autobus
Uiterlijk
- au·to·bus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autobus | autobussen |
verkleinwoord | autobusje | autobusjes |
autobus m
- een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
- Gaan jullie per trein of per autobus?
- autobusbedrijf, autobusdienst, autobusgarage, autobushalte, autobuskaart, autobuslijn, autobusstation, autobusverkeer
1. een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /aʊ̯tɔbʊs/
autobus m
- nastúpiť do autobusu - instappen in een autobus
- vystúpiť z autobusu - uitstappen uit een autobus
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /aʊ̯tɔbʊs/
- au·to·bus
- Afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord automobilní en het zelfstandig naamwoord omnibus
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woorden in het Slowaaks
- Woorden in het Slowaaks met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Verkeer in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Verkeer in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch