[go: up one dir, main page]

NL9101845A - Maishakselaar. - Google Patents

Maishakselaar. Download PDF

Info

Publication number
NL9101845A
NL9101845A NL9101845A NL9101845A NL9101845A NL 9101845 A NL9101845 A NL 9101845A NL 9101845 A NL9101845 A NL 9101845A NL 9101845 A NL9101845 A NL 9101845A NL 9101845 A NL9101845 A NL 9101845A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chain
main cutting
crop
maize
auxiliary
Prior art date
Application number
NL9101845A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Zweegers & Zonen P J
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Zweegers & Zonen P J filed Critical Zweegers & Zonen P J
Priority to NL9101845A priority Critical patent/NL9101845A/nl
Priority to EP92203379A priority patent/EP0541173B1/en
Priority to DE69208816T priority patent/DE69208816T2/de
Priority to AT92203379T priority patent/ATE134825T1/de
Publication of NL9101845A publication Critical patent/NL9101845A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/08Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for cutting up the mown crop, e.g. forage harvesters
    • A01D43/081Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for cutting up the mown crop, e.g. forage harvesters specially adapted for ensilage of maize
    • A01D43/082Gathering units
    • A01D43/083Gathering units with belts or chains

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Amplifiers (AREA)
  • Inorganic Insulating Materials (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)

