[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

amigo

Uit WikiWoordenboek
  • ami·go
  • van  amigo zn 
  • [1]: in de jaren 70 van de 20e eeuw in zwang gekomen als onderdeel van de reclameleus "Misschien een tikkeltje te wild, amigo?" gebruikt door sigarenfabrikant Hofnar op Wikipedia (nl) voor zijn "Wilde Havana's": sigaren waar aan het eind nog wat sliertjes tabak uitsteken (de zogenaamde "flos")[1]
  • [2]: tijdens de Spaanse overheersing is het Middelnederlands vrunte "gevangenis" verward met vrunt "vriend" zodat de Spaanse vertaling van het tweede woord ook voor het eerste werd gebruikt [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord amigo amigo's
verkleinwoord - -

de amigom

  1. (informeel) vriendschappelijke aanspreekvorm voor een man
    • De man die voor me stond toen ik de voordeur opentrok droeg inderdaad een baard, maar nee, dit kon niet, alstublieft zeg, wie we dáár hadden: Reynier.
      - ‘Kom binnen,’ haastte ik mij te zeggen.
      - ‘Amigo,’ begroette hij me. Hij drukte me stevig de hand. ‘Amigo! Waar jij je verstopt hebt, ik heb me haast kapot gezocht om je te vinden!’
       [3]
     Beste amigo! Ik heb ook aan het hoofd van een destijds zeer machtig invloedrijk blad gestaan en weet wel zoowat wat 'n hoofdredacteur doen en laten moet.[4]
     Bij de poort moet je zeggen datje een amigo bent, een amigo de Lori.[5]
  2. (spreektaal) (België) gevangenis voor arrestanten
    • Ons ontwerp vormde een functioneel geheel met het bestaande torengebouw. Dit was namelijk louter administratief opgevat, terwijl de kazerne voor de mobiele politie en amigo, met garagepoort aansloot langs de Everdystraat. [6]
  • [1] Misschien een tikkeltje te wild, amigo?
    Dat is iets te gedurfd!
88 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[7]


  • IPA: /əˈmiː.ɡəʊ/
enkelvoud meervoud
amigo amigos

amigo

  1. (informeel) vriend
  2. (informeel) mexicaan


enkelvoud meervoud
amigo amigos

amigo m

  1. vriend


  • IPA: (Portugal) /əˈmiɣʊ/
  • IPA: (Brazilië) /ɐˈmiɡʊ/
  • a·mi·go
enkelvoud meervoud
amigo amigos

amigo m

  1. vriend


  • IPA: /aˈmiɣo/
  • a·mi·go
enkelvoud meervoud
amigo amigos

amigo m

  1. vriend
  enkelvoud meervoud
mannelijk amigo amigos
vrouwelijk amiga amigas

amigo

  1. (~ de) bevriend (met)
vervoeging van
amigar

amigo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van amigar
vervoeging van
amigarse

amigo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van amigarse