NL9200670A - Wapeningsstrook. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Wapeningsstrook.

De uitvinding heeft betrekking op een wapeningsstrook die dient om schroeflijnvormig om een voorwerp te worden gewikkeld, bijvoorbeeld voor het gebruik bij het wapenen van een bekledingslaag die wordt aangebracht op een cilindrisch voorwerp, zoals een pijp, waarbij de wapeningsstrook bestaat uit langs- en dwarselementen. De uitvinding heeft in het bijzonder, maar niet uitsluitend, betrekking op een strook, waarin de elementen van draad zijn, en aan elkaar zijn gelast om een gaas te vormen.

Het is soms nodig een zware betonbekledingslaag of derge lijke aan te brengen op pijpen voor gebruik onder water, bijvoorbeeld oliepijpleidingen, om het opdrijven daarvan tegen te gaan. Dergelijke zware bekledingslagen vereisen een wapening om ze bestand te maken tegen de bij het gebruik optredende krachten.

Uit de Amerikaanse octrooischriften 4 033 387 en 4 134 197 is het reeds bekend om voor dit doel een wapeningsstrook van gelast gaas, zoals hierboven is genoemd, te gebruiken. Deze wapeningsstroken worden door N.V. Bekaert S.A. onder de naam ARMAPIPE (handelsmerk) op de markt gebracht. In een bijzondere uitvoeringsvorm van deze bekende wapeningsstrook zijn alle langsdraden van het gelaste gaas op dezelfde wijze vervormd en gelijkmatig verdeeld over de breedte van de wapeningsstrook.

Bij het om een pijp wikkelen van een dergelijke wapeningsstrook of tijdens het inbedden van een dergelijke strook in de bekledingslaag bij het aanbrengen van de bekledingslaag om de pijp is het in de meeste gevallen wenselijk dat de opeenvolgende wikkelingen van een laag van de wapeningsstrook elkaar gedeeltelijk overlappen. Aldus wordt een schroeflijn gevormd, waarbij de opeenvolgende wikkelingen elkaar overlappen.

Bij het gebruik van de tot nu toe bekende wapeningsstroken, waarin de langsdraden gelijkmatig zijn verdeeld over de breedte van de strook, treedt bij het wikkelen van de strook met gedeeltelijke overlapping van de aan elkaar grenzende opeenvolgende wikkelingen het nadeel op, dat de verdeling van het wapeningsmateriaal over de lengte van de pijp of de bekledingslaag ongelijkmatig is.

Vanuit één gezichtspunt gezien, verschaft de onderhavige uitvinding een schroeflijnvormig gewikkelde wapenings-strook, waarbij aan elkaar grenzende wikkelingen elkaar gedeeltelijk overlappen, de strook langs- en dwarselementen bevat, waarbij de langselementen zodanig over de breedte van de strook zijn verdeeld, dat er over de lengte van de schroeflijn, in een richting evenwijdig aan de as, een in hoofdzaak gelijkmatige afstand tussen opeenvolgende langselementen van de strook is, met inbegrip van gebieden waar aan elkaar grenzende wikkelingen van de strook elkaar overlappen.

Bij voorkeur heeft de strook een langsmidden-gebied en twee langszijgebieden, waarbij er een aantal langselementen zijn in het middengebied, die in de dwarsrichting in hoofdzaak op gelijkmatige afstand zijn geplaatst, en langselementen in de zijgebieden, die zodanig in de dwarsrichting zijn geplaatst om ruimtes te verschaffen, die de elementen in de zijgebieden van daarnaast gelegen overlappende wikkelingen van de strook zodanig opnemen, dat tussen twee overlappende zijgebieden de onderlinge afstand tussen naast elkaar gelegen langselementen in hoofdzaak hetzelfde is als de afstand tussen de langselementen in het middengebied.

In een voorkeursuitvoeringsvorm bevat elk zijgebied van de strook een aantal langselementen waarvan de onderlinge afstand in de dwarsrichting in hoofdzaak het dubbele is van die van de langselementen in het middengebied.

Bij voorkeur bevat elk zijgebied van de strook een aantal langselementen, waarvan de onderlinge afstand in de dwarsrichting in hoofdzaak hetzelfde is als die van de langselementen in het middengebied, waarbij elk zijgebied verder een ruimte bevat, die in de dwarsrichting een breedte heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de onderlinge afstand tussen de langselementen in het middengebied vermenigvuldigd met (1 + n), waarbij n het aantal langselementen in het zijgebied is.

Elk zijgebied van de strook kan, in een voorkeursuitvoeringsvorm, bestaan uit twee langselementen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de strook voortgebracht in de vorm van een gelast gaas, waarvan de langsdraden bij voorkeur gelijkmatig zijn vervormd.

De strook kan als een wapening rond een cilindrisch voorwerp, zoals een pijp, worden gewikkeld, en kan worden ingebed in een bekledingslaag, die wordt aangebracht op een cilindrisch voorwerp.

Vanuit een ander gezichtspunt gezien, verschaft de onderhavige uitvinding een wapeningsstrook die is aangepast om in een schroeflijn te worden gewikkeld, waarbij aan elkaar grenzende wikkelingen elkaar gedeeltelijk overlappen, de strook langs- en dwarselementen bevat, waarbij de langselementen zodanig over de breedte van de strook zijn verdeeld, dat er, wanneer de strook in een schroeflijn is gewikkeld, over de lengte van de schroeflijn in een richting evenwijdig aan de as een in hoofdzaak gelijkmatige onderlinge afstand is tussen opeenvolgende langselementen van de strook, met inbegrip van gebieden waar de aan elkaar grenzende wikkelingen van de strook elkaar overlappen.

Uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen nu slechts bij wijze van voorbeeld worden beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 een deel van een eerste uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook volgens de uitvinding toont; fig. 2 een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook volgens de uitvinding toont; fig. 3 een deel van een derde uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook volgens de uitvinding toont; en fig. 4 een langsdoorsnede door een helft van een deel van een pijp toont, waarop een bekledingslaag is aangebracht en waarbij een wapeningsstrook volgens fig. 3 in deze bekledingslaag is ingebed.

Fig. 1 toont een deel van een eerste uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook 1 volgens de uitvinding. De wapeningsstrook 1 bestaat uit zeven langsdraden 2-8 waaraan dwarsdraden 10 zijn gelast, in hoofdzaak loodrecht daarop en op een regelmatige onderlinge afstand van elkaar. Bij voorkeur zijn de langsdraden 2-8 gelijkmatig vervormd.

De langsdraden 2-8 kunnen echter ook rechte draden zijn.

Drie gebieden zijn te onderscheiden over de breedte van de wapeningsstrook 1; gebieden I, II en III, ofwel een middengebied I, een onderste zijgebied II en een bovenste zijgebied III. Het middengebied I bevat drie op gelijkmatige afstand geplaatste langsdraden 4, 5 en 6, bijvoorbeeld op een afstand van 1 inch of 25,4 mm van elkaar. Het is duidelijk, dat het middengebied I meer of minder dan drie langsdraden kan bevatten. De kenmerkende eigenschap van het middengebied I is dat de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden gelijk is of dat de langsdraden in het middengebied I op een eenheidsafstand van elkaar zijn aangebracht. De langsdraden 4, 5 en 6 zijn dus gelijkmatig verdeeld over de breedte van de strook in het middengebied I.

Het onderste zijgebied II en het bovenste zijgebied III bevatten elk drie langsdraden resp. 2, 3 en 4 en 6, 7 en 8. De afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in deze zijgebieden II en III is niet gelijk.

Zo is de afstand tussen de langsdraden 2 en 3 (7 en 8) in hoofdzaak 1 inch of 25,4 mm, terwijl de afstand tussen de langsdraden 3 en 4 (6 en 7) in hoofdzaak 3 inch of 76,2 mm bedraagt.

De kenmerkende eigenschap van deze zijgebieden II en III is dat het nu mogelijk is bij het overlappend wikkelen van deze gebieden tijdens het aanbrengen van de strook 1 rond een cilindrisch voorwerp,zoals een pijp, ervoor te zorgen, dat de langsdraden gelijkmatig zijn verdeeld over de elkaar overlappende gebieden II en III en dat de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in deze overlappende gebieden gelijk is aan de.afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied I of de eenheidsafstand.

Hiertoe is het nodig ervoor te zorgen, dat de twee langsdraden 7, 8 van het bovenste zijgebied III tussen de langsdraden 3, 4 van het onderste zijgebied II liggen en dat de afstand tussen de naast elkaar gelegen draden 3 en 7 of 4 en 8 van de twee zijgebieden in hoofdzaak gelijk is aan de eenheidsafstand of aan de afstand tussen de naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied I.

Fig. 2 toont een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook 1 volgens de uitvinding. De drie gebieden I, II en III zijn nogmaals getoond: het middengebied I bevat vier langsdraden 4, 5, 6 en 7, terwijl de zijgebieden II en III drie langsdraden resp.2, 3 en 4 en 6, 8 en 9 bevatten. De afstand tussen naast elkaar gelegen langs draden in de zijgebieden II en III is gelijk aan het dubbele van de eenheidsafstand of het dubbele van de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied I. Tijdens het wikkelen zodanig dat de zijgebieden II en III elkaar overlappen, moet gewaarborgd worden dat de langsdraden 8 en 9 van het bovenste zijgebied III tussen de langsdraden 2 en 3 resp. 3 en 4 van het onderste zijgebied II liggen en dat de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden van de overlappende gebieden II, III - bijvoorbeeld de afstand tussen de langsdraden 2 en 8 -in hoofdzaak gelijk is aan de eenheidsafstand of de afstand tussen de naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied I.

Fig. 3 toont een deel van een voorkeursuitvoeringsvorm van een wapeningsstrook 1 volgens de uitvinding. De drie gebieden I, II en III zijn nogmaals getoond; het middengebied I bevat vier langsdraden 3, 4, 3 en 6, terwijl de zijgebieden II en III twee langsdraden bevatten, 2 en 3, resp. 6 en 7. De afstand tussen de naast elkaar gelegen langsdraden in de zijgebieden II en III is gelijk aan het dubbele van de eenheidsafstand ofwel tweemaal de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied I. Bij wijze van voorbeeld worden hier de afmetingen van een dergelijke wapeningsstrook 1 gegeven: de eenheids-afstand is 25,4 mm; de diameter van de langsdraden is 2,86 mm; de diameter van de dwarsdraden is 2,00 mm; de afstand tussen de dwarsdraden is 67 mm en de lengte van de wapeningsstrook of rol 1 is ongeveer 115 m.

Fig. 4 toont een langsdoorsnede door een helft van een deel van een pijp 11 waarop een bekledingslaag 12 is aangebracht, waarin een wapeningsstrook 1 volgens fig. 3 is aangebracht. Zoals fig. 4 duidelijk toont, wordt met een minimale overlapping van één eenheidsafstand van het onderste zijgebied II door het bovenste zijgebied III van opeenvolgende wikkelingen van de wapeningsstrook 1, een gelijkmatige verdeling van het wapeningsmateriaal over de lengte van de pijp 11 verkregen.

Bij de uitvoeringsvorm van de pijp 11 die is weergegeven in fig. 4 is slechts één wapeningsstrook of wapenings-laag 1 aangebracht in de bekledingslaag 12. Het is duidelijk dat er meerdere dergelijke wapeningslagen of wapeningsstroken 1 in de bekledingslaag 12 kunnen worden aangebracht.

Uit de hierboven beschreven uitvoeringsvormen is het duidelijk, dat wanneer de afstand tussen twee naast elkaar gelegen langsdraden in bepaalde delen van de zijgebieden II en III niet gelijk is aan de eenheidsafstand of de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied I, deze afstand dan wel gelijk is aan een n-voud van de eenheidsafstand, en dat bijoverlappend gewikkelde zijgebieden altijd gewaarborgd moet worden, dat (n -l) langsdraden van één van de gebieden tussen de twee langsdraden van de andere gebieden liggen, die op een n-voudige afstand van elkaar liggen, zodat de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden van de twee overlappende gebieden II en III dan in hoofdzaak gelijk is aan de eenheidsafstand of de afstand tussen naast elkaar gelegen langsdraden in het middengebied.

Claims (17)

1. Schroeflijnvormig gewikkelde wapeningsstrook waarbij aan elkaar grenzende wikkelingen elkaar gedeeltelijk overlappen, de strook langs- en dwarselementen bevat, met het kenmerk, dat de langselementen zodanig over de breedte van de strook zijn verdeeld, dat er over de lengte van de schroeflijn, in een richting evenwijdig aan de as, een in hoofdzaak gelijkmatige onderlinge afstand tussen opeenvolgende langselementen van de strook is, met inbegrip van gebieden waar aan elkaar grenzende wikkelingen van de strook elkaar overlappen .

2. Strook volgens conclusie 1, met een langs-middengebied en twee langszijgebieden, waarbij er een aantal langselementen zijn in het middengebied, die in de dwars-richting in hoofdzaak op gelijkmatige afstand zijn geplaatst, en langselementen in de zijgebieden, die zodanig in de dwars-richting zijn geplaatst om ruimtes te verschaffen, die de elementen in de zijgebieden van daarnaast gelegen overlappende wikkelingen van de strook zodanig opnemen, dat tussen twee overlappende zijgebieden de onderlinge afstand tussen naast elkaar gelegen langselementen in hoofdzaak hetzelfde is als de afstand tussen de langselementen in het middengebied.

3. Strook volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk zijgebied een aantal langselementen bevat, waarvan de onderlinge afstand in dwarsrichting in hoofdzaak het dubbele is van die van de langselementen in het middengebied.

4. Strook volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk zijgebied een aantal langselementen bevat, waarvan de onderlinge afstand in de dwarsrichting in hoofdzaak hetzelfde is als die van de langselementen in het middengebied, waarbij elk zijgebied verder een ruimte bevat, die in de dwarsrichting een breedte heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de onderlinge afstand tussen de langselementen in het middengebied vermenigvuldigd met (1 + n), waarbij n het aantal langselementen in het zijgebied is.

5. Strook volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk zijgebied bestaat uit twee langselementen.

6. Strook volgens één van de voorgaande conclusies, in de vorm van een gelast gaas.

7. Strook volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de langsdraden gelijkmatig zijn vervormd.

8. Strook volgens één van de voorgaande conclusies, gewikkeld als een wapening rond een cilindrisch voorwerp.

9. Strook volgens conclusie 8, ingebed in een bekle-dingslaag, die is aangebracht op een cilindrisch voorwerp.

10. Strook volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het cilindrisch voorwerp een pijp is.

11. Wapeningsstrook aangepast om in een schroeflijn te worden gewikkeld, waarbij aan elkaar grenzende wikkelingen elkaar gedeeltelijk overlappen, de strook langs- en dwars-elementen bevat, met het kenmerk, dat de langselementen zodanig over de breedte van de strook zijn verdeeld, dat er, wanneer de strook in een schroeflijn is gewikkeld, over de lengte van de schroeflijn in een richting evenwijdig aan de as een in hoofdzaak gelijkmatige onderlinge afstand is tussen opeenvolgende langselementen van de strook, met inbegrip van de gebieden waar aan elkaar grenzende wikkelingen van de strook elkaar overlappen.

12. Strook volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de strook een langsmiddengebied en twee langszijgebieden omvat, waarbij er een aantal langselementen zijn in het middengebied, die in de dwarsrichting in hoofdzaak op gelijke afstand zijn geplaatst, en langselementen in de zijgebieden, die zodanig in de dwarsrichting zijn geplaatst, dat zij ruimten verschaffen, die zijn aangepast om de elementen in de zijgebieden van daarnaast gelegen overlappende wikkelingen van de strook op te nemen, wanneer deze in een schroeflijn is gewikkeld, op zodanige wijze, dat tussen twee overlappende zijgebieden de afstand tussen naast elkaar gelegen langselementen in hoofdzaak hetzelfde is als de afstand tussen de langselementen in het middengebied.

13. Strook volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elk zijgebied een aantal langselementen bevat, waarvan de onderlinge afstand in de dwarsrichting in hoofdzaak het dubbele is van die van de langselementen in het middengebied.

14. Strook volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elk zijgebied een aantal langselementen bevat, waarvan de onderlinge afstand in de dwarsrichting in hoofdzaak hetzelfde is als die van de langselementen in het middengebied, waarbij elk zijgebied verder een ruimte bevat, welke in de dwarsrichting een breedte heeft, die in hoofdzaak gelijk is aan de onderlinge afstand tussen de langselementen in het middengebied vermenigvuldigd met(l + n), waarbij n het aantal langselementen in het zijgebied is.

13. Strook volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat elk zijgebied bestaat uit twee langselementen .

16. Strook volgens één van de conclusies 11-15 in de vorm van een gelast gaas.

17. Strook volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de langsdraden gelijkmatig zijn vervormd.