oh
Uiterlijk
- oh
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van spijt of droefheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1704 [1]
oh
- een uitroep van lichte verbazing or herkenning
- Oh, dat woord hadden we nog niet!.
- ▸ ‘Naar Casa de Luna,’ antwoordde ik hoopvol. ‘Oh, die lui. Dat zou ik niet doen, dat zijn gevaarlijke aso’s.[2]
- Het woord oh staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oh" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "oh" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be