fortuna
Uiterlijk
- Geluid: fortuna (klassiek) (hulp, bestand)
- IPA: /forˈtuː.na/
- Van het Latijnse woord fōrs (toeval, geluk).
fortuna v
- toeval, geluk, ongeluk ( adversa ~)
- lot, toestand, gesteldheid; mv geluksgoederen, vermogen, bezittingen
- voorspoed
- aandeel, deel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | fortuna | fortunae |
genitief | fortunae | fortunārum |
datief | fortunae | fortunīs |
accusatief | fortunam | fortunās |
ablatief | fortunā | fortunīs |
vocatief | fortuna | fortunae |
- for·tu·na
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fortuna | fortunas |
fortuna v
Categorieën:
- Woorden in het Latijn
- Woorden in het Latijn met audioweergave
- Woorden in het Latijn met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord van de 1ste verbuiging in het Latijn
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 7
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Woorden in het Spaans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans