tegengif
Uiterlijk
- te·gen·gif
- In de betekenis van ‘neutraliserend middel’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- samenstelling van tegen en gif
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegengif | tegengiffen |
verkleinwoord |
het tegengif o
- (medisch) een middel dat de werking van een gif neutraliseert of afzwakt
- Een tegengif tegen cyanidevergiftiging.
- Vermoorde halfbroer Kim Jong-un had tegengif zenuwgas VX in tas [2]
- (figuurlijk) iets waardoor iets anders teniet wordt gedaan
- Zuiver kunnen waarnemen is een tegengif tegen dit soort eenzijdig, stereotiep denken.
1. een middel dat de werking van een gif neutraliseert of afzwakt
- Het woord tegengif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tegengif" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tegengif" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %