BE1008369A5

BE1008369A5 - Vloeistofwerende afdeklaag en werkwijze voor het vervaardigen van zulke afdeklaag.

Info

Publication number: BE1008369A5
Application number: BE9400352A
Authority: BE
Original assignee: Pharo Ltd
Priority date: 1994-04-05
Filing date: 1994-04-05
Publication date: 1996-04-02
Also published as: EP0676507A1; AU678061B2; CA2134624A1; US5476625A; DE69408827T2; DE69408827D1; ATE163707T1; AU7776194A; ZA952757B; DK0676507T3; EP0676507B1; ES2114132T3

Abstract

Vloeistofwerende afdeklaag, bestaande uit minstens één laag (2) die gevormd is uit een door middel van vezels (3) verstrekt kleiprodukt (4), daardoor gekenmerkt dat de vezels (3) homogeen in alle richtingen, minstens van het vlak van de afdeklaag (1), dooreen zitten en dat de vezels (3) en het kleiprodukt (4) een kompakte laag (2) vormen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Vloeistofwerende afdeklaag en werkwijze voor het vervaardigen van zulke afdeklaag. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een vloeistofwerende afdeklaag en een werkwijze voor het vervaardigen van zulke afdeklaag. 



  Het is bekend dat voor het vloeistofdicht afschermen gebruik kan worden gemaakt van kleimatten. 



  Zulke kleimatten vinden vooral toepassing in waterbekkens, kanalen en dergelijke als afdichting tussen het water en de bodem ; als afdichting tussen het water en de dragende strukturen bij daktuinen, kelders en dergelijke ; als afdichting bij stortplaatsen van afval, om de indringing van regenwater te vermijden en/of om doorsijpeling van vloeistoffen naar de onderliggende bodem te verhinderen ; alsmede als afdichting bij industriële inrichtingen zoals tankparken, benzinestations, opslagplaatsen, produktie-eenheden en dergelijke, eveneens om de doorsijpeling van vloeistoffen naar de onderliggende bodem te verhinderen. 



  De bestaande kleimatten zijn doorgaans samengesteld uit een homogene kleilaag die aan weerszijden is voorzien van een laag geotextiel. Deze bekende uitvoeringsvorm heeft als nadelen dat de klei zich gemakkelijk kan verplaatsen tussen of loskomen van de textiellagen, waardoor microscheurtjes of barsten kunnen ontstaan waar vloeistof kan doorsijpelen, en dat de klei bij het doorsnijden van zulke kleimatten aan de randen tussen de textiellagen kan uitvallen. Het is dan ook duidelijk dat deze kleimatten weinig geschikt zijn om vertikaal of op een helling te worden geplaatst. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Een andere bekende uitvoeringsvorm is samengesteld uit een membraan (bijvoorbeeld polyethyleenfolie of dergelijke) waarop bentoniet verkleefd is, al dan niet uitgerust aan de andere zijde met een beschermweefsel. Ook hier kan het bentoniet gemakkelijk loskomen en is de folie erg kwetsbaar voor perforatie. 



  De huidige uitvinding beoogt een vloeistofwerende afdeklaag, die gebruik maakt van klei, waarbij doorsijpeling van vloeistof, hetzij omwille van de voornoemde oorzaken, hetzij omwille van andere oorzaken, maximaal wordt uitgesloten. 



  Hiertoe betreft de uitvinding in de eerste plaats een vloeistofwerende afdeklaag, bestaande uit minstens één laag die gevormd is uit een door middel van vezels versterkt kleiprodukt, daardoor gekenmerkt dat de vezels homogeen in alle richtingen van minstens het vlak van de voornoemde laag dooreen zitten en dat de vezels en het kleiprodukt een kompakte laag vormen. 



  De term homogeen heeft hierbij betrekking op de gerichtheid van de vezels en niet op de hoeveelheid. Anders gezegd wordt met de term homogeen bedoeld dat er geen of vrijwel geen algemene of dominerende vezelrichting is terug te vinden in het voornoemde vlak van de afdeklaag. Dit sluit dus niet uit dat op verschillende plaatsen verschillende vezeldichtheden kunnen bestaan. 



  Doordat de vezels in alle richtingen dooreen zitten wordt een bijzonder stevige struktuur verkregen. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de voornoemde laag voorzien van een bekleding en/of een 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 wapening om de mechanische eigenschappen van de afdeklaag nog te vergroten. 



  Tevens heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van zulke afdeklaag, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in het vormen van een vezelmassa ; het in elkaar verwerken van de vezelmassa en een kleiprodukt waarbij de vezels op een homogene wijze in alle richtingen minstens van het vlak van de voornoemde laag verward zitten of worden ; en het samendrukken van het geheel tot een kompakte laag. Hierdoor wordt een bijzonder coherente afdeklaag bekomen. 



  Teneinde het kleiprodukt optimaal tussen de vezels te verwerken, wordt uitgegaan van een bestaande vezellaag die tot een vezelmassa met een losse struktuur uiteen wordt getrokken, of wordt van een bestaande vezelmassa met een open struktuur uitgegaan, en wordt vervolgens het kleiprodukt tussen deze vezels aangebracht, bij voorkeur door dit in de vorm van partikels of poeder in de vezelmassa te injekteren of in te strooien of in te blazen. 



  Volgens de uitvinding kan ook worden uitgegaan van een open vezelmassa welke in eerste instantie opgebouwd wordt door het opeenstapelen van losse vezels, waarbij de klei hiertussen ook kan worden aangebracht door instrooien, injekteren of inblazen, waarbij dan wel bijzondere aandacht eraan wordt besteed dat een wirwar van vezels wordt gevormd die gelijkmatig in alle richtingen van minstens het vlak van de afdeklaag door elkaar zitten. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoerings- 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 vormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een opgerolde afdeklaag volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede volgens lijn II-II in figuur 1 weergeeft ; figuur 3 een stap weergeeft uit een werkwijze voor het vervaardigen van zulke afdeklaag ; figuur 4 een variante weergeeft van een afdeklaag volgens de uitvinding ; figuur 5 nog een uitvoeringsvorm van de uitvinding tijdens de samenstelling ervan weergeeft. 



  Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 bestaat de uitvinding in een afdeklaag   1,   met als kenmerk dat zij minstens bestaat uit een kompakte laag 2 welke gevormd is uit een massa van vezels 3 en een hiertussen verwerkt kleiprodukt 4. 



  Belangrijk is dat de vezels 3 zoals afgebeeld in de figuren op een homogene wijze in elkaar verward zitten. 



  Voor de vezels 3 wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van   glas-en/of   kunststofvezels, doch het is niet uitgesloten om tot dit doel ook andere vezels, bijvoorbeeld natuurlijke vezels, aan te wenden. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een genaalde of vernagelde vezelmassa. 



  Alhoewel het voornoemde kleiprodukt 4 bij voorkeur bestaat uit zuiver bentoniet, is het niet uitgesloten om gebruik te maken van een mengsel op basis van klei, met andere woorden klei gemengd met andere materialen. 



  De afdeklaag 1 wordt bij voorkeur vervaardigd door opeenvolgend het vormen van een vezelmassa ; het in elkaar 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 verwerken van de vezelmassa en het kleiprodukt   4 ;   en het samendrukken van het geheel tot een kompakte laag 2. Zoals weergegeven in figuur 3 kunnen de vezelmassa en het kleiprodukt 4 hierbij in elkaar worden verwerkt door een bestaande vezellaag uit elkaar te trekken tot een vezelmassa 5 met een open struktuur wordt bekomen en vervolgens tussen de vezels 3 ervan het kleiprodukt 4 aan te brengen. Het is duidelijk dat hierbij ook kan worden uitgegaan van een bestaande vezellaag of vezelmassa die reeds van zichzelf een open struktuur heeft. 



  Zoals nog is weergegeven in figuur 3 kan het aanbrengen van het kleiprodukt 4 tussen de vezels 3 gebeuren door het kleiprodukt 4 in de vorm van partikels, zoals kleikorreis of kleipoeder, in de vezelmassa 5 te injekteren, in te strooien of in te blazen. 



  Volgens een variante kan de vezelmassa 5 ook gevormd worden door vezels over elkaar te strooien en de partikels klei hierin te injekteren en/of in te strooien, waarbij er voor gezorgd wordt dat de vezels in alle richtingen, althans toch minstens van het vlak van de afdeklaag   1,   dooreen komen te zitten, dus zonder dat een bepaalde richting sterk overheerst. 



  Het samendrukken van het geheel tot een kompakte laag 2 kan op eender welke wijze gebeuren. Bij voorkeur wordt dit verwezenlijkt door het samen te drukken geheel tussen aandrukplaten te brengen of door dit plat te walsen en/of te naalden of te vernagelen (needle punching). 



  Zoals weergegeven in figuur 4 kan de voornoemde laag 2 worden voorzien van een bekleding 6, bij voorkeur aan weerszijden ervan. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  Deze bekleding 6 bestaat bij voorkeur uit een textiellaag, zoals geotextiel of uit een geomembraan. 



  De bevestiging van de bekleding 6 op de laag 2 kan gebeuren door verlijming, naalden, doorstikken, thermisch lassen of door middel van een kombinatie van deze technieken. Hierbij wordt opgemerkt dat de vezels 3 die tot aan de buitenzijde van de laag 2 reiken een optimale hechting tussen de bekleding 6 en de laag 2 toelaten. 



  Volgens een niet weergegeven variante wordt de afdeklaag 1 voorzien van een bewapening, bijvoorbeeld uit geotextiel en/of metaal en/of kunststof, om de treksterkte ervan te verhogen. 



  Volgens de uitvinding kan de afdeklaag   l ook   worden samengesteld uit meerdere lagen 2 die op elkaar, al dan niet met tussensluiting van andere lagen, worden aangebracht. Zoals schematisch is weergegeven in figuur 5 worden de lagen 2 bij voorkeur dan kruiselings over elkaar gelegd. Daar de lagen 2 doorgaans in   een   richting een grotere treksterkte vertonen dan in hun andere richting, wordt door het kruiselings over elkaar aanbrengen aan de uiteindelijk gevormde afdeklaag 1 een maximale treksterkte in alle richtingen geboden. 



  Zoals weergegeven in figuur 5 kan de kruiselingse struktuur hierbij gevormd worden door afdeklagen 2 van twee rollen 7 en 8 af te rollen en in een zigzag beweging afwisselend over elkaar aan te brengen. Deze operatie kan ook successief gebeuren, eerst in   een   richting en dan in de andere en zo voort. Het is mogelijk tijdens deze operatie tussen de zig-zag afgerolde strukturen kleikorrels in te strooien of te injekteren. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 De onderlinge bevestiging van de samenstellende lagen kan ook weer door middel van de voornoemde technieken worden gerealiseerd. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch zulke vloeistofwerende afdeklaag 1 en de werkwijze voor het vervaardigen ervan kunnen volgens volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Konklusies.

1. - Vloeistofwerende afdeklaag, bestaande uit minstens een laag (2) die gevormd is uit een door middel van vezels (3) versterkt kleiprodukt (4), daardoor gekenmerkt dat de vezels (3) homogeen in alle richtingen, minstens van het vlak van de afdeklaag (1), dooreen zitten en dat de vezels (3) en het kleiprodukt (4) een kompakte laag (2) vormen.

2. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het kleiprodukt (4) bestaat uit bentoniet.

3. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de vezels (3) bestaan uit glasen/of kunststofvezels.

4. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de vezels (3) bestaan uit een vernagelde of genaalde vezelmassa.

5. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde kompakte laag (2) aan minstens een zijde is voorzien van een bekleding (6).

6. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat de kompakte laag (2) aan beide zijden is voorzien van een bekleding (6).

7. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de bekleding (6) bestaat uit geotextiel. <Desc/Clms Page number 9>

8. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de bekleding (6) bestaat uit een geomembraan.

9. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een bewapening.

10. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat de bewapening bestaat uit metaal.

11. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat de bewapening bestaat uit kunststof.

12. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij is samengesteld uit meerdere van voornoemde kompakte lagen (2) die kruiselings over elkaar zijn aangebracht.

13. - Vloeistofwerende afdeklaag volgens een der konklusies 5 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de samenstellende lagen onderling verbonden zijn door middel van een van de volgende technieken of een kombinatie van deze technieken : verlijming, naalden of vernagelen, doorstikken, en thermisch lassen.

14.-Werkwijze voor het vervaardigen van een vloeistofwerende afdeklaag zoals beschreven in konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat in het vormen van een vezelmassa ; het in elkaar verwerken van de vezelmassa en een kleiprodukt (4) waarbij de vezels (3) op een homogene wijze in alle richtingen van minstens het vlak van de afdeklaag verward zitten of worden ; en het samendrukken van het geheel tot een kompakte laag (2). <Desc/Clms Page number 10>

15.-Werkwijze volgens konklusie 14, daardoor gekenmerkt dat de vezelmassa en het kleiprodukt (4) in elkaar worden verwerkt door een bestaande vezellaag uit elkaar te trekken tot een vezelmassa (5) met een open struktuur en tussen de vezels (3) ervan het kleiprodukt (4) aan te brengen 16.-Werkwijze volgens konklusie 14, daardoor gekenmerkt dat de vezelmassa wordt gevormd door vezels over elkaar uit te strooien, te injekteren of in te blazen.

17.-Werkwijze volgens konklusie 14,15 of 16, daardoor gekenmerkt dat het kleiprodukt (4) tussen de vezels (3) wordt aangebracht door het in de vorm van partikels of poeder in de vezelmassa (5) te injekteren.

18.-Werkwijze volgens konklusie 14,15 of 16, daardoor gekenmerkt dat het kleiprodukt (4) tussen de vezels (3) wordt aangebracht door het in de vorm van partikels of poeder in de vezelmassa (5) te strooien.