Skip to main content
ABSTRACT In this publication the results of the analyses of the Roman harbour of Voorburg-Arentsburg (NL) are presented. This fully inclusive and integrated study of more than 1000 pages is published in two volumes. The publication is... more
ABSTRACT In this publication the results of the analyses of the Roman harbour of Voorburg-Arentsburg (NL) are presented. This fully inclusive and integrated study of more than 1000 pages is published in two volumes. The publication is written in Dutch, but has got an extensive synthesis/summary in English. This publication presents the results of the 2007/2008 excavations in Voorburg-Arentsburg. The first systematic excavations in Voorburg-Arentsburg - situated along the Corbulo canal between Rhine and Meuse rivers – begun by Caspar Reuvens (Leiden University) in the 19th century. Reuvens’ and Jan Hendrik Holwerda’s excavations in the early 20th century (RMO), uncovered structures of a Roman planned settlement with a surrounding wall plus ditches, a rectangular street grid and lay-out and large Roman public baths. This site was initially interpreted as a fleet station of the classis germanica, and later on reinterpreted as the Roman town Forum Hadriani, which served as the capital for the civitas of the Cananefati. The hand of the central Roman authority can be felt all around the coastal delta area of the Low Countries. This varies from infrastructural adjustments, building and keeping up the frontier line with all kind of military installations, to the construction of new planned towns. Excavations carried out in three large trenches in 2007/2008 were undertaken in the expectation of examining two - possibly three - insulae of this Roman town in Voorburg-Arentsburg. It surprised us when the excavations in two trenches uncovered a river channel 110 metres in length with a tapering width of at least 41 metres in the south and 28 metres in the north. In the second and early third century this Voorburg river channel was dredged at least three times, in order to transform this into a harbour basin of the desired proportions. The last seems to be the case as the channel is on the northern, western and eastern side by quay installations. The base of these quay works consisted in large pointed straightened oak posts which were driven in the ground. Two construction phases can be distinguished, one around 160 CE and a second phase around 210 CE. The location of the harbour of Voorburg-Arentsburg – between the Rhine and Meuse near the North Sea coast which lacked natural harbours - and the nature and provenances of the retrieved materials fuelled the idea that this harbour was not only laid out to supply this central place of the civitas Cananefatium. The harbour was pivotal in the provisioning of the military in the coastal zone of the West Netherlands, but was constructed as well for supra-regional aims. Our natural coastal delta with favourable off-shore winds and currents will have stimulated not only the Roman coastal trade, but most probably also that to and from Southern and Northern Britain. This study provides enough arguments to suggest that the Roman harbour of Voorburg-Arentsburg played a role in the transit routes towards Britannia.
De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (OCWV) heeft de ontwikkeling van een perceel aan de Leyweg, bekend als het Anne Frankpark, of de Steynhof in voorbereiding. Het gebied, gelegen tussen de Noordweg, de Leyweg en de Erasmusweg,... more
De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (OCWV) heeft de ontwikkeling van een perceel aan de Leyweg, bekend als het Anne Frankpark, of de Steynhof in voorbereiding. Het gebied, gelegen tussen de Noordweg, de Leyweg en de Erasmusweg, maakt onderdeel uit het initiatief Erasmusveld Midden aan de noordelijke rand van de VINEX locatie Wateringse Veld. De beoogde ontwikkeling van de locatie met een gevarieerd woonmilieu met een hoge duurzaamheidsambitie en een zorgvuldige inpassing in bestaande en te realiseren groenstructuren, sluit aan bij het masterplan Erasmusveld-Leywegzone. Aangezien het plangebied een archeologische verwachting heeft, is er vanaf 2007 achtereenvolgens inventariserend archeologisch vooronderzoek uitgevoerd bestaande uit een bureauonderzoek, een booronderzoek en een waardestellend proefsleuvenonderzoek. Hierbij is op de Steynhof de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats uit het neolithicum (steentijd) vastgesteld. Omdat behoud in de bodem (behoud in situ) niet mogelijk bleek, is bepaald dat de archeologische informatie moest worden veiliggesteld door een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) uit te voeren voorafgaand aan ontwikkeling van het terrein. De opgraving vond plaats in het najaar van 2017 en werd uitgevoerd door de afdeling Archeologie en Natuur- en Milieueducatie van de gemeente Den Haag. Vraagstelling In het Programma van Eisen (PvE Den haag 2017-08) is de volgende vraagstelling geformuleerd: ‘Welke bijdrage levert de archeologische informatie in het plangebied aan de kennis over de ontwikkeling en bewoning van Den Haag Zuidwest in de prehistorie, bezien vanuit de bredere (landschappelijke) ontwikkelingen in de Haagse regio in die periode?’ Methode De vindplaats is min of meer vlakdekkend onderzocht. In totaal is 3677 m2 opgegraven verdeeld over 10 werkputten. Waar de vondstlaag nog intact was is deze handmatig schavenderwijs verdiept in eenheden van één vierkante meter (met als voorwaarde dat de vondstdichtheid hoger dan 10 vondsten per vierkante meter betrof). Van iedere vierkante meter is een monster van 10 liter genomen dat is gezeefd over een maaswijdte van 4mm en is gebruikt als referentiewaarde. Waar de vondstdichtheid kleiner was, is de vondstlaag machinaal verdiept en zijn vondsten 3D ingemeten. Op diverse plekken, zowel in het vlak als in de profielen zijn monsters genomen ten behoeve van ecologisch en daterend onderzoek. Al tijdens het veldwerk hebben verschillende materiaalspecialisten de opgraving bezocht om waar nodig de methodiek aan te passen. Na afloop van het veldwerk en een eerste scan van het materiaal heeft een specialistenoverleg plaatsgevonden om de inhoudelijke evaluatie en het uitwerkingsplan naar een hoger plan te tillen. Vanwege de grote hoeveelheid vondsten, veel meer dan voorzien en de complexiteit van de vindplaats heeft de uitwerking en de rapportage langer geduurd dan gedacht. Resultaten De archeologische resten op de Steynhof zijn die van een nederzetting uit het laat-neolithicum en behoren tot de zogenoemde Vlaardingencultuur. In ruime zin plaatsen de 14C-dateringen de vindplaats in de periode 3100-2340 v.Chr., met de meeste dateringen in de periode 2900-2550 v.Chr. Dit sluit aan op het aardewerk dat te dateren in de Vlaardingen 1b/2a periode, tussen 2850-2550 v.Chr. De Steynhof vertoont veel overeenkomsten met andere, deels gelijktijdige neolithische vindplaatsen in de omgeving, waarvan de nabijgelegen Wateringse Binnentuinen de belangrijkste is. De bewoners van de Steynhof vestigden zich op een duin op de strandwal van Rijswijk-Voorschoten. Tijdens de opgraving bleken hiervan de flanken het best bewaard gebleven. Rondom de grotendeels verstoorde duintop bevonden zich ten minste drie huizen. De plattegronden hiervan vertonen veel overeenkomsten met die van de Wateringse Binnentuinen. Kenmerkend zijn wandstijlparen die voor de stevigheid van de structuur zorgden, een ovaal grondplan, veelal uniforme afmetingen (grofweg 15 bij 3 m) en de oriëntatie (oostnoordoost-westzuidwest). De bewoners deden met zekerheid aan veeteelt. Op de lagergelegen duinflank zijn tredlagen herkend waarin de indrukken van de hoeven van de dieren nog zichtbaar waren. Op de flank zijn ook water- en drenkkuilen aangetroffen. In één van de grotere drenkkuilen bevonden zich nog de restanten van een houten structuur, mogelijk een plankier, en de resten van een houten roede of prikstok. Andere vondsten uit de grondsporen, maar vooral uit de vondstlaag betreffen aardewerk, natuur- en vuursteen, botmateriaal en botanische resten. De vondsten geven een beeld van de dagelijkse bezigheden van de bewoners. Aankoeksels van etenswaren op het aardewerk tonen aan dat men verschillende graansoorten bereidde, terwijl andere scherven reparatiegaten bevatten die in stilte getuigen van een duurzame materiële cultuur. Snijsporen op botmateriaal en de vele vuurstenen schrabbers verwijzen naar het verwerken van dierenhuiden. Het botmateriaal en de botanische resten laten…
The Dutch typo-chronology for tephrite querns from the Eifel region is rather outdated. No oversight of Dutch finds is published since 1985. Extensive research in the Eifel region has since led to a new and much better dated... more
The Dutch typo-chronology for tephrite querns from the Eifel region is rather outdated. No oversight of Dutch finds is published since 1985. Extensive research in the Eifel region has since led to a new and much better dated typo-chronology. It is about time we start using this typo-chronology in the Netherlands. This will not only make our finds
compatible with the typochronology of the source of our tephrite querns, it will also open up new paths for research into the use of the different types, regional differences, chronological developments, exchange networks, ritual depositions etc. Besides, we shouldn’t forget about the runners. They are an integral part of a quern, but for some
reason they are mostly neglected by archaeologists.

Erratum: In the literature, Holtmeyer-Wild, V. 2010 should be: Holtmeyer-Wild V.  2000.
Master thesis on the bandkeramic flint industry from the site Geleen Janskamperveld (NL) compared with the Mesolithic flint industry of Weelde Paardsdrank (B).

in Dutch.
De archeologische resten op de Steynhof zijn die van een nederzetting uit het laat-neolithicum en behoren tot de zogenoemde Vlaardingencultuur. In ruime zin plaatsen de 14C-dateringen de vindplaats in de periode 3100-2340 v.Chr., met de... more
De archeologische resten op de Steynhof zijn die van een nederzetting uit het laat-neolithicum en behoren tot de zogenoemde Vlaardingencultuur. In ruime zin plaatsen de 14C-dateringen de vindplaats in de periode 3100-2340 v.Chr., met de meeste dateringen in de periode 2900-2550 v.Chr. Dit sluit aan op het aardewerk dat te dateren in de Vlaardingen 1b/2a periode, tussen 2850-2550 v.Chr. De Steynhof vertoont veel overeenkomsten met andere, deels gelijktijdige neolithische vindplaatsen in de omgeving, waarvan de nabijgelegen Wateringse Binnentuinen de belangrijkste is. De bewoners van de Steynhof vestigden zich op een duin op de strandwal van Rijswijk-Voorschoten. Tijdens de opgraving bleken hiervan de flanken het best bewaard gebleven. Rondom de grotendeels verstoorde duintop bevonden zich ten minste drie huizen. De plattegronden hiervan vertonen veel overeenkomsten met die van de Wateringse Binnentuinen. Kenmerkend zijn wandstijlparen die voor de stevigheid van de structuur zorgden, een ovaal grondplan, veelal uniforme afmetingen (grofweg 15 bij 3 m) en de oriëntatie (oostnoordoost-westzuidwest).
De bewoners deden met zekerheid aan veeteelt. Op de lagergelegen duinflank zijn tredlagen herkend waarin de indrukken van de hoeven van de dieren nog zichtbaar waren. Op de flank zijn ook water- en drenkkuilen aangetroffen. In één van de grotere drenkkuilen bevonden zich nog de restanten van een houten structuur, mogelijk een plankier, en de resten van een houten roede of prikstok. Andere vondsten uit de grondsporen, maar vooral uit de vondstlaag betreffen aardewerk, natuur- en vuursteen, botmateriaal en botanische resten. De vondsten geven een beeld van de dagelijkse bezigheden van de bewoners. Aankoeksels van etenswaren op het aardewerk tonen aan dat men verschillende graansoorten bereidde, terwijl andere scherven reparatiegaten bevatten die in stilte getuigen van een duurzame materiële cultuur. Snijsporen op botmateriaal en de vele vuurstenen schrabbers verwijzen naar het verwerken van dierenhuiden. Het botmateriaal en de botanische resten laten zien dat de neolithische bewoners van de Steynhof zowel van de natuur als van het boerenbestaan leefden.
Bijzonder zijn zeker ook de vondsten van menselijk botmateriaal, hoofdzakelijk verbrande resten. Deze resten zijn afkomstig uit de sporen van een brandplaats. Deze lag op dezelfde plek als waar eerder een van de huizen stond. Deze combinatie van structuren wijst op een intrigerende relatie tussen het huis en hiernamaals en is daarom van grote betekenis voor ons begrip van het laat-neolitisch grafgebruik, meer specifiek dat van de Vlaardingencultuur.
De resultaten van de Steynhof bevestigen en completeren het verhaal dat is ontstaan door het onderzoek op de Wateringse Binnentuinen. Samen met het onderzoek op andere vindplaatsen in Den Haag, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Voorschoten schetsen zij het beeld van een regio met een geheel eigen laat-neolithische ontwikkeling.
Report of the trial-excavation, which resulted in the discovery of a partly disturbed site of the Vlaardingen culture. A complete flint axe was found, among other things.

In Dutch
An assessment of the enormous and well documented flint collection of Jac. Verhagen, a renowned amateur archaeologist in Noord Brabant (NL).

In Dutch.
De zomerzon stijgt langzaam boven het hoge eikenlindenbos. Op sommige plekken zijn openingen in het oerbos gekapt. Een klein dorpje met een aantal forse boerderijen, omheinde veldjes met erwten en linzen en iets verderop akkers met... more
De zomerzon stijgt langzaam boven het hoge eikenlindenbos. Op sommige plekken zijn openingen in
het oerbos gekapt. Een klein dorpje met een aantal
forse boerderijen, omheinde veldjes met erwten en
linzen en iets verderop akkers met wuivend goud
-
geel graan. Tussen de boerderijen scharrelen var
-
kens, een vrouw maakt potten van klei bij de deur
-
opening en in het dal van de rivier wordt een kudde
runderen geweid. In de verte stijgen rookpluimen op
van een volgend dorp. Het leven op één plek heeft
voor ons herkenbare gebruiken, gewoonten en handelingen, én er is door mensen ‘voortgebracht’
voedsel: graan, erwten, linzen, maanzaad, koeien,
schapen, geiten, varkens. In grote delen van Europa
ontstaat een nieuwe levenswijze: de wereld van de
eerste boeren.