NL9300873A - Inrichting en werkwijze voor het tot binnen bereik van dieren verplaatsen van voer. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET TOT BINNEN BEREIK VAN DIEREN VERPLAATSEN VAN VOER

In loopstallen voor koeien is veelal een voederplaats ingericht, waar de koeien naar behoefte vrijelijk kunnen vreten. In de meest gangbare praktijk wordt door een veehouder telkens kuilvoer voor de dieren op deze voederplaats gestort.

Uit het Europese octrooischrift EP-B-0061817 zijn verplaatsbare voederhekken bekend, opdat door een veehouder grote hoeveelheid kuilvoer op het centrale gebied tussen twee, tegenover elkaar opgestelde beweegbare voederhekken wordt gestort, en de voederhekken telkens naar elkaar worden bewogen, zodra de beesten het voer niet meer kunnen bereiken.

Aangetoond is dat dergelijke beweegbare voerhekken tot een grotere opname van het kuilvoer door de dieren leiden, hetgeen tot verminderd gebruik van krachtvoer en derhalve tot kostenbesparingen voor een veehouder leidt.

Een nadeel van deze beweegbare voerhekken betreft echter de omvangrijke voorzieningen die in een bestaande stal moeten worden aangebracht.

De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting voor het tot binnen bereik van één of meer dieren verplaatsen van voer, omvattende: - een schotvormig orgaan waartegen het voer wordt geplaatst; en - bewegingsmiddelen voor het naar de voederplaats laten bewegen van het schotvormig orgaan.

Met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding behoeven slecht geringe aanpassingen in een bestaande loopstal worden doorgevoerd. De indeling van de stal kan ongewijzigd blijven.

De voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichtingen volgens de onderhavige uitvinding, resp. gekenmerkt volgens conclusie 2-5 betreffen voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waardoor deze op economisch verantwoorde wijze in loopstallen kan worden opgesteld.

De voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding volgens conclusie 6 en 7 voorkomen dat deze uit balans kan geraken, en dat enig resterend voer achterblijft.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin tonen: fig. 1 een aanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding opgesteld in een loopstal, en fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht in perspectief van detail II uit fig. 1

In een loopstal W is in het algemeen een voederplaats ingericht waar één of meer koeien C kuilvoer K kunnen vreten door hun kop door een vast opgesteld hek 1 te steken. Het kuilvoer K is geplaatst tegen een schotvormig orgaan 2, dat bijvoorbeeld wordt gevormd door stalen platen 3 die aan metalen profielen 4 zijn bevestigd. Achter het schotvormig orgaan 2 van de voorkeursuitvoeringsvorm 5 van de onderhavige uitvinding is een met gebroken lijnen aangegeven aandrijfmotor 6 aangebracht die assen 7, 8 aandrijft, welke assen zich naar de resp. einden van schotvormig orgaan 2 uitstrekken. Tussen twee lagers 9, 10 is een nestewiel 11 aan de as 7 bevestigd, dat aangrijpt op een ketting 12. De ketting 12 is in de bodem B van de loopstal verankerd, bij voorkeur door middel van bijv. met keilbouten 15 in de bodem bevestigde ogen 13, resp 14.

De ketting 12 wordt geleid door twee roteerbaar gelagerde schijfwielen 16, resp. 17. Bij aandrijving van de as 7 in één van beide richtingen wordt zodoende de inrichting 5 naar of vanaf het voederhek 1 bewogen. Indien de hoeveelheid zich voor het voederhek 1 bevindende kuilvoer K is opgevreten, wordt het schotvormig orgaan 2 over enige afstand in de richting naar het hek 1 bewogen opdat de koeien C wederom kunnen vreten.

Voor stabilisatie van inrichting 5 is deze aan een naar het voerhek 1 toegekeerde zijde voorzien een bij voorkeur enigszins schuin benedenwaarts in de richting van het voerhek 1 uitstrekkende plaat 18, waaronder een relatief klein wiel 19 aan een ondersteuningsdeel 20 roteerbaar is aangebracht. Op niet zichtbare wijze zijn enigszins grotere wielen onder inrichting 5 geplaatst. De schuine plaat 18 voorkomt voorts dat enig voer onbereikbaar blijft voor dieren.

Dankzij het schotvormige orgaan kan het kuilvoer niet omvallen in een ongewenste richting, dat wil zeggen zodanig dat het voor de dieren onbereikbaar wordt.

De boven beschreven uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is elegant eenvoudig qua constructie, vermijdt ingrepen in een bestaande loopstal zo veel mogelijk, en laat veel ruimte voor de indeling in een loopstal voor wat betreft de locatie van de voederplaatsen e.d., zowel in bestaande als nieuw te bouwen stallen.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvorm; de gevraagde rechten worden veeleer bepaald door de navolgende conclusies. Hierin is sprake van een schotvormig orgaan dat in voldoende mate dicht is uitgevoerd om het voer te kunnen verplaatsen.

Binnen het kader van de onderhavige uitvinding zijn velerlei varianten ten opzichte van de beschreven en getoonde uitvoeringsvorm denkbaar, waarvan een aantal niet beperkende de volgende zijn: - de bewegingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een vlakke plaat omvatten, die over de bodem schuifbaar is; en - de ketting die aan het van het voerhek afgekeerde zijde is bevestigd, zal in de praktijk bij voorkeur alleen aanwezig zijn bij het naar een beginstand terug verplaatsen van het schotvormig orgaan, opdat wordt vermeden dat deze ketting op de bodem van de stal als een obstakel wordt ervaren. Bij het terug verplaatsen van het schotvormig orgaan kan dan dezelfde ketting worden gebruikt als bij de beweging in de richting van het voerhek. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm van de inrichting zal derhalve een los einde daarvan zich nabij het schotvormige orgaan bevinden.

Claims (8)

1. Inrichting voor het tot binnen bereik van één of meer dieren verplaatsen van voer, omvattende: - een schotvormig orgaan waartegen het voer wordt geplaatst; en - bewegingsmiddelen voor het naar de voederplaats laten bewegen van het schotvormig orgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij een aandrijfmotor deel uitmaakt van de bewegingsmiddelen, voor het langs één of meer geleidsorganen laten bewegen van het schotvormig orgaan.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de geleidingorganen aan de bodem verankerde kettingen omvatten, en waarbij een door de aandrijfmotor aangedreven as deel uitmaakt van de bewegingsmiddelen, welke as aangrijpt op de ketting.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij een nestewiel is aangebracht aan de as.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1-4, voorzien van één of meer wielen, voor het met geringe wrijving over de bodem laten bewegen van het schotvormig orgaan.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1-5, waarbij aan de onderzijde van het schotvormig orgaan een plaat is bevestigd, die zich ongeveer dwars ten opzichte van het schotvormig orgaan uitstrekt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de plaat onder een stompe hoek ten opzichte van het schotvormig orgaan is aangebracht, en zich schuin benedenwaarts uitstrekt.

8. Werkwijze voor het naar een voederplaats voor dieren brengen van voer, waarbij een inrichting volgens één van de conclusies 1-7 wordt toegepast.