sono
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | sono | sonoj |
accusatief | sonon | sonojn |
sono
sono v
- (spreektaal) geluidsinstallatie
- «J’avais foutu la sono à fond pendant cette soirée.»
- Op dat feest had ik de stereo helemaal open gezet. [1]
- «J’avais foutu la sono à fond pendant cette soirée.»
sono m
Categorieën:
- Woorden in het Esperanto
- Woorden in het Esperanto van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Esperanto
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans
- Woorden in het Portugees
- Woorden in het Portugees van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Portugees