<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het verbranden van een gas.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbranden van een gas, voorzien van een branderbuis, waaraan inwendig een gas-luchtemengsel wordt toegevoerd en waarvan de bovenwand de opstaande zijwanddelen en het bovenwanddeel vormt van een smallere, zich in de langs- richting van de branderbuis uitstrekkende, uitlaatkamer, welke in het boven- wanddeel een aantal, in de langsrichting op afstanden van elkaar gelegen, branderopeningen voor het vormen van hoofdvlammen bezit, terwijl, aan weerszijden van de hoofdvlammen, langgerekte hulpvlammen worden gevormd, welke, via smooropeningen in de branderbuis, met een klein gedeelte van het gas-luchtmengsel worden gevoed.
In een bekende uitvoering van een dergelijke inrichting zijn, aan weerszijden, tussen de branderbuis en in de langsrichting verlopende, met de branderbuis verbonden, zijelementen hulpkamers gevormde waarin de smooropeningen uitmonden. Tussen de bovenote eindranden van deze zijelementen en de zijwanddelen van de uitlaatkamer zijn smalle spleten opengelaten, via welke het, door de smooropeningen stromende, kleine gedeelte van het
<Desc/Clms Page number 2>
gas-luchtmengsel uittreedt en de,zich over de gehele lengte van de branderbuis uitstrekkende, boven deze spleten brandende, hulpvlammen voedt.
Deze.hulpvlammen vergemakkelijken enerzijds, bij het aansteken van de inrichting, de ontsteking van de hoofdvlammen en zorgen voorts, indien hoofdvlammen, tengevolge van een drukstoot in de toevoer van het gas-luohtmengsel, van hun branderopeningen weggeblazen zouden worden, voor het onmiddellijk opnieuw ontsteken van het, uit de betreffende branderopeningen ontsnappende, gas-luchtmengsel.
De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting voor het verbranden van een gas te verschaffen, welke een zeer vereenvoudigde constructie bezit.
Hiertoe wordt de inrichting voor het verbranden van een gas volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de bovenwand van de brande.rbuis zich, aan weerszijden, vanaf de onderzijde van het zijwanddeel van de uitlaatkamer, op een geringe afstand van dit zijwanddeel, tot een geringere hoogte dan het bovenwanddeel van de uitlaatkamer, in bovenwaartse richting uitstrekt en met het zijwanddeel een goot vormt, terwijl de smoor- openingen in de bodem, respectievelijk in de nabijheid van de bodem van deze goten zijn aangebracht. geen
Volgens de uitvinding zijn derhalve.extra zijelementen meer noodzakelijk, daar de vormgeving van de bovenwand van de branderbuis zodanig is, dat, ter weerszijden van de uitlaatkamer, zich over de gehele lengte van de branderbuis uitstrekkende hulpvlammen ontstaan.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een dwarsdoorsnede van een uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding voor het verbranden van een gas weergeeft.
De weergegeven inrichting volgens de uitvinding voor het verbranden van een gas omvat een metalen branderbuis 1, die is samengesteld uit een in hoofdzaak U-vormig lichaam 2, waaraan aan weerszijden een zij- flens 3 is gevormd en een bovenste branderbuisgedeelte 4, dat eveneens
<Desc/Clms Page number 3>
zijflenzen 3' omvat, die op de zijflenzen 3 van het lichaam 2 bevestigd zijn.
Het bovenste branderbuisgedeelte 4 vormt de opstaande zij- wanddelen 5 en het bovenwanddeel 6 van een smallere, zich in de langs- richting van de branderbuis 1 uitstrekkende, uitlaatkamer 7, welke in het bovenwanddeel 6 een aantal, in de langsrichting op afstanden van elkaar gelegen, sleufvormige branderopeningen 8 bezit, die zich in het verticale middenlangsvlak van de branderbuis 1 uitstrekken.
EMI3.1
In de branderbuis 1 is een, vanni%laatopeningen 9 iniorziene. toevoerleiding 10 voor het toevoeren van een gae-luchtms!IE3el aangebracht, waarbij deze uitlaatopeningen 9, op bekende wijze, zodan3.g 'over 'doz'e toe- voerleiding 10 gerangschikt zijn, dat het gas-luchtmengsel de u1tlaatkemeT 7 over de gehele lengte met ongeveer gelijke druk bereikt.
De bovenwand 4 van de branderbuis 1 strekt zich, asn uoera- zijden, vanaf de onderzijde van het betreffende zijwanddel 5 van r8e uitlaatkamer 7, op een geringe afstand van dit 2ijwSIl'd-d.e.el bzz tot een geringere hoogte dan het bovenwanddeel 8 van 'de a3tlaatkaea 7, in bevein- waartse richting uit, waardoor naast de uitlaatkamer ? igfióh#a '1 1Wit3:rde.!i!. gevormd. In de nabijheid van de bodem van deze goten 11 zijn, over de
EMI3.2
lengte van de branderbuis 1 verdeeld, in e opstaande wandd-ei'sn 12 eea aantal smooropeningen 13 aangebracht, via 'welke -en klein gedlirelte W>an Jh.e1tï gas-luchtmengsel uit de branderbuis z ltan ontsnappen. Be Bm'Q'OrQprft11\I. ,, kunnen, als alternatief, ook in de bodem man de .goten 11, Dfw in c7. a*bij- heid van deze bodem, in de zijwanddelen 5 zijn gevormd.
Tijdens het in bedrijf zijn van d'e hierib'OTem 1breisch:reWJn inrichting voor het verbranden van een gas worden door het, 'Uit de BLeui- vormige' branderopeningen 8 stromende hoofd-gas-luohtmengsel de hoofd- vlammen gevormd. Het uit de smooropeningen 13 stromende, kleine gedeelte van het gas-luchtmengsel verdeelt zich over de goten 11 en komt aan de bovenzijde hiervan tot ontbranding, waardoor, aan weerszijden van de
<Desc/Clms Page number 4>
uitlaattkamer 7, een langgerekte hulpvlam wordt gevormd.
De uitvinding is niet beperkt tot het, in de tekening weergegeven, uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende manieren, binnen het kader der uitvinding, gevarieerd kan worden.
C o n c l u s i e :
1. Inrichting voor het verbranden van een gas, voorzien van een branderbuis. waaraan inwendig een gas-luchtmengsel wordt toegevoerd en waarvan de bovenwand de opstaande zijwanddelen en het bovenwanddeel vormt van. een smallere,, zich in de langsrichting van de branderbuis uitstrekkende, uitlaatkamer, welke in het bovenwanddeel een aantal, in de langsrichting op afstanden, van elkaar gelegen, branderopeningen voor het vormen van hoofd- vlammen bezit, terwijl, aan weerszijden, van de hoofdvlammen, langgerekte hulpvalammen worden, gevormde welke, via smooropeningen in de branderbuis, met een klein:
gedeelte van het gas-luchtmengsel worden gevoed, met t het k. e n m e r k, dat de bovenwand van de branderbuis zich, aan weers- zijden, vanaf de onderzijde van het zijvanddeel van de uitlaatkamer, op een. geringe afstand van dit zijwanddeel, tot een geringere hoogte dan het bouvenwanddeel van de uitlaatkamer, in bovenwaartse richting uitstrekt en met het. zijwanddeel een goot vormt, terwijl de smooropeningen in de bodem, respectievelijk in de nabijheid van de bodem van deze goten zijn aangebracht. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.