Description

Korte aanduiding : Maishakselaar.
De uitvinding heeft betrekking op een maishakselaar voorzien van een gestel, van ten minste een tweetal met elkaar samenwerkende hoofd-snijorganen, die om zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen draaibaar in het gestel zijn gelegerd, en van boven de hoofdsnijorganen opgestelde en tijdens bedrijf met de hoofdsnijorganen meedraaiende invoerorganen, die zijn voorzien van meenemers voor het verplaatsen van het gewas in de richting van een hakselkamer, waarin een hakselmechanisme is opgesteld voor het hakselen van het toegevoerde gewas.
Een dergelijke inrichting is in het bijzonder uitgevoerd voor het verwerken van in rijen opgekweekt gewas, zoals maisstengels, waarbij bijvoorbeeld rij voor rij met behulp van de hoofdsnijorganen wordt afgesneden en met behulp van het hakselmechanisme wordt kort gehakt.
In de praktijk bestaat er behoefte, om uitgaande van een dergelijke basisuitvoering van een maishakselaar de mogelijkheid te verschaffen om ook meer naast elkaar verlopende gewasrijen gelijktijdig te oogsten,dan het aantal rijen waarvoor de machine aanvankelijk is ontworpen.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat de inrichting tenminste aan een zijkant is uitgerust met een aanbouwinrichting, welke is voorzien van een tweetal verdere, met elkaar samenwerkende hulp-snijorganen, die met behulp van een met meeneemorganen uitgeruste ketting zijn gekoppeld met een van de hoofdsni jorganen, een en ander zodanig, dat tijdens bedrijf met de hulpsnijorganen afgesneden gewas met behulp van de ketting langs de achterzijde van een boven het het dichtst bij de hoofd-snijorganen gelegen hulpsnijorgaan aangebracht, van uitsparingen voor het opnemen van gewasstengels voorzien en door de ketting aangedreven meeneem-wiel wordt verplaatst, en wordt toegevoerd in de ruimte tussen de boven de hoofdsnijorganen gelegen invoerorganen voor toevoer aan het hakselmechanisme.
Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan, uitgaande van een maishakselaar, die geschikt is om tijdens bedrijf per arbeidsgang een of meer gewasrijen van stengels af te maaien en te hakselen, door aanbouw van de aanbouwinrichting op eenvoudige wijze een inrichting worden verkregen, die geschikt is voor het gelijktijdig afmaaien en hakselen van extra rijen gewasstengels. Het zal duidelijk zijn, dat dit op de eerste plaats fabrikagetechnische voordelen geeft, daar men uitgaande van een enkel basistype van een maishakselaar maishakselaars met verschillende capaciteiten kan leveren, terwijl dit ook voor de afnemer gunstig is, daar deze eveneens in staat is om later, indien gewenst, de capaciteit van de door hem aangeschafte maishakselaar op eenvoudige wijze te wijzigen.
De inrichting is verder ook bijzonder geschikt voor het oogsten van willekeurig geplant gewas. Daarvoor is het gunstig indien de hulpsnijorganen dwars op de beoogde voortbewegingsrichting van de maishakselaar instelbaar, en dicht bij elkaar op te stellen zijn.
Opgemerkt wordt, dat uit de Duitse octrooiaanvrage 3.623.380 een maishakselaar bekend is, die is voorzien van een zich dwars op de beoogde rijrichting tijdens bedrijf uitstrekkende maaibalk. Achter deze maai-balk zijn een tweetal transportorganen opgesteld, die ieder een tweetal trommels omvatten en een om deze trommels geleide transportketting voor het om de trommels heen aan het hakselmechanisme toevoeren van de afgemaaide stengels.
Uit deze publicatie is echter niet de mogelijkheid te ontnemen tot het uitbreiden van de capaciteit van een maishakselaar door aanbouw van een aanbouwinrichting en de opbouw van deze bekende maishakselaar is dan ook geheel afwijkend van de opbouw van een maishakselaar uitgerust met een aanbouwinrichting volgens de uitvinding.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht op een uit-voeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont schematisch een bovenaanzicht op de in figuur 1 weergegeven machine in een tweede werkstand.
Figuur 3 toont op grotere schaal een bovenaanzicht op een tweetal hulpsnijorganen en een daarmee samenwerkende ketting.
Figuur 4 toont een doorsnede over een deel van een boven een hulpsnijorgaan gelegen meeneemwiel, de daarmee samenwerkende ketting en een geleidingsorgaan voor de ketting.
Figuur 5 toont een bovenaanzicht op een deel van de in figuur 4 weergegeven ketting.
Figuur 6 toont een zijaanzicht op figuur 5.
Figuur 7 toont schematisch een bovenaanzicht op een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 8 toont een met figuur 7 overeenkomend bovenaanzicht waarbij de maishakselaar in een andere werkstand is weergegeven.
Figuur 9 toont schematisch een bovenaanzicht op een verder uitvoeringsvoorbeeld van een aanbouwinrichting volgens de uitvinding.
De in figuren 1 en 2 schematisch weergegeven maishakselaar omvat een eerste gesteldeel 1, dat is voorzien van aankoppelorgaan 2, met behulp waarvan de maishakselaar op gebruikelijke wijze aan de hefinrichting van een landbouwtrekker of dergelijke kan worden gekoppeld.
Het gesteldeel 1 is om een niet nader weergegeven verticaal verlopende zwenkas verzwenkbaar gekoppeld met een verder gesteldeel 3, dat een huis 4 omvat, waarin op gebruikelijke wijze een hakselwiel is opgenomen. Verder omvat het gesteldeel 3 een met het huis 4 gekoppeld raam 5. Aan de van het huis 4 afgekeerde zijde van het raam 5 zijn gewasgeleidings-organen 6 bevestigd.
Verder ondersteunt het raam 5 een tweetal met elkaar samenwerkende schijfvormige hoofdsnijorganen 7 en 8, waarboven trommelvormige invoerorganen 9 en 10 zijn gelegen, die, zoals duidelijk zal zijn uit de figuren 1 en 2, zijn voorzien van uitstekende, meenemers vormende ribben.
Tijdens normaal bedrijf zullen de gesteldelen 1 en 3 de in figuur 2 weergegeven stand innemen, waarbij de inrichting met behulp van een landbouwtrekker of dergelijke in de richting volgens pijl A over het land kan worden voortbewogen om op het land staande maisstengels met behulp van de hoofdsnijorganen 7 en 8 af te snijden, waarop deze stengels met behulp van de invoerorganen 9 en 10 naar achteren worden verplaatst in de richting van een in het huis 4 aangebrachte invoeropening. De zo in het huis ingebrachte maisstengels of dergelijke worden met behulp van het hakselwiel gehakseld en gebruikelijk afgevoerd naar een met de hakselaar meerijdende landbouwwagen.
Voor transport achter de trekker kunnen de beide gesteldelen 1 en 3 in de in figuur 1 weergegeven stand ten opzichte van elkaar worden gebracht.
De opbouw en werking van een dergelijke maishakselaar voorzien van een tweetal hoofdsnijorganen en daarboven gelegen trommelvormige invoerorganen is algemeen bekend en het zal dan ook niet nodig zijn om de uitvoering van deze bekende maishakselaar hier nader te omschrijven of weer te geven.
In de praktijk is er nu echter vaak behoefte om een dergelijke standaard maishakselaar een grotere werkbreedte te verlenen, zodat gelijktijdig meerdere gewasrijen in een arbeidsgang kunnen worden afgemaaid en gehakseld.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt door toepassing van tenminste een tweetal verdere schijfvormige hulpsnijorganen 11 en 12, die om verticale draaiingsassen draaibaar zijn ondersteund op een niet nader weergegeven gestelbalk, welke bij voorkeur losmaakbaar aan de zijkant van het raam 5 is bevestigd.
Boven het het verst van de hoofdsni jorganen 7 en 8 gelegen hulpsnijorgaan 12 is een vast met het hulpsnijorgaan 12 verbonden ketting-wiel 13 gelegen.
Boven het het dichtst bij de beide hoofdsni jorganen 7 en 8 gelegen hulpsnijorgaan 11 is een met dit hulpsnijorgaan 11 verbonden kettingwiel 14 gelegen..
Zoals nader uit figuren 3 en 4 blijkt is dit kettingwiel 14 opgebouwd uit een naafgedeelte 15 en een tweetal daaraan bevestigde en boven elkaar gelegen plaatvormige organen, die ieder zijn opgebouwd uit een aantal een geheel met elkaar vormende zich vanaf het naafvormige orgaan 15 naar buiten uitstrekkende vingers 16, welke daartussen gelegen, aan de buitenomtrek van het desbetreffende kettingwiel open uitsparingen 17 begrenzen.
Boven het hoofdsnijorgaan 7 is een tussen dit hoofdsnijorgaan 7 en het daarboven aangebrachte invoerorgaan 9 gelegen en met het hoofd-snijorgaan 7 verbonden kettingwiel aangebracht. Om de met de snijorganen 7 en 11 verbonden kettingwielen is een eindloze schalmketting 18 geleid, welke tevens, gerekend in de beoogde voortbewegingsrichting volgens pijl A langs de achterzijde van het met het hulpsnijorgaan 10 verbonden kettingwiel 14 is geleid. Daarbij werken de rollen van de ketting samen met aan de uiteinden van de vingers 16 aangebrachte uitstekende neuzen 19, zoals duidelijk zal zijn uit figuur 3. Zoals verder uit figuur 3 blijkt is ter hoogte van het kettingwiel 14 een zich over een deel van de omtrek van het kettingwiel 14 uitstrekkend geleidingsorgaan 20 voor de ketting 18 aangebracht, welk geleidingsorgaan waarborgt, dat de pennen van de ketting 18 op de beoogde wijze met de uitstekende neuzen 19 in ingrijping blijven om te voorkomen, dat de ketting op ongewenste wijze over de neuzen 19 van het kettingwiel 14 zou kunnen springen, waardoor de beoogde timing van de aandrijving van de als meenemers voor de gewasstengels dienende vingers 16 verloren zou gaan.
Zoals verder uit de figuren duidelijk zal zijn zijn aan schalmen van de ketting op regelmatige afstand van elkaar zich boven en onder de ketting uitstrekkende vleugels 21 bevestigd.
Voor het gedeelte van de ketting 18, dat zich uitstrekt tussen de achterzijde van het kettingwiel 14 en de voorzijde van het boven het hoofdsnijorgaan 7 gelegen invoerorgaan 9 is een geleidingsstrip 22 aangebracht. Zoals duidelijk zal zijn uit figuur 3 is het nabij het kettingwiel 14 gelegen uiteinde van de geleidingsstrip 22 gelegen tussen de de vingers 16 omvattende plaatvormige delen terwijl de van de ketting afgekeerde uiteinden van de vleugels 21 boven resp. onder de geleidingsstrip 22 zijn gelegen.
Bij gebruikmaking van een inrichting, welke is uitgerust met de de hulpsnijorganen 11 en 12 omvattende aanbouwinrichting kan, behalve de door de hoofdsnijorganen 7 en 8 afgesneden rij gewasstengels ook een verdere rij gewasstengels worden afgesneden met behulp van deze hulpsnij-organen 11 en 12. De afgesneden stengels worden met de in de richting volgens pijl B rondlopende ketting 18, in het bijzonder de aan deze ketting bevestigde vleugels 21 meegenomen in de richting van het kettingwiel 14 waarbij de stengels door dit als meeneemwiel werkende kettingwiel worden meegenomen in de tussen de vingers 16 gelegen tussenruimtes. Zoals uit figuur 3 duidelijk zal zijn is de afstelling tussen het kettingwiel 14 en de ketting 18 zodanig, dat de aan de ketting 18 bevestigde vleugels 21 tijdens het passeren van het kettingwiel 14 althans in hoofdzaak boven de vingers 16 van het kettingwiel zijn gelegen, zodat de afgesneden gewasstengels ongestoord in de uitsparingen 17 kunnen worden opgenomen.
Vervolgens worden de stengels tussen de ketting en de geleidingsstrip 22 en om een deel van het invoerorgaan 9 geleid in de richting van de tussen de invoerorganen 9 en 10 gelegen doorvoerspleet om daar tesamen met de door de hoofdsnijorganen 7 en 8 afgesneden stengels in de richting van het het hakselmechanisme omvattende huis 4 te worden geleid.
Doordat het uiteinde van de geleidingsstrip 22 tussen de boven elkaar gelegen vingers 16 is gelegen zullen in de uitsparingen 17 opgenomen gewasstengels, die eventueel de neiging zouden kunnen hebben om zich in de uitsparingen 17 vast te klemmen, uit de uitsparingen gedrongen.
Uit bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat onder gebruikmaking van een eenvoudige aan de zijkant van de inrichting te bevestigen aanbouwinrichting de werkbreedte van de maishakselaar kan worden verdubbeld.
Zoals schematisch in figuur 7 is weergegeven kunnen indien gewenst aan weerszijden van de standaard maishakselaar aanbouwinrichtingen worden aangebracht voorzien van hulpsnijorganen 11, 12 resp. 11', 12' en de verdere daarbij behorende voor de goede werking van de desbetreffende aanbouwinrichtingen benodigde organen, waarvan de opbouw en werking op zich duidelijk zal zijn uit de bovenstaande beschrijving van het eerste uit-voeringsvoorbeeld.
Zoals nog in figuur 8 is weergegeven kan de uitvoering zodanig getroffen zijn, dat een aanbouwinrichting dwars op de beoogde voortbewegingsrichting instelbaar is, bij voorkeur verzwenkbaar om de draaiingsas van een desbetreffend hoofdsnijorgaan 7 of 8, hetgeen verdere toepassingsmogelijkheden van de inrichting mogelijk maakt, zoals duidelijk zal zijn uit de figuren 7 en 8.
Zoals verder uit figuur 9 duidelijk zal zijn kan de aanbouwinrichting naast de hulpsnijorganen 11 en 12 nog verdere hulpsnijorganen, zoals de met elkaar samenwerkende hulpsnijorganen 23 en 24 omvatten, die gezien in de rijrichting naast de hulpsnijorganen 11 en 12 zijn opgesteld voor het afmaaien van een verdere gewasrij. Daarbij is de ketting 18 tevens op de in figuur 9 weergegeven wijze geleid om een met het hulpsnijorgaan 24 verbonden en met het kettingwiel 13 overeenkomend kettingwiel 25 alsmede om een met het hulpsnijorgaan 23 verbonden en met het kettingwiel 14 overeenkomend kettingwiel of meeneemwiel 26. Ter hoogte van het kettingwiel 26 is weer een met het geleidingsorgaan 20 overeenkomend geleidingsorgaan 27 opgesteld, terwijl ter hoogte van de snijorganen 23 en 12 en met de geleidingsstrip 22 overeenkomende geleidingsstrip 28 is aangebracht. Het zal duidelijk zijn, dat ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld de door de beide groepen van hulpsnijorganen afgesneden gewasstengels met behulp van de ketting 18 zullen worden getransporteerd in de richting van de beide hoofd-snijorganen 7 en 8 om daar tussen de boven deze hoofdsnijorganen aangebrachte trommelvormige invoerorganen 9 en 10 naar achteren in de richting van het hakselmechanisme te worden getransporteerd.
Verder kunnen, indien gewenst, voor de hulpsnijorganen eveneens gewasgeleidingsorganen worden opgesteld om te bewerkstelligen, dat, indien de gewasstengels niet in rijen staan opgesteld, de gewasstengels toch op effectieve wijze worden geleid in de richting van de met elkaar samenwerkende delen van de naast elkaar opgestelde hulpsnijorganen.
De uitvinding is hierboven beschreven uitgaande van een bepaalde basistype uitgerust met twee hoofdsnijorganen. Het zal echter duidelijk zijn dat het principe van de uitvinding ook toepasbaar is bij basistypes met een grotere werkbreedte, die eventueel uitgerust zijn met meer dan twee hoofdsnijorganen.

