bulldozer

Nederlands

bulldozer

Uitspraak

• Geluid:  bulldozer    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbuldozər / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• bull·do·zer

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels bulldozer, in de betekenis van ‘grondschuiver’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bulldozer	bulldozers
verkleinwoord	bulldozertje	bulldozertjes

Zelfstandig naamwoord

de bulldozer m

1. (werktuigbouwkunde) zware van rupsbanden voorziene machine om terreinen te egaliseren met behulp van een schuiver die stenen en aarde kan verplaatsen

   ▸ Een bulldozer begint struiken omver te duwen en de modder naast de weg te egaliseren, zodat het verkeer wat ruimte krijgt.

   • Met zijn ongeëvenaarde aanvallende kracht bracht hij een revolutie teweeg in het rugby. Tegenstanders ketsten simpelweg op hem af als Lomu, een menselijke bulldozer van 1,92 meter en 119 kilogram, op snelheid was gekomen – de bal losjes in een arm geklemd. 

   ▸ Ze was een menselijke bulldozer die een rechte lijn aanhield.

Verwante begrippen

• graafmachine, excavateur, graafwerktuig, shovel

Vertalingen

    1. zware van rupsbanden voorziene machine om terreinen te egaliseren   

Duits: Bulldozer (de) m Engels: bulldozer (en)

Frans: bulldozer (fr) m Spaans: bulldozer (es) m

Werkwoord

vervoeging van
bulldozeren

bulldozer

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bulldozeren
   

   • Ik bulldozer. 

2. gebiedende wijs van bulldozeren
   

   • Bulldozer! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bulldozeren
   

   • Bulldozer je? 

Gangbaarheid

• Het woord bulldozer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bulldozer" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈbʊldoʊzɚ/

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van  bulldoze ww  met het achtervoegsel -er

enkelvoud	meervoud
bulldozer	bulldozers

Zelfstandig naamwoord

bulldozer

1. bulldozer

Overerving en ontlening

• Frans: bulldozer
• Nederlands: bulldozer
• Spaans: bulldozer

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /byl.do.zɛʁ/, /bul.do.zœʁ/

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels bulldozer

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
bulldozer	le bulldozer	bulldozers	les bulldozers

Zelfstandig naamwoord

bulldozer m

1. bulldozer

Spaans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /bul̪ˈd̪o.seɾ/, /bul̪ˈd̪o.θeɾ/

Woordafbreking

• bull·do·zer

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels bulldozer

enkelvoud	meervoud
bulldozer	bulldozeres

Zelfstandig naamwoord

bulldozer m

1. (werktuigbouwkunde) bulldozer (ontleende vorm)

Synoniemen

• [1] buldócer (ingeburgerde vorm)

Verwijzingen

• bulldozer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española