worden verwijderd. Fig. 3B toont verder de geleidingswanden 12Cj en 12c2, door middel waarvan de geretourneerde verpakking in de ruimte A3 of A2 in die ruimte wordt gehouden gedurende de overbrengingen tussen de stations B3, B2 en B3. Fig. 3B toont 10 de openingen 21aw 21a2 en 21a3. In de opening 21a2 is een schijf aangebracht 18, door middel waarvan de geretourneerde verpakking wordt rondgedraaid. In de opening 21a3 is een meetbasis 19 gemonteerd, die is aangebracht door middel van een gewricht 190 om te worden verzwenkt tegen de veerkracht 15 van een veer/veren 191 in, in welk geval, met behulp van een afslagschakelaar 192, informatie wordt geleverd aan de centrale eenheid 100 wanneer een volle verpakking op de meetbasis 19 is geplaatst. In zo'n geval wordt de retournering niet geaccepteerd.

20 Zoals afgebeeld in fig. 3B bevat de grondplaat 20 een opening 21a2 in het station Bw welke opening is afgedekt door een verzwenkbare/hellende plaat 19, en een opening 21a2 in het station B2, die is afgedekt door de geroteerde af-tastsschijf 18. In het station B3 bevindt zich een opening 25 21a3, via welke de geretourneerde verpakking in de eronder geplaatste pers 15 valt, in de ruimte tussen de perstrommels 16 en 17, vanuit welke ruimte de geretourneerde verpakking de gaping Ni tussen de trommels 16 en 17 binnengaat en wordt samengeperst tot een kleiner volume. De opening 21a3, dat wil 30 zeggen, de deponeringsruimte, wordt van de zijkant begrensd door een gebogen geleidingswand 12c2. Zoals afgebeeld 3B, is een gebogen geleidingswand 12c! verder verbonden met de verticale arm 14b, in welk geval de wand meedraait met de draaiing van de arm 14a.

35 In fig. 3C is de arm 14a teruggedraaid naar de be drijf spositie, in welk geval het magazijn 12 op de grondplaat 20 is geplaatst. Zo kan het magazijn 12 op de arm 14a, 14b worden verdraaid ten opzichte van de grondplaat 20.

Fig. 4 toont de totale constructie volgens de uitvin- 1 0 06 1 90 10 ding van bovenaf gezien. De ruimten A1 en A2 in het magazijn 12 zijn in het magazijn tegenover elkaar geplaatst, en in de plaat 20 bevat de inrichting een toevoerstation Bi; een af-taststation (code-leesstation) B2 en een deponeerstation B3.

5 Wanneer het magazijn 12 zodanig wordt geroteerd dat de ver-pakking-ruimte A2 vanaf station B2 naar station B2 beweegt, beweegt de wand 12b van het magazijn 12 om het toevoerstation Bi af te sluiten, waardoor in de aftastfase geen nieuwe retourneerbare verpakking in de verpakking-ruimte A2 of A2 in 10 het magazijn 12 kan worden gebracht. Dan sluit de wand 12b, bij voorkeur een gebogen wand, het toevoerstation of toe-voeropening B2 en blokkeert de toevoeropening Bx.

Fig. 5A toont de inrichting volgens fig. 4 gezien in de richting van de pijl k2 in fig. 4. De deponeeropening 21a3 15 bevat een geleidingsplaat 70, door middel waarvan, in het deponeerstation B3 na het lezen van de code van de verpakking de geretourneerde verpakking in de verpakking-bewerkingsin-richting 15, bij voorkeur een pers, kan worden gebracht.

Fig. 5B toont de inrichting volgens fig. 5A gezien in 20 de richting van de pijl k3 in fig. 5A. Teneinde de in de figuur weergegeven plaatconstructie 20 te tonen, is de af-tastschijf 18 uit het station B2 verwijderd. De geleider 70 is aangebracht om de deponeeropening 21a3 van onder te omgeven.

25 Fig. 5C toont een in het station B2 geplaatste aftast- schijf 18. De draaiende aftastschijf 18 is verbonden met een arm 18a, die is voorzien van een aandrijfwiel 18b, bij voorkeur een wrijvingswiel, dat is verschaft om te worden geplaatst tegen de buitenliggende draaitrommel 16 van de pers 30 15. De aandrijving van de trommel 16 wordt afgenomen van de trommel 17, die tegen de binnenzijde van de trommel 16 wordt gedrukt. De trommel 17 wordt in draaiing gebracht door de motor M2.

Fig. 6A is een afzonderlijke voorstelling van de meet-35 basis 19, bij voorkeur een cirkelvormige schijf, geplaatst in het station B2. Teneinde de voorstelling te verduidelijken en de binnenconstructies in het magazijn 12 te tonen, is de gebogen wand 12a2 uit de voorstelling in de figuur weggelaten. Zoals afgebeeld in fig. 6B, is de schijf 19 voorzien 10 06 1 90 11 van een scharnier om te verzwenken in een situatie waarin een volle verpakking in het toevoerstation Bx wordt gebracht. In zo'n geval levert een afslagschakelaar 192 de informatie aan de centrale eenheid 100, in welk geval de geretourneerde 5 verpakking niet wordt geaccepteerd voor verder transport door middel van het magazijn 12.

De streeplijn toont een onder de schijf 19 geplaatste detector 80, door middel waarvan het materiaal van de verpakking kan worden geïdentificeerd. De centrale eenheid 100 10 accepteert het materiaal of weigert het. In geval van weigering wordt de geretourneerde verpakking niet bewerkt, maar kan hij in het toevoerstation Bi blijven. De schijf 19 is bij voorkeur gemaakt van een kunststofmateriaal.

De cirkelvormige schijf 19 is vast verbonden met een 15 rechthoekig plaatgedeelte N. De plaat N is door middel van een aantal scharnieren 190 gemonteerd op het chassis R van de inrichting, bijvoorbeeld de grondplaat 20. Zo is de meet-schijf 19 gemonteerd om bij ondersteuning van de plaat N te draaien rond de as X3. De veerinrichtingen 191 zijn bijvoor-20 beeld zodanig verschaft dat zij op de plaat N inwerken bij de rand ervan, of de veerinrichtingen kunnen direct gemonteerd zijn op de assen van de scharnierinrichtingen 190. De afslagschakelaar 192 bevindt zich op een afstand van het vlak van de plaat N wanneer een gewicht niet op de meetbasis 25 19 inwerkt. Wanneer een overmatig zwaar, bijvoorbeeld vol, blikje op de meetschijf 19 wordt geplaatst, wordt de plaat N verzwenkt en begint in te werken op de afslagschakelaar 192, van waar de informatie wordt doorgegeven aan de centrale eenheid 100, en de verpakking wordt niet geaccepteerd. In 30 zo'n geval wordt het lampje Cj in het frontpaneel van de inrichting ingeschakeld, wat voor de persoon die de verpakking retourneert een aanwijzing is dat de retourneerbare verpakking uit het toevoerstation B3 moet worden verwijderd.

De inrichting kan ook een inrichting Ca bevatten die een 35 geluidssignaal voortbrengt, in welk geval, bij weigering, zowel een geluidssignaal als een lichtsignaal worden gegeven.

- conclusies - 1006 1 90

Claims

1. Inrichting voor het hanteren van retourneerbare verpakkingen, zoals flessen en/of blikjes, welke inrichting (10) bestaat uit een draaibaar magazijn (12) dat verpakking- 5 ruimten (A1,A2) omvat en dat dient om retourneerbare verpakkingen vanuit een toevoerstation (BI) verder te transporteren naar een identificatiestation (B2) dat na het toevoerstation (BI) is opgesteld en waarin de geretourneede verpakking geïdentificeerd wordt, waarbij de inrichting een stati-10 on omvat waarin de geretourneerde verpakking wordt overgebracht indien deze in het identificatiestation (B2) is opgenomen, met het kenmerk, dat de inrichting een motor (Ml) omvat voor het draaien van het magazijn (12), welk magazijn een buitenwand (12b) bezit, die wanneer het magazijn door 15 middel van de motor (Ml) wordt geroteerd tot voor de toe-voeropening (BI) beweegt en de toevoeropening afsluit wanneer de verpakking in het identificatiestation (B2) wordt getest, waarbij de besturing van het magazijn (12) zodanig is uitgevoerd dat de geretourneerde verpakking, als deze bij 20 de in het identificatiestation verrichte identificatie niet wordt geaccepteerd, naar het toevoerstation (BI) wordt teruggebracht door het magazijn (12) door middel van de motor (Ml) te verdraaien.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de inrichting middelen (15) omvat voor het hanteren van geretourneerde verpakkingen, in het bijzonder een pers, door middel waarvan de geretourneerde verpakking wordt geperst of geplet tot een kleiner volume, waarbij de door de hante-ringsinrichting bewerkte geretourneerde verpakking vervol-30 gens wordt overgebracht naar de opslagruimte (J).

3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke verpakking-ruimte (A1,A2) een verticale wand (12al,12a2) bevat, door middel waarvan de geretourneerde verpakking wordt getransporteerd door het 35 draaien van het magazijn (12).

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een aftastorgaan bevat, door middel waarvan de verpakking wordt geïdentificeerd 1006190 wanneer deze wordt rondgedraaid in het identificatiestation (B2) achter het toevoerstation (BI), waarbij de op de geretourneerde verpakking aangebrachte streepjescode wordt afgelezen door middel van het aftastorgaan.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het magazijn (12) een centrale as (13) bevat, op de ondersteuning waarvan het magazijn wordt geroteerd, en dat de as (13) een aandrijfwiel (140) bevat, van waar de as (13) wordt geroteerd door middel van een motor 10 (Ml), en dat het magazijn (12) is opgehangen door middel van een ophanginrichting (14), die een horizontale arm (14a) bevat en een arm (14b), die ten opzichte van genoemde horizontale arm verticaal staat, in welk geval het magazijn weggeschoven kan worden van de grondplaat (20), die door middel 15 van een gelede verbinding is opgehangen aan de ophangarm (14), voor het reinigen ervan.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de grondplaat (20) een in het toevoer-station (BI) geplaatste meetschijf (19) bevat, op welke 20 schijf de retourneerbare verpakking eerst wordt geplaatst, en welke meetschijf (19) is aangebracht op een scharnierin-richting (190) en is gemonteerd om te worden verzwenkt tegen de veerkracht van een veer (191) in, en dat is voorzien in een afslagschakelaar (192), door middel waarvan verzwenking 25 van de meetschijf (19) wordt gedetecteerd wanneer een volle verpakking op de meetschijf (19) is geplaatst en wanneer de afslagschakelaar (192) wordt geactiveerd, waarbij de centrale eenheid (100) informatie over die niet te accepteren geretourneerde verpakking ontvangt en een met het frontpaneel 30 (Tl) van de inrichting (10) verbonden indicatielampje (Cl) wordt ingeschakeld, in welk geval de persoon die de verpakking geretourneerd heeft, de geretourneerde verpakking uit het toevoerstation (BI) kan verwijderen.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de grondplaat (20) een draaibare schijf (18) in het identificatiestation (B2) bevat, door middel van welke schijf (18) de geretourneerde verpakking wordt rondgedraaid om de code, bij voorkeur een streepjescode, die op de zijkant van de verpakking is aangebracht, af te lezen door 1 0 06 1 90 middel van een scanner (200) of dergelijke.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het magazijn (12) rond de centrale as (XI) wordt gedraaid en dat het toevoerstation (BI) en het 5 identificatiestation (B2) onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de zijde van het magazijn (12) tegenover het toevoerstation (BI) een deponeerstation (B3) is aangebracht, 10 dat bestaat uit een opening (21a3) in de grondplaat (20), door welke opening de geretourneerde verpakking, die eerder in het identificatiestation (B2) werd geïdentificeerd, in de verpakking-bewerkingsinrichting (15), in het bijzonder een pers, valt.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat als pers (15) een op zich bekende pers wordt toegepast, voorzien van twee trommels (16,17), waarbij één trommel (17) is aangebracht binnen de andere trommel (16), en dat beide trommels op een op zich bekende wijze 20 worden rondgedraaid door middel van een aandrijving die wordt afgenomen van een motor (M2), en dat in de inrichting de aandrijving van de aftastschijf (18) van één van de andere trommels (16, 17) wordt afgenomen door een op de as (18a) van de aftastschijf (18) gemonteerd aandrijfwiel (18b) dat 25 tegen één van de trommels (16, 17) wordt aangedrukt.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de aandrijving van de aftastschijf (18) wordt afgenomen van de buitentrommel (16).

12. Werkwijze voor het hanteren van retourneerbare ver-30 pakkingen, waarbij een retourneerbare verpakking, zoals een fles of een blikje, wordt gebracht in een toevoerstation (BI) van de inrichting in de verpakking-ruimte (A1,A2) in het draaibare magazijn (12) waarbij de wand (12b) van het magazijn naar het toevoerstation (BI) wordt gebracht om het 35 toevoerstation (BI) af te sluiten in de fase waarin de verpakking verder getransporteerd wordt, in welk geval geen andere verpakking in het toevoerstation (BI) in de verpakking-ruimte (Al,A2) in het magazijn kan worden gebracht, met het kenmerk, dat de geretourneerde verpakking in het toevoersta- 1 006 1 90 tion (BI) wordt geïdentificeerd voor wat betreft het gewicht ervan, en wanneer de geretourneerde verpakking wordt geaccepteerd, de geretourneerde verpakking door het verdraaien van het magazijn (12) door middel van een motor (Ml) wordt 5 overgebracht naar het identificatiestation (B2), waarin de geretourneerde verpakking wordt geïdentificeerd, en dat, na identificatie, de geretourneerde verpakking verder getransporteerd wordt of wanneer de verpakking niet geaccepteerd wordt, deze weer naar het toevoerstation (BI) wordt terugge- 10 bracht door het magazijn (12), door middel van de motor (Ml) in tegenovergestelde richting te verdraaien.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de geretourneerde verpakking na identificatie wordt toegevoerd aan een bewerkingsinrichting (15), bij voorkeur 15 een pers.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de verpakking door middel van de verticale wanden (12al, I2a2) van de stations (A1,A2) wordt getransporteerd door het magazijn (12) te verdraaien met behulp van de motor 20 (Ml).

15. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 14, met het kenmerk, dat in het identificatiestation de code, bij voorkeur een streepjescode, die is aangebracht op de geretourneerde verpakking wordt afgelezen door middel van een 25 scanner of dergelijke, en dat de aftastschijf (18) wordt verdraaid door middel van de aandrijving die wordt afgenomen van de motor (M2) van de persinrichting (15).

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de aandrijving van de aftastschijf (18) wordt afgenomen 30 van de perstrommel (16) van de pers (15), in het bijzonder van de buitenomtrek van de trommel, door het op de as (18a) van de aftastschijf (18) gemonteerde aandrijfwiel (18b) in aanraking met de buitenomtrek van de perstrommel (16) te drukken.

17. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 16, met het kenmerk, dat het signaallampje (Cl) wordt ingeschakeld in verbinding met het frontpaneel (Tl) van de inrichting in een fase waarin een verpakking niet geaccepteerd wordt. 1 006 1 90

18. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 17, met het kenmerk, dat de apparatuur een inrichting (Cl) bevat die een geluidssignaal voortbrengt, dat wordt voortgebracht in een fase waarin een geretourneerde verpakking niet geaccep- 5 teerd wordt.

19. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 18, met het kenmerk, dat als in de inrichting een bedrijfsstoring optreedt, de wand (12b) van het magazijn (12) wordt gepositioneerd om het toevoerstation (BI) af te sluiten, in welk 10 verband in die fase geen verpakking in de verpakking-ruimte (Al,A2) in het magazijn (12) kan worden gebracht. 10 061 80