Claims (14)

1. Maishakselaar voorzien van een gestel, van tenminste een tweetal met elkaar samenwerkende hoofdsnijorganen, die om zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen draaibaar in het gestel zijn gelegerd, en van boven de hoofdsnijorganen opgestelde en tijdens bedrijf met de hoofdsnijorganen meedraaiende invoerorganen, die zijn voorzien van meenemers voor het verplaatsen van het gewas in de richting van een hakselkamer, waarin een hakselmechanisme is opgesteld voor het hakselen van het toegevoerde gewas, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste aan een zijkant is uitgerust met een aanbouwinrichting, welke is voorzien van tenminste een tweetal verdere met elkaar samenwerkende hulpsnijorganen, die met behulp van een met meeneemorganen uitgeruste ketting zijn gekoppeld met een van de hoofdsnijorganen, een en ander zodanig, dat tijdens bedrijf met de hulpsnijorganen afgesneden gewas met behulp van de ketting langs de achterzijde van een boven het het dichtst bij de hoofdsnijorganen gelegen hulpsnij-orgaan aangebracht, van uitsparingen voor het opnemen van gewasstengels voorzien en door de ketting aangedreven meeneemwiel wordt verplaatst en wordt toegevoerd in de ruimte tussen de boven de hoofdsnijorganen gelegen invoerorganen voor toevoer aan het hakselmechanisme.
2. Maishakselaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het meeneemwiel is voorzien van een tweetal boven en op afstand van elkaar gelegen plaatvormige delen, die uitstekende vingers en tussen deze vingers gelegen uitsparingen omvatten.
3. Maishakselaar volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat terwijl ter hoogte van de plaats, waar tijdens bedrijf de ketting in een van het meeneemwiel afgekeerde richting beweegt een afstrijkorgaan is aangebracht.
4. Maishakselaar volgens concusie 2 en 3, met het kenmerk, dat een uiteinde van het afstrijkorgaan tussen de plaatvormige delen van het meeneemwiel is gelegen.
5. Maishakselaar volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het afstrijkorgaan wordt gevormd door het tussen de plaatvormige delen gelegen uiteinde van een geleidingsorgaan, dat zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de ketting uitstrekt.
6. Maishakselaar volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het van het meeneemwiel afgekeerde uiteinde van het geleidingsorgaan zich langs een deel van de omtrek van een boven een hoofdsnijorgaan gelegen invoer-orgaan uitstrekt.
7. Maishakselaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter hoogte van het meeneemwiel aan de van het meeneemwiel afgekeerde zijde een geleidingsorgaan voor de ketting is aangebracht ten einde de ketting in ingrijping te houden met het meeneemwiel.
8. Maishakselaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ketting is voorzien van uitstekende vleugels voor het meenemen van het gewas.
9. Maishakselaar volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de uitvoering zodanig is getroffen, dat de vleugels van de ketting bij dat gedeelte, waar de ketting in ingrijping is met het meeneemwiel, gerekend in de verplaatsingsrichting van het gewas, nabij de stroomopwaartse be-grenzingsranden van de uitsparingen in het meeneemwiel zijn gelegen.
10. Maishakselaar volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de uitvoering zodanig is, dat de uiteinden van vleugels zich over resp. onder het langs de ketting verlopende geleidingsorgaan uitstrekken.
11. Maishakselaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpsnijorganen dwars op de beoogde voortbewegingsrichting van de maishakselaar instelbaar zijn.
12. Maishakselaar volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hulpsnijorganen verstelbaar om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas.
13. Maishakselaar volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de hulpsnijorganen gezamelijk verzwenkbaar zijn om de draaiingsas van het het dichtst bij gelegen hoofdsnijorgaan.
14. Aanbouwinrichting kennelijk bestemd voor toepassing bij een maishakselaar volgens een der voorgaande conclusies.
NL9101845A 1991-11-05 1991-11-05 Maishakselaar. NL9101845A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9101845A NL9101845A (nl) 1991-11-05 1991-11-05 Maishakselaar.
EP92203379A EP0541173B1 (en) 1991-11-05 1992-11-03 A maize chopper
DE69208816T DE69208816T2 (de) 1991-11-05 1992-11-03 Maishäcksler
AT92203379T ATE134825T1 (de) 1991-11-05 1992-11-03 Maishäcksler

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9101845 1991-11-05
NL9101845A NL9101845A (nl) 1991-11-05 1991-11-05 Maishakselaar.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9101845A true NL9101845A (nl) 1993-06-01

Family

ID=19859877

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9101845A NL9101845A (nl) 1991-11-05 1991-11-05 Maishakselaar.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0541173B1 (nl)
AT (1) ATE134825T1 (nl)
DE (1) DE69208816T2 (nl)
NL (1) NL9101845A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19856444A1 (de) * 1998-12-08 2000-06-15 Claas Saulgau Gmbh Vorsatzgerät für Erntemaschinen
AU2481201A (en) * 1999-07-19 2001-02-05 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Harvesting equipment
US6925790B1 (en) * 1999-07-19 2005-08-09 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Harvesting equipment for stalk plants
DE102005004004A1 (de) * 2005-01-27 2006-08-17 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Selbstfahrende landwirtschaftliche Erntemaschine

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2127226A6 (nl) * 1970-09-04 1972-10-13 Jourdan Michel
FR2402394A2 (fr) * 1975-12-10 1979-04-06 Fortschritt Veb K Dispositif pour couper du mais
US4086749A (en) * 1976-08-16 1978-05-02 Sperry Rand Corporation Adjustable width row crop header
US4143504A (en) * 1977-01-25 1979-03-13 Veb Kombinat Fortschritt Landmaschinen Neustadt In Sachsen Cornstalk harvester
AT378891B (de) * 1978-01-12 1985-10-10 Poettinger Ohg Alois Vorrichtung zum aufnehmen, abtrennen und weiterfùhren von stengeligem erntegut, insbesondere mais
AT378890B (de) * 1978-01-12 1985-10-10 Poettinger Ohg Alois Vorrichtung zum aufnehmen sowie abtrennen und zum weiterfùhren mehrerer reihen stengeligen erntegutes, insbesondere mais
EP0099527B1 (de) * 1982-07-17 1988-09-07 Maschinenfabrik Kemper GmbH Maschine zum Mähen und Häckseln von Mais oder ähnlichem stengelartigen Erntegut
DE3618825A1 (de) * 1986-06-04 1987-12-10 Mengele & Soehne Masch Karl Maehvorrichtung
DE3623380A1 (de) * 1986-07-11 1988-02-04 Mengele & Soehne Masch Karl Verfahren und vorrichtung zur reihenunabhaengigen maisernte
DE4002344A1 (de) * 1990-01-26 1991-08-01 Mengele & Soehne Masch Karl Erntevorsatzgeraet zum reihenunabhaengigen maehen

Also Published As

Publication number Publication date
EP0541173B1 (en) 1996-03-06
ATE134825T1 (de) 1996-03-15
EP0541173A1 (en) 1993-05-12
DE69208816T2 (de) 1996-07-25
DE69208816D1 (de) 1996-04-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5237804A (en) Machine for mowing and chopping corn and similar stalk-like harvested crops
US4594842A (en) Machine for harvesting and chopping of maize or similar stalk-type harvests
US4236369A (en) Row crop attachment
US4161859A (en) Crop pickup device
BE1022944B1 (nl) Frame van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
NL8402133A (nl) Getrokken of voor de driepuntaansluiting aan de trekker uitgeruste machine voor het oogsten van mais of dergelijk stengelvormig oogstmateriaal.
US6925790B1 (en) Harvesting equipment for stalk plants
US4539799A (en) Method and apparatus for harvesting corn or other cereals
US20200060084A1 (en) Corn header row unit
US4083167A (en) Multi-row crop header
US4107902A (en) Leaf defoliator assembly for an automatic tabacco harvester
CA2354429C (en) Forage harvester header having conveyor arrangement for controlling crop stalks
CA2224140A1 (en) Row crop header with multiple row conveying system
NL9101845A (nl) Maishakselaar.
US20050132688A1 (en) Header having an angled transverse feeding channel
US4038808A (en) Tobacco harvester
US5056303A (en) Pea harvester head
CA1193449A (en) Adjustable multiple row crop unit
US2763118A (en) Forage harvester attachment
NL1034852C2 (nl) Hooiverzamelmachine.
DE10257775A1 (de) Einzugs- und Pflückeinrichtung
NL2023237B1 (nl) Over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting alsmede rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting
GB2172484A (en) Automotive harvesting or mowing machine
US2728180A (en) Forage harvester-quick attachment changeover arrangement
JP7260497B2 (ja) コンバイン

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed