Over zon en maan
In de week na de zonnewende lengen de dagen nauwelijks. De langere dagen worden pas echt
merkbaar vanaf 6 januari, de ochtend daagt dan vroeger. Tegen eind januari duren de dagen al
meer een uur langer. Het einde van de lange winter komt in zicht en de eerste aroma’s van het
ontwakende leven zweven al door de lucht. Het gestage lengen van de dagen gaat vanaf
Driekoningen in hoger tempo door.
Op die dag startte vroeger een lange feestperiode die duurde tot aan de Vasten. Voor rurale en
stedelijke handenarbeiders was de terug ontwakende natuur een zeer lijfelijke ervaring. Het
eerste groen dat vanaf februari de kop opstak, de eerste pollen die de neusvleugels prikkelden,
de geuren van de komende lente, verkondigden aan onze voorouders dat het bijna afgelopen
was met de monotone winterse voeding en de warme lentezon zou weldra weer de ziektes en
ongemakken verdrijven. Redenen genoeg om in deze periode de laatste resten uit de schapraai
te halen en feest te vieren.
In januari en februari volgden wereldlijke en kerkelijke feesten elkander snel op. Het feest in de
pre-industriële maatschappij had een andere betekenis dan in de huidige tijd. Het feest was
zelden een particuliere viering. De persoonlijke verjaardagen werden bijvoorbeeld niet gevierd,
de geboortedatum was immers voor ca. 1600 niet geregistreerd. In een bestaan gewijd aan
alledaagse en harde lichamelijke arbeid was het feest was een collectief gebeuren, alhoewel
veelvuldig aanwezig, op afgemeten en welbepaalde momenten gepland. In vroeger tijden
waren het vooral ambachten en gilden die de feestcultuur droegen. Religieuze, economische en
sociaal-culturele instituties waren intens verbonden met publieke feesten.
Men noemt ze kalenderfeesten omdat ze een vaste plaats en betekenis hebben in de jaarkalender.
Ze staan in verband met de natuur (oogst, midzomer, winterzonnewende). Dit is ook zo voor
de grote liturgische feesten (Pasen, Sinksen, Allerheiligen, Kerstmis) en de vieringen van
plaatselijke heiligen, bedevaarten of jaarmarkten. De kalenderfeesten behoorden tot belangrijke
uitingen van de pre-industriële Europese volkscultuur. Niet alleen waren deze feestdagen een
soort ‘verplichte’ vrije tijd in een periode waarin vakantie een onbekend was, bij deze
gelegenheden werd bijvoorbeeld ook voedsel verdeeld onder de behoeftigen en zieken. Het
belangrijkste kalenderfeest was Vastelavont , een periode die de winter afsloot met ongeremde
collectieve feestpartijen, dagen van roes en uitspattingen.
Masques, costumes et déguisements; charivaris (manifestation bruyante et humiliante de
masques, dirigée contre un membre scandaleux de la communauté); farces, parades et chars;
quêtes et distributions de monnaie ou de friandises; danses, musique, feux d’artifice;
récitations de poésie, jeux et combats sportifs – la liste de toutes formes et variétés de la fête
excéderait les 81 jeux du tableau célèbre de Bruegel ou les 217 que Rabelais attribue à
Gargantua. (DAVIS, 1969)
Carnaval is een woord overgenomen uit het Italiaans en het Frans en het feest heette tot diep in
de negentiende eeuw Vastelavont. Dit is oudste naam voor het feest in ons taalgebied. Deze
feestcultuur was zeer oud en taai. Uitbundigheid, praal, pracht, massale en collectieve waanzin
overvielen in vroegere tijden de Vlaamse en Brabantse steden. Al bij het naderen van
Vastelavont organiseerde men een resem feestelijke optochten en vieringen. Men vierde
ambachtelijke of parochiale patroonheiligen en de feesten te hunner ere vinden hun oorsprong
in de voorchristelijke periode. Tradities bleven leven na de kerstening van onze gewesten en
werden onder toenemende invloed van de kerk steeds meer samengeperst naar de dagen voor
de Vasten. Deze noemde men Vette Dagen en hadden als hoogtepunt Vette Dinsdag of Mardi
Gras. De oorsprong van de naam ‘Vette Dagen’ ligt voor de hand, er werd overvloedig gegeten.
De gerechten bestonden uit vlug bederfbare vleeswaren die voor de vastenperiode moesten
verorberd zijn: vette darmen, worsten, pensen en ander orgaanvlees van de laatste
varkensslacht die traditioneel startte op Sint-Antonius (17 januari). Het vastere vlees werd
ingezouten om de rest van het voorjaar, buiten de vastendagen, gegeten te worden. Met het
zwoerd van het varken en met de laatste boterresten werden stapels pannenkoeken gebakken.
De gemeentelijke besturen deelden op deze dagen wijn, bier en voedsel uit aan de armen, de
geestelijken, de corporaties.
Het Carnaval eindigde niet met Vette Dinsdag / Mardi Gras. In de Middeleeuwen was ook
Aswoensdag nog een carnavalsdag. De kerkelijke ceremonie, waarbij men op het gezicht een
kruisteken aanbrengt met de as van gewijde palmtakjes, is ontstaan in de dertiende eeuw. Dit
ritueel verving stilaan het uitstrooien van de as van de grote carnavalsvuren over de velden, een
vruchtbaarheidsritus om de opbrengsten van veld en dier te bevorderen. Het was uiteindelijk
het Concilie van Trente dat in 1545 afdwingbaar de start van de Vasten oplegde op Aswoensdag.
Door deze kerkelijke feestdag algemeen te verplichten moest het feest eindigen op Vette
Dinsdag. Hierbij hoort een woordje kerkelijke wiskunde! Veertig dagen na de eerste Volle Maan
na Kerstmis (dit jaar 18 januari) is het Vette Dinsdag / Mardi Gras (dit jaar 1 maart). De tweede
Volle Maan na Kerstmis van 2022 valt op 16 februari. Dit is ca. 14dagen (halve maancyclus) voor
Vette Dinsdag / Mardi Gras. Deze dag valt altijd samen met een Nieuwe Maan!
Het einde van de carnavalsweek viel vroeger op zondag, Grooten Vastelavont, want pas de
maandag erop begon de veertig dagen te lopen van de Vasten. (Ik vereenvoudig hier de zaak.) Uit
de oudere bronnen blijkt dat de kerkelijke Vasten pas begon na de zondag volgende op
Aswoensdag. Het vroegmiddeleeuwse Carnaval waaierde uit over de volgende donderdag,
vrijdag en zaterdag. Zondag was het Grooten Vastelavont want nadien begonnen de veertig
vastendagen eindigend op Paaszondag. Een christen mens moest zich dan van veel onthouden
behalve van dranken. En er was nog een ander soelaas! Op zondagen moest men niet vasten.
Door de bijzondere betekenis van de zondag viel deze buiten het Vastengebod. Hij kwam aan
zijn speciale positie door het Bijbelse scheppingsverhaal, waarin de wereld in zeven dagen
geschapen werd. Ook de wederopstanding van CHRISTUS gebeurde volgens de joodse traditie
de dag na sabbat. Zo volgde na zaterdag de ‘Dag des Heeren’ of ‘dominicus dies’, Frans ‘dimanche’.
De kerk slaagde na eeuwenlange inspanningen erin op ‘zondag’ de arbeid te verbieden. Op de
Dag des Heeren moest worden gerust. Een resem religieuze plechtigheden, die voorheen
samenvielen met astronomische gebeurtenissen, zoals de posities van zon en maan, verhuisden
naar de zondag. Pasen is zo een feest! De 40-daagse Vasten duurt tot na de eerste volgende Volle
Maan volgend op de lente-equinox (dag en nacht even lang). In de Vasten van 2022 valt de
volgende Volle Maan op 18 maart. Dit is voor de lente-equinox van 21 maart, dus te vroeg want
Pasen valt altijd na de lente-equinox. De volgende Volle Maan na de lente-equinox valt op 16 april,
een zaterdag. Pasen moet om diverse redenen op zondag vallen en dit is voor 2022 op 17 april.
Pasen valt op de eerste zondag NA de Volle Maan NA de lente-equinox. Begrepen?
Op zondagen tijdens de Vasten was het vasten opgeschort. Deze werden dan ook door het
gewone volk beschouwd als feestdagen. Het was iedere zondag een beetje Vastelavont. En op
die vijf zondagen-zonder-vasten volgde telkens een Blauwe Maandag.
Het feest (…) werd de volgende dag voortgezet, die ‘blauwe maandag’ werd genoemd. Blauw
heeft hier de betekenis ‘onbeduidend, waardeloos’, namelijk omdat deze dag als werkdag niet
meetelde. Vandaar is ‘blauwe’ of ‘luie maandag houden’ gaan betekenen ‘op maandag niet
werken’ of in het algemeen ‘een vrije dag nemen en niet werken. (CLAES, 1983)
In de volkscultuur is maandag dikwijls een feestdag. Traditioneel vieren (vierden) de
metaalbewerkers hun Sint-Elooi op de maandag volgend op één december. (Feitelijk vierden ze
zijn feestdag twee keer op één december en de volgende maandag.) Zotte Maandag is de
maandag volgend op Driekoningen en is een echte carnavaldag in Ronse. In Kortrijk vierde men
Weverkesmaandag en Boerenmaandag. Op maandag werken bracht ongeluk, een volksspreuk
luidde: “Maendachs spoet, selden goedt”. Maandagvieren was ook een neveneffect van de
toenemende kerkelijke druk om de zondagsrust in ere te houden. Corporaties zoals de
schuttersgilden mochten op zondag niet meer optrekken of maaltijden houden. De drinkebroers
dienden hun gelagen uit te stellen tot maandag want dan kon men openlijk drinken zonder de
Heer te profaneren. In elk geval, men kocht best geen goederen die op een Blauwe Maandag
waren gemaakt. De achttiende eeuwse Nederlandse predikant ABRAHAM MAGYRUS schreef
afkeurend:
Behalven de verbodsdagen onder de vlagge van de OUDE KNEGT zoo word de Maendag geacht
als ongeluckig. Men zeyd op een kloeke Maendag wil wel een leuye week volgen. Dronken
wevers plegen de Sontag in overdaed door te brengen: en zoo zy dan noch een penningsken
buyten de buyk hadden, knoopten zy de Maendag daer aen; dan was ’t voor haer een
ongeluckige Maendag. (ROOIJAKKERS, Rituele Repertoires, p. 250)
De ‘oude knegt’ in dit citaat is de DUIVEL, zoals ook de ‘zwarte knecht’ van de SINT, bij ons beter
bekend als ZWARTE PIET. Zo gaan we terug naar november en december: het startsein van de
Winterfeesten.
Bron: SERMON ARMAND (2001). Carnaval. Gent: Mens en Cultuur.
SERMON ARMAND (2021). Van Zwarte Klaas tot Sinterklaas. Gent: Mens en Cultuur.