NL9301089A

NL9301089A - Inrichting voor het laagsgewijze onder water storten van een vloeibaar, verhardbare massa.

Info

Publication number: NL9301089A
Application number: NL9301089A
Authority: NL
Original assignee: Welling Didam Holding B V
Priority date: 1993-06-22
Filing date: 1993-06-22
Publication date: 1995-01-16
Also published as: EP0631018B1; DE69413134D1; DK0631018T3; DE69413134T2; EP0631018A1

Description

Titel: Inrichting voor het laagsgewijze onder water storten van een vloeibaar, verhardbare massa.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laagsgewijze onder water storten van een vloeibare, verhardbare massa, zoals beton, welke inrichting is voorzien van een storttrechter met een benedenwaarts gerichte stortbuis en een verbrede stortbuisvoet, welke vanaf de rand van de monding van de stortbuis een nagenoeg radiaal buitenwaarts verlopende bodemplaat omvat, die aan de buitenomtrek is voorzien van een opstaande kraag.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 181.939. De stortbuisvoet is rotatie-symmetrisch uitgevoerd en wordt door het reeds gestorte beton in opwaartse richting gedrukt, wanneer de hoogte van de betonko-lom in de stortbuis groter is dan overeenkomt met het hydrostatische evenwicht van de betonkolom in de stortbuis en de waterkolom tussen de bovenzijde van de onder water gestorte vloer en het waterniveau naast de stortbuis. Het onderste deel van de telescopisch uitgevoerde stortbuis en de stortbuisvoet "drijven" op het beton. Door de verticale verplaatsing van de stortbuisvoet te meten kan de ligging van het bovenvlak van de gestorte betonlaag resp. de dikte daarvan worden bepaald.

Met deze bekende inrichting kan onder water een vloer worden gestort, waarvan het bovenvlak zich op een bepaalde afstand onder het waterniveau bevindt, ongeacht het verloop van de bodem. Wanneer het bovenvlak van de gestorte betonlaag op het gewenste niveau is gekomen wordt de stortbuis met behulp van een verplaatsingsinrichting over korte afstand zijdelings verplaatst, waarbij de stortbuisvoet zich aanvankelijk in benedenwaartse richting zal verplaatsen om vervolgens weer, door het storten van beton, op het gewenste niveau te worden gebracht.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarmee een relatief dunne betonvloer kan worden gestort met een constante dikte, waarbij het verloop van de bodem onder water wordt gevolgd. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een inrichting van het bovenomschreven type te verschaffen, waarbij de bodemplaat van de stortbuisvoet een getrapt verloop heeft, waarvan het laagste deel een op de bodem afsteunbaar steundeel en het hoger gelegen deel het hefge-deelte van de stortbuisvoet vormt.

Door de bodemplaat van de stortbuisvoet getrapt uit te voeren heeft men de mogelijkheid verkregen dat de inrichting zichzelf over de onder water gelegen bodem verplaatst en daarop een betonvloer aanbrengt, waarvan de dikte overeenkomt met het hoogteverschil tussen het steundeel en het hefge-deelte. Zodra immers de stortbuis naar boven wordt gedrukt en het steundeel vrij komt van de bodem, wordt op dit steundeel een in horizontale richting werkzame kracht uitgeoefend door de aan de tegenover gelegen zijde van de stortbuisvoet uitstromende beton, welke horizontale kracht de inrichting zijdelings kan verplaatsen totdat het steundeel weer op de bodem zakt. Op deze wijze kan een aaneengesloten strook beton op de bodem worden aangebracht.

Teneinde het bovenvlak van de aldus gestorte betonstrook een vlak verloop te geven is het hefgedeelte aan de van het steundeel afgekeerde zijde voorzien van een horizontaal verlopend afstrijkdeel.

De naar de monding van de stortbuis toegekeerde rand van het steundeel is bij voorkeur door middel van een verticale wand aangesloten op de rand van het hefgedeelte, welke verticale wand de monding van de stortbuis op afstand over tenminste 180° omgeeft. Deze verticale wand vormt het voortstuwings-deel van de stortbuisvoet.

Teneinde de verplaatsingsrichting van de inrichting duidelijk te definiëren heeft het steundeel, gezien in bovenaanzicht, de vorm van een tweevlakshoek.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht.

Hierin toont: fig. 1 een dwarsdoorsnede van de stortbuis met de aan de onderzijde daarvan aangebrachte stortbuisvoet; fig. 2 een bovenaanzicht van de stortbuisvoet; en fig. 3-4 een zijaanzicht resp. achteraanzicht van de geleidingsinrichting voor de stortbuis.

De stortbuis 1 is nabij de monding 2 daarvan voorzien van een stortbuisvoet 4, waarvan de bodemplaat 3 een getrapt verloop heeft. Het laagste deel van de getrapt verlopende bodemplaat 3 bestaat uit een horizontaal verlopend steundeel 9, dat kan rusten op de onder water gelegen bodem 12, waarop de betonnen vloer moet worden aangebracht. Het hoger gelegen hef-gedeelte 5, 6, 7 bestaat uit een op de monding 2 aansluitend kegelvormig deel 5, 6, waarvan het aan de zijde van het steundeel 9 gelegen deel 6 een kleinere tophoek kan hebben dan het tegenover het steundeel 9 gelegen deel 5. De van het steundeel 9 afgekeerde zijde van het hefgedeelte 5, 6, 7 gaat over in een horizontaal verlopend afstrijkdeel 7, dat in bovenaanzicht de vorm van een cirkelboog heeft. De verticale afstand d tussen het afstrijkdeel 7 en het horizontale vlak, gaande door het steundeel 9 bepaalt de dikte van de te storten betonnen vloer.

De naar de monding 2 van de stortbuis 1 toegekeerde rand van het steundeel 9 is door middel van een verticale wand 8 verbonden met de rand van het hefgedeelte 5, 6. Zoals uit fig. 2 blijkt omgeeft de verticale wand 8 de monding 2 van de stortbuis 1 op afstand over tenminste 180° en bij voorkeur over ongeveer 270°. De beide benen van de verticale wand 8 verlopen divergerend in de richting van het afstrijkdeel 7.

Het steundeel 9 heeft in bovenaanzicht een spitse vorm ofwel de vorm van een tweevlakshoek. Op de buitenste randen van zowel het steundeel 9 als het afstrijkdeel 7 is een opwaarts gerichte kraag 10 aangebracht. Ter verstijving van de stortbuisvoet 4 kunnen boven op de bodemplaat 3 een aantal radiaal verlopende verstijvingsribben 11 zijn aangebracht.

In de fign. 3-4 zijn schematisch de hulpmiddelen aangebracht voor het geleiden van de stortbuis 1 tijdens de ver plaatsing daarvan. De stortbuis 1 is opgehangen aan een juk 14, dat in de X-richting verplaatsbaar is over een freem 12, dat door een ponton 13 wordt ondersteund. Het freem 12 is verplaatsbaar in de Y-richting, derhalve loodrecht op de ver-plaatsingsrichting van het juk 14 ten opzichte van het freem 12. Een dergelijke ondersteuningsconstructie is op zichzelf bekend, zodat nadere toelichting daarvan achterwege kan blijven.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding is als volgt:

Uitgaande van de positie zoals weergegeven in fig. 1 rust het steundeel 9 van de stortbuisvoet 4 op de bodem 12, terwijl het niveau van de beton in de stortbuis 1 in hydrostatisch evenwicht is met de hoogte van de waterkolom tussen de bovenzijde van de onder water gestorte vloer en het waterniveau naast de stortbuis 1. Wanneer in deze situatie een aanvullende hoeveelheid beton in de stortbuis wordt gestort, wordt de stortbuisvoet opgelicht en komt het steundeel 9 vrij van de bodem 12.

De aan de achterzijde uit de stortbuisvoet 4 stromende beton oefent een horizontaal gerichte kracht uit op de verticale wand 8 van de stortbuisvoet, waardoor deze zich, samen met de stortbuis in zijdelingse richting verplaatst totdat opnieuw het hydrostatische evenwicht is bereikt en het steundeel 9 wederom rust op de bodem 12. Aan de achterzijde van de stortbuisvoet 4 heeft zich dan een gladde, door het afstrijk-deel 7 glad gestreken betonnen vloer gevormd met een dikte d.

Op de beschreven wijze kan op de bodem 12 een gladde betonnen strook worden aangebracht, waarna aan het einde van de strook de voortbewegingsrichting over 180° kan worden omgekeerd om een volgende strook naast de eerder aangebrachte betonstrook te storten.

Claims

1. Inrichting voor het laagsgewijze onder water storten van een vloeibare, verhardbare massa, zoals beton, welke inrichting is voorzien van een storttrechter met een benedenwaarts gerichte stortbuis en een verbrede stortbuisvoet, welke vanaf de rand van de monding van de stortbuis een nagenoeg radiaal buitenwaarts verlopende bodemplaat omvat, die aan de buitenomtrek is voorzien van een opstaande kraag, met het kenmerk, dat de bodemplaat (3) van de stortbuisvoet (4) een getrapt verloop heeft, waarvan het laagste deel een op de bodem (12) afsteun-baar steundeel (9) en het hoger gelegen deel het hefgedeelte (5, 6, 7) van de stortbuisvoet (4) vormt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het hefgedeelte nabij de monding van de stortbuis een kegelvormig verloop heeft, met het kenmerk, dat het hefgedeelte (5, 6, 7) aan de van het steundeel (9) afgekeerde zijde overgaat in een horizontaal verlopend afstrijkdeel (7).

3. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de naar de monding (2) van de stortbuis (1) toegekeerde rand van het steundeel (9) door middel van een verticale wand (8) aansluit op de rand van het hefgedeelte (5, 6, 7), welke verticale wand (8) de monding (2) van de stortbuis (1) op afstand over tenminste 180° omgeeft.

4. Inrichting volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het steundeel (9), gezien in bovenaanzicht, de vorm heeft van een tweevlakshoek.