NL9100200A - Angiografie/dilatatie-catheter. - Google Patents

Description

ANGIOGRAFIE/DILATATIE-CATHETER

De uitvinding betreft een angiografie-catheter omvattende een buigzaam slangvormig basislichaam met een centraal kanaal en een mantel die een ingebedde, van roestvast staaldraad geweven versterkingslaag heeft. Aan een achtereinde zijn aansluitmiddelen aangebracht voor het met het centrale kanaal verbinden van vloeistoftoevoermiddelen.

Een dergelijke catheter is algemeen bekend. Door de opbouw met een geweven versterkingslaag kan een dergelijke catheter een kleine diameter hebben en toch goed manöeu-vreerbaar zijn. Om een catheter goed te kunnen manoeuvreren moet deze torsiestijf zijn en niet snel neigen tot uitknikken, terwijl deze toch voldoende soepel moet zijn. Bekende angiografie-catheters hebben aan hun vooreinde een bepaalde kromming teneinde dit vooreinde en met name de uitmonding van het centrale kanaal in een gewenste positie in het lichaam van een patiënt te kunnen brengen.

De uitvinding verschaft een angiografie-catheter die bovendien als dilatatie-catheter gebruikt kan worden. De angiografie-catheter volgens de uitvinding omvat een aan het tegenoverliggende vooreinde met het basislichaam verbonden en daarvan gelijkmatig doorlopend slangvormig eindgêdeelte, waarbij het vooreinde van de catheter een kromming heeft en het eindgedeelte inwendig een op het centrale kanaal aansluitend kanaal mét een gelijkmatig van de diameter van het centrale kanaal naar een kleinere diameter van een gelei-dingskanaal nabij het uiteinde afnemende diameter én het eindgedeelte uitwendig naar het uiteinde toe conisch is afgeschuind tot in hoofdzaak de diameter van het geleidings-kanaal eri glad is afgewerkt. Hierdoor is het mogelijk om de angiografie-catheter te kunnen gebruiken voor het verhelpen van totale en subtotale vasculaire en valvulaire obstructies. Door de goede manoeuvreerbaarheid van de catheter kan het Uiteinde daarvan goed tot nabij de obstructie worden bewogen. Vervolgens kan met een re-kanalisatiedraad die nauwkeurig in het geleidingskanaal aan het vooreinde kan worden geleid, een eerste opening in de obstructie worden gemaakt. Nadat het einde van de re-kanalisatiedraad de obstructie is gepasseerd, wordt de obstructie verder verwijd door de catheter daardoorheen te duwen, waarbij de re-kanalisatiedraad als geleiding voor de catheter dient. Door de langsstijfheid van de angiografie-catheter kan voldoende drukkracht worden uitgeoefend voor het verwijden van de obstructie.

Hierna wordt de catheter op zijn plaats gelaten, de re-kanalisatiedraad verwisseld voor een geleidingsdraad en kan de catheter worden teruggetrokken. Vervolgens wordt over de geleidingsdraad een op zichzelf bekende balloncatheter ingébracht. Dé obstructie is door de angiografie-catheter zo ver verwijd, dat een dergelijke bekende balloncatheter door de obstructie kan bewegen. Deze obstructie wordt vervolgens in een tweede stap verder verwijd door de bekende werking van de balloncatheter.

Gebleken is dat de beschreven werking gerealiseerd kan worden met een gebreide angiografie-catheter van een zeer kleine diameter, zoals een diameter Frehch 4 (1,-33 mm) . Hierdoor is de catheter volgens de uitvinding, bij een dergelijke kleine diameter geschikt voor een longklepdilata-tiebehandeling bij aangeboren longklepatresie van pasgeborenen. Alternatieve toepassingen zijn de behandeling van vernauwingen in de aorta en ernstige stenoses in de kransslagaders.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een samenstel van een catheter zoals boven omschreven en een re-kanalisatiedraad, waarbij de diameter van het geleidingskanaal in hoofdzaak gelijk is aan de buitendiametér van de re-kanalisatiedraad.

De uitvinding zal verder worden toègelicht inde volgende beschrijving van een uitvoeringsvorm en een toepas-singsvoorbeeld van de catheter volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een algemeen aanzicht van een catheter volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk weggebroken aanzicht Op grotere schaal van de catheter van fig. l.

Fig. 3-11 tonen een gebruiksvoorbeeld van de catheter volgens de uitvinding.

De in fig. 1 getoonde angiografie-catheter 1 volgens de uitvinding omvat een buigzaam slangvormig basislichaam 2 met een centraal kanaal 3 en een mantel die een ingebedde, van roestvaststaaldraad geweven versterkingslaag 4 heeft, zoals te zien is in fig. 2.

Aan het ene einde is het basislichaam 2 voorzien van aansluitmiddelen 5 voor het met het centrale kanaal verbinden van vloeistof-toevoermiddelen, in de vorm van een op zichzelf bekende Luerkoppeling.

Het tegenoverliggende vooreinde 6 van de catheