68079
68079
68079
com
https://ebookmass.com/product/reducing-inequalities-a-
challenge-for-the-european-union-1st-edition-renato-miguel-
carmo/
OR CLICK HERE
DOWLOAD NOW
https://ebookmass.com/product/the-european-ombudsman-and-good-
administration-in-the-european-union-1st-edition-nikos-vogiatzis-auth/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/the-contestation-of-expertise-in-the-
european-union-1st-edition-vigjilenca-abazi/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/the-european-union-and-the-technology-
shift-1st-edition-antonina-bakardjieva-engelbrekt/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/the-palgrave-handbook-of-islam-in-
africa-1st-edition-fallou-ngom/
ebookmass.com
The New Middle East: What Everyone Needs to Know(r) 2nd
Edition James L. Gelvin
https://ebookmass.com/product/the-new-middle-east-what-everyone-needs-
to-knowr-2nd-edition-james-l-gelvin/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/cancer-epidemiology-and-prevention-4th-
edition-michael-j-thun/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/ebook-for-managerial-economics-business-
strategy-mcgraw-hill-series-economics-michael-baye-baye/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/principles-and-labs-for-deep-
learning-5th-edition-shih-chia-huang/
ebookmass.com
https://ebookmass.com/product/holes-essentials-of-human-anatomy-
physiology-15e-ise-15th-ise-edition-charles-welsh/
ebookmass.com
The Open World, Hackbacks and Global Justice A. Jean
Thomas
https://ebookmass.com/product/the-open-world-hackbacks-and-global-
justice-a-jean-thomas/
ebookmass.com
REDUCING
INEQUALITIES
A Challenge for the
European Union?
Edited by
Renato Miguel Carmo,
Cédric Rio and
Márton Medgyesi
Reducing Inequalities
Edited by
Renato Miguel Carmo • Cédric Rio
Márton Medgyesi
Reducing Inequalities
A Challenge for the European Union?
Editors
Renato Miguel Carmo Cédric Rio
University of Lisbon Centre Maurice Halbwachs
Portugal Paris, France
Márton Medgyesi
TÁRKI, Social Research Institute and
Institute for Sociology
CSS Hungarian Academy of Sciences
Budapest, Hungary
1 Introduction 1
Renato Miguel Carmo, Cédric Rio, and Márton Medgyesi
v
vi Contents
Index 249
List of Figures
ix
x List of Figures
xv
1
Introduction
Renato Miguel Carmo, Cédric Rio,
and Márton Medgyesi
Het Vaderland
Uit wat Land de Swarte Slaven afkomstig zijn.
van deze Swarte Slaven is de Zuidwestlijke en Westlijke
Kust van Afrika, hetende het Grote Negerland, de
Kusten zijn Guineesche, Congosche en Angolasche; hier hebbenze haar Steden,
Dorpen en Koninglijke Land Regeringen, de Stad Benua in ’t Rijk van Benin is
wel vijf mijlen groot. De Edele Heeren Bewindhebberen van de West-Indische
Compagnie hebben alhier, over de Guineesche Kust, de zouverine bezittinge; ’t
Fort d’ Elmina is de Hooftplaats alwaar de Gouverneur Generaal zijn verblijf
heeft, en voert ook gezag over de Gouverneur van Curacao, leggende omtrent
hondert mijlen bewesten Zuriname, tegen over de vaste Kust die de
Spanjaarden in bezitting hebben: Vorders handelt de Maatschappy ook Slaven
op de Kusten van Congo en Angola, die de Portugezen in bezitting hebben, op
de zelve mogen alle Natien van Europa vry handelen, maar niet op de
Guineesche. [91]
Zelfs worden de kleine Kinderen van het zoete lot des harer liever Ouderen
versteken, als die van de Moeders borst afgerukt worden; als een ongelukkig
Ner haar verspiede, door die gene, dewelke haar valschelijk zonder lotinge en
zonder Regter hier toe verleid, verdag vaardende den groten hoop der Swarte,
en neemt kennis van handel en wandel, als bedrukte die haar leven moede,
hare zielen verruikelozen, ziende eerst haar noot-lot der Inscheping en het
zeewater, willende liever zuure armoede en sware arbeid in haar geboorte plaats
uitstaan, als tegens haren wil hunne Kusten en Land verlaten.
Vele
Gevoelen van de Slaven-Handel of die overeen-komstig is met de Goddelijke Wet.
Menschen peinzende zieltogen op de Slaven-Handel, wijl het zig niet gegrond
zoude vinden met de Goddelijke Wet, daar over zal ik niet oordele, maar heen
wijzen aan de bladeren des Ouden Testaments, daar staat wel uitdrukkelijk van
Heidensche Slaven te kopen van de Volkeren die rondsom wonen, en die als
vremdeling in ’t Land zijn, ziet daar van Levit. 25: vs. 44. daar ook verscheidene
Wetten gegeven zijn, van de manier hoe men haar handelen zal, ziet Exod. 21:
vs. 20. en op andere plaatzen meer.
Voorval van een Swartinne.Eenige Christenen willen, dat men behoorde die
Menschen te bekeeren en tot de Christelijke Religie te brengen, daar veel moeite
nu voor en na om gedaan is. Men heeft een exempel, dat een Swartinne in
Amsterdam is overgebragt met hare Meester, alwaar zy, na eenige tijd geweest
te zijn, het Nederlands geleerd had, wierd eindelijk gebragt tot de
Gereformeerde Godsdienst, zelfs tot de Belijdenisse [94]van dien; na verloop van
zeven Jaren, dat zy wederom in de Colonie Zuriname gebragt wierd, begaf zy
haar wederom tot het leven en gezelschap van haar eigen naatsionaal Volk, tot
een liber en vrije drift, zeggende dat zy onder geen dwang van Conscientie met
die beswaarnis wilde leven, om dat de vryheid van dien alles te boven kwam,
enz. Zijnde hare Religie veel aangenamer aan de zinnen dan die van ’t
Christendom; want die Menschen zijn meer ingenomen met wezentlijke
betogen, als gevoelens van vermaaklijkheden, die by haar min bekent zijn,
daarom by haar niet gegrond en aangenomen worden.
De Swarte Slaven zijn over-een-komstig van
Gestalte van een Swarte Slaaf en Slavinne.
grote en swaarte van lighaam met de Europianen, maar platagtig van aangezigt;
(dog verschillig met de Karaïbanen wiens aangezigten veel platter zijn,) hebben
een holle ingevallen neus, haar oogen-wit is heel wit, verschelende hier in met
de Swarten die men Mooren noemd, wiens oog-wit veel rood of rosagtiger is;
hare tanden zijn zo wit als Elpenbeen, niet groot, en zo wel gereguleert als men
in Europa niet vind, ook makenze daar zeer veel werk van, ’t hair is wolagtig,
dat zy met willens kort houden, maar de Vrouwen hebben ’t wat langer, zo dat
zommige het tot een tuit dragen, en andere hebben het regt opstaande een
hand breed hoog, by de kanten om scherenze ’t met een Scheermes op het vel
af, en als ’t dan een weinig ruig is, zo makenze met een Scheermes ronde
kringen en slangen langs het hoofd in het dunne ruige haar, in ’t kort de Negers
en Negerinnen zijn tamelijk mooy besneden van aangezigt en lighaam; de
kleding is niet veel van belang, dog hun Meester of Meesteresse zijn
verschuldigt aan haar, van vijf Jaar af (want dus lang lopenze naakt van haar
geboorte aan) iets te geven om [95]hun Schamelheid mee te dekken, van grijs of
blauw Oessenabrugs of Haarlems Bond, na dat ze in gunst zijn; dat van de
Slaven is een smal strook zes ellen lang en de breedte van een hand, dit
windenze eenige malen om de middel, maar zo gereguleert dat een slag
tusschen de beenen door gaat, alwaar de Schamelheid in verborgen is, en de
twe enden hangen neer, alwaar zy hun Geld of iets anders in beknopen: De
Slavinnen hebben van ’t zelve stof twe ellen lang; zo breed als het goed is, de
zelf-kant op en neer, en slaan ’t een slag of twe om ’t lighaam, dat dan als een
schort hangt. Zie nader, van ’t gestel der zelve, op nevensstaande Plaat; de
beduidenis daar van is
De Neger.
A.
De Negerinne.
B.
’t Zuiker-Riet.
C.
Een Pagaal,
D. of Korf, daar de Vrugt in gedragen werd.
De gene die nu wat Geld kunnen
Zondags werken de Slaven voor haar zelven.
verdienen, want Zondags hebbenze vry en dan mogenze voor haar zelf werken,
mits dat het Huis-werk van eenige gedaan werd; die op de Plantagien moeten
ook haar eigen Kost-gronden bewerken, daar ze de gehele week van moeten
leven, zo ze dan iets tot overvloed kunnen krijgen, dat brengenze na
Paramaribo, als mede Hoenders, Eynen, en ander Vee, dat ze zelfs aankweken,
om het aldaar te verkopen. De Slaven in de Stad Paramaribo gaan Zondags aan
de Waterkant, of lopen na de Savana Baaljaren, zijnde een zeker zoort van
Danssen, alzo by haar genoemt; maar dit is verboden, om dat ze te veel
verstand met malkander hielden, en al zingende haar zaken, die d’ eene d’
ander toe wilde te weten, ondekten, zomtijds daar [96]onder ook wel fluitende
met de mond. De gene nu die voor andere werken op de voornoemde dag dat is
dan voor haar zelven; (’t gebeurt ook wel dat de Negerinnen een Schellinkje met
het Venus-spel verdienen van een Blanke,) hier voor kopen de Slaven wel een
mooijer strook om hun middel, ook Tabak, Pijpen en Dram, daar ze haar
zomtijds wel in verlopen: De Slavinnen kopen dan mede een mooijer kleetje,
van Haarlemmer of ander gedrukt Bond, ’t geen zy Paantje noemen, en een
borst-lap daar de borsten inhangen van streept Bond, ’t welk van haar werd
genoemd Bobbe-lap, maar de meeste lopen met de borsten bloot; ook kopenze
Koralen om de handen, armen en hals, ook mooije witte tanden die tot een
snoer geregen worden, de zelve dragen zy dan om de hals; deze tanden werden
uit haar Land, van de Slaven die hier komen, mede gebragt, en dan verkopenze
de zelve onder malkanderen.
Op dusdanige wijze werd het Trouwen op Zuriname verrigt, gelijk voor heen
gesproken is, tusschen de Swarte Slaven en Slavinnen, maar zeer verschillig by
haar eigen Land, waar van wy den Lezer iets zullen mede delen, zo als de Heer
Bosman ’t zelve heeft aangetekent.
De verdere zeden en gebruiken der Fidase (welke niet
Verdere zeden der Fidase.
met den Godsdienst vermengt zijn) hebben met die van de Goud-Kust een
goede over-een-komst, behalven dat deze in alles vry rijkelijker te werk gaan;
want daar de Negers van de Goud-Kust zig vernoegen Trouwen zonderling veel
Wijven. met een, twe, drie, en de voornaamste op zijn meest met agt, tien of
twintig Wijven, daar hebben ’er [98]deze wel veertig of vijftig, en de voorname
Kapiteinen drie à vier honderd, ook eenige wel duizend, en den Koning tusschen
de vier en vijf duizend stuks.
’t Grootste gedeelte dezer Wijven dienen maar zimpelijk om voor hun Mannen in
’t Land te arbeiden; dog de mooiste en fraaiste blijven in Huis; waar dat ze
mede van den arbeid niet zijn bevrijd, behalven dat ze nog daar-en-boven hun
Mannen moeten oppassen en dienen, gemerkt de Negers, die van eenig
vermogen zijn, geen Mans-perzoon in de Woningen, waar dat hy zig met zijn
Wijven onthoud, zullen laten komen.
Zijn op de zelve zo min-yverig, dat ze die op het minste vermoeden van oneerbaarheid aan de
De Mannen zijn hier zo wonderlijk min-yverig op hun Wijven,
Europianen verkopen.
dat ze de zelve op het alderminste vermoeden aan de Europianen, om vervoerd
te werden, verkopen; en niet als de Negers van de Goud-Kust, welke zig niet
ontzien, om met hare Wijven een openbaren Handel te drijven.
Hier gaat het geheel anders in zijn werk; want by aldien iemant hier een ander
mans Wijf afzoend, zo is hy genoegzaam lijveloos, indien de Beledigde maar van
eenig vermogen is; ja zelfs geraakt, om de misdaad van zo eenen, zijn gehele
Geslagte zomtijds in slaverny.
Sware straf over ’t beslapen van een voornaam Perzoon zijn Wijf. ’s Konings Wijven mogen zelfs
Aangaande des Konings Wijven; indien een Mans-perzoon
niet aangeroert werden.
de zelve maar aanraakte, ’t zy by ongeluk of al willens, zo zou zo eenen zijn
kop, of ten minsten zijn vryheid kwijt zijn; en tot boete van zijn onnozele
misdaad, zig zelven een eeuwige slaverny moeten onderwerpen. Waarom ook al
de gene, die ontrent ’s Konings Woningen iets te doen hebben, zig met roepen
laten horen, op dat ’s Konings Wijven mogen verdagt zijn, dat ’er een Mans-
perzoon ontrent is.
Om die zelve reden laat zig de Koning, zo als ik [99]hier voren van de
voornaamste ook heb gezegt, binnens Huis van zijn Wijven dienen; zonder dat
’er ooit eenig Mans-perzoon in komt, ten zy ’er iets te vermaken of te verhelpen
is, in welk geval de Wijven zig zo lang aan een andere kant moeten begeven.
De Koning verkoopt zomtijds een goed gedeelte zijner Wijven, zonder dat het getal verminderd
word. Om het alderminste ongenoegen, en wegens beuzelingen, verkoopt de
Koning zomtijds een stuk of twintig van zijn Wijven, zonder dat der zelver getal
ooit komt te minderen; want drie van zijn Kapiteins, niet van de minste Rang, en
welke over het Fidase Serrail opzigt hebben, leveren hem alle dagen weder in de
plaats; want zo zy maar een fraai Vrou-mensch zien, zo brengenze de zelve tot
de Koning, waar tegen zig niemant in ’t gehele Land derf stellen.
Als een Dame by den Koning gebragt is, en dat ze hem behaagt, zo werdze een
reis of drie van hem bekend, daar na moet zy ’t vervolg van haar leven als een
zedige Non verslijten.
Niemant wil gaarn een Vrou des Konings zijn, maar geven eenige zig liever aan de dood over.
Om deze oorzaak werden de Vrouwlieden ook gants ongaarn tot een Vrouw des
Konings verkoren; kiezende de zommige liever een haastige dood, als zo een
verdrietig leven. [100]
Voor twe Jaren wilden gezeide Kapiteins een mooi jong Meisje tot den Koning
brengen; dog mits zy niet veel behagen in het Nonne-leven had, zo ontvlugte zy
uit hunne handen, en zig vervolgt ziende, werpt zig uit mistroostigheid in een
diepe Put, waar in versmoorde. Ik zal het aan de Vrouwtjes overlaten, om te
oordelen, of zo een, die dat gene, ’t welk, haar het meeste vermaak kan geven,
niet ongelukkig is, wanneer ze het zelve na een reis zoenens of twe met p .…
moet verslijten. Veel beter was ’t dan nooit, als wanneer ze zo ligt in
verzoekingen zouden vallen. Dog, niet hoger.
By ’t afsterven van
De Oudste Zoon is Erfgenaam van alle zijn Vaders Goederen en Vrouwen.
den Vader des Huisgezins, erft de oudste Zoon alle des zelfs Goederen, ook zijn
Wijven, die hy voortaan voor zijn eigen houd, en bezigt; uitgezondert de gene
die hem ter Wereld heeft gebragt; dewelke hy een afgezonderde Woning, en
nodig onderhoud (indienze van zig zelven niet kan bestaan) verschaft. Dit is by
den Koning, de Kapiteinen, en ook den Gemenen Man, gebruikelijk.
Om in geen
Uittrouwen van een Dogter des Konings aan den Engelsche Koopman;
verzoekinge te vallen, trouwden hy te mijner tijd zijn eenige Dogter uit aan den
Engelschen Koopman, die alhier den Handel wegens dien Landaard waarnam. Ik
zeer vry met hem zijnde, bestrafte hem hier over; en om dat hyze my niet eerst
had aangeboden, besloeg ik hem al lachende in een zekere [101]Boete, ’t geen
hy gewilliglijk betaalde; met byvoeging, dat zijn Dogter, schoon getrouwd, egter
tot mijn dienst was, indien ik ze maar begeerde; dat om de zelve wederom te
halen, het hem maar een woord had te kosten.
Oordeeld nu eens, mijn Vriend, of deze Menschen niet bekwaam zouden zijn,
om, of ’er elders eens weder een Nieuwe Wereld wierd ontdekt, de zelve binnen
korten tijd te bevolken.
Byaldien het gezeide waaragtig is; gelijk ik het ’er zonder de minste twijffeling
voor houde (mits ’s Konings zeggen, door de daar tegenwoordig zijnde Groten,
wierd bevestigt) en dat het veel Kinder-maken algemeen door dit gehele Land
is, behoefd men zig van nu af over de Volkrijkheid der zelver [103]niet meer te
verwonderen; nog ook, waar dat zo groten getal Slaven; als hier Jaarlijks
werden ingehandeld, van daan komen.
Laat ons nu weder eens zien hoe het Opvoeden en Kinder-baren van de
Swarten, op de Kust Zuriname, toe gaat.
Hare Kinderen
Opvoedinge der Kinderen, op Zuriname gebruikelijk, van de Swarte Slaven.
hebben zy zeer lief, voedende die met grote zorge na den aard der gewoonte,
waar in zy menigmaal de Christenen overtreffen; schoon zy zo zagt en
gemakkelijk, met veel spandering en verspillinge van geld, en anklederende
Zieraden, lekkere Spijze en goede gemaniertheden, zo extra niet in heusheden,
als in Europa, dienstig, niet worden opgebragt; hebbende dat alles ook niet
nodig, ja spottende met mal-onnodige zinlijkheden der Europæanen, oordelende
dat ’t milde Aard-land van zelfs genoeg verschaft, al ’t geen de Natuur in haar
eenvoudigheid tot Levens onderhoud vereischt, zo dat ze ’t weinige dat ze
begeren met zo veel te groter gerustheid en vergenoegen genieten, als de
Europëers tot voldoening van hare onverzadelijke begeerlijkheden ontrusten.
Werden wit geboren.Deze hare Kinderen die uit de natuur wit geboren ter Wereld
komen, worden van tijd tot tijd in de ledematen geel, verder bruin, als iemant
die geslagen is; de plekken in hoedanigheden door smerten veranderd vind, na
dat zy eenige malen met warm en dan met koud water, aan de Rivieren,
gewassen worden, om haar te harder te maken, dat zelfs Oude en Jonge alle
dagen in een gebruik hebben om haar te reinigen; werdende de jong gebore
Kinderen dan in een Lap Ossenabrugs grijs Linnen van twe elle gewonden, en
wanneer de Moeder twe à drie dagen bevallen is geweest, neemt zy het Kind
met haar daar zy werkt te Velde, hebbende het op de rugge [104]in de doek
hangen die voor onder de borsten is toe geknoopt; leggende het nu en dan op
de grond te woelen en spartelen, gelijk ik menigmaal aanschouwt hebbe; en my,
wanneer ik eerst alhier in ’t Land kwam, als een zeer vreemd wonder scheen
voor te komen, ziende in deze figuurlijke een Negerinne; hebbende haar Kind,
met een Paantje of voorgemelde Doek op de rugge gebonden, in de Keuken de
Spijs bereiden; ’t welk my zo dwers voor kwam dat ik voor dat maal van die
Spijze niet konde eeten, vrezende voor onreinigheid; alzo men die manier van
handeling der Kinderen, en zulke Swarte naakt Koks, in Europa niet gewoon is.
Dog daar na ziende des Lands gebruik, en gewaar wordende dat alles in ’t
uiterste zuiver en klaarder toe ging, als van menig stinkende onnutte slons van
Dienstboo in ’t Vaderland; heb ik my daar aan niet meer gestoten, nogte
weiniger eeten en drinken om staan gelaten, wijl ik nagaans merkte de grote
zorgvuldigheid, neffens de manier van ’t Land om zig door Swarte of Rode
Slaven, zo vrije als onvrije, te laten dienen en oppassen; dan ook weinig in
gebruik is, Christenen of Blanke Dienstboden, tot Huis arrebeid te gebruiken,
niet verders als de ordonnantie en overleg tot de Menagie.
[105]
Voedende hare beloften met zeer grote bezigheden, ziende haar ook
Bedevaarde doen, eenige houden gedurig hare handen boven ’t hoofd t’ zamen
geslagen; andere steken de eene hand uit in de Lugt; andere weder vele
zeldzame posturen den gantschen tijd hares levens.
Te Kenga, Zee-haven van Loango, daar word van een Oude Vrouw
Afgod te Kenga.
eenen Afgod bewaard, de welke eens des Jaars met grote plegtigheid en Feest-
houdinge, vereerd word.
Te Morumba.En te Morumba dertig mijlen Noord-waard, worden Jongens
besworen om dezen Afgod te dienen, wordende in gewijd met harde Spijze en
tien dagen stil swijgens, neffens onthoudinge van zekere Spijs, en een snee in
hare schouwderen. En anderen een yder Man zijnen bezonderen Afgod.
Dit kool Swarte Volk vermaakt zig ook met verscheide gedaanten, om zig hier en
daar in de huid te snijden; pogende malkander in verscheidenheid van wezen te
overtreffen, daar van eenige Duivel-banners Voorval van de Schrijver en zijn Vriend aan
een Neger bespeurd over het onweer. zijn. Een Vriend en ik hadden ons op zekeren
tijd Land-waard in, zijnde onder een Boom, begeven, om de storm van Donder
en Regen te ontgaan, die doe ter tijd geweldig was; een Neger stond gedurig by
ons bevende als een loof, ligtende nu en dan zijn handen op na den Hemel, en
ik weet niet met wat voor woorden, den een of anderen Duivel of Bullebak
aansprekende; en daar op, als wy ’er het alderminst op verdagt waren, sprong
voor den dag als een dol Mensch, en rukte een lang Mes uit de gordel zijner
bladeren, swaaijende het zelve 7. ofte 8. malen om ’t hoofd, hebbende nog
eenige andere kuren daar mede gemaakt, stak het wederom op, kuste de
vogtige aarde driemaal en rees vrolijk weder op; zonder ons eenige
verschrikkinge aan te brengen, rustende het onweder van zijne Donderslagen.
[109]
’t Brood zo by de Indianen en
Op wat maniere zy de Cassave wortel toemaken en eeten;
Negers, word bereid en gegeten, het zelve word gemaakt van de Wortel van de
Boom Cassave geheten; deze Boom groeid gemeenlijk ter hoogte van vijf tot zes
voeten, zijnde byna van blad als een Essen-boom, de wortel is tamelijk in
substantie, van alles de Rammilas gelijkende, en ’t gene daar eigentlijk het
Brood van bereid word; het welk zy op een steen of hout raspen in manier van
een breede vijl, hebbende daar toe geen Mortieren om ’t te stoten, daar na
leggen zy ’t geraspte in een grote tene draai korf; naar de voorsz. geraspte
Vrugt wel uitgeparst te hebben, laten zy dat drogen; nagaans weken zy het
wederom in ’t water en maken dan een Deeg hier van, ’t welk zy op een grote
platte steen of yzere plaat voor ’t vuur uitgespreid leggen, en de gelijkheid van
zeer dunne koeken geven; aldus bereid zijnde konnen die koeken wel drie à vier
Jaren, op een droge plaats leggende, goed blijven. De vogt uit deze wortelen
geperst is een zeer groot en sterk vergift, gelijk men heeft ondervonden als de
Honden daar van drinken, zo aanstonds sterven. Dat nat word egter van haar
bewaart en met Atty, dat is haar Landze Peper, gekookt tot een bekwame
Drank; in den aard is deze vogt Zuiker-zoet en zeer aangenaam van smaak.
Zijnde egter het Weite Meel om 2. à 2½. stuiver ’t pond dikwils te koop, wijl het
de Engelsche van de andere Eilanden aldaar genoegzaam brengen; werdende in
’t gemeen niet als fijn Brood van een iegelijk [110]gegeten. Maar de Indianen en
Negers, immer en altoos, gebruiken dit meergemelde Cassave Brood, daar zy
haar mede vergenoegen zonder na iets anders om te zien of te denken.
Haar Huis-raad is zelden meer als een Pan, een Schotel en een Dek-kleed des
nagts; hun kost is haast klaar gemaakt, haast gegeten, haast verteert en haast
beschreven, haar Tafel is de vaste grond; voor Wat ze aan haar Gasten geven te eeten,
en hoe de Spijs toe gemaakt werd. elk van hare Gasten leggenze een à twe Cassave
koeken, beneffens een Lepel van hout met een Steel van een half el langte, en
de Lepel is zelfs zo groot en wijd dat menze nauwelijks over gapen kan, daar zy
de Bry, Tom; mede na de mond brengen; zommige hebben Vrugten, andere
wederom niet; zommige hebben Vlees, andere niet; zommige brengen de Spijs
voor zo swart als een kool, andere wederom zo wit als Melk; andere wederom
groen, geel, blauw, rood, of anderzins na dat het de Kok in de zin komt.
Van de Dranken.De Drank, waar mede de Slaven haar vervrolijken, werd Dram,
Kil-Duivel of anders gezegt Duivels-dood, genoemt; welke men de Kanne van
twe Stoop voor 12. stuivers koopt. Deze gemelde Dram, werd van de vuiligheid
van de Lekker of Melasjes, anders Zuiker-water, gedistileerd; waar dat zy haar
na een swaren arbeid mede vrolijk maken, zo met Danssen, Springen,
Trommelen, met toe doen van veel wonderlijke gebeerden, dat haar niet ligt
vervelen zal, schoon zy sweten dat het nat haar van ’t naakte Lighaam afloopt;
waar toe zy haar ook verzieren, van figuurlijk, met rode Verf op haar Lighaam te
Schilderen, als mede haar met Koralen om de hals en armen omwinden en op ’t
beste fraai maken. Het staat ook vry, buiten het regt van overtredinge, zommig
werk op Feest-dagen te beneerstigen; [111]haar Goden-dienst verbied, niemant
by haar het Water te verleiden; Vogelen lagen te leggen, Bomen of te branden;
een heining om zijn Land te vlegten; en de korrende Kudden in varsse Stromen
af te spoelen; woelende diervoege mede om strijd, om haar Graf-Altaar, van
Takken by een te stuwen, en tot op een grote hoop te vullen.
Over de Maaltijd zijn ’t de vrolijkste Gezellen die ’er mogen gevonden worden,
eetende en drinkende graag, daar over niet krakeelagtig, als zig wel wetende na
de Spijs en Drank te voegen, en dan voornamentlijk wanneer zy Vrouwen, ik
meen gemene Vrouwen, by haar hebben.
Als wanneer zy eenig kwaad, buiten de straffe des doods, verdiend te hebben,
(bedrijven) zo werd de zelve door order van de Meester, of ook wel door hem
zelfs; gestraft; werdende de misdadige de handen met een touw te zamen
gebonden, na boven aan een Boom opgetrokken (of over een Balk van ’t Huis
op een zekere hoogte van de grond) en daar vast gemaakt zijnde, zo word hem
50. ponden op de grond staande aan de voeten vast gemaakt en die aan een
gebonden, om daar door het slingeren en schoppen met de voeten te beletten;
gehouden zijnde deze strenge straf nog geduldig te lijden, of ten minsten met
wringen en naar schreuwen haar droevige ellend te beklagen; na dat egter
alvoorns door zijn Meester de misslagen hem voor gehouden zijn, en gevraagt is
of hy de zelve wil belijden, met redenen waarom hy zulks gedaan heeft, en na
het zelve beleden te hebben, of door eenige harer Makkers overtuigt zijnde van
de zulken foute; word hem eerst door de Meester of eenige Blanke Dienaren; en
gevolglijk door Werden met een sweep van Water-Pinans gevlogten zo geslagen dat ze geen
Mensch gelijken. de Swarte Broeder-gezellen, zodanig met een Sweep (gevlogten
van Water-Pinans, een zoort van zeer taai Riet met scherpe doornen) geslagen
en gegezeld, dat hy eerder een gevilde of stroopte Hond gelijkende is, als een
Mensch. En wanneer men bevind, dat zy door aangedronge pijne zo
kwaadaardig zijn, dat zy zomtijds haar zoeken te stikken, wijl zy de kop in de
borst zetten en de adem weten in te houden, daar by de tong dubbeld leggen,
om door ’t stikken haar het leven te benemen, in deze rampzalige straffe zo
neemt, tot voorkominge van ’t zelve te benemen, een stuk brand-hout en stoot
haar dat voor de [113]tanden, zo dat haar de lippen dikker schroeijen als die dog
anders zijn, zo dat zy adem-halen, en als wanneer men oordeeld haar genoeg
gekastijd te hebben, los gelaten zijnde, dat die lapperige stukkende huit met
een scherp zuur van Lamoen-zap, met pulver gemengt zijnde, gewreven, dat de
vorige elendige pijne moet vermeerderen voor een korte wijl, strekkende
verders tot etteringe en gehele genezinge der wonden; blijvende dog de tekens
daar van, als de Brand-merken, haar om ’t lijf.
Ordere die gegeven is van de Heer Gouverneur en Raden indien een Slaaf tegens zijn Meester,
Daarom by de Heer Gouverneur en Raden is geordonneert,
enz. komt op te staan.
zo wanneer een Slaaf tegens zijn Meester, [114]den Neger Officier, Chirurgijn,
Timmerman of Molen-Knegt, enz. of eenige Christen, tot presumtie van de
dood, by dreiginge of door eenig vergift, in wrake komt op te staan, men
gehouden is het zelve aan de Heer Fiskaal aan te brengen, op zekere pœne daar
toe staande, om als dan daar over gestraft te worden nabehoren, door den
Rigter dier Plaats. Uit reden van deze strenge wet en dees voorgevalle
exempelare straffen, hoord men nu weinig van zulke harde ongelukken, nogte
eenige dreigende voornemens en tumulte op de Plantagies; te meer, alzo zy
meest onder malkanderen oneens zijn, en den een den anderen verdagt zijnde,
de Meester aanbrengen, en door dien het Land Bos en Water-agtig in de
Woestijne is, hebben zy geen de minste gelegentheid om uit de Colonie, in een
ander Gewest, te konnen vlugten, zo dat zy worden, na verloop van eenige tijd
in ’t Bos geweest te zijn, voor ’t meerder gedeelte wederom gevangen;
ontfangende hier over de straffe als voren gezegt is.
Wanneer
De weggelopene Slaven kiezen een tot Hoofd over hun alle uit en bouwen Hutten.
het gebeurt dat een groot gedeelte Slaven van zommige Plantagien zijn weg
gelopen, zo hokken ze by malkanderen en maken een t’ zamenwoning, levende
als dan van de Jagt en Aard-vrugten die ze Planten. Een van de bekwaamste
verkiezenze tot Hoofd over hun, aan wienze alle onderdanigheid dan schuldig
zijn; dit verrigt hebbende bouwenze Hutten om daar in te wonen. De naast
gelegene Plantagien hebben veel tijds grote overlast van haar, nadien zy de
Slaven, die in de Bosschen te [115]verre afgedwaalt zijn, gevangen nemen;
wanneerze dan niet goedwillig willen mede gaan, dwingen zy de zelve daar wel
toe, en doen die dan als Slaven by hun wonen.
Gelijk gebeurd is van zekere Slaaf, die van zijn Meester te Paramaribo was weg-
gelopen, en ’s nagts de stoutigheid nog durfde gebruiken, om binnen voorsz.
Plaats by zijn aanhangers te verschijnen; de Meester hier van verwittigt zijnde,
liet vier Mannen op hem passen met goede Houwers voorzien, want hy droeg
ook een by zig: Hy zijn gang gaande als voorheen, wierd eindelijk overrast; hier
viel een scherp gevegt voor, maar veel Honden der Hazen dood zijnde, wierd hy
gevangen genomen, en was zo vreeslijk gekwetst, dat zijn Meester wanhoopte
ontrent zijn genezinge, gaf hem om dies wille over aan ’t Geregt, op dat hy straf
ontfangen zou tot spiegel van andere. Zijn Sententie wierd gemaakt, als dat hy
levendig zou gevierendeeld werden en de stukken in de Rivier gesmeten; hy
wierd dan losbandig op de aarde neder gelegt, zijn hoofd op een lange balk, d’
eerste slag die hy in de benede buik kreeg, deed al zijn water uit de blaas
barsten, zonder dat hy het minste geluit gaf en zag ’er zelf nog na; de twede
slag met de Bijl die wou hy met de hand afkeren, maar den hand en de boven
buik wierden door gehouwen, nog al zonder geluid; de Slaven en Slavinnen hier
over lachende, zeiden tegens malkanderen dat is een Man! eindelijk de derde
slag op ’t borst en hert deed hem de dood, zijn hoofd wierd afgehouwen, ’t
lighaam vorders in vier stukken, en in de Rivier geworpen. Deze Volkeren
makende over het sterven weinig ja geen swarigheid, zeggende dat zy na de
Bakkerare, dat is, Hollanders haar Land gaan, en na eenige tijd als een Blanke
wederom keeren tot hare Broeders; dan, zy stellen ook vast de Blanke ook hare
voorgaande Geslagt en Broederen zijn, voor zo verre als die uit Europa met de
Schepen daar komen. [118]
Een
Voornemen van een Blanke Neger Officier om zig als Koning over Zuriname op te werpen.
zekere Perzoon, zijnde een Blanke Neger Officier, kreeg een voornemen in ’t
hoofd, om zig als Koning over geheel Zuriname op te werpen: Om dit uit te
voeren, maakte hy een heimelijk verstand met de Slaven van zijn Plantagie, dat
ze hem hier in zouden behulpzaam wezen, en deed haar grote beloften; mits
dat zy zulks aan de Slaven op alle Plantagien zouden bekend maken, wat hy
voor had; ’t welk was, om op een nagt alle Blanke dood te slaan, zo wel aan
Paramaribo als op de Plantagien. De Slaven beloofden hem alles na te komen,
maakten het hun mede Makkers, te weten de voornaamste van yder Plantagie,
bekend; deze om geen gevaar te lopen, vreesden de aanslag te wagen,
ontzeiden haar dit voorstel. Waar over de t’ zamen-gesworene verlegen wierden,
en dursten ’t haar Neger Officier niet bekend maken hoe ze gevaren waren, dog
zeiden hem al ’t geen hy liefst wou horen. Hy bleef dan nog in die voornemens
van ’t zelve uit te voeren, niet anders wetende of de zaken gingen regt. Als nu
die ongelukkige nagt verscheen, waar in hy zijn opzet zou aanvangen, (zo hy
niet anders meende) was met de Slaven in ’t Veld gegaan om zijn laaste besluit
te nemen; maar zy, die een zamen swering tegens hem gemaakt hadden,
namen hem gevangen, bonden hem handen en voeten, brogten hem voorts by
zijn Meester, en deden haar beklag tegen de zelve. [119]De Meester alles
overwegende, wierd te rade hem na Paramaribo te brengen, en aldaar te
verklagen, vrezende dat ’er zulke voornemens meer mogten groeijen; hy wierde
dan geregt en tot een spiegel Opgehangen.
Indien
Op hoedanigen maniere de Swarten hare Dooden begraven en verdere Ceremonien.
een van de Swarten koomt te sterven, werden ook alle hare Vrienden en
Bekenden ontboden, om over de Overledene rouw te helpen bedrijven;
schreijende en kermen deerlijk, zonder ophouden, zo lang de Doode niet
begraven is, en gewoon des Duivels lof te zingen; eenige huuren Vrouwen, die
den tijd van zes Maanden alle dagen drie maal over hun Doode huilen. Een
Dood-kist van Planken gemaakt zijnde, word hy daar ingelegt op eenige
Bannannes bladeren, in plaats van stroo, neffens een à twe ellen Ossenabrugs
Lijnwaat, een Brood, Scheermes, en eenige Koralen onder zijn hoofd gelegt,
waar op hy na het Graf gedragen en begraven word. In ’t Graf gesteld zijnde,
word dan een Schotel zoppe, met een Haan gekookt, boven op zijn Graft
gegoten, op dat die Doode, heen en weder wandelende, dorst, honger en koude
lijden, en hy na deze mogte komen te verrijzen, daar van eeten kan, als mede
het andere goed tot zijn gebruik kan strekken; en de Haan hem waarschouwe
de tijd zijn ’er verrijzenisse. Wanneer hem eenige redenen, waarom hy
gestorven is, afgevraagt zijnde, en niet en antwoord, om dat een Doode niet en
spreekt maar stil leid; zo gaan zy alle in een ronde kring eenige malen, onder ’t
roepen en kermen, om het Graf; en dan wederom te rug na haar gewezene
sterf Hutte of Woning, al weenende en zugtende, zo prats ziende als een Kat die
het krollen aanhing, tot dat de Spijze en hare Maaltijden bereid zijn, die zy
aanregten in een houten Bak met Zop of liever Bry, by haar Tras genaamt, en
een Schotel [120]Teyer en Teyer bladeren; neffens eenige andere Kruiden by een
stukje zoute Vlees, of eenig ander Wild, of Vis, by haar gevangen, met een
lange zop gestooft, of ordinaar wat Roomsche Tarwe of Milie, die zy stampen en
koken; gevolglijk tot een Spijze bereiden in manier als witte Pap, dat by haar
Tom, Tom, genaamt word; en nog eenige aard Vrugten. Andere houwen het
Vlees aan stukken en steken het nog lillende aan ’t Spit, daar na trekkens het lijf
uit, in ’t Gras leggende bankettere van ’t vette Wild-braad, en zetten ’er een
dronk Melasjes, of Zyroop met water gedunt tot een bekwaam zoet en spoeling
der dermen; of een zekere Indiaansche Drank, ook wel de sterke Kil-duivel of
Duivels-dood, waar mede zy lustig Gastereren, zig verheugende drie, zes en ook
zomtijds twaalf Maanden. Na dit afsterven doen zy, ter eere van den zelven
Overledene, wederom een Maaltijd, om haar het vorige wederom indagtig te
brengen, Offeren de eerste beet aan de Zon; dan beginnenze van haar
verdoolde Makkers te spreken, en twijffelen tusschen hoop en vrees, of die
levendig of dood zijn. Zy alle hebben het gevoelen van Pythagoras, nopende de
verhuizinge van de Ziel van ’t eene Lighaam in ’t ander; en dat zy als zy komen
te sterven herboorn zullen worden, in middels na Europa gaan, en wederkeeren
in haar Vaderland, op het gezang van de rijke Dogter de Zon, die binnen het
pragtige gewelft haar ruizende sprel by nagt door de fijne stoffe schied.
Dit werd ook wel van haar gebruikt, dat, zo eer de Doode met aarde bedekt is,
eenige van de zelve dan gaan om Takjes van Lemmetjes Bomen te plukken, en
steken die boven de Doode in de grond en laten dat zo wassen: Als dit gedaan
is, zo danssenze al drinkende rondom het Graf, zingende de deugden [121]van de
Overledene: De Dram werd van haar Meester daar toe gegeven; als ze haar lang
genoeg vermaakt hebben, zo gaat elk, gelijk hy gekomen is, weer na Huis.
Tot vermaak van de Lezer zullen we, tot besluit van dit Hooft-Deel, hier iets ter
nederstellen aangaande de Spraak der Swarten, zo ze van haar op de
Zurinaamsche Kust gesproken werd, dewijl haar eigen Moeder-taal niet te
verstaan is. Maar om dat d’ Engelschen deze Colonie lange tijd hebben bezeten,
(gelijk voren gewag gemaakt is,) zo hebbenze dier zelver Spraak meest geleerd;
dog om dat ’er Negerze woorden onder lopen, zo werd het Neger-Engels
genoemt; gelijk blijkt uit dit na-volgende.
Oudy. Goedendag.
Oe fasje jou tem? Hoe vaarje al?
My bon. Al wel.
Jou bon toe? Vaarje ook wel?
Ay. Ja.
My belle wel. Ik vaar heel wel.
Jou wantje sie don pinkinine? Wilje een beetje zitten gaan?
Jie no draei? Hebje geen dorst?
Ay mie wanto drinkje. Ja my lust wel drinken.
Grande dankje no ver mie. Groten dank niet voor my.
Jo wantje smoke Pipe Tobakke? Wilje niet een Pijp Tabak roken?
Jo wantje loeke mie jary? Wilje mijn Tuin reis zien?
Loeke mie Druije se hausum? Zie mijn Druiven hoe mooi zijn ze?
Mie jary no grandebon? Is mijn Tuin niet goed?
Ay hantsum fo trou. Ja ze is heel mooi.
Jo wantje gaen wakke lange mie? Wilje met my uitgaan?
Oe plasje joe wil gaen? Waar wilje gaan? [122]
Mie Misisi take joe oudy. Mijn Vrouw laat je goedendag zeggen.
Akesi of joe tan an house? En vraagt of je t’ Huis zult blijven?
à Wilkom loeke joe na agter dina tem. Ze wilje t’ agtermiddag komen
bezoeken.
No mie ben benakase ta entre ples à Neen ik heb al by een ander late
reddi wen. vragen of ’t haar beliefde dat ik zou
komen.
As hem ples hem kom te maare. Als ’t haar belieft zo kan ze morgen
komen.
Oe som bady Mastre vor joe? Wie is jou Meester?
Oe fasse nam vor joe Mastre? Hoe heet jou Meester?
Oe fasse kase joe Misisi? Hoe heet jou Vrouw?
Oe plesse jo liewy? Waar woonje?
Klosse byna Forte. Digt by ’t Fort.
Jie no love mie moore. Je hebt my niet meer lief.
Je wantje sliepe lange mie? Wilje niet by my slape?
No mie no wantje. Neen ik wil niet.
Jie no bon. Jy bent niet goed.
Jie monbie toe moussie. Jy bent te gierig.
Kom bosse mie wantem. Kom zoen my reis.
Tot Na-geregt.
Na tappe. Om hoog.
Na bie laeu. Om laag.
Zon komotte. De Zon komt op. [123]
Zon gaeud on. De Zon gaat onder.
Santje. Een ding, en al wat voor haar niet te
noemen of zeldzaam is.
Kaba. Gedaan.
Hause. Een Huis.
Tappe. Het Dak.
Tappe windels. Doet de Vensters toe.
Ope windels. Doet de Vensters open.
Ver wate jie no ope windels? Waarom doe je de Vensters niet open?
[124]
[Inhoud]
VII. HOOFT-DEEL.
Handelende van de Karaïbanen of Amerikaansche Inwoonders van
Zuriname.
Waarschijnlijk afkomst en gesteltheid van de Karaïbanen.e
eigenaars en ingeboorne Menschen dezer Colonie, zijn van
ouds af genaamt Indianen en hare Vrouwen Indianinnen,
uit wat oorspronklijk Geslagte en is my niet bekend, dog
waarschijnlijk van Jafet, dewijl men in hen eenige
denkbeelden van de Zundvloed by overlevering bespeurt
worden. De Mannen zijn doorgaans grof, vet en kort van
Lighaam; bruin-geel of liever, zo men daar zegt onder de
Christenen, roodagtig-bruin van koleur; lachende van
gelaat, breed van schouderen en van heupen, byna alle
van een frissche gezontheid. Haar aangezigt is rond en breed, en ten meesten
deele zijn hare wangen geteikend met twe kleine kuultjes in het midden. Haar
mond is tamelijk wijd, en hare tanden zijn volkome wit en digt aan een staande.
De oogen zijn kleinagtig en swart, maar zeer doorstralende. Ook is haar voor-hoofd
en hare neuze plat, maar door geweld gemaakt, en niet natuurlijk: want hare
Moederen drukken die zo in hare geboorte, en nog gedurig den tijd dat zy haar
zogen; haar inbeeldende dat hier inschoonheid en volmaaktheid gelegen is: want
zonder dat zoude hare neuze wel gevormt wezen, en haar voor-hoofd verheven als
het onze. Hebbende doorgaans lang sluik swart hoofd-hair, dat hun tot op de
heupe en wat korter hangt; zy zijn geweldig zorgvuldig in haar te kemmen, en
agten dat [125]zeer eerbaar te wezen. Hunne hairen Olijen zy, en hebben eene
vindinge om het te doen wasschen. De Vrouwen kemmen gemeenlijk hare Mannen
en Kinderen. Mannen en Vrouwen vlegten hun hair van agteren, en doen het
eindigen in eenen kleinen hoorn, die zy midden op het hoofd stellen. Aan beide de
zijden laten zy het met lokken hangen, na de natuurlijke vryheid. Voorts gaan de
Karaïbanen mede nakend, genoegzaam met redelijk verstand en geheugenisse
begaaft, gelijk als de Negers zonder eenige kledinge; als alleenlijk hebbenze om
het Schamel-deel en strook geel geverft Linnen, een vierendeel breed en twe ellen
lang, het welk zy Langoutin noemen, dat zy mede tusschen de beenen door
winden, en voor en agter op’t Lighaam met de einden laten neder Maniere om haar
Lighaam te beschilderen. hangen. Haar Lighaam is met allerlei figuren en verbeeldinge,
van uit’er maten schone rode verw, die zy Zinzolijn noemen, neffens swart, dat
negen dagen duurt, op een bezondere kunstige manier beschildert; hebbende een
klein zilver maantje aan het middelste deel van de neus hangen. Op hare rugge
dragen zy een merk-teken daar by zy te kennen zijn, welkers Kapiteins Onderdaan
en uit wat voor Landschap zy zijn. Eenige hebben knevel-baarden en andere heel
glad.
Deze noemen hare Vrouwen Quoniam en zijn zeer blohertige Krijgs-Helden, zo dat
zy niet wel voor ’t hoofd komen als dappere edelmoedige Soldaten, maar listelijk
en bedrieglijk op verrassinge. Egter hebben zy lange Jaren Oorlogen tegens de
Christenen gevoert, alzo het Land in een ontelbare menigte van die Natien bevolkt
is; mede in veel verscheidene zoorten als de Negers. De meeste die in deze Colonie
zig bevinden, zijn Karaïbaansche Indianen en Indianinnen, en men zegt dat een
Christen bekwaam is [126]om tien Indianen op de vlugt te drijven, deels door
blohertigheid en vreze die zy voor de zelve dragen; gelijk men ondervindinge daar
van heeft.
Zy zijn verwonderlijk
Zijn zeer scherpzinnig om met de Angel te Visschen, en Pijl te schieten.
scherpzinnig om met den Angel te Visschen, en den Vis met de Pijle te schieten. En
men zoude hare geduldigheid in deze oeffening niet konnen verwonderen, want zy
zouden ’er zomtijds een gantschen halven dag aan blijven zonder haar te
vermoeijen. En als, wanneer zy den Vis lang genoeg hebben aangelokt, zy eindelijk
eenen groten en magtigen komen te bespeuren, die haar wel aanstaat, en wel
terhand is, schieten zy ’er met de Pijle op, even als de Brazilianen. En gelijk zy
uitermaten goede swemmeren zijn, zo werpen zy terstond haar zelve zonder
schroom in het water na de Pijle, om hare prooije aan te grijpen.
De Pirauge
A. daar de Karaïbanen in Varen.
De Kapitein
B. of Opper-hoofd van ’t Vaar-tuig.
Een Kano.
C.
De Boskagien
D. zo ze zig aan de Rivier vertonen.
Welcome to our website – the ideal destination for book lovers and
knowledge seekers. With a mission to inspire endlessly, we offer a
vast collection of books, ranging from classic literary works to
specialized publications, self-development books, and children's
literature. Each book is a new journey of discovery, expanding
knowledge and enriching the soul of the reade
Our website is not just a platform for buying books, but a bridge
connecting readers to the timeless values of culture and wisdom. With
an elegant, user-friendly interface and an intelligent search system,
we are committed to providing a quick and convenient shopping
experience. Additionally, our special promotions and home delivery
services ensure that you save time and fully enjoy the joy of reading.
ebookmass.com