[go: up one dir, main page]

BE1025555B1 - Opbouw van een frame voor een scherminrichting - Google Patents

Opbouw van een frame voor een scherminrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1025555B1
BE1025555B1 BE2017/5646A BE201705646A BE1025555B1 BE 1025555 B1 BE1025555 B1 BE 1025555B1 BE 2017/5646 A BE2017/5646 A BE 2017/5646A BE 201705646 A BE201705646 A BE 201705646A BE 1025555 B1 BE1025555 B1 BE 1025555B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
elements
frame
screen
screening
end piece
Prior art date
Application number
BE2017/5646A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025555A1 (nl
Inventor
Erik Albert Elisa Edmond Wilms
Original Assignee
Jos Wilms N.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jos Wilms N.V. filed Critical Jos Wilms N.V.
Priority to BE2017/5646A priority Critical patent/BE1025555B1/nl
Priority to EP18193650.1A priority patent/EP3453823A1/en
Publication of BE1025555A1 publication Critical patent/BE1025555A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025555B1 publication Critical patent/BE1025555B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/02Shutters, movable grilles, or other safety closing devices, e.g. against burglary
    • E06B9/08Roll-type closures
    • E06B9/11Roller shutters
    • E06B9/17Parts or details of roller shutters, e.g. suspension devices, shutter boxes, wicket doors, ventilation openings
    • E06B9/17007Shutter boxes; Details or component parts thereof
    • E06B9/17023Shutter boxes; Details or component parts thereof made of more than two pieces
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/02Shutters, movable grilles, or other safety closing devices, e.g. against burglary
    • E06B9/08Roll-type closures
    • E06B9/11Roller shutters
    • E06B9/17Parts or details of roller shutters, e.g. suspension devices, shutter boxes, wicket doors, ventilation openings
    • E06B9/17061Connection of the box to the guides
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/40Roller blinds
    • E06B9/42Parts or details of roller blinds, e.g. suspension devices, blind boxes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/56Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
    • E06B9/58Guiding devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Operating, Guiding And Securing Of Roll- Type Closing Members (AREA)

Abstract

Scherminrichting met een afschermkast en twee laterale geleiders die zich aan weerszijden van de afschermkast neerwaarts uitstrekken, waarbij de afschermkast voorzien is van een schermrol en een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm dat aan één van zijn zijden aan de schermrol bevestigd is, en waarbij de laterale geleiders voorzien zijn voor het geleiden van het scherm wanneer het scherm wordt op- en afgerold, waarbij de afschermkast en de laterale geleiders elk gevormd zijn met een frame dat een lengterichting vertoont, en waarbij minstens één frame opgebouwd is met eerste elementen en tweede elementen die zich elk over nagenoeg de gehele lengte van het frame uitstrekken en die in de lengterichting minstens gedeeltelijk schuifbaar met elkaar gekoppeld zijn, waarbij de eerste elementen vervaardigd zijn uit een eerste materiaal en waarbij de tweede elementen vervaardigd zijn uit een tweede materiaal dat een hogere uitzettingscoëfficiënt heeft dan het eerste materiaal.

Description

Opbouw van een frame voor een scherminrichting
De uitvinding heeft betrekking op een scherminrichting met een afschermkast en twee laterale geleiders die zich aan weerszijden van de afschermkast neerwaarts uitstrekken, waarbij de afschermkast voorzien is van een schermrol en een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm dat aan een van zijn zijden aan de schermrol bevestigd is, en daarbij de laterale geleiders voorzien zijn voor het geleiden van de laterale zijde van het scherm wanneer het scherm wordt open afgerold.
Verschillende soorten scherminrichtingen zijn bekend. De meest voorkomende soorten zijn rolluiken en sereens. Bij rolluiken is het scherm opgebouwd door een aaneenschakeling van lamellen. Bij sereens wordt het scherm gevormd door een doek. Scherminrichtingen kunnen om verschillende redenen geplaatst worden, waaronder het beperken van invallend zonlicht, het beperken van inkijk, het verhogen van de weerstand tegen inbraak, het verbeteren van de energieprestaties, enz.
Dergelijke scherminrichtingen worden typisch aan de buitenkant van een gebouw geplaatst. Dit wil zeggen dat het scherm voorzien is om zich langs de buitenzijde van een raam of deur uit te strekken. Daarmee wordt niet uitgesloten dat een gedeelte van de scherminrichting minstens gedeeltelijk ingewerkt of ingebouwd wordt in het gebouw. Zo kan een afschermkast boven het raam voorzien worden met een opening naar de binnenzijde van het gebouw, terwijl het scherm toch voorzien is om zich aan de buitenzijde van het raam uit te strekken. Dergelijke scherminrichting wordt in de huidige beschrijving eveneens beschouwd als scherminrichting die aan de buitenzijde van het gebouw voorzien is.
Verder zijn verschillende types van scherminrichtingen bekend, gaande van scherminrichtingen waarbij nagenoeg de gehele afschermkast en geleiders aan het zicht onttrokken zijn, zoals bekend uit bijvoorbeeld EP 2725181, tot types die volledig opgebouwd worden tegen een buitengevel, waardoor de gehele afschermkast en laterale geleiders zichtbaar zijn. Ook tussenliggende types zijn bekend, waarbij de afschermkast en/of de laterale geleiders gedeeltelijk ingebouwd worden en dus ook gedeeltelijk zichtbaar zijn.
Het is een doel van de uitvinding om een scherminrichting te voorzien met een verbeterde kwaliteit en/of functionaliteit van de scherminrichting en/of de scherminrichting goedkoper te vervaardigen zonder afbreuk te doen aan kwaliteit en/of functionaliteit.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een scherminrichting waarbij de afschermkast en de laterale geleiders elk gevormd zijn met een frame dat een lengterichting vertoont, en waarbij minstens een frame opgebouwd is met eerste elementen en tweede elementen die zich elk over nagenoeg de hele lengte van het frame uitstrekken en die in de lengterichting minstens gedeeltelijk schuifbaar met elkaar gekoppeld zijn, waarbij de eerste elementen vervaardigd zijn uit een eerste
BE2017/5646 materiaal en waarbij de tweede elementen vervaardigd zijn uit een tweede materiaal dat een hogere uitzettingscoëfficiënt heeft dan het eerste materiaal.
De uitvinding is minstens gedeeltelijk gebaseerd op het inzicht dat de uitzettingscoëfficiënt van materialen waarmee de afschermkast en/of geleiders vervaardigd zijn een grote invloed hebben op de levensduur als ook op de werking van de scherminrichting. Dit inzicht komt voort uit de observatie dat de afschermkast en/of geleiders over de seizoenen heen vaak aan grote temperatuursveranderingen blootgesteld worden. Wanneer zonlicht in de zomer rechtstreeks op een afschermkast, geleider of gedeelte daarvan invalt, kan de temperatuur hiervan plaatselijk gemakkelijk oplopen tot 60 graden en meer. Tijdens winterse periodes kan deze temperatuur dalen tot -20°C en lager. Een verder fenomeen dat optreedt, bijvoorbeeld wanneer een scherminrichting gedeeltelijk of geheel ingebouwd is, is dat temperatuurverschillen tussen bijvoorbeeld voorkant en achterkant van de scherminrichting groot kunnen zijn, waardoor interne spanningen ontstaan. Deze temperatuurverschillen kunnen bijvoorbeeld extreem worden wanneer een deel van de scherminrichting rechtstreeks aan zonlicht blootgesteld wordt terwijl een ander deel van de scherminrichting tegen een binnenmuur aanligt.
Moderne woningen worden vaak voorzien van grote glaspartijen waardoor in de markt meer vraag komt naar scherminrichtingen met grote afmetingen. Daarbij zal voor de vakman duidelijk zijn dat de goede werking van grote scherminrichtingen, blootgesteld aan de hierboven beschreven temperatuurverschillen, niet zomaar gegarandeerd is. De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat bij scherminrichtingen met grote afmetingen, bijvoorbeeld met een afschermkast en/of geleiders langer dan 3 meter, rekening gehouden moet worden met uitzetting van de materialen.
In de praktijk wordt de scherminrichting typisch op verschillende plaatsen vastgezet aan het gebouw. Rolluiken worden typisch op de gevelbekleding vastgezet terwijl sereens typisch op het raam vastgezet worden. Ramen kunnen vervaardigd worden uit staal, aluminium, kunststof of hout. Elk van deze materialen heeft een eigen uitzettingscoëfficiënt. Wanneer een scherminrichting op meerdere plaatsen met het raam of met de gevel verbonden wordt, zal het verschil in uitzettingscoëfficiënt tussen de verschillende materialen spanningen genereren wanneer het geheel aan temperatuurverschillen blootgesteld wordt.
Door een frame van een scherminrichting op te bouwen uit verschillende materialen, kan een goedkoper frame gebouwd worden. Door de verschillende materialen in de lengterichting schuifbaar met elkaar te verbinden, zullen temperatuurverschillen niet cumuleren van interne spanning bewerkstelling, maar kunnen de verschillende elementen in de lengterichting ten opzichte van elkaar schuiven. Hierdoor kan kromtrekken of vervormen van elementen van het frame ten gevolge van spanningen voorkomen worden. Dit verbetert de werking en functionaliteit van de scherminrichting. De vakman zal namelijk begrijpen dat wanneer elementen van een frame
BE2017/5646 uitzetten en daardoor vervormen, deze vervorming zich vaak naar binnen in het frame zal richten. In extreme omstandigheden kan dit de goede werking van de scherminrichting blokkeren. Uitzetting van materialen ten gevolge van temperatuurverschillen, zal zich vooral in de lengterichting van het frame manifesteren. Door de verschillende elementen in de lengterichting schuifbaar met elkaar te verbinden, zullen temperatuurverschillen en bijbehorende verschillen in uitzetting kunnen opgevangen worden door het schuiven van de elementen ten opzichte van elkaar. Hierdoor worden geen noemenswaardige interne spanningen opgebouwd, en zal bijgevolg geen vervorming optreden. Dit laatste garandeert dat de kwaliteit en functionaliteit van de scherminrichting optimaal blijft.
Bij voorkeur bevat het minstens een frame een eindstuk waarin minstens een van de eerste en tweede elementen schuifbaar met het eindstuk verbonden zijn. Door het schuifbaar verbinden van minstens een van de eerste en tweede elementen met het eindstuk, kunnen eerste en tweede elementen enerzijds schuiven ten opzichte van elkaar en anderzijds schuiven ten opzichte van het eindstuk zodat de eerste en tweede elementen spanningsvrij ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het eindstuk kunnen bewegen. Dit laat de eerste elementen en tweede elementen toe om ten gevolgen van de temperatuurverschillen langer en korter te worden zonder daarbij gehinderd te worden.
Bij voorkeur zijn de eerste elementen vast verbonden met het eindstuk en zijn de tweede elementen ten opzichte van het eindstuk verschuifbaar in de lengterichting. De eerste elementen zijn vervaardigd uit een materiaal met een lagere uitzettingscoëfficiënt dan het tweede element. De eerste elementen zullen daarom een geringere uitzetting vertonen bij temperatuurverschillen dan de tweede elementen. De eerste elementen zullen daarom beter maatvast zijn dan de tweede elementen. Het zal daarom voordelig zijn om de eerste elementen vast te verbinden met het eindstuk, omdat deze minder sterk uitzetten en inkrimpen. De tweede elementen kunnen dan verschuifbaar verbonden worden met het eindstuk zodat het verschil in uitzetting en inkrimping van de tweede elementen ten opzichte van de eerste elementen door het schuiven van de tweede elementen in het eindstuk en door het schuiven van de tweede elementen ten opzichte van de eerste elementen kan opgevangen worden.
Bij voorkeur vertoont het eindstuk een kamer waarin langseinden van de tweede elementen zich kunnen uitstrekken. Verder bij voorkeur heeft de kamer minstens een wand die minstens gedeeltelijk overlapt, in de lengterichting, met de tweede elementen. Door een kamer te voorzien, en in het bijzonder minstens een wand te voorzien die in de lengterichting overlapt met de tweede elementen, kan het frame technisch eenvoudig afgesloten worden, bijvoorbeeld hoofdzakelijk wind- of spatwater- of waterdicht gevormd worden, terwijl de tweede elementen toch kunnen bewegen ten opzichte van de eerste elementen en het eindstuk. Dit laat toe om het
BE2017/5646 frame dicht te maken en zo te verhinderen dat water en/of vuil ongewenst in het frame terechtkomt. In dit kader zal duidelijk zijn dat wanneer geen overlapping voorzien wordt, en wanneer de temperatuur daalt, de tweede elementen korter zullen worden zodat een spleet zal ontstaan tussen het eindstuk en de tweede elementen, via welke spleet vuil en/of water het frame zou kunnen binnendringen. Door de overlapping en door de kamer waarin de tweede elementen kunnen bewegen, wordt dit vermeden.
Bij voorkeur vormen de eerste elementen een geraamte dat voorzien is om minstens de lengte van het frame vast te bepalen. De eerste elementen hebben een lagere uitzettingscoëfficiënt dan de tweede elementen zodanig dat de eerste elementen minder uitzetten en inkrimpen ten gevolge van de temperatuurwijzigingen. Daarom zijn de eerste elementen bij voorkeur maat bepalend voor het frame. Door met de eerste elementen een geraamte te voorzien, wordt het frame stabiel gerealiseerd. Daarmee wordt de lengte van het frame bepaald door de lengte van de eerste elementen.
Bij voorkeur zijn de eerste elementen voorzien om verbonden te worden met het gebouw zodat daardoor de positie van de scherminrichting ten opzichte van het gebouw vast bepaald is. Omdat de eerste elementen de laagste uitzettingscoëfficiënt hebben, is het voordelig om deze eerste elementen met het gebouw te verbinden. Daarbij zijn de tweede elementen bij voorkeur niet vast verbonden met het gebouw zodanig dat de tweede elementen kunnen verschuiven ten opzichte van het gebouw en ten opzichte van de eerste elementen. Dit laat toe aan de scherminrichting om te werken ten gevolge van temperatuurverschillen zonder dat noemenswaardige interne spanningen ontstaan.
Bij voorkeur zijn in de lengterichting van het frame, op een positie, de tweede elementen vastgezet ten opzichte van de eerste elementen. Door de tweede elementen op een positie vast te zetten ten opzichte van de eerste elementen wordt de stabiliteit van het frame verhoogd. Verder vergemakkelijkt het de werking van de scherminrichting.
In een eerste uitvoeringsvorm bevat het minstens een frame een tweede eindstuk waarmee de eerste en tweede elementen vast verbonden zijn. In deze uitvoeringsvorm zijn dus de tweede elementen vastgezet ten opzichte van de eerste elementen ter plaatse van het tweede eindstuk. Wanneer de eerste en tweede elementen ten opzichte van elkaar schuiven door verschillen in uitzetting of inkrimping, zal deze verschuiving ter plaatse van het eerste eindstuk kunnen opgevangen worden.
In een tweede uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede elementen ter plaatse van een centrale zone met elkaar verbonden. Wanneer de eerste en tweede elementen met elkaar verbonden zijn ter plaatse van een centrale zone, zal het verschil in lengte ten gevolge van uitzetting en inkrimping ter plaatse van beide langseinden nagenoeg gelijk zijn. In een dergelijke
BE2017/5646 uitvoeringsvorm is bij voorkeur het eindstuk aan twee langseinden voorzien. Het eindstuk laat toe om minstens een van de elementen, en bij voorkeur de tweede elementen te laten schuiven in de langsrichting. Wanneer de elementen centraal met elkaar verbonden zijn, zal het lengteverschil dat aan een langseinde moet opgevangen worden kleiner zijn dan wanneer de eerste en tweede elementen ter plaatse van een langseind met elkaar verbonden zijn.
Bij voorkeur is een metaal gekozen als eerste materiaal en een kunststof gekozen als tweede materiaal. Kunststof is typisch goedkoper te vervaardigen en heeft typisch een grotere uitzettingscoëfficiënt. Door de eerste elementen uit een metaal te vervaardigen, kan een metalen geraamte gevormd worden die de maat van het frame vast bepaald. Tussen de eerste elementen uit metaal kunnen kunststof panelen geplaatst worden die het frame sluiten, die goedkoop zijn, en die schuifbaar verbonden zijn ten opzichte van de metalen elementen. Alternatief kan het gehele frame gevormd worden door kunststof panelen, waarbij metalen verstevigingselementen in of aan de panelen aangebracht zijn.
Bij voorkeur is de scherminrichting voorzien om minstens gedeeltelijk ingebouwd te worden in een gebouw, en zijn de delen die in de ingebouwde toestand zichtbaar zijn van het minstens een frame, gevormd door de eerste elementen. Een scherminrichting wordt typisch aanzien als een luxeproduct, waarvan een luxe uitstraling verwacht wordt. Door de zichtbare elementen te vervaardigen uit het eerste materiaal, wat typisch een metaal is, wordt een solide en stevige indruk gewekt. De niet-zichtbare delen van het frame kunnen dan uit een goedkoper materiaal vervaardigd worden. Door de specifieke opbouw en verbinding van de eerste elementen en tweede elementen, kan een dergelijke opbouw met twee materialen gerealiseerd worden zonder dat ten gevolge van temperatuurverschillen interne spanningen optreden. Zoals hierboven reeds vermeld, kunnen interne spanningen voor vervorming van delen van het frame zorgen, welke vervorming de scherminrichting kan blokkeren.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
In de tekening laat :
figuur 1 een voorbeeld zien van een opbouw rolluik;
figuur 2 een voorbeeld zien van een inbouw screen;
figuur 3 een voorbeeld zien van een zijkant van een afschermkast waarin een uitvoeringsvorm van de uitvinding is geïmplementeerd;
figuur 4 een dwarsdoorsnede zien van de afschermkast volgens de uitvoeringsvorm uit figuur 3;
figuur 5 een dwarsdoorsnede zien van een afschermkast volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding;
BE2017/5646 figuur 6 een doorsnede zien van een eindstuk; en figuur 7 een principeschets zien van de eerste en tweede elementen ten opzichte van elkaar.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuur 1 toont een muur van een gebouw waarin twee openingen 2 voorzien zijn.
De openingen 2 zijn primair afgesloten door middel van een raam met glas. Voor het raam met glas is een scherminrichting 1 gemonteerd dat kan beschouwd worden als een secundaire afsluiting van de opening 2. De scherminrichting die links weergegeven is in de figuur, scherminrichting IA, toont een situatie waarin het scherm 5 half neergelaten is. De rechtse scherminrichting 1B toont een scherminrichting die nagenoeg volledig afgelaten is. Aflaten en optrekken van het scherm 5 gebeurt typisch door het afrollen respectievelijk oprollen van het scherm 5 op de schermrol in de afschermkast 3. Daarbij wordt het scherm typisch aan zijn laterale zijden vastgehouden door geleiders 4. Deze geleiders 4 worden ook schermgeleiders of laterale geleiders genoemd.
In de uitvoeringsvorm figuur 1 is de scherminrichting 1 gevormd als een rolluik. Een rolluik bevat typisch een scherm dat opgebouwd is uit meerdere lamellen die zij aan zij scharnierbaar met elkaar verbonden zijn. Dergelijke rolluiken zijn bekend en worden daarom in deze beschrijving niet verder beschreven.
Uit de verdere beschrijving zal duidelijk zijn dat de uitvinding toepasbaar is voor verschillende soorten en types van rolluiken. In de uitvoeringsvorm uit figuur 1 is de scherminrichting 1 van het type “opbouw”. Dit wil zeggen dat nagenoeg alle onderdelen waaronder de afschermkast 3 en de geleiders 4 aan de buitenzijde van de buitenwand gemonteerd zijn. Zo wordt de scherminrichting als het ware “op” de muur gebouwd. De vakman zal begrijpen dat de uitvinding eveneens toepasbaar is voor andere types, bijvoorbeeld “inbouw” type rolluiken of “half ingebouwde” types rolluiken.
Figuur 2 toont een scherminrichting 1 die van het type “inbouw” is. Dit wil zeggen dat nagenoeg alle onderdelen van de scherminrichting 1, waaronder de afschermkast 3 en de geleiders 4, “in” de muur gemonteerd zijn. Dit heeft als gevolg dat enkel de onderzijde van de afschermkast 3 zichtbaar is. Andere zijdes van de afschermkast zijn niet zichtbaar omdat de afschermkast in de muur, bijvoorbeeld tussen de buitenmuur en de binnenmuur, weggewerkt is. Op eenzelfde manier is van de geleiders 4 enkel de naar binnen gerichte zijde zichtbaar, en zijn de andere zijdes aan het zicht onttrokken.
De scherminrichting uit figuur 2 is een screen, waarin het scherm (niet weergegeven in figuur 2) gevormd is door een doek of gelijksoortig voorwerp. In de dwarsrichting wordt het doek typisch maar niet noodzakelijk gespannen gehouden door de geleiders 4. Bovenaan
BE2017/5646 wordt het doek vastgehouden door de schermrol en onderaan is een onderlat voorzien met een gewicht om het doek steeds onder een vooraf bepaalde minimale spanning te houden. De onderlat wordt typisch wel door de geleiders vastgehouden waardoor uitvoeringen waarbij het scherm zelf niet rechtstreeks door de geleiders wordt vastgehouden, wel nog beschouwd worden als inrichting waarbij de laterale geleiders voorzien zijn voor het op geleiden van de laterale zijden van het scherm wanneer het scherm wordt op- en afgerold een onrechtstreekse wijze. Namelijk het scherm wordt dan via de onderlat door de geleiders geleidt. Omdat dergelijke sereens bekend zijn, worden ze niet verder besproken in deze beschrijving.
Figuren 1 en 2 laten slechts enkele specifieke voorbeelden zien van scherminrichtingen waarin de uitvinding toepasbaar is. De vakman zal begrijpen dat scherminrichtingen ook gedeeltelijk kunnen ingebouwd worden. De afschermkast kan voorzien worden in of op de muur. Verder kan de afschermkast voorzien zijn om geopend te worden langs de buitenzijde van het gebouw, of om geopend te worden langs de binnenzijde van het gebouw om onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren. Al deze types, rolluik of screen, kunnen opgebouwd worden met de uitvinding.
De scherminrichting 1 wordt typisch op meerdere plaatsen vast bevestigd met het gebouw. De afschermkast en geleiders uit figuur 1 zijn vastgezet tegen de buitenste afwerkingslaag van het gebouw, bijvoorbeeld tegen de baksteen. In de uitvoeringsvorm uit figuur 2 zijn de afschermkast en de geleiders typisch vastgeschroefd tegen het raamprofiel. Op basis van de beschrijving hieronder zal duidelijk worden dat het voor de uitvinding irrelevant is met welk deel van het gebouw (raamprofiel of afwerkingslaag of ander) de scherminrichting mee verbonden is. Het feit dat de scherminrichting verbonden is met elementen van het gebouw maakt dat de effecten beschreven in deze beschrijving optreden, meer bepaald de effecten met betrekking tot uitzetting en al dan niet het optreden van interne spanningen daardoor.
De uitvinding is hoofdzakelijk gebaseerd op het inzicht dat scherminrichtingen over de seizoenen heen onderhevig zijn aan grote temperatuurverschillen. Daarbij is de scherminrichting niet noodzakelijk als geheel onderhevig aan deze verschillen, en zal vaak een buitenzijde of een zichtbare zijde van de scherminrichting aan grotere temperatuurverschillen onderhevig zijn dan een binnenzijde of een achterzijde van de scherminrichting. In het bijzonder wanneer verschillende materialen met elkaar verbonden worden, kunnen deze temperatuurverschillen interne spanningen veroorzaken. Hierboven is uitgebreid beschreven hoe interne spanningen er vervolgens voor kunnen zorgen dat de scherminrichting niet goed functioneert en/of dat de levensduur van de scherminrichting negatief beïnvloed wordt.
In de huidige beschrijving wordt een scherminrichting 1 beschouwd als samenstel van 3 frames, zijnde een frame die dat de afschermkast 3 vormt en 2 frames die telkens een
BE2017/5646 geleider 4 vormen. In elk van de frames kunnen verdere werkingselementen geplaatst worden, waaronder de schermrol met het scherm. De uitvinding zoals verder zal beschreven worden is toepasbaar op de geleiders, is toepasbaar op de afschermkast en is toepasbaar op de combinatie van geleiders en afschermkast. Elk frame heeft een lengterichting. Daarbij zal duidelijk zijn dat de lengterichting van het frame dat de afschermkast 3 vormt zich typisch horizontaal uitstrekt terwijl de lengterichting van het frame dat de geleiders vormt zicht typisch opstaand zal uitstrekken. Omdat de lengterichting overeenstemt met de richting waarin het frame de grootste afmeting vertoont, heeft uitzetting, en met name uitzettingsverschillen tussen materialen, het grootste effect in de lengterichting van het frame.
Volgens de uitvinding is elk frame opgebouwd uit een combinatie van een of meer eerste elementen en een of meerdere tweede elementen. Eerste elementen zijn vervaardigd uit een eerste materiaal en tweede elementen zijn vervaardigd uit een tweede materiaal dat verschillend is van het eerste materiaal en dat een uitzettingscoëfficiënt heeft dat groter is dan de uitzettingscoëfficiënt van het eerste materiaal. Hierdoor zal het tweede materiaal meer uitzetten en inkrimpen dan het eerste materiaal onder invloed van dezelfde temperatuursveranderingen. De eerste elementen en tweede elementen zijn schuifbaar met elkaar verbonden in de lengterichting van het frame. Dit wil zeggen dat een element kan schuiven ten opzichte van een ander element in de lengterichting. Het gevolg daarvan is dat wanneer een element meer uitzet dan een ander element, het ene element ook kan schuiven in de lengterichting ten opzichte van het ander element zodat geen ongewenste spanningen ontstaan ten gevolge van de verbinding van het eerste en tweede element. Namelijk door het schuiven kan elk element nagenoeg spanningsvrij, rekening houdend met eventuele wrijving, uitzetten en inkrimpen. In de praktijk zullen eerste elementen typisch gevormd worden uit een metaal, bijvoorbeeld aluminium of staal. De tweede elementen kunnen gevormd worden uit een kunststof. Deze opbouw laat toe om grote delen van het frame te vervaardigen uit een kunststof, hetgeen significant goedkoper is dan een metaal. Het kunststof heeft typisch een grotere uitzettingscoëfficiënt dan metaal.
Door de eerste en tweede elementen in de lengterichting schuifbaar ten opzichte van elkaar te plaatsen, moet rekening gehouden worden met verschillen in lengtes tussen de eerste en tweede elementen, ten gevolge van temperatuur wijzigingen. Deze verschillen in lengtes worden opgevangen ter plaatse van eindstukken 8. Meer bepaald zal minstens een van eerste en tweede elementen ook in de lengterichting schuifbaar geplaatst worden ten opzichte van het eindstuk 8. Anders gezegd zal minstens aan een van de eindstukken 8 minstens een van de eerste en tweede elementen niet vast verbonden zijn. Daarbij wordt verondersteld dat elke frame 2 langseinden heeft, waar telkens een eindstuk geplaatst is om het frame aan zijn langseinden af te werken.
BE2017/5646
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm waarin de principes van de uitvoering gebruikt zijn om interne spanningen te minimaliseren terwijl het gebruik van verschillende materialen met verschillende uitzettingscoëfficiënten mogelijk is. Figuur 3 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij een zijkant van de afschermkast 3 ook een gedeelte van de schermgeleider 4 vormt. De zijkant van de afschermkast 3 vormt het eindstuk 8 voor de elementen die het frame van de afschermkast vormen. De zijkant van de afschermkast vormt tevens het eindstuk 8 voor de elementen die het frame van de geleider 4 vormen. De zijwand van de afschermkast vervult daarmee meerdere functies waaronder het afsluiten van de zijkant van de afschermkast, het vormen van een eindstuk voor het frame dat de afschermkast vormt en het vormen van het eindstuk voor het frame dat de geleiders vormt. Verder kan de zijkant van de afschermkast als montagewand fungeren voor het monteren van de schermrol en daaraan gerelateerde onderdelen.
In figuur 3 is een uitvoeringsvorm weergegeven van een inbouw screen met een brede geleider. De term brede geleider is bekend in het vakgebied en duidt aan dat de geleider 4 breder is dan strikt noodzakelijk voor het geleiden van het scherm. Bij een brede geleider wordt de breedte of diepte van de geleider aangepast aan de afmetingen van de afschermkast 3 om het inbouwen en wegwerken van de scherminrichting als geheel bijvoorbeeld in een spouw van een muur, te vergemakkelijken. Omdat de scherminrichting uit figuur 3 voorzien is om nagenoeg volledig ingebouwd te worden, zal slechts de onderzijde van de afschermkast 3 de binnenzijde van de geleiders 4 zichtbaar zijn voor een gebruiker.
In de scherminrichting uit figuur 3 is de afschermkast 3 daarom ter plaatse van zijn onderzijde voorzien van een eerste element 6 dat een zichtbaar framedeel vormt. Ter plaatse van de bovenzijde van de afschermkast zijn verdere eerste elementen 6 voorzien die uitgevoerd zijn al verstevigingskern. De eerste elementen 6 vormen samen een geraamte voor het frame dat de afschermkast 3 vormt. De eerste elementen 6 zijn bij voorkeur vast verbonden met het eindstuk 8. De eerste elementen zijn vervaardigd uit een metaal, bijvoorbeeld aluminium. De eerste elementen die een zichtbaar framedeel vormen, kunnen afgewerkt worden met een lak of andere afwerking die een hoogwaardige visuele indruk geeft aan de scherminrichting.
Het frame dat de afschermkast vormt bevat verder tweede elementen 7, in de uitvoeringsvorm uit figuur 3 gevormd als kunststof panelen. De tweede elementen 7 zijn verbonden met de eerste elementen 6 op zodanige wijze dat de tweede elementen 7 in de lengterichting van het frame van de afschermkast, welke lengterichting aangeduid is met pijl 16, kunnen verschuiven. Ook zijn de tweede elementen 7 in deze lengterichting 16 schuifbaar met het eindstuk 8 verbonden. Meer bepaald worden de langseinden van de tweede elementen 7 geplaatst in een kamer van het eindstuk 8, waarbij de langseinden van de tweede elementen 7 in de
BE2017/5646 lengterichting 16 kunnen bewegen in de kamer van het eindstuk 8. Dit is verder toegelicht aan de hand van figuur 6. Het kunststof van de tweede elementen 7 heeft een uitzettingscoëfficiënt die typisch noemenswaardig groter is dan de uitzettingscoëfficiënt van het metaal van de eerste elementen 6.
Voor een optimale opbouw van het frame worden de eerste elementen 6 en tweede elementen 7 vervaardigd met een lengte die zodanig gekozen is dat bij een vooraf bepaalde maximale werkingstemperatuur van de scherminrichting de eerste elementen en tweede elementen 6 en 7 even lang zijn. Zo kan bijvoorbeeld gekozen worden dat bij een temperatuur van 70°C de eerste elementen 6 en tweede elementen 7 even lang zijn. Het gevolg daarvan zal zijn dat bij een gemiddelde omgevingstemperatuur, bijvoorbeeld 20°C, de tweede elementen 7 noemenswaardig korter zijn dan de eerste elementen 6. Om dit verschil in lengte van de tweede elementen 7 ten opzichte van de eerste elementen 6 op te vangen, wordt in de eindstukken 8 een schuifzone voorzien. In de uitvoeringsvorm uit figuur 3 is een schuifzone voor het frame van de afschermkast aangeduid met referentiecijfer 14 en is een schuifzone voor het frame van de geleider aangeduid met het referentiecijfer 13.
Wanneer de eerste elementen 6 vast verbonden zijn met de eindstukken 8, zullen de tweede elementen 7 in de schuifzone bewegen ten gevolge van temperatuurvariaties. Omdat de eerste elementen 6 de kleinste uitzettingscoëfficiënt hebben, zal het voordelig zijn om deze eerste elementen 6 vast te verbinden met de eindstukken 8. Namelijk de buitenafmetingen van de scherminrichting zullen dan voornamelijk bepaald zijn door de lengte van de eerste elementen 6. De lengte van de eerste elementen 6 verandert minder dan de lengte van de tweede elementen, zodat de scherminrichting maatvaster wordt.
De vakman zal begrijpen dat de hierboven beschreven principes ook omgedraaid kunnen worden, en dat de tweede elementen 7 vast verbonden kunnen worden met de eindstukken 8. De eerste elementen 6 worden dan korter vervaardigd dan de tweede elementen 7. Daarbij kan bijvoorbeeld een minimale werkingstemperatuur vooraf bepaald worden waarop eerste elementen en tweede elementen een gelijke lengte hebben en daarbij kunnen de eerste elementen 6 schuifbaar in de schuifzones 14 en 13 voorzien worden. In een dergelijke uitvoeringsvorm is een scherminrichting minder maatvast dan in de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.
De vakman zal begrijpen dat andere materialen dan aluminium en kunststof kunnen gebruikt worden om eerste en/of tweede elementen te vormen. De uitvinding laat toe, in het bijzonder voor een afschermkast zoals getoond uit figuur 3 om de tweede elementen uit goedkopere materialen en/of met goedkopere productietechnieken te vervaardigen zodat de afschermkast goedkoper wordt. De uitvinding laat verder toe om de tweede elementen uit een materiaal te vervaardigen met een hogere isolatiewaarde zodat de energieprestaties van de
BE2017/5646 scherminrichting verbeteren. Daarbij kunnen de tweede elementen 7 bijvoorbeeld uit een kunststof vervaardigd worden die een noemenswaardig hogere weerstand tegen warmteoverdracht heeft dan metaal. Hierdoor wordt het potentiële negatieve effect van de scherminrichting op de energieprestaties van het gebouw als geheel verminderd. Verder laat de uitvinding toe om de tweede elementen 7 te vervaardigen uit een materiaal dat betere geluidsdempingskenmerken heeft dan metaal. Hierdoor kunnen de geluidskarakteristieken van het gebouw verbeterd worden.
De uitleg hierboven is voornamelijk toegespitst op het frame van de afschermkast 3. In figuur 3 is het frame van de geleider ook vervaardigd uit minstens een eerste element 6 en minstens een eerste element 7 die schuifbaar met elkaar verbonden zijn in de lengterichting 15 van het frame van de geleider 4. Dezelfde principes die hierboven beschreven zijn met betrekking tot de afschermkast 3 zijn van toepassing voor de geleider 4.
Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van de afschermkast uit de uitvoeringsvorm van figuur 3. Figuur 4 toont meerdere eerste elementen 6 en meerdere tweede elementen 7. Zoals hierboven reeds beschreven, is de uitvoeringsvorm uit figuur 3 en 4 voorzien van twee soorten eerste elementen: een eerste element dat een zichtbaar framedeel vormt, aangeduid met 6A, en een tweede soort dat een verstevigingskern vormt, aangeduid met 6B. De eerste elementen die een zichtbaar framedeel vormen 6A, zijn onderaan de afschermkast voorzien omdat de uitvoeringsvorm uit figuren 3 en 4 de afschermkast gevormd is om ingebouwd te worden zodat slechts deze onderste delen zichtbaar zijn. Figuur 4 toont verder hoe op bekende wijze een afschermkap 9 kan verbonden worden met het eerste element 6A om de afschermkast aan een onderzijde af te schermen.
Figuur 4 toont meerdere eerste elementen die als verstevigingskern 6B gevormd zijn. Deze eerste elementen 6B worden geplaatst in holtes van de tweede elementen 7. Deze eerste elementen 6B kunnen verschuiven in de holtes van de tweede elementen 7 zodat de tweede elementen 7 meer kunnen uitzetten en inkrimpen bij temperatuursveranderingen dan de eerste elementen 6B. De schuifverbinding tussen de eerste elementen als verstevigingskern 6B en de tweede elementen 7 is gerealiseerd door een vormcompatibiliteit. Doordat het eerste element 6B past in een holte of ruimte of kamer van het tweede element 7 zijn de eerste elementen 6B met de tweede elementen 7 verbonden.
De figuur 4 toont ook andere schuifverbindingen 10 waarmee verschillende elementen 6, 7 met elkaar verbonden zijn. Daarmee zijn schuifverbindingen 10A voorzien om een eerste element 6 met een tweede element 7 te verbinden. Schuifverbindingen 10B zijn getoond in figuur 4 om een tweede element met een verder tweede element te verbinden. Daarbij zal duidelijk zijn dat de verdere schuifverbindingen 10B in praktijk niet noodzakelijk als schuifverbinding moet gevormd worden omdat de uitzettingscoëfficiënt van een tweede element ten opzichte van een
BE2017/5646 ander tweede element typisch hetzelfde is, waardoor deze tweede elementen typisch niet ten opzichte van elkaar zullen verschuiven. De schuifverbindingen 10B zijn eerder principieel weergegeven als een van de mogelijkheden om een verbinding te realiseren. Alternatief kunnen verbindingen 10B ook als vaste verbinding gevormd worden.
Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van een afschermkast 3 volgens een alternatieve uitvoeringsvorm. In figuur 5 zijn de hoekelementen van het frame van de afschermkast gevormd door eerste elementen 6, terwijl de vlakken die zich tussen de hoeken uitstrekken gevormd zijn door tweede elementen 7. Dat eerste elementen 6 en tweede elementen 7 zich in figuur 5 afwisselen, zijn alle schuifverbindingen 10 uitgevoerd als een schuifverbinding tussen een eerste element 6 en een tweede element 7. Figuur 5 toont verschillende soorten van schuifverbinding 10A die voornamelijk gebaseerd zijn op vormcompatibiliteit. Daarbij is de speling als ook de manier van verbinden van het eerste element 6 en het tweede element 7 afhankelijk van de gekozen soort verbinding 10. In figuur 5 is een verbinding geïllustreerd waarin een koppelelement 11 voorzien is. Rechts van de schuifverbinding met het koppelelement 11 is een schuifverbinding 10A weergegeven als haakverbinding.
In figuur 5 is de schermrol 17 met het scherm 18 weergegeven waarmee geïllustreerd is hoe het scherm aan een zijde met de schermrol 17 verbonden is. Het andere eind van het scherm is typisch verbonden met een onderlat 19 die door zijn gewicht het scherm 18 naar beneden trekt. Zo kan het scherm 18 mooi strak vastgehouden worden tussen de schermrol 17 en de onderlat 19. In de dwarsrichting wordt het scherm typisch vastgehouden door de laterale geleiders 4. Echter er bestaan uitvoeringsvormen waarbij het scherm 18 niet door de geleiders 4 wordt vastgehouden. Ook voor dergelijke scherminrichtingen is de uitvinding toepasbaar.
De scherminrichting is bij voorkeur voorzien om verbonden te worden met het gebouw, rechtstreeks of onrechtstreeks. Bij voorkeur wordt voor elk frame slechts een van de eerste en tweede elementen vast verbonden met het gebouw. Daarbij wordt bij voorkeur gekozen voor het eerste element 6 of het tweede element 7 rekening houdend met de uitzettingcoëfficiënt van het materiaal waartegen de scherminrichting bevestigd wordt. Het eerste element en het tweede element hebben een verschillende uitzettingscoëfficiënt. Door voor dat element te kiezen met de uitzettingscoëfficiënt die het minst afwijkt van de uitzettingscoëfficiënt van het materiaal waartegen de scherminrichting bevestigd wordt, kunnen de spanningen in de afschermkast geminimaliseerd worden. Typisch zal het eerste element 6 gekozen worden om de scherminrichting mee tegen het gebouw te bevestigen omdat de eerste elementen de laagste uitzettingscoëfficiënt hebben.
In de uitvoeringsvorm uit figuur 5 is de voorzijde van de afschermkast aangeduid met referentiecijfer 12. In een opbouwscherminrichting zou kunnen gekozen worden om de
BE2017/5646 voorzijde 12 te voorzien in als eerste element 6. Daarmee wordt de volledige voorzijde gevormd als eerste element 6, typisch een metaal, waarmee de visuele indruk van de gehele aanzichtzijde van de afschermkast hoogwaardig is. De bovenzijde en de achterzijde van de afschermkast kunnen dan gevormd worden als tweede element 7 met de hierboven beschreven voordelen. Dit illustreert hoe het frame dat de afschermkast vormt vrij kan samengesteld worden afhankelijk van de situatie, het beoogde gebruik en de wensen van de klant.
Figuur 6 toont enkele uitvoeringsvormen voor het schuifbaar verbinden van een van het eerste element en tweede element met een eindstuk 8. Op basis van deze principes uit figuur 6 kan de vakman het eindstuk vervaardigen, bijvoorbeeld zoals getoond in figuur 3. De principes uit figuur 6 zijn toepasbaar op eindstukken voor het frame dat de afschermkast 3 vormt als ook voor eindstukken van het frame dat de geleider 4 vormt.
In figuur 6 toont figuur A een eerste uitvoeringsvorm waarin een eerste element als verstevigingskern 6B in een tweede element 7 schuifbaar geplaatst is. Het eerste element 6B is vast verbonden met het eindelement 8. De vaste verbinding is geïllustreerd met referentiecijfer 20. In figuur 6 is de vaste verbinding getoond als een verbinding met een schroef of bout. Echter andere vaste verbindingen zoals lijmen, nieten, klinken of lassen zijn ook mogelijk.
Figuur 6 toont hoe het eindstuk 8 twee overlappingswanden 23 heeft waartussen zich een kamer 21 vormt. De overlappingswanden 23 strekken zich uit in de lengterichting 15/16 van het frame met als doel in deze lengterichting 15/16 te overlappen met langseinden van het tweede element 7. Het tweede element 7 kan verschuiven ten opzichte van het eindstuk 8, hetgeen geïllustreerd is met pijl 24. De kamer 21, gevormd door de twee overlappingswanden 23, heeft een opening 22 via welke opening 22 het eerste element 6 en het tweede element 7 zich tot in de kamer 21 kunnen uitstrekken.
Figuur 6B toont een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij het eindstuk 8 slechts een overlappingswand 23 heeft. In de uitvoeringsvorm uit figuur 6B wordt geen kamer 21 gevormd, maar wordt wel een overlapping gerealiseerd tussen de overlappingswand 23 en het tweede element 7. Het tweede element 7 kan verschuiven ten opzichte van het eindstuk 8 zoals geïllustreerd met pijl 24. In de uitvoeringsvorm uit figuur 6B is het eerste element 6 gevormd als verstevigingskern 6B die vast verbonden is 20 met het eindstuk 8.
Figuur 6C toont een verdere uitvoeringsvorm analoog aan de uitvoeringsvorm van figuur 6A, maar waarbij het eerste element een zichtbaar framedeel 6A vormt. Eerste element 6A is geplaatst naast het tweede element 7. Het eerste element 6A is vast verbonden 20 met het eindstuk 8. Het eindstuk 8 bevat in de uitvoeringsvorm uit figuur 6C twee overlappingswanden 23 die een kamer 21 vormen waarbinnen het tweede element 7 kan verschuiven 24.
BE2017/5646
In elk van de uitvoeringsvormen van figuur 6A, B en C is de overlappingswand 23 gevormd met een lengte, in de lengterichting 15/16 van het frame, die zodanig gekozen is dat de overlappingswand een vooraf bepaalde minimale overlapping vertoont met het tweede element binnen een vooraf bepaalde temperatuur range. Zo kan de overlappingswand 23 gekozen worden met een lengte om bijvoorbeeld tussen -20°C en + 70°C een minimale overlapping te hebben van 5 cm. De hierboven genoemde cijfers zijn slechts bedoeld als voorbeeld ter illustratie van de werkingsprincipes die de vakman zal begrijpen op basis van de beschrijving van de figuren. De vakman zal begrijpen dat de overlapping en de lengte van de overlappingswand 23 volgens de hierboven beschreven definitie afhankelijk is van de totale lengte van het frame 15/16 omdat de totale lengte van het frame 15/16 mee bepalend is voor de lengteverandering tussen het eerste element 6 en het tweede element 7.
Figuur 7 toont meerdere uitvoeringsvormen die illustreren hoe het eerste element 6 en het tweede element 7 in hun lengterichting ten opzichte van elkaar kunnen bevestigd worden. Deze onderlinge bevestiging heeft invloed op het eindstuk 8, zoals hieronder zal duidelijk worden. Deze principes kunnen toegepast worden op het frame van de afschermkast, op het frame van de geleider, en kunnen zelfs gemengd toegepast worden binnen een frame. De vakman zal begrijpen dat het eerste element 6 en het tweede element 7 op één plaats in de lengterichting beschouwd kunnen verbonden worden zonder dat daardoor de schuifbaarheid van de elementen ten opzichte van elkaar vermindert ten behoeve van het opvangen van uitzettingsverschillen. Slechts op deze ene plaats zullen de elementen niet schuiven ten opzichte van elkaar.
Figuur 7A toont een eerste uitvoeringsvorm waarbij het eerste element 6 ter plaatse van zijn twee langseinden met respectievelijke eindstukken 8 vast verbonden is. Dit is in figuur A geïllustreerd met schroef 20. Het eerste element 6 is vervolgens in een middenzone via een vaste verbinding 20 verbonden met tweede element 7. Om interne spanningen te vermijden, wordt het eerste element 6 slechts op één positie, over zijn lengterichting beschouwd, verbonden met het tweede element 7. In de uitvoeringsvorm uit figuur 7A zal het tweede element 7 ter plaatste van beide langseinden ongeveer op dezelfde manier verschuiven 24 ten opzichte van de eindstukken 8. In een configuratie volgens figuur 7A zal de lengte van de overlappingswand 23 minimaal kunnen zijn omdat de schuifafstand 24 nagenoeg gelijk verdeeld wordt over de twee eindstukken 8. Een nadeel van de configuratie uit figuur 7A zou kunnen zijn dat de vaste verbinding 20 in een centrale zone tussen het eerste element 6 en het tweede element 7 moeilijk realiseerbaar is.
Figuur 7B toont een verdere uitvoeringsvorm waarbij het eerste element 6 en het tweede element 7 niet met elkaar vast verbonden zijn. Het tweede element 7 is volledig zwevend of vrij schuifbaar ten opzichte van het eerste element 6. Dit is aangeduid met pijl 24 die zich zowel
BE2017/5646 links, midden als rechts over de lengterichting bevinden. Het eerste element 6 is vast verbonden met de eindstukken 8 op dezelfde manier als de uitvoeringsvorm in figuur 7A. De overlappings wand 23 zal noemens waardig langer moeten zijn dan in de uitvoeringsvorm uit figuur 7A, omdat het tweede element zich uiterst links of uiterst rechts kan positioneren. De vakman zal begrijpen dat een dergelijke uitvoeringsvorm makkelijker realiseerbaar is omdat geen verbinding moet voorzien worden tussen het eerste element 6 en het tweede element 7. De vakman zal ook begrijpen dat de werking minder controleerbaar is door de afwezigheid van deze verbinding.
Figuur 7C toont een verdere uitvoeringsvorm waarbij het eerste element 6 en het tweede element 7 met elkaar verbonden zijn op een onrechtstreekse manier, via het eindstuk 8 dat aan de linkerzijde van de figuur 7C getoond is. Het ene eindstuk 8, links in de figuur weergegeven, is vast verbonden 20 met het eerste element, en is vast verbonden 20 met het tweede element. Dit eindstuk 8, getoond aan de linkerzijde van de figuur, moet niet voorzien worden van een overlappingswand 23 omdat zowel het eerste element 6 als het tweede element 7 vast tegen het eindstuk 8 bevestigd is. Het verdere eindstuk 8, getoond aan de rechterzijde van figuur 7C, is wel vast verbonden met het eerste element, maar niet met het tweede element 7. Hierdoor zal het tweede element 7 aan de rechterzijde kunnen verschuiven 24 ten opzichte van het eindstuk 8. De gehele lengtevariatie van het tweede element ten opzichte van het eerste element zal daarom door het eindstuk 8 dat aan de rechterzijde van figuur 7C is weergegeven worden opgevangen. Hierdoor zal de overlappingswand 23 van dit eindstuk 8 groot moeten zijn, en in het bijzonder groter dan de overlappingswand 23 uit de uitvoeringsvorm van figuur 7A. De vakman zal begrijpen dat wanneer de uitvoeringsvorm uit figuur 7C wordt toegepast, slechts één eindstuk 8 moet voorzien worden dat aangepast met overlappingswanden 23 om lengtevariaties op te vangen.
De hierboven beschreven principes laten toe om op verschillende manieren een frame op te bouwen uit verschillende materialen. Zelfs wanneer het frame met grotere lengtes vervaardigd wordt, bijvoorbeeld lengtes groter dan 2,5 meter meer bij voorkeur groter dan 3 meter, zullen geen noemenswaardige interne spanningen optreden in het frame ondanks dat verschillende materialen verschillende uitzettingscoëfficiënten hebben.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (13)

  1. Conclusies
    1. Scherminrichting met een afschermkast en twee laterale geleiders die zich aan weerszijden van de afschermkast neerwaarts uitstrekken, waarbij de afschermkast voorzien is van een schermrol en een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm dat aan één van zijn zijden aan de schermrol bevestigd is, en waarbij de laterale geleiders voorzien zijn voor het geleiden van de laterale zijden van het scherm wanneer het scherm wordt op- en afgerold, waarbij de afschermkast en de laterale geleiders elk gevormd zijn met een frame dat een lengterichting vertoont, en waarbij minstens één frame opgebouwd is met eerste elementen en tweede elementen die zich elk over nagenoeg de gehele lengte van het frame uitstrekken en die minstens gedeeltelijk in de lengterichting schuifbaar met elkaar verbonden zijn, waarbij de eerste elementen vervaardigd zijn uit een eerste materiaal en waarbij de tweede elementen vervaardigd zijn uit een tweede materiaal dat een hogere uitzettingscoëfficiënt heeft dan het eerste materiaal.
  2. 2. Scherminrichting volgens conclusie 1, waarbij het minstens één frame een eindstuk bevat waarin minstens één van de eerste en tweede elementen schuifbaar met het eindstuk verbonden zijn.
  3. 3. Scherminrichting volgens conclusie 2, waarbij de eerste elementen vast verbonden zijn met het eindstuk en waarbij de tweede elementen ten opzichte van het eindstuk verschuifbaar zijn in de lengterichting.
  4. 4. Scherminrichting volgens conclusie 3, waarbij het eindstuk een kamer vertoont waarin langseinden van de tweede elementen zich kunnen uitstrekken.
  5. 5. Scherminrichting volgens conclusie 4, waarbij de kamer minstens één wand heeft die minstens gedeeltelijk overlapt, in de lengterichting, met de tweede elementen.
  6. 6. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste elementen een geraamte vormen dat voorzien is om minstens de lengte van het frame vast te bepalen.
  7. 7. Scherminrichting volgens conclusie 6, waarbij de eerste elementen voorzien zijn om verbonden te worden met het gebouw zodat daardoor de positie van de scherminrichting ten opzichte van het gebouw vast bepaald is.
  8. 8. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in de lengterichting van het frame, op één positie, de tweede elementen vastgezet zijn ten opzichte van de eerste elementen.
  9. 9. Scherminrichting volgens conclusie 8, waarbij het minstens één frame een tweede eindstuk bevat waarmee de eerste en tweede elementen vast verbonden zijn.
    BE2017/5646
  10. 10. Scherminrichting volgens conclusie 8, waarbij de eerste en tweede elementen ter plaatse van een centrale zone vast met elkaar verbonden zijn.
  11. 11. Scherminrichting volgens conclusie 10 en volgens één van de conclusies 2-5, waarin het eindstuk aan twee langseinden van het minstens één frame voorzien is.
    5
  12. 12. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een metaal gekozen is als eerste materiaal en waarbij een kunststof gekozen is als tweede materiaal.
  13. 13. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de scherminrichting voorzien is om minstens gedeeltelijk ingebouwd te worden in een gebouw, en waarbij delen die in de ingebouwde toestand zichtbaar zijn van het minstens één frame, gevormd
    10 worden door eerste elementen.
BE2017/5646A 2017-09-12 2017-09-12 Opbouw van een frame voor een scherminrichting BE1025555B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5646A BE1025555B1 (nl) 2017-09-12 2017-09-12 Opbouw van een frame voor een scherminrichting
EP18193650.1A EP3453823A1 (en) 2017-09-12 2018-09-11 Construction of a frame for a screen device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5646A BE1025555B1 (nl) 2017-09-12 2017-09-12 Opbouw van een frame voor een scherminrichting

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025555A1 BE1025555A1 (nl) 2019-04-05
BE1025555B1 true BE1025555B1 (nl) 2019-04-11

Family

ID=59982212

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/5646A BE1025555B1 (nl) 2017-09-12 2017-09-12 Opbouw van een frame voor een scherminrichting

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3453823A1 (nl)
BE (1) BE1025555B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
PL435318A1 (pl) * 2020-09-15 2022-03-21 Stec Kazimierz Z.P.U.H. Promyk Obudowa rolety okiennej

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4407885A1 (de) * 1994-03-09 1995-09-14 Armin Besler Rolladenkasten
EP1640553A2 (fr) * 2004-09-15 2006-03-29 Zurfluh Feller Dispositif obturateur avec réservation pour la dilatation des rails d'un caisson-tunnel de volet roulant, et caisson-tunnel équipé de tels dispositifs
DE202013002887U1 (de) * 2013-03-25 2014-06-27 D & M Rolladentechnik Gmbh Aufnahmeeinrichtung für eine Behangeinrichtung
EP2982827A1 (en) * 2014-08-06 2016-02-10 GIBUS S.p.A. Roller awning

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE901246A (fr) * 1984-12-10 1985-06-10 Thyssen Plastik Anger Kg Boitier de volet roulant.
FR2807786B1 (fr) * 2000-04-18 2002-05-31 Ms Dev Dispositif obturateur pour coffre-tunnel pour volet roulant
DE202004005203U1 (de) * 2004-03-30 2004-06-09 Rehau Ag + Co. Rollladenkasten
FR2901569B1 (fr) * 2006-05-29 2011-05-06 Aluroy Semelle pour coulisse et coulisse de volet equipee d'une telle semelle

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4407885A1 (de) * 1994-03-09 1995-09-14 Armin Besler Rolladenkasten
EP1640553A2 (fr) * 2004-09-15 2006-03-29 Zurfluh Feller Dispositif obturateur avec réservation pour la dilatation des rails d'un caisson-tunnel de volet roulant, et caisson-tunnel équipé de tels dispositifs
DE202013002887U1 (de) * 2013-03-25 2014-06-27 D & M Rolladentechnik Gmbh Aufnahmeeinrichtung für eine Behangeinrichtung
EP2982827A1 (en) * 2014-08-06 2016-02-10 GIBUS S.p.A. Roller awning

Also Published As

Publication number Publication date
EP3453823A1 (en) 2019-03-13
BE1025555A1 (nl) 2019-04-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1025555B1 (nl) Opbouw van een frame voor een scherminrichting
BE1019072A5 (nl) Kolomsysteem en schermconstructie voorzien van een of meerdere dergelijke kolomsystemen.
JP6289833B2 (ja) 改装用建具
MX2015005861A (es) Dispositivo de cubrimiento.
EP3636850B1 (en) Pergola
BE1026798B1 (nl) Doekzonweringsysteem voor vliesgevelconstructies
BE1028783A1 (nl) Samenstel van een scherminrichting en een bevestigingsprofiel ter bevestiging van een schermkast van deze scherminrichting
KR200434484Y1 (ko) 단부 끼움구조를 갖는 방화문용 문틀프레임
KR101530954B1 (ko) 복층 창호 및 그의 복층화 시공방법
JP6937565B2 (ja) 改装サッシ及び改装サッシの施工方法
BE1016572A6 (nl) Verbeterd raam-of deurprofiel.
JP6472993B2 (ja) 建具
CA2475284A1 (en) Slat set for window blind
US20100199562A1 (en) Louver with tilt rod being disposed in a non-protrusion postion after closing.
JP2019112911A (ja) 開口部建材
ITMI972742A1 (it) Complesso di profilati metallici per la fabbricazione di facciate continue di edifici
BE1020617A3 (nl) Montagehulpstuk.
EP0541453A1 (fr) Menuiserie coulissante thermo-acoustique
JP7710959B2 (ja) シャッターにおける引っ掛け金具の固定構造
FR3099199A1 (fr) Ouvrant pour une menuiserie destinée à équiper une baie de bâtiment
JP7390245B2 (ja) 段窓
FR3031544B1 (fr) Menuiserie vitree pour baie de batiment
JP2004019410A (ja) 可動式目隠し
EP3574752B1 (fr) Ensemble avec nichoir pour la rénovation d'une fenêtre
AU2019101390A4 (en) Shutter

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190411

HC Change of name of the owners

Owner name: WILMS NV; BE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CHANGE OF OWNER(S) NAME; FORMER OWNER NAME: JOS WILMS N.V.

Effective date: 20210204