NL9402155A - Bodemplaat voor een pallethouder. - Google Patents

Description

Bodemplaat voor een pallethouder.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bodemplaat voor een pallethouder, welke pallethouder omvat een voetdeel met een daarop aangebracht houderdeel voor vloeibare produkten, waarbij de bodemplaat ingericht is om het houderdeel te ondersteunen en gevormd is om met de onderzijde van het houderdeel overeen te komen en voorzien is van ten minste een aflopend deel gericht naar een uitsparing in het bodemdeel, welke uitsparing aangebracht is voor het opnemen van een afsluiter van het houderdeel.

Een dergelijke bodemplaat is in de stand der techniek algemeen bekend. Daarbij is het van belang de bodemplaat zodanig uit te voeren dat het daardoor gedragen houderdeel, dat in het algemeen een bodem met dezelfde vorm zal hebben, zodanig geplaatst wordt dat het zich in die houder bevindende fluïdum loopt naar de uitsparing waar een afsluiter aangebracht is.

In de Europese aanvrage 509.228 wordt voorgesteld het laagste punt van de bodemplaat in het midden liggend uit te voeren zodat het fluïdum uit de houder steeds vanaf de omtrek naar het midden stroomt en van daar via een langskanaal, dat uitmondt in de uitsparing, naar de afsluiter beweegt. De bodemplaat is nabij de verhoogde omtrek van een omgezet naar beneden gericht deel voorzien waarvan het vrije einde steunt op de palletvoet.

Hoewel een dergelijke constructie uit het oogpunt van afvoer van fluïda voldoet, bestaat het nadeel dat een dergelijke bodemplaat verhoudingsgewijs zwaar geconstrueerd dient te worden. Ten eerste ontstaat door het omgezette deel een verhoogd materiaalverbruik. Dit omgezette deel is noodzakelijk vanwege de stevigheid. Door het naar het midden toelopen zal daar door grote belasting van de bodemplaat de neiging bestaan dat deze bodemplaat uitzakt naar beneden waardoor extra stevigheid noodzakelijk is. Dit betekent een verder verhoogd materiaalgebruik. Tevens dient de bodemplaat bescherming te geven tegen uitwendige invloeden, zoals bijvoorbeeld de lepels van een hefvorktruck. Bij de bodemplaat volgens de stand der techniek is een oplopend deel aanwezig, zodat indien de lepels van de bijvoorbeeld vorkheftruck dit oplopende deel raken de lepels naar boven over het oplopende deel geleid worden en vervolgens het onbeschermde deel van het op de bodemplaat aangebrachter houderdeel zullen beschadigen.

Bovendien is gebleken dat het gecompliceerd is een dergelijke bodemplaat te vervaardigen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een bodemplaat te voorzien, die verhoudingsgewijs eenvoudig vervaardigd kan worden waarbij een geringere hoeveelheid materiaal noodzakelijk is om zo de kosten van de pallethouder (of IBC) te verlagen. Door het lagere gewicht wordt eveneens de hanteerbaarheid van de pallethouder vergroot.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven bodemplaat verwezenlijkt doordat het draagvlak van de bodemplaat vanaf het midden aflopend naar de buitenomtrek uitgevoerd is en langs de omtrek gootmiddelen omvat.

Door de bodemplaat naar buiten aflopend gebold uit te voeren, d.w.z. zodanig uit te voeren dat het centrum het hoogste punt is, zal bij belasting van de bodemplaat een naar buiten drukkende kracht werken. Indien de bodemplaat aan de omtrek gefixeerd wordt, wordt de weerstand tegen doorbuiging vergroot, waardoor de bodemplaat uit een verhoudingsgewijs zwak materiaaldeel vervaardigd kan worden. Met de constructie volgens de uitvinding wordt langs de omtrek van de bodemplaat een goot gevormd. In het houderdeel wordt een dienovereenkomstige goot gevormd waardoor de afvoer van fluïdum via deze goot plaatsvindt. Daarbij zijn zowel deze goot als de goot in de bodemplaat vanzelfsprekend zodanig uitgevoerd dat deze aan de zijde weg van de eventuele afsluiter hoger ligt dan nabij de afsluiter om stroming naar de afsluiter mogelijk te maken. Doordat de bodemplaat volgens de onderhavige uitvinding aan een geringere deformatie onderworpen is dan de bodemplaat volgens de stand der techniek kan deze uit een plaatmateriaal met lagere dieptrekkwaliteit vervaardigd worden. Bovendien ontstaat door de geringere verplaatsing van het plaatmetaal bij het dieptrekken een grotere vrijheid om een zeer dun materiaal te gebruiken. De bodemplaat volgens de onderhavige uitvinding is bijzonder eenvoudig nestbaar hetgeen bij de assemblage van belang is.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is de omtreksrand van de bodemplaat oplopend vanaf de goot uitgevoerd. Daardoor wordt enerzijds de hierboven beschreven goot begrensd en ontstaat anderzijds de mogelijkheid een bijzonder eenvoudige bevestiging aan een draagconstructie te verwezenlijken. Deze draagconstructie is aan het voetdeel van de pallethouder bevestigd. Door deze bevestiging kan de extra hoeveelheid metaal noodzakelijk bij de constructie volgens de hierboven beschreven Europese aanvrage 0 509 228, die de omgezette naar beneden gerichte rand vormde, vervallen. Door de stijvere constructie van de bodemplaat volgens de onderhavige uitvinding is een dergelijke verstevigingsrand niet langer noodzakelijk. Bovendien kan de bodemplaat direkt aan het voetdeel bevestigd worden of daarop steunen.

Om de stijfheid van de bodemplaat volgens de uitvinding verder te vergroten, kunnen ribben aangebracht zijn die naar buiten en naar beneden gericht zijn. Bij voorkeur zijn deze ribben zodanig aangebracht dat de onderzijde daarvan in hoofdzaak horizontaal is. Dat wil zeggen dat de diepte van de ribben nabij de uitsparing voor de afsluiter geringer is dan bij de tegenoverliggende zijde vanwege het aflopen van de bodemplaat. Dergelijke horizontaal lopende ribben kunnen bovendien als aangrijppunt van de heflepels van een vorkheftruck functioneren.

Bovendien is het mogelijk ten minste een van deze ribben zich over de hele lengte van de ene zijde naar de andere zijde van de bodemplaat uitstrekkend uit te voeren. Indien deze ribbe steeds een wezenlijke diepte heeft, is het mogelijk daarin een verstevigingsstaaf aan te brengen. Een dergelijke staaf kan vervolgens aan de draagconstructie bevestigd worden. Door deze staaf worden de betreffende tegenover elkaar liggende zijden bij elkaar gehouden. Dit betekent, dat bij het uitoefenen van neerwaartse kracht op de bodemplaat het indrukken van de bodemplaat tegengegaan wordt.

Om mogelijk in de ribben terechtkomend vocht en ander fluïdum, dat bijvoorbeeld bij het vullen van het houderdeel gemorst wordt, te verwijderen zijn deze van afvoeropeningen voorzien.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een houderdeel aan te brengen in een pallethouder waarbij de onderzijde een vorm heeft die correspondeert met die van het hierboven beschreven bodemdeel.

De uitvinding zal hieronder nader asm de hand van een in de tekening afgeheeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 in perspectivisch zijaanzicht de pallethouder volgens de uitvinding;

Fig. 2 een dwarsdoorsnede van de bodemplaat volgens de uitvinding bevestigd aan een omtreksrand volgens de lijn II-II in fig. 4;

Fig. 3 een zijaanzicht van de bodemplaat;

Fig. 4 in bovenaanzicht van de bodemplaat; en fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een deel van de bodemplaat.

In fig. 1 is met 1 een pallethouder aangegeven. Een dergelijke pallethouder of IBC wordt gebruikt voor het transporteren van allerlei mogelijke stroombare produkten. Deze bestaat uit een voetdeel 2 en een houderdeel 3. Houderdeel 3 kan een geblazen kunststofhouder of fles omvatten waaromheen een raamwerk 7 van verstevigingsstangen aangebracht is. Houderdeel 3 rust op een bodemplaat 4 die op zijn beurt bevestigd is aan omtreksstang 11 van raamwerk 7. Dit is verder weergegeven in fig. 2 en 3. Uit fig. 3 blijkt dat bodemplaat 4 zodanig uitgevoerd is dat in het hart c de afstand van het draagvlak 12 van de houder tot de horizontale lijn a, weergegeven met λ, groter is dan de afstand B of D nabij de omtrek van de bodemplaat. Dat wil zeggen, de bodemplaat is naar het midden toe opgebold. Om desondanks afvoer van fluïda in het houderdeel 3 met overeenkomstige bodemvorm naar uitsparing 5 waarin zich een afsluiter 6 bevindt te waarborgen, is een omtreksgoot 8 aangebracht.

Vanzelfsprekend helt deze omtreksgoot in fig. 3 van rechts naar links naar beneden (D is groter dan B), zodat fluïdum vanaf de achterzijde van de bodemplaat respectievelijk houderdeel naar uitsparing 5 respectievelijk afsluiter 6 stroomt. Dit vanzelfsprekend onder aanname dat de onderzijde van de houder overeenkomt in vorm met het draagvlak 12 en de goten 8 van de bodemplaat.

Uit fig. 2-4 blijkt bovendien dat de goot 8 begrensd wordt door een omtreksrand 9 en voorzien is van een verdieping 13. De goot 8 is voorzien van openingen 10 voor het aanbrengen van bevestigingsmiddelen om aan te grijpen in omtreksstang 11 van het raamwerk 7. Dat wil zeggen, de bodemplaat hangt enerzijds aan omtreksstang 11, waar door de gebolde uitvoering bij belasting een naar buiten drukkende kracht daarop uitgeoefend wordt. Omdat stang 11 een gesloten geheel vormt, kan deze kracht verhoudingsgewijs groot zijn zonder dat enige deformatie plaatsvindt. Dit betekent dat de bodemplaat verhoudingsgewijs licht uitgevoerd kan worden.

Ter verdere versteviging en voor het aangrijpen door bijvoorbeeld de lepels van een vorkheftruck zijn ribben 13-15 aangebracht. Vanwege het naar één zijde toe hellen van de bodemplaat zal begrepen worden dat de hoogte van de ribben varieert. Zo zal nabij het hart C van de bodemplaat de zich daar uitstrekkende ribbe aangegeven met 14 het hoogst zijn. Nabij de uitstroomopening zullen de ribben en de verdieping veel lager of in het geheel niet aanwezig zijn terwijl aan de tegenoverliggende zijde verdieping 13 een hoogte heeft die kleiner is. Zoals uit fig. 5 blijkt zijn verschillende soorten ribben mogelijk. Met 15 zijn zich diagonaal uitstrekkende deelribben aangegeven. Openingen 17 zijn aanwezig om voor de afvoer van bijvoorbeeld regenwater zorg te dragen. Bovendien blijkt dat ribbe 14 zich vanaf de ene zijde naar de andere zijde van de bodemplaat uitstrekt. Deze wordt bij voorkeur met een zodanige hoogte uitgevoerd dat daarin een stang 16 geplaatst kan worden zoals in fig. 5 getoond is. Deze stang kan vervolgens aan de onderliggende palletvoet bevestigd worden. Door het aanbrengen van een dergelijke stang 16 is het niet langer noodzakelijk een middensteun in het voetdeel 2 van de pallethouder aan te brengen. Een dergelijke middensteun is altijd bijzonder kwetsbaar omdat bij het niet juist inleiden van de lepels van een vorkheftruck snel beschadiging optreedt. Deze middensteun is voor de gebruiker van de vorkheftruck niet zichtbaar. Indien een middensteun wel aanwezig is, kan deze dienen voor het direkt ondersteunen van het onderste deel van de goot vanj de bodemplaat, zoals in fig. 5 getoond is. Bovendien kunnen nabij de hoeksteunen de betreffende benedendelen van de goot door die hoeksteunen gedragen worden.

De zich loodrecht op ribbe 14 uitstrekkende ribbe eindigt in de goot 8. Gebleken is dat zodoende een voldoende versterking verkregen wordt bij een zeer beperkt gebruik van materiaal.

De hierboven getoonde bodemplaat is losneembaar bevestigd getoond. Dit is van belang voor het opnieuw gebruik van de pallethouder. Bovendien is het daardoor mogelijk deze uit bijvoorbeeld kunststof te vormen.

Vanzelfsprekend ligt het binnen het bereik van de onderhavige aanvrage de bodemplaat vast aan de omtreksstang te bevestigen, zoals door lassen.

Deze en andere varianten worden geacht binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies te liggen.

Claims (8)

1. Bodemplaat (4) voor een pallethouder (1), welke pallethouder omvat een voetdeel (2) met een daarop aangebracht houderdeel (3) voor vloeibare produkten, waarbij de bodemplaat (4) ingericht is om het houderdeel te ondersteunen en gevormd is om met de onderzijde van het houderdeel overeen te komen en voorzien is van ten minste een aflopend deel gericht naar een uitsparing (5) in het bodemdeel, welke uitsparing aangebracht is voor het opnemen van een afsluiter van het houderdeel, met het kenmerk, dat het draagvlak (12) van de bodemplaat vanaf het midden aflopend naar de buitenomtrek uitgevoerd is en langs de omtrek gootmiddelen (8) omvat.

2. Bodemplaat volgens conclusie 1, waarbij de omtreksrand (9) oplopend is uitgevoerd teneinde de gootmiddelen (8) te begrenzen.

3. Bodemplaat volgens conclusie 2, waarbij de oplopende omtreksrand (9) bevestigd is aan een op de voetplaat aangebrachte draagconstructie (11) voor het houderdeel.

4. Bodemplaat voorzien van naar buiten naar beneden gerichte ribben (13-15).

5. Bodemplaat volgens conclusie 4, waarbij de ribben nabij de uitsparing (5) een wezenlijk kleinere hoogte hebben, of in het geheel niet aanwezig zijn, dan de ribben diametraal tegenover die uitsparing.

6. Bodemplaat volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een ribbe in de bodemplaat een zich vanaf een zijde naar de tegenoverliggende zijde aangebracht kanaal vormt, waarin een verstevigingsstaaf (16) opgenomen kan worden bij de betreffende zijden bevestigd aan de draagconstructie voor het houderdeel.

7. Bodemplaat volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de ribben van afvoeropeningen (17) voorzien zijn.

8. Houderdeel aan te brengen in een pallethouder waarbij de onderzijde een vorm heeft die overeen komt met die van het bodemdeel volgens een van de conclusies 1-7.