<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
- 1 "Onderling verbonden profielen"
De uitvinding heeft betrekking op onderling verbonden profielen bestaande uit - minstens twee met een van hun einden bij elkaar aansluitende profielen die elk -- een lijf en -- minstens een flens bevatten en - middelen ter onderlinge verbinding van de profielen.
De uitvinding betreft in het bijzonder zulke dunwandige metalen profielen die onderling verbonden in dragende structuren van gebouwen voorkomen.
De met hun einden bij elkaar aansluitende profielen kunnen in elkaars verlengde liggen maar kunnen ook een hoek vormen.
In een bekende uitvoeringsvorm bestaan de middelen ter onderlinge verbinding van de profielen in een verbindingsstuk dat door middel van bouten bevestigd wordt aan de lijven van de twee te verbinden profielen.
Een nadeel van deze bekende uitvoeringsvorm bestaat erin dat de verbindingsmiddelen onvoldoende momenten overbrengen van het ene profiel op het andere. Er treedt vervorming op in de verbinding en bijgevolg in de bouwconstructie doordat de stijfheid en de sterkte van de verbinding te klein zijn.
Een ander nadeel van deze bekende uitvoeringsvorm bestaat in de lange montagetijd.
In een andere bekende uitvoeringsvorm zijn de lijven van de verbonden profielen geklemd tussen
<Desc/Clms Page number 2>
zware verbindingsplaten die door bouten naar elkaar toe getrokken worden.
Een nadeel hiervan bestaat erin dat de zware verbindingsplaten en de bouten die deze platen naar elkaar toe trekken moeilijk hanteerbaar zijn tijdens de montage en een lange montagetijd vergen, wat de constructie duur maakt.
In nog een andere bekende uitvoeringsvorm zijn op naar elkaar gerichte in verstek gezaagde einden van de profielen kopplaten gelast.
De kopplaten van twee bij elkaar aansluitende profielen zijn onderling verbonden door middel van bouten.
Een nadeel van deze bekende uitvoering bestaat erin dat de lange lasnaden van de opgelaste kopplaten duur zijn, dat het manipuleren van de profielen met de erop gelaste kopplaten omslachtig is, dat de lasnaden van vooraf verzinkte profielen een herstel van de oppervlaktebescherming tegen het roesten vereisen en dat de profielen met de erop gelaste kopplaten een compacte verpakking voor transport belette
Een nadeel van de hiervoor beschreven bekende uitvoeringen is ook dat het zijdelings aanbouwen tegen de onderling verbonden profielen moeilijk is.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen die de hierboven genoemde nadelen verhelpen.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen waarvan de verbinding geconcentreerde krachten kan opnemen.
Nog een doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen waartegen stukken gemakkelijk kunnen aangebouwd worden.
<Desc/Clms Page number 3>
Nog een doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen die snel kunnen gemonteerd worden.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen waarbij op het ene profiel inwerkende krachten volledig op het andere kunnen overgebracht worden.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen waarbij geen lasnaad op het profiel voorkomt en waarvan de beschermende oppervlaktelaag van de profielen niet door laswerk beschadigd is.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van onderling verbonden profielen waarvan de afzonderlijK2 elementen, dus zowel de profielen als de verbindingsstukken, compact kunnen verpakt worden.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van zulke onderling verbonden profielen die een grote krachtoverbrenging van het ene profiel ophet andere toelaten, zodat met zulke profielen grote gebouwen kunnen opgetrokken worden.
Tot dit doel bevatten, volgens de uitvinding, de middelen ter onderlinge verbinding van de profielen minstens ñ verbindingsstuk dat aansluit bij het lijf en de flens van de twee profielen, welk verbindingsstuk voorzien is van een rij pennen die in uit de profielen uitgespaarde openingen passen en zijn middelen voorzien die het verbindingsstuk ten opzichte van de profielen bevestigen.
Bij voorkeur passen de pennen in uit het lijf uitgespaarde openingen.
Doelmatig bevat elk van de profielen
<Desc/Clms Page number 4>
twee flenzen en sluit elk van twee verbindingsstukken bij het lijf en een flens van de twee profielen aan.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding gaan de pennen van de verbindingsstukken door openingen die uitgespaard zijn uit de lijven van de profielen en bestaan de middelen die de verbindingsstukken ten opzichte van de profielen bevestigen uit penhouders met pennen die passen in openingen die uitgespaard zijn uit de flenzen van de profielen en in openingen die uitgespaard zijn uit de verbindingsstukken, en uit afstandhouders van de penhouders.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding komen de penhouders aan de naar het lijf gekeerde zijden van de flenzen voor en hebben de afstandhouders een eerste vlak gedeelte met afgeronde einden die voorkomen in groeven die uitgespaard zijn uit de van hun pennen afgekeerde vlakken van de penhouders.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding komen de penhouders aan de van het lijf afgekeerde zijden van de flenzen voor en bestaan de afstandhouders uit stangen die langs weerszijden van de profielen de penhouders verbinden.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van onderling verbonden profielen volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet.
De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een vooraanzicht van een spant samengesteld met onderling verbonden profielen volgens de uitvinding.
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 2 is een perspectivische voorstelling van een profiel uit het spant volgens figuur 1.
Figuur 3 is een perspectivische voorstelling van twee onderling verbonden profielen uit een ligger behorende tot het spant volgens figuur 1.
Figuur 4 stelt een doorsnede voor volgens het in figuur 3 aangeduide vlak IV-IV.
Figuur 5 stelt een vooraanzicht voor van een hoekverbinding tussen een kolom en een ligger uit het spant volgens figuur 1.
Figuur 6 stelt een vooraanzicht voor van een nokverbinding tussen twee Niggers uit het spant volgens figuur 1.
Figuur 7 stelt een doorsnede voor analoog aan deze volgens figuur 4 met betrekking op een eerste variante.
Figuur 8 stelt een doorsnede voor analoog aan deze volgens figuur 4 met betrekking op een tweede variante.
Figuur 9 stelt een doorsnede voor analoog aan deze volgens figuur 4 met betrekking op een derde variante.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen of op elementen die dezelfde functie vervullen.
Het in figuur 1 voorgestelde spant wordt tot een geheel verwerkt op de grond en wordt vervolgens op de bodem 3 opgericht.
Het bestaat uit twee kolommen 1 en uit twee liggers 2.
Elke ligger 2 is met een kolom 1 verbonden door een hoekverbinding 4. De liggers 2 zijn onderling verbonden door een nokverbinding 5.
<Desc/Clms Page number 6>
In het voorgestelde uitvoeringsvoorbeeld bestaat elke kolom 1 in een enkel profiel en bestaat elk van de twee liggers 2 uit twee profielen die in elkaars verlengde voorkomen en onderling verbonden zijn door de verbindingen 6.
Een profiel, in het algemeen met het verwijzingscijfer 7 aangeduid, is in perspectief voorgesteld in figuur 2.
Zulk profiel kan als kolom 1 gebruikt worden maar kan ook gebruikt worden als een gedeelte van een ligger 2.
Uiteraard hangen de afmetingen, onder meer de lengte, en de vorm van de profielen af van de rol die ze moeten spelen in het spant of in het algemeen in het bouwwerk.
Hetzelfde geldt trouwens voor de verder beschreven onderdelen van de verbindingen 4, 5 en 6.
De belastingen die door de profielen en de verbindende onderdelen moeten opgenomen worden zijn aan de vakman bekend.
Deze kan op basis van de gebruikte materialen de afmetingen van de verschillende onderdelen bepalen, daarbij ook rekening houdend met eventuele bijkomende onderdelen die aan Int gebouw aangebracht worden.
EMI6.1
Elk bestaat uit een lijf profiel.8, 9, 10 en uit twee flenzen 11 irst randen 12.
De doorsnede van het lijf 8-10 is U-vormig.
De benen 9 van de U vormen een stompe hoek met de basis 8 en de randen 10 die bij de benen 9 aansluiten zijn evenwijdig aan de basis 8.
De flenzen 11 staan loodrecht op de randen 10 en dus op de basis 8 en de randen 12 van de
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
flenzen aan de randen 10 en aan de basis 8.
Een reeks openingen 13 zijn in de nabijheid van een einde van het profiel 7 uitgespaard uit de randen 10 van het lijf 8-10.
Een zelfde reeks openingen 14 zijn uitgespaard in de nabijheid van hetzelfde einde van het profiel 7 uit de flenzen 11.
De afstand tussen de openingen 13, de afstand tussen de openingen 14 en de grootte van deze openingen stemmen overeen met de afstand tussen de verder te noemen pennen 17, de afstand tussen de verder te noemen pennen 19 en de grootte van deze pennen.
Hoe twee profielen 7 in elkaars verlengde kunnen verbonden worden door een verbinding 6, ter vorming van een ligger 2, blijkt uit de figuren 3 en 4. Daartoe wordt gebruik gemaakt van verbindingsstukken 15, 16 met L-vormige doorsnede.
De benen 15 van de verbindingsstukken 15-16 dragen een rij pennen 17. Twee verbindingsstukken 15-16 worden op de grond gelegd op een zodanige afstand van elkaar dat zij met hun benen 15 kunnen aansluiten tegen de randen 10 van de lijven 8-10 en dat ze met hun benen 16 kunnen aansluiten tegen de flenzen
EMI7.2
11.
De openingen 13 vormen daarbij een doorgang voor de pennen 17, die in deze openingen passen.
Zoals duidelijk blijkt uit figuur 3 is elk van de verbindingsstukken 15716 aldus verbonden met de bij elkaar aansluitende einden van twee profielen 7.
<Desc/Clms Page number 8>
Penhouders 18 worden met hun pennen 19 gebracht in openingen 14 die uitgespaard zijn uit de flenzen 11 van de profielen 7 en in openingen 20 die uitgespaard zijn uit de benen 16 van de verbindingsstukken 15-16.
Aan de naar het lijf 8-10 gekeerde zijde van elke flens 11 van elk profiel 7 wordt aldus een penhouder 18 aangebracht.
De twee verbindingsstukken 15-16 die twee profielen 7 verbinden zijn aldus zelf bevestigd onder tussenkomst van vier penhouders 18.
Uit de van de pennen 19 afgekeerde zijden van de penhouders 18 is telkens een groef 21 uitgespaard voor een vlak been 22 van een afstandhouder 22-23
De afstandhouders 22-23 hebben een L-vormige doorsnede maar een van de benen 22 is langer dan het andere been 23 en steekt met afgeronde einden 24 voorbij dit andere been uit.
Uit het midden van het been 22 is een opening uitgespaard. Een bout 25 gaat door deze opening en door een overeenstemmende opening die uitgespaard is uit de basis 8 van het lijf 8-10 van een profiel. Elk van de profielen 7 draagt dus een afstandhouder 22-23 onder tussenkomst van een bout 25 die tegen de basis 8 van het lijf kan bevestigd worden onder tussenkomst van een moer 26 en een onderlegschijfje 27.
V66r de moer aangeschroefd wordt, wordt de afstandhouder 22-23 zo gewenteld dat de afgeronde einden 24 van het deel 22 plaats vinden in de groeven 21 van de penhouders 18.
Nadat de afstandhouders aldus op hun plaats gebracht zijn, drukken ze de penhouders l8
<Desc/Clms Page number 9>
tegen de naar elkaar gekeerde zijden van de flenzen 11. De pennen 19 van de penhouders beletten de verschuiving van de penhouders 18 ten opzichte van de profielen 7 en ten opzichte van de verbindingsstukken 15-16, die aldus een vaste plaats innemen ten opzichte van de profielen.
Verder verbinden de pennen 17 eveneens de verbindingsstukken 15-16 met de profielen 7.
Zonder dat iets anders moet geschroefd worden dan de moeren 26 op de bouten 25 is een stevige verbinding verkregen tussen de in elkaars verlengde liggende profielen 7 onder tussenkomst van twee verbindingsstukken 15-16, vier penhouders 18 en twee afstandhouders 22-23.
In een variante van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 bestaan de penhouders 18 die bij de twee in elkaars verlengde voorkomende profielen 8-12 aansluiten telkens uit een stuk in plaats van uit twee. Met andere woorden er zijn dan twee penhouders in plaats van vier, namelijk telkens een penhouder 18 langs de in elkaars verlengde voorkomende flenzen 11 van de twee profielen 8-12.
Op een analoge wijze als de verbinding 6 tussen twee in elkaars verlengde voorkomende profielen 7 kan ook een hoekverbinding uitgevoerd worden tussen een kolom l, die zelf in een profiel 7 bestaat, en een profiel 7 dat het einde van een ligger 2 vormt. Zulke verbinding 4 is voorgesteld in figuur 5.
Hierbij is gebruik gemaakt van een kopplaat 2B waarop twee lange verbindingsstukken 29 en twee
<Desc/Clms Page number 10>
korte verbindingsstukken 30 gelast zijn. Het profiel 7 van de kolom 1 is met de verbindingsstukken 29 en 30 verbonden door middel van de penhouders 31 met pennen 32 en door middel van een afstandhouder 33.
De verbindingsstukken 29 en 30 spelen dus de rol van de verbindingsstukken 15-16 uit de in figuur 3 voorgestelde verbinding 6. De penhouders 31 spelen de rol van de penhouders 1B en de pennen 32 stemmen overeen met de pennen 19.
De afstandhouders 33 stemmen overeen met de afstandhouders 22-23 en de bout 34 speelt dezelfde rol als de bout 25.
Op dezelfde wijze zijn ook de verbindingsstukken 29 en 30 verbonden met het profiel 7 dat aan het einde van de ligger 2 voorkomt.
Uiteraard zal de hoek tussen de verbindingsstukken 29 en tussen de verbindingsstukken 30 gekozen worden in functie van de helling die ten opzichte van de kolom 1 gewenst is voor de ligger 2.
Ook de in figuur 6 voorgestelde nokverbinding 5 is op een analoge wijze als de in figuur 5 voorgestelde hoekverbinding 4 uitgevoerd.
In de in figuur 6 voorgestelde uitvoering spelen de pennen 35 de rol van de pennen 17 uit de verbinding volgens de figuren 3 en 4.
De pennen 35 zitten dus vast op de verbindingsstukken 29 en 30.
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 sluiten de delen 16 van de verbindingsstukken 15-16 tegen de van het lijf 8-9-10 afgekeerde zijden van de flenzen 11 aan. Daardoor komen de benen 15 van de verbindingsstukken 15-16 aan de buitenzijde van de profielen voor. De pennen 17 zijn dan
<Desc/Clms Page number 11>
ook inwaarts gericht.
De in figuur 7 voorgestelde variante verschilt van de uitvoering volgens de figuren 3 en 4 doordat de benen 16 van de verbindingsstukken 15-16 aansluiten tegen de naar het lijf 8-10 gekeerde zijden van de flenzen 11.
De benen 15 van de verbindingsstukken 15-16 komen daardoor aan de binnenzijde van de profielen te liggen en de pennen 17 zijn buitenwaarts gericht.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 8 verschilt van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 doordat de afstandhouders bestaan in trekstangen 36 die gaan door uitstekende oren van de penhouders 18.
De stangen 36 houden de penhouders 18 op afstand door middel van de moeren 37 die op de einden van de stangen 36 geschroefd zijn.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 8 zijn, evenals in de uitvoeringsvorm volgens figuur 4, de verbindingsstukken 15-16 aan de buitenzijde van de profielen 8-12 gelegen.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 9 zijn, evenals in de uitvoeringsvorm volgens figuur 7, de verbindingsstukken 15-16 aan de binnenzijde van de profielen 8-12 gelegen maar de afstandhouders zijn van het type voorgesteld in figuur 8.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijk n van de uitvinding worden gebruikt.
<Desc/Clms Page number 12>
Hoewel de hierboven beschreven profielen in wezen sigmavormig zijn, kan de uitvinding toch ook toegepast worden met andere profielen, onder meer c-vormige of zelfs gesloten holle.
Hoewel in de hierboven beschreven voorbeelden in de verbindingen slechts twee profielen bij elkaar aansluiten, hetzij in elkaars verlengde, hetzij onder een hoek, kunnen ook verschillende profielen onder verschillende hoeken bij elkaar aansluiten, wat de bevestiging van onderdelen aan een gebouw toelaat.
In de regel worden de spanten volledig op de grond samengesteld v66r ze rechtgezet worden.
De uitvoering van verbindingen op opgetrokken constructies is evenwel niet uitgesloten.