BE1007799A5 - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van overtollige lucht uit verpakkingen. - Google Patents

Abstract

Inrichting (1) voor het verwijderen van overtollige lucht uit gedichte verpakkingen om opzwellen te voorkomen. De inrichting (1) omvat een eerste transportband (3) waarlangs de verpakkingen (2) door de inrichting (1) bewegen. De transporteur (3) wordt aangedreven door twee rollen (4 en 5) en is ook aangebracht om te trillen, door middel van een triller (2), teneinde de inhoud, bijvoorbeeld rijst, in de verpakkingen tijdens de behandeling in te klinken. Als een verpakking op een bepaalde plaats is, zoals bepaald door een sensor, zoals een foto-elektrische cel (7), wordt de verpakking doorboord door een geschikt middel zoals een spijker (8). Als de verpakking voortgaat over de transporteur (3), wordt overtollige lucht uit de verpakking verwijderd door middel van een met veerkracht belaste transporteur (9), die is voorgespannen tegen de verpakking. Als met veerkracht belaste transporteur (9) tegen de verpakking wordt gedrukt, wordt lucht in de verpakking door het door de spijker (8) gemaakte gat uitgedreven. Zodra de overtollige lucht in de verpakking is verwijderd, bereikt de verpakking een plaats waar een plakker over het gat in de verpakking...

Description

BESCHRIJVING

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERWIJDEREN VAN OVERTOLLIGE LUCHT UIT VERPAKKINGEN.

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van overtollige lucht uit verpakkingen en op de inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Wanneer pakjes die een los materiaal zoals rijst bevatten, worden afgedicht, zal de lucht die in de verpakking aanwezig blijft, het pakje doen opzwellen, bijvoorbeeld wanneer de lucht in de verpakking gaat uitzetten als gevolg van een stijging van de temperatuur. Het opzwellen van de pakjes veroorzaakt problemen met verpakkingsmachines verderop in de keten, die de pakjes in een verpakking voor de verzending moeten plaatsen, en kan ook ervoor zorgen dat op paletten gestapelde pakjes onstabiel worden. Om het opzwellen te voorkomen, worden pakjes volgens een bekende werkwijze lek geprikt bij het dichten, zodat de lucht kan ontsnappen. Dit heeft echter als nadeel dat de gaatjes een rechtstreekse toegang vormen voor insekten, of het insekten mogelijk maken hun eitjes binnen in de verpakking te deponeren, wat later leidt tot infestatie. Het is duidelijk dat dit onaanvaardbaar is. De meeste pogingen om het opzwellen van verpakkingen te voorkomen door er de lucht uit te drijven vóór het afdichten, zijn tot nog toe zonder succes gebleven.

Het Amerikaanse octrooischrift US-A-3.382.642, dat in het nieuwheidsrapport is genoemd, beschrijft een inrichting die niet alleen lucht uit de verpakking verwijdert, maar deze verpakking ook vult. Meer specifiek beschrijft US-A-3.382.642 een werkwijze en inrichting waarbij een lege, gesloten zak in verticale toestand langs een wand wordt vastgehouden. Met behulp van een drukdeel wordt een gedeelte van de zak platgedrukt tegen de wand, zodat de in de zak aanwezige lucht zich bovenin de zak als een luchtbel verzamelt. Deze luchtbel is nodig om in de zak een naald te kunnen steken zonder de zak tweezijdig te doorboren. Nadat de naald ter hoogte van de luchtbel door de zak is gestoken, wordt het drukdeel weggenomen en wordt de zak via de naald enerzijds met een materiaal gevuld en anderzijds wordt de door het vulmateriaal uit de zak verdreven lucht via de naald afgevoerd. De naald is hiertoe voorzien van twee kanalen. Nadat de zak is gevuld, wordt de zak weer afgedicht door rondom het gevormd gat de twee tegenoverliggende zijden van de zak door smeltlassen met elkaar te verbinden.

Deze uitvinding beoogt dan ook de voornoemde nadelen teniet te doen of zoveel mogelijk te verbeteren.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van lucht uit een verpakking volgens conclusie 1.

Deze uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het verwijderen van lucht uit een verpakking volgens conclusie 12 of 18.

Een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding voor het verwijderen van lucht uit gesloten verpakkingen zal nu, bij wijze van voorbeeld, gedetailleerder worden beschreven, met verwijzing naar de tekeningen, waarin:

Figuur 1 een schematisch vooraanzicht van een inrichting volgens één aspect van de uitvinding is;

Figuur 2 een vooraanzicht is van een ponssamenstel, dat is gebruikt in de inrichting van figuur 1;

Figuur 3 een zijaanzicht is van het ponssamenstel van figuur 2; en

Figuur 4 een zijaanzicht is van een in de inrichting van figuur 1 gebruikte centreerschuif.

Dus, figuur 1 toont een vooraanzicht van een inrichting 1 voor het verwijderen van overtollige lucht uit te dichten verpakkingen om opzwelling te voorkomen. De inrichting 1 omvat een eerste transportband 3 waarlangs de verpakkingen door de inrichting 1 bewegen. De transporteur 3 wordt aangedreven door twee rollen 4 en 5 en is ook geplaatst om te trillen, door middel van triller 2, om door heel de operatie de rijst in de verpakkingen in te klinken. Ook zijn inklinkrollen 6 aangebracht stroomopwaarts van transporteur 3 om de rijst substantieel in te klinken alvorens de operatie voor het verwijderen van lucht begint.

Wanneer een verpakking op een bepaalde plaats bij een gatenponssta-tion 7 is, wordt de verpakking doorboord door een geschikte inrichting zoals een spijker 8. Zoals het best is te zien in figuren 2 en 3. omvat het ponssamenstel 7 een pneumatische cilinder 9. die is aangebracht om de spijker 8 door het oppervlak van de verpakking te drijven. De pneumatische cilinder 9 wordt geactiveerd door een niet getoonde sensor, zoals een foto-elektrische cel, die registreert dat een verpakking op de goede plaats onder de spijker 8 is. De spijker 8 is bevestigd op een element 13, dat is verbonden met de pneumatische cilinder 9 en is aangebracht om beweegbaar te zijn binnen een plunjer 10, die is verbonden met de pneumatische cilinder 9 via een voorgespannen veer 12, die is bevestigd op een onderlegplaat 13. Op een eindvlak van de plunjer 10 is een wrijvingsring 11 aangebracht, die, wanneer hij in contact komt met de verpakking, veroorzaakt dat de pneumatische cilinder, plunjer en het spijkersamenstel met de verpakking meebeweegt op dezelfde snelheid, terwijl de spijker de verpakking doorboort, om te voorkomen dat het verpakkingsmateriaal wordt opengescheurd.

Dus, wanneer de pneumatische cilinder net is geactiveerd, beweegt de plunjer 10, met de wrijvingsring 11 naar beneden tot de wrijvingsring 11 in contact komt met de verpakking. Het ponssamenstel beweegt dan met de verpakking terwijl de ponsoperatie verder gaat. Zodra de wrijvingsring in contact is gekomen met de verpakking, daar de pneumatische cilinder verder beweegt naar beneden, worden de plunjer 10 en wrijvingsring 11 door de werking van veer 12 naar beneden toe voorgespannen, en de spijker 8 beweegt dan naar beneden door de opening in de plunjer 10 en wrijvingsring 11 om de verpakking te doorboren. Het door de spijker gemaakte gat is in het algemeen niet meer dan 3 mm in diameter. Na doorboring, vindt het omgekeerde proces plaats, waarbij de spijker 8 eerst wordt teruggetrokken in de plunjer 10 aangezien de pneumatische cilinder omhoog beweegt, en dan wordt de voorspanning van veer 12 ontspannen alvorens de wrijvingsring 11 wordt weggenomen van contact met de verpakking.

De pneumatische cilinder is bevestigd op een arm 14 met een paar daarop bevestigde volgers 15. die samenwerken met een rechtlijnige geleiding 16 om de beweging van de pneumatische cilinder 9 te geleiden. Als de wrijvingsring 11 in contact is met de op de transporteur 3 bewegende verpakking, beweegt de pneumatische cilinder op de arm 14 met de verpakking, waarbij de volgers samenwerken met de rechtlijnige geleiding 16.

Een veer 17 is aangebracht nabij de rechtlijnige geleiding, waartegen de beweging plaatsvindt, zodat als de wrijvingsring niet langer in contact is met de verpakking, de voorspanning van de veer 17 de arm 14 en pneumatische cilinder 9 terugbeweegt naar de oorspronkelijke plaats voor de volgende verpakking.

Verder, moet de spijker zo worden aangebracht dat geen losgeraakt verpakkingsmateriaal los in de verpakking is ingebracht. Als de verpakking verdergaat over de transporteur 3. wordt overtollige lucht uit de verpakking verwijderd door middel van een met veerkracht belaste transporteur 19, die is voorgespannen tegen de verpakking.

De met veerkracht belaste transporteur 19 wordt aangedreven door rollen 20 en omvat excentrisch met veerkracht belaste rollen 21, waarbij de transportband 22 wordt voorgespannen tegen de op transporteur 3 rustende verpakking. De snelheid van de met veerkracht belaste transporteur is gesynchroniseerd met die van de transporteur 3 zodat de verpakkingen voorbij de transporteurs aan hun boven- en ondervlakken worden vastgehouden als ze door de inrichting heen gaan. De met veerkracht belaste transporteur 19 wordt bij voorkeur gesplitst om toegang voor spijker 8 te verschaffen voor het doorboren van de verpakking. Klaarblijkelijk wordt, als met veerkracht belaste transporteur tegen de verpakking wordt gedrukt, lucht in de verpakking naar buiten gedreven door het door spij- ker 8 gemaakte gat.

Zodra de overtollige lucht in de verpakking is verwijderd, bereikt de verpakking een plaats, waar een plakker over het gat in de verpakking wordt geplaatst door een aanbrenger l8 voor plakkers, die van elk bekend type kan zijn. Als de verpakking de aanbrenger 18 passeert, activeert hij een foto-elektrische sensor, die de aanbrenger activeert om de plakker aan te brengen. De aanbrenger van plakkers kan van elk gebruikelijk type zijn.

De plakker kan elke geschikte afmeting en vorm hebben, maar is bij voorkeur rond met een maximum diameter van 20 mm. Zowel de gebruikelijke kleefstof als het de plakker vormende label moeten van een materiaal zijn dat geschikt is voor direkt contact met voedsel. Bovendien, moet de plakker zodanig zijn dat hij de ongeschonden toestand van de dichting herstelt, welke gedurende minimaal 12 maanden moet worden gehandhaafd bij normale behandelingstoestanden.

De inrichting 1 is in staat om verpakkingen van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld van 0,5 kg tot 10 kg verpakkingen, te behandelenn en de verpakkingen met verschillende afmetingen worden bij voorkeur door middel van geschikte positioneringsraiddelen, zoals een centreerpoort 23, geschikt om langs de transporteur 3 te liggen. De centreerpoort 23, zoals in figuur 4 getoond, omvat een flap 24, die voor draaibare beweging is bevestigd op een arm 26. Verpakkingen, die worden getransporteerd, botsen met de flap 24, richten zich tegen de flap en activeren een sensor. Na een bepaalde vertragingstijd, draait een pneumatische cilinder 25 de flap omhoog om toe te laten dat de gerichte verpakkingen eronder door gaan.

Er is dus een werkwijze en inrichting onthuld voor het verwijderen van lucht uit gedichte verpakkingen om het opzwellen van dergelijke verpakkingen te voorkomen, of wezenlijk te verminderen. Het zal duidelijk zijn dat, hoewel een specifieke uitvoering van de inrichting gedetailleerder is beschreven, de uitvinding niet beperkt is tot de zo beschreven specifieke inrichting, maar gebruik kan maken van elke inrichting die geschikt is om de uitvinding uit te voeren.

Claims (33)

1. Werkwijze voor het verwijderen van lucht uit een verpakking dewelke hoofdzakelijk stortbaar bulkmateriaal bevat, met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat : - het voorzien van een stroom gesloten flexibele verpakkingen die in het algemeen uit een luchtdicht bladmateriaal vervaardigd zijn en bovenvermeld bulkmateriaal bevatten; - het verdichten van het bulkmateriaal in de verpakkingen; - het positioneren van de afgedichte verpakkingen op een transportband; - het vervoeren van de verpakkingen naar een afdichtingsstation via een doorboringsstation en een samenpersstation zodanig dat de verpakkingen één na één afgeleverd worden in elk van de stations; - het doorboren van de verpakkingen in het doorboringsstation voor het bekomen van een gat in elk van de verpakkingen; - het samenpersen van de verpakkingen in het samenpersstation om overtollige lucht door het gat uit iedere verpakking te verdrijven; - het afdichten van het gat van iedere verpakking wanneer ze zich in het afdichtingsstation bevindt, op een luchtdichte manier door het aanbrengen van een afdichtelement op de verpakking.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de verpakkingen vervoerd worden naar het doorboringsstation door middel van een gesplitste transportband.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij in het doorboringsstation het gat in iedere verpakking gevormd wordt door een pen en waarbij de gesplitste transportband gepositioneerd is om de pen toe te laten daartussen de verpakkingen te doorboren.

4. Werkwijze volgens conclusies 1,2 of 3, dewelke de verdere stappen als volgt omvat : - het positioneren van de verpakkingen op een transportband in een korrekte oriëntering vooraleer ze door het doorboringsstation gaan, zodanig dat iedere verpakking zijn bovenzijde aanbiedt; en waarbij - slechts één zijde van de verpakking doorboord wordt om het gat te vormen in het doorboringsstation .

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 4, waarbij de doorboringsstap het doorboren omvat van slechts de bovenzijde van de verpakking voor het vormen van het gat.

6. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 5, waarbij de verdichtingsstap ten minste één van de tril- en schudbewerkingen van het materiaal omvat.

7. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 6, waarbij het afdichtelement op de verpakking aangebracht is door middel van een kleefstof.

8. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 7, waarbij het afdichtelement dat op de verpakking aangebracht wordt een plakker is voorzien van een kleefstof en waarbij de afdichtingsstap middelen omvat voor het positioneren van de plakker op de verpakking nabij het gat, en middelen om de plakker rond het gat met de verpakking in contact te brengen, om het gat af te dichten.

9. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 8, waarbij het doorboren gebeurt terwijl de verpakking in het doorboringsstation in beweging is.

10. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de bovenzijde van iedere verpakking doorboort wordt door een pen en waarbij deze werkwijze verder middelen omvat om de pen tesamen en aan dezelfde snelheid van de verpakking te verplaatsen gedurende het doorboren in het doorboringsstation.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij een wrijvingsring tegen iedere verpakking aangedrukt wordt in het doorboringsstation terwijl de verpakking in beweging is op de transportband, en waarbij de pen doorheen de wrijvingsring gestoken wordt om het doorboren van de verpakking te verwezenlijken.

12. Inrichting voor het verwijderen van lucht uit een verpakking die, in het algemeen, stortbaar bulkmateriaal bevat, waarbij deze verpakking een stroom van verpakkingen omvat die vervaardigd zijn uit luchtdicht bladmateriaal, met het kenmerk dat deze inrichting de volgende middelen omvat : - verdichtingsmiddelen (2, 6) voor het verdichten van het materiaal in de verpakkingen; - een doorboringseenheid (7) voor het aanbrengen van een gat in iedere verpakking; - samenpersmiddelen (19) om lucht uit iedere verpakking te verdrijven door het gat dat daarin gemaakt werd; - een afdichtingseenheid (18) om een afdichtingselement op iedere verpakking aan te brengen om het gat af te dichten; en - transportmiddelen (3) voor het opvangen van de gesloten verpakkingen en het vervoeren van de verpakkingen naar de verdichtingsmiddelen (2, 6) en naar de doorboringseenheid (7) voor het aanbrengen van een gat in iedere verpakking, vervolgens naar de samenpersmiddelen (19) en de afdichtingseenheid (18) om ieder gat af te sluiten, waarbij de verpakkingen zodanig door de transportband (3) vervoerd worden dat ze zich opeenvolgend voortbewegen.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat middelen (23, 24, 25, 26) voorzien zijn met een centreerpoort (23) zodanig dat de verpakkingen, vooraleer ze naar de doorboringseenheid (7) gevoerd worden, met een bepaalde tussenruimte van tijd afgeleverd worden naar de doorboringseenheid (7) waarbij elke verpakking een bovenzijde aanbiedt.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de doorboringseenheid (7) zodanig opgesteld en aangepast is dat ze slechts één zijde van de verpakking doorboord.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de doorboringseenheid (7) geregeld is om slechts de bovenzijde van de verpakking te doorboren.

16. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 15, met het kenmerk dat de transportmiddelen een eerste transporteur (3) en een tweede transporteur (19) omvatten, waarvan één van deze transporteurs gesplitst is om doorgang te verschaffen naar de verpakkingen voor de doorboringseenheid waarbij de transporteur eveneens de samendrukmiddelen vormt.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de tweede transporteur (19) boven de eerste transporteur (3) gelegen is en dat deze tweede transporteur de gesplitste transporteur is.

18. Inrichting voor het verwijderen van lucht uit verpakking dewelke in het algemeen stortbaar bulkmateriaal bevat, de verpakking bestaande uit een stroom van verpakkingen die vervaardigd zijn uit luchtdicht bladmateriaal, met het kenmerk dat deze inrichting de volgende middelen omvat : - verdichtingsmiddelen (2, 6) voor het verdichten van het materiaal in de verpakkingen; - transportmiddelen (3, 19) waaronder een gesplitste transporteur, voor het vervoeren van de verpakkingen op deze transportmiddelen via oriëntatiemiddelen, waaronder een poort (23) die zo geregeld is dat ze de verpakkingen die er doorheen gaan, in een bepaalde oriëntatie brengt, een doorboringsstation (7) en een samenpersstation (19) naar een afdichtingsstation (18) waarbij de verpakkingen opeenvolgend afgeleverd worden naar elk van de stations; - een doorboringseenheid in het doorboringsstation (7) voor het doorboren van een zijde van iedere verpakking, wanneer ze zich in het doorboringsstation op een bepaalde positie bevindt voor het aanbrengen van een gat in de verpakking, de doorboringseenheid (7) omvattende een pen (8) die zodanig gepositioneerd is t.o.v. de gesplitste transporteur (19) dat deze gesplitste transporteur toegang verschaft naar de verpakkingen voor de pen (8); - middelen voorzien in het samenpersstation om lucht uit de verpakkingen te verdrijven door het gat; - een afdichtingseenheid in het afdichtingsstation (18) en stroomafwaarts van de middelen om lucht uit de verpakkingen te drijven, deze afdichtingseenheid zijnde voorzien van middelen om het gat op luchtdichte wijze af te sluiten door middel van het aanbrengen van een dichtingselement op de verpakking.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de transportmiddelen nog een transporteur (3) omvat die onderaan de gesplitste transporteur (19) gelegen is zodanig dat de twee » transportbanden de middelen vormen om lucht uit de verpakking te persen.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk dat de oriëntatiemiddelen (23-26) de positie en de oriëntatie van de verpakkingen zodanig regelen, dat een opvolging van verpakkingen op vooringestelde tijdstippen in doorboringseenheid (7) terecht komen en de bovenzijden van de verpakkingen aanbieden.

21. Inrichting volgens conclusies 18, 19 of 20, met het kenmerk dat de doorboringseenheid (7) zodanig opgesteld is dat ze enkel de bovenzijde van iedere verpakking doorboord.

22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk dat de doorboringseenheid (7) bestaat uit een pen (8) die gemonteerd is voor een vertikaal heen en weergaande beweging.

23. Inrichting volgens conclusies 12, 18 of 22, met het kenmerk dat de afdichtingseenheid (18) middelen omvat voor het plaatsen van een afdichtingselement of plakker op de verpakking in het gebied van het gat en middelen om de plakker rond het gat in contact te brengen met de verpakking om het gat af te dichten.

24. Inrichting volgens conclusies 12, 18, 22 of 23, met het kenmerk dat de verdichtingsmiddelen (2, 6) middelen omvat om tenminste één trilbeweging, schudbeweging of een excentrische mechanische beweging aan de eerste transporteur (3) te laten ondergaan.

25. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de eerste transporteur (3) een gedeelte omvat dat uitgerust is om de verpakking op de transportband te doen trillen.

26. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de transportmiddelen een eerste transporteur (3) omvat voor het opnemen van de gesloten verpakkingen en de verpakkingen via de oriëntatiemiddelen (23), de doorboringseenheid (7), de middelen om lucht uit iedere verpakking te drukken en de afdichtingseenheid (18) te voeren zodanig dat de verpakkingen opeenvolgend afgeleverd worden aan ieder station.

27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk dat de transportmiddelen een tweede transporteur (19) omvatten dewelke boven de eerste transporteur (3) gelegen is en schuin naar deze transporteur opgespannen is, zodanig dat in kombinatie daarmee de eerste en de tweede transporteur middelen vormen om lucht uit iedere verpakkingen te persen, waarbij de transporteurs (3, 19) samenwerken zodat iedere verpakking tussen de transportbanden samengeperst wordt in een continu beweging om overtollige lucht uit iedere verpakking te verdrijven door het gat dat in de verpakking aangebracht werd.

28. Inrichting volgens conclusie 26 of 27, met het kenmerk dat de oriëntatiemiddelen (23-26) boven de eerste transporteur (3) aangebracht zijn om tegen de verpakking op de eerste transporteur te botsen en die tegen de beweging van de verpakking op de transporteur in, voorgespannen zijn, zodat de verpakking op de transporteur in een bepaalde oriëntatie wordt geordend alvorens voorbij de oriëntatiemiddelen (23-26) te passeren.

29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk dat de oriëntatiemiddelen (23-26) een flap (24) omvatten die draaibaar bevestigd is aan een pneumatische cilinder (25) tegen de beweging van de verpakking in, en dit gedurende een bepaalde vertragingstijd.

30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk dat een sensor voorzien is om na te gaan wanneer een verpakking tegen de flap (24) aanstoot om met de bepaalde vertragingstijd te starten.

31. Inrichting volgens conclusie 30, met het kenmerk dat verdere sensors voorzien zijn om de positie van iedere verpakking na te gaan wanner ze zich op de eerste transporteur (3) bevinden en te registreren wanneer de verpakking aan de doorboringseenheid (7) en aan de afdichteenheid (18) is, waarbij deze sensors samenwerken om de doorboringseenheid en de afdichtingseenheid te aktiveren.

32. Inrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk dat de doorboringseenheid (7) een pen (8) omvat die bevestigd is op een element (13) dat verbonden is met een pneumatische cilinder (9) en is zo aangebracht, dat hij beweegbaar is binnen een plunjer (10) die verbonden is met de pneumatische cilinder (9) door een voorgespannen veer (12), waarbij op het eindvlak van de plunjer (10) een wrijvingsring (11) aangebracht is die, wanneer hij in contact komt met de verpakking, veroorzaakt dat, terwijl de pneumatische cilinder (9) verder naar beneden beweegt, de pen (8), die op het element (13) bevestigd is, door de plunjer (10) en de wrijvingsring (11) heen verplaatst wordt om de verpakking te doorboren.

33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk dat de boorboringseenheid (7) verder nog een volgorgaan (15) omvat die samenwerkt met een geleiding (16), waarbij de pneumatische cilinder (9) bevestigd is op het volgorgaan (15) om zich zodoende aan dezelfde snelheid als de verpakking te verplaatsen in het doorboringsstation terwijl de verpakking doorboort wordt en waarbij het volgorgaan (15) terugveert naar de oorspronkelijke plaats wanneer het doorboren voltooid is.