NL9300238A - Inrichting voor het invoeren en doorvoeren van wasgoed. - Google Patents

Description

Inrichting voor het invoeren en doorvoeren van wasgoed.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het invoeren en doorvoeren van wasgoed.

In wasserijen wordt schoon wasgoed, zoals lakens, toegevoerd aan een inrichting, die het wasgoed automatisch mangelt. Laatstgenoemde inrichting voor het toevoeren en neerleggen van gewassen lakens is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 167.743 van aanvraagster. Daarbij moet de operator twee punten van het laken met de hand tussen twee klemmen steken.

Een nadeel hierbij is, dat na het insteken van de eerste punt de gehele langste rand van het stuk wasgoed nagezocht of geleid moet worden om de tweede punt te vinden, om deze in de tweede klem te steken, hetgeen een tijdrovende bezigheid is.

Het is een doel van de uitvinding om dit nadeel te ondervangen.

Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding ontwikkeld, die dit doel bereikt met de maatregel, dat de inrichting invoermiddelen omvat om slechts één hoek van een stuk wasgoed met de hand in te hoeven voeren, en transportmiddelen om een langsrand vanaf de hoek van het stuk wasgoed in uitgestrekte toestand te transporteren.

Doordat nu slechts één hoek van het stuk wasgoed ingevoerd hoeft te worden, waarna de transportmiddelen een rand vanaf de hoek van het stuk wasgoed transporteren, wordt een aanzienlijke verkorting van de cyclustijd voor het insteken bereikt.

Bij voorkeur omvatten de invoermiddelen richtor-ganen en besturingsorganen die een zijkant vanaf de hoek van het stuk wasgoed langs een in hoofdzaak rechte lijn sturen. Hierdoor kunnen de klemmen verderop gemakkelijk geplaatst worden, bijvoorbeeld door de zijkant toe te voeren aan een klemopsteekmechanisme.

Volgens een uitvoering van de inrichting omvat de inrichting een frame, een voorste eindeloze transportband, een achterste eindeloze transportband en een geperforeerde eindeloze insteekband omvat, waarbij de insteek-band naast de achterste transportband is aangebracht en voor het actieve gedeelte van de transportbanden uitsteekt om de hoek van het stuk wasgoed vast te zuigen ter plaatse van het inlegpunt wanneer daar onderdruk aangebracht is, en waarbij de transportbanden opgesteld zijn om het stuk wasgoed te klemmen, met een aandrijving om de beide transportbanden en de insteekband aan te drijven, en dat de richtorganen stuurrollen omvatten om in aanraking met het wasgoed gebracht te worden, aangestuurd door de besturingsorganen, om het stuk wasgoed zodanig tussen de transportbanden te voeren, dat de zijkant van het stuk wasgoed langs een in hoofdzaak rechte lijn loopt wanneer een deel van de voorkant vanaf de hoek van het stuk wasgoed tussen de transportbanden gevoerd is.

Volgens een verdere uitvoering omvatten de invoermiddelen een achtertafel met daarin een rechter achterstuurrol en een linker achterstuurrol, een voorste rechter stuurrol en een voorste linker stuurrol, waarbij de rechter en de linker stuurrollen paarsgewijs tegenover elkaar staan en de voorste stuurrollen onafhankelijk van de achterstuurrollen opgehangen en op te tillen zijn, en waarbij ieder paar stuurrollen een gelijke maar tegengestelde hoek maakt ten opzichte van de loodlijn op de lengterichting van de transportbanden, en omvatten de besturingsorganen een randfotocel en stuurmiddelen voor de voorste stuurrollen.

Opgemerkt wordt dat het op zichzelf bekend is om lange banen, zoals papierbanen, te geleiden met behulp van paren stuurrollen. Daarbij staat echter bij iedere rand van de baan een paar rollen, waarbij de rollen vliegend gelegerd zijn in een steunblok. Hierdoor kan de baan niet ter weerszijden van beide rollenparen tussen de rollen doorlopen.

In een nadere uitwerking is de randfotocel naast de rollen in de achtertafel aangebracht, waar de zijkant van het stuk wasgoed komt te lopen, vóór de geperforeerde insteekband en stuurt de randfotocel de stuurmiddelen aan om een rollenpaar de rand van het stuk wasgoed de randfotocel te laten bedekken als de randfotocel niet bedekt is en om het andere rollenpaar de rand van het wasgoed de randfotocel niet te laten bedekken als de randfotocel bedekt is.

Volgens een verdere uitwerking omvatten de stuurmiddelen een linker electromagneet met drukveer voor het linker paar stuurrollen en een rechter electromagneet met drukveer voor het rechter paar stuurrollen, en aan-drukmiddelen voor de voorste stuurrollen, waarbij de randfotocel tijdens het invoeren van het stuk wasgoed beurtelings het rechter paar stuurrollen en het linker paar stuurrollen opent met behulp van de respectievelijke electromagneten. De electromagneten met drukveer zijn öf aan de voorste stuurrollen öf aan de achterstuurrollen aangebracht.

Volgens een voorkeursuitvoering is een aanzetfo-tocel aangebracht in de achtertafel om de transportbanden en de insteekband te starten wanneer de aanzetfotocel bedekt wordt indien ook de randfotocel bedekt is. Hierdoor start de inrichting automatisch.

Bij voorkeur stuurt de aanzetfotocel de aandruk-middelen aan om de voorste stuurrollen op te lichten wanneer de aanzetf otocel niet meer door het stuk wasgoed bedekt wordt. Hierdoor zijn de invoermiddelen direct in staat om een nieuw stuk wasgoed in te voeren.

Volgens een voorkeuruitvoering zijn de tegengestelde hoeken van de respectievelijke paren stuurrollen ten opzichte van de loodlijn op de lengterichting van de transportbanden tussen 0 en 45°, bij voorkeur 25°.

Op voordelige wijze sturen de invoermiddelen de zijkant van het stuk wasgoed nadat het stuk wasgoed 10 cm tussen de transportbanden is gevoerd. Hierdoor kan de eerste hoek van het stuk wasgoed op zekere wijze vastgehouden worden.

Volgens een voorkeursuitvoering voeren de transportbanden na inschakelen 10 tot 16 cm van het stuk wasgoed langzaam in, om daarna het stuk wasgoed snel in en door te voeren.

Om één of meer klemmen op het stuk wasgoed aan te brengen omvat de inrichting klemopsteekmiddelen. Hiermee worden klemmen automatisch op het stuk wasgoed aangebracht.

De klemopsteekmiddelen omvatten een klemopsteek-eenheid en klemstuurmiddelen. Volgens een uitvoering omvatten de klemopsteekmiddelen een voorste eindeloze insteekband die naast de voorste transportband tegen de geperforeerde insteekband is aangebracht, om gezamenlijk de zijkant van het stuk wasgoed te geleiden en te klemmen, waarbij de insteekbanden korter zijn dan de transportbanden.

Volgens een verdere uitvoering is de klemop-steekeenheid bij het uitvoerpunt van de insteekbanden geplaatst en omvatten de klemstuurmiddelen een klemfotocel om het stuk wasgoed te signaleren en de klemopsteekeenheid te activeren.

Volgens een voorkeursuitvoering omvat de klemopsteekeenheid een bufferrail met aangevoerde klemmen, en een draai-arm die een klem op kan halen, waarbij de klem geopend wordt, en stuurt de klemfotocel de draai-arm aan om de klem op de rand van het stuk wasgoed aan te brengen.

Bij voorkeur verdraait een pneumatische cilinder de draai-arm en opent en sluit een andere pneumatische cilinder de klem.

Op voordelige wijze zijn tussen de insteekbanden en de baan van de klemmen twee geleidingsplaten geplaatst om de rand van het stuk wasgoed te geleiden. Hierdoor wordt de rand van het stuk wasgoed op de juiste wijze aan de klemopsteekeenheid toegevoerd.

Bij voorkeur is tussen de geleidingsplaten een luchtstroom tot stand gebracht om de rand van het stuk wasgoed gestrekt te houden.

Een voordelige uitvoering van de inrichting wordt verkregen, indien de inrichting in hoofdzaak verticaal opgesteld is, zodat de inrichting weinig vloeroppervlak in beslag neemt.

Met deze inrichting wordt het mogelijk wasgoed in en door te voeren, waarbij slechts één hoek van een stuk wasgoed met de hand ingevoerd hoeft te worden, en waarbij een rand vanaf de hoek van het stuk wasgoed in uitgestrekte toestand door transportmiddelen getransporteerd wordt om het stuk wasgoed verderop te manipuleren.

De uitvinding wordt hieronder beschreven aan de hand van een voorkeursuitvoering, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen.

Figuur 1 geeft een geschematiseerd vooraanzicht van een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 geeft een zij-aanzicht van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 3 geeft een geschematiseerd vooraanzicht van de invoermiddelen in de inrichting volgens figuur 1, op een grotere schaal.

Figuur 4 geeft een zij-aanzicht van de invoermiddelen volgens figuur 3.

Figuur 5 geeft een geschematiseerd vooraanzicht van de klemopsteekmiddelen volgens figuur 1, op een grotere schaal.

Figuur 6 geeft een zij-aanzicht van de klemop-steekmiddelen volgens figuur 5.

Figuur 7 geeft op grotere schaal een dwarsdoorsnede van de inrichting uit figuur 5 volgens de lijn VII-VII.

De figuren 1 en 2 tonen de voorkeursuitvoering van de uitvinding. Een frame 1 staat met behulp van poten op de bodem. Een voorste eindeloze transportband 2 en een achterste eindeloze transportband 3 lopen verticaal en worden aangedreven door een aandrijving, algemeen aangeduid met 4. De transportbanden zijn 400 mm breed en moeten het stuk wasgoed tussen zich inklemmen en naar boven doorvoeren. Om klemmen 21 aan te kunnen brengen moet het stuk wasgoed in hoofdzaak langs de denkbeeldige invoerlijn 9 lopen. Daartoe dienen invoermiddelen, die in de figuren 3 en 4 in meer detail zijn aangegeven.

Een achterplaat 19 ligt met zijn voorvlak in hetzelfde vlak als het klemvlak van de eindeloze transportbanden 2, 3, direct onder de transportbanden. In de achterplaat 19 zijn een rechter achterstuurrol 11 en een linker achterstuurrol 12 geplaatst, die iets uit de achterplaat naar voren steken. Tegenover deze rollen staan respectievelijk een voorste rechter stuurrol 13 en een voorste linker stuurrol 14, ieder opgehangen in een vork. De stuurrollen staan niet evenwijdig aan de eindrollen voor de transportbanden, maar het rechter paar staat 25° schuin naar rechts omlaag en het linker paar staat 25° schuin naar links omlaag.

Een pneumatische cilinder 15, 16 kan de voorste stuurrollen 13, 14 tegen de achterstuurrollen 11, 12 drukken of optillen, hetgeen per stuk wasgoed één maal gebeurt. Electromagneten met drukveer 17, 18 zijn aangebracht aan de respectievelijke voorste stuurrollen 13, 14. Een electromagneet met drukveer kan de bijbehorende voorste stuurrol snel over een afstand van ongeveer 3 mm optillen. Hierbij zijn de achterstuurrollen vast in de achterplaat 19 aangebracht.

Als alternatief kunnen de electromagneten met drukveer aan de respectievelijk achterstuurrollen 11, 12 zijn aangebracht. Een electromagneet met drukveer kan dan de bijbehorende achterstuurrol snel over een afstand van ongeveer 3 mm naar achteren verplaatsen.

De rollen zijn bekleed met een celrubberbekleding. Gevonden is, dat een aandrukkracht van 27,5 N dan optimaal is.

Onder de voorste rollen is (niet weergegeven) bij iedere voorste rol vóór het benedeneinde een gekromde geleidestang aan de ophanging van de rol bevestigd om plooien uit het wasgoed te vegen. Evenzo is (niet weergegeven) onder achterplaat een geleidestang aangebracht.

Tussen de rollenparen is een aanzetfotocel B01 aangebracht, en recht naast het rollenpaar is een randfo-tocel B02 aangebracht in de achtertafel 19.

Om de zijkant van het stuk wasgoed goed naar de klemopsteekmiddelen te voeren zijn naast de onderste gedeelten van de transportbanden 2, 3 een voorste insteek-band 5 en een achterste insteekband 6 aangebracht, die de zijkant van het stuk wasgoed klemmen. Deze insteekbanden zijn het duidelijkst te zien in de figuren 2 en 4. Deze insteekbanden zijn 60 mm breed en bevinden zich juist boven de randfotocel B02. De achterste insteekband is geperforeerd om de in te leggen hoek van het stuk wasgoed met behulp van onderdruk vast te zuigen.

Vlakbij de voorste transportband en de voorste insteekband is (niet weergegeven) over de gehele breedte van de achtertafel een beveiligingsplaat aangebracht die bij aanraking de banden direct stopt.

De insteekbanden 5, 6 zijn korter dan de transportbanden 2, 3. Waar de insteekbanden eindigen is de klemopsteekeenheid 10 geplaatst. Deze is in meer detail in de figuren 5 en 6 weergegeven. De klemopsteekeenheid omvat een draai-arm 22, die een speciale klem 21 op kan halen vanaf de bufferrail 20 en naar de positie op de denkbeeldige invoerlijn 9 kan draaien. De draai-arm 22 wordt bediend met een pneumatische cilinder 28. Eén van twee pneumatische cilinders 23 opent en sluit de klem 21 op het juiste moment. Dit moment wordt bepaald door een klemfoto-cel B03, die ook de draai-arm 22 bestuurt.

Tussen het bovenste uiteinde van de insteekban-den 5, 6 en de opsteekpositie van de klemmen 21 zijn twee geleideplaten 25 aangebracht om de rand van het stuk wasgoed te geleiden, waar een luchtstroom doorgeblazen wordt met behulp van blaaspijpjes 26 om de rand van het stuk wasgoed gestrekt te houden en om de wrijving te verminderen. Dit is duidelijk te zien in figuur 7.

Na het aanbrengen van de klemmen lopen deze verder over railsysteem 29.

De werking van de inrichting is als volgt. In de beginsituatie zijn de voorste stuurrollen 13, 14 opgeheven en staan de banden 2, 3, 5, 6 stil. Een stuk wasgoed 8 wordt met een korte zijde voorlopend tussen de banden gevoerd, waarbij de rechterhoek op de geperforeerde onderste insteekband 6 vastgezogen wordt, zodanig dat de zijkant van het stuk wasgoed ongeveer tegen de denkbeeldige insteeklijn 9 ligt.

Wanneer zowel aanzetfotocel B01 als randfotocel B02 bedekt zijn, laat de aandrijving 4 de banden 2, 3, 5, 6 met een snelheid van 18 meter/minuut lopen.

Nadat het stuk wasgoed 10 cm is ingevoerd, treden de invoermiddelen in werking. De voorste stuurrollen 13, 14 worden door de pneumatische cilinders tegen de achterrollen 11, 12 gedrukt. Wanneer nu de randfotocel B02 niet bedekt is, wordt de voorste linker stuurrol 14 een klein stukje opgelicht door de linker electromagneet 17. Hierdoor stuurt het rechter paar stuurrollen 11, 12 het stuk wasgoed naar rechts. Als gevolg daarvan wordt de randfotocel B02 bedekt. Daardoor wordt de linker electromagneet 17 gedeactiveerd, zodat de voorste linker stuurrol 14 het stuk wasgoed weer klemt en wordt gelijktijdig de voorste rechter stuurrol 13 een klein stukje opgetild door de rechter electromagneet 18. Hierdoor stuurt het linker paar stuurrollen 12, 14 het stuk wasgoed nu naar links. Als gevolg hiervan wordt de randfotocel B02 niet meer bedekt, waardoor de voorste linker stuurrol 14 opgetild wordt en de voorste rechter stuurrol 13 aangeklemd wordt en de cyclus zich herhaalt.

Er is dus geen optimale positie voor de zijkant van het stuk wasgoed, maar er ontstaat een zigzag-frequen-tie met een amplitude van omgeveer 5 mm. Dit is voldoende nauwkeurig om de klemmen 21 op te kunnen steken.

Nadat 10 tot 16 cm van het stuk wasgoed ingevoerd is laat de aandrijving de banden met een snelheid van 72 meter/minuut lopen.

De klemfotocel B03 detecteert het stuk wasgoed en laat de draai-arm 22 met geopende klem 21 vanuit de verticale ruststand naar de horizontale opsteekstand verdraaien, zodra de hoek van het stuk wasgoed zich in de opsteekstand bevindt. Dit wordt gedaan opdat de klem de hoek van het stuk wasgoed niet hindert, maar juist strak trekt. Eén van de twee pneumatische cilinders 23 sluit de klem en het stuk wasgoed loopt verder, waarbij de klem over het railsysteem 29 meegenomen wordt.

Direct na het opsteken van de eerste klem haalt de draai-arm 22 een tweede klem en draait die geopend naar de opsteekpositie, opdat het laatste stuk van de zijkant van het stuk wasgoed door de klem getrokken wordt, die daardoor de zijkant strak trekt. De klemfotocel B03 detecteert de onderrand van het stuk wasgoed en laat de tweede klem opsteken. Indien de draai-arm met de tweede klem nog niet in de opsteekpositie is voordat de tweede hoek van het stuk wasgoed ter plaatse is, worden de banden 2, 3, 5, 6 even stopgezet zodat altijd een stukje van de zijkant van het stuk wasgoed door de klem getrokken wordt.

De klemmen kunnen opgestoken worden terwijl het stuk wasgoed stil staat of terwijl het stuk wasgoed langzaam getransporteerd wordt.

Zodra de aanzetfotocel B01 niet meer bedekt wordt, tillen de pneumatische cilinders 15, 16 de voorste stuurrollen 13, 14 automatisch op. Een volgend stuk wasgoed kan direct worden ingevoerd indien ook de banden 2, 3, 5, 6 gestopt worden.

Op deze wijze kan al een volgend stuk wasgoed ingevoerd worden terwijl de tweede klem nog op het voorgaande stuk wasgoed gestoken moet worden.

Hierdoor wordt een cyclustijd van 4,5 seconden voor standaard 1-persoonslakens gehaald, dus 800 stuks/uur per operator. Door twee van deze inrichtingen gespiegeld naast of achter elkaar te plaatsen kan één mangelmachine van voldoende wasgoed voorzien worden.

Met deze inrichting wordt bereikt dat zelfs scheef ingestoken wasgoed onmiddellijk gecorrigeerd wordt, mits de scheefstand duidelijk minder is dan 25°. Omgevouwen kanten en getwiste onderkanten worden vanzelf uit het wasgoed getrild door de zigzag-frequentie.

Claims (23)

1. Inrichting voor het invoeren en doorvoeren van wasgoed, met het kenmerk, dat de inrichting invoermid-delen omvat om slechts één hoek van een stuk wasgoed met de hand in te hoeven voeren, en transportmiddelen om een rand vanaf de hoek van het stuk wasgoed in uitgestrekte toestand te transporteren.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de invoermiddelen richtorganen en besturings-organen omvatten die een zijkant vanaf de hoek van het stuk wasgoed langs een in hoofdzaak rechte lijn sturen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inrichting een frame (1), een voorste eindeloze transportband (2), een achterste eindeloze transportband (3) en een geperforeerde eindeloze insteek-band (6) omvat, waarbij de insteekband (6) naast de achterste transportband (3) is aangebracht en voor het actieve gedeelte van de transportbanden uitsteekt om de hoek van het stuk wasgoed vast te zuigen ter plaatse van het inlegpunt (7) wanneer daar onderdruk aangebracht is, en waarbij de transportbanden opgesteld zijn om het stuk wasgoed te klemmen, met een aandrijving (4) om de beide transportbanden (2, 3) en de insteekband (6) aan te drij ven, en dat de richtorganen stuurrollen (11, 12, 13, 14) omvatten om in aanraking met het wasgoed gebracht te worden, aangestuurd door de besturingsorganen, om het stuk wasgoed (8) zodanig tussen de transportbanden (2, 3) te voeren, dat de zijkant van het stuk wasgoed langs een in hoofdzaak rechte lijn loopt wanneer een deel van de voorkant vanaf de hoek van het stuk wasgoed tussen de transportbanden gevoerd is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de invoermiddelen een achtertafel (19) met daarin een rechter achterstuurro1 (11) en een linker achter stuurrol (12), een voorste rechter stuurrol (13) en een voorste linker stuurrol (14) omvatten, waarbij de rechter en de linker stuurrollen paarsgewijs tegenover elkaar staan en de voorste stuurrollen (13, 14) onafhankelijk van de achterstuurrollen (11, 12) opgehangen en op te tillen zijn, en waarbij ieder paar stuurrollen (11, 13; 12, 14) een gelijke maar tegengestelde hoek maakt ten opzichte van de loodlijn op de lengterichting van de transportbanden (2, 3), en dat de besturingsorganen een randfotocel (B02) en stuurmiddelen (15, 16, 17, 18) voor de voorste stuurrollen (13, 14) omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de randfotocel (B02) naast de rollen in de achtertafel (19) is aangebracht, waar de zijkant van het stuk wasgoed (8) komt te lopen, vóór de geperforeerde insteekband (6), en de stuurmiddelen (15, 16, 17, 18) aanstuurt om een rollenpaar (11, 13; 12, 14) de rand van het stuk wasgoed de randfotocel te laten bedekken als de randfotocel niet bedekt is en om het andere rollenpaar (12, 14; 11, 13) de rand van het wasgoed de randfotocel niet te laten bedekken als de randfotocel bedekt is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de stuurmiddelen een linker electromagneet met drukveer (17) voor het linker paar stuurrollen (12, 14) en een rechter electromagneet met drukveer (18) voor het rechter paar stuurrollen (11, 13) en aandrukmiddelen (15, 16) voor de voorste stuurrollen (13, 14) omvatten, waarbij de randfotocel (B02) tijdens het invoeren van het stuk wasgoed beurtelings het rechter paar stuurrollen (11, 13) en het linker paar stuurrollen opent met behulp van de respectievelijke electromagneten (13, 18).

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de electromagneten met drukveer (17, 18) aan de voorste stuurrollen (13, 41) zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de electromagneten met drukveer (17, 18) aan de achterstuurrollen (11, 12) zijn aangebracht.

9. Inrichting volgens één der conclusies 4 tot en met 8, met het kenmerk, dat een aanzetfotocel (B01) is aangebracht in de achtertafel (19) om de transportbanden (1, 2) en de insteekband (6) te starten wanneer de aanzetfotocel (B01) bedekt wordt indien ook de randfotocel (B02) bedekt is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de aanzetfotocel (B01) de aandrukmiddelen (15, 16) aanstuurt om de voorste stuurrollen (13, 14) op te lichten wanneer de aanzetfotocel (B01) niet meer door het stuk wasgoed bedekt wordt.

11. Inrichting volgens één der conclusies 4 tot en met 10, met het kenmerk, dat de tegengestelde hoeken van de respectievelijke paren stuurrollen (11, 13; 12, 14) ten opzichte van de loodlijn op de lengterichting van de transportbanden (2, 3) tussen 0 en 45° zijn.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hoeken 25° zijn.

13. Inrichting volgens één der conclusies 3 tot en met 12, met het kenmerk, dat de invoermiddelen de zijkant van het stuk wasgoed (8) sturen nadat het stuk wasgoed 10 cm tussen de transportbanden (2, 3) is gevoerd.

14. Inrichting volgens één der conclusies 3 tot en met 13, met het kenmerk, dat de transportbanden (2, 3) na inschakelen 10 tot 16 cm van het stuk wasgoed (8) langzaam invoeren, en daarna het stuk wasgoed snel in- en doorvoeren.

15. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot en met 14, met het kenmerk, dat de inrichting klemopsteek-middelen omvat om een of meer klemmen op het stuk wasgoed aan te brengen.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de klemopsteekmiddelen een klemopsteekeenheid (10) en klemstuurmiddelen omvatten.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de klemopsteekmiddelen een voorste eindeloze insteekband (5) omvatten die naast de voorste transportband (2) tegen de geperforeerde insteekband (6) is aangebracht, om gezamenlijk de zijkant van het stuk wasgoed te geleiden en te klemmen, en dat de insteekbanden (5, 6) korter zijn dan de transportbanden (2, 3).

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de klemopsteekeenheid (10) bij het uitvoer-punt van de insteekbanden (5, 6) is geplaatst en dat de klemstuurmiddelen een klemfotocel (B03) omvatten om het stuk wasgoed te signaleren en de klemopsteekeenheid te activeren.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de klemopsteekeenheid een bufferrail (20) met aangevoerde klemmen (21) omvat, en een draai-arm (22) die een klem (21) op kan halen, waarbij de klem geopend wordt, en dat de klemfotocel (B03) de draai-arm (22) aanstuurt om de klem (21) op de rand van het stuk wasgoed (8) aan te brengen.

20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat een pneumatische cilinder (18) de draai-arm (22) verdraait en dat een pneumatische cilinder (23) de klem (21) opent en sluit.

21. Inrichting volgens één der conclusies 17 tot en met 20, met het kenmerk, dat tussen de insteekwanden (5, 6) en de baan van de klemmen (21) twee geleidingspla-ten (25) geplaatst zijn om de rand van het stuk wasgoed te geleiden.

22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat tussen de geleidingsplaten (25) een luchtstroom tot stand gebracht is om de rand van het stuk wasgoed gestrekt te houden.

23. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting in hoofdzaak verticaal opgesteld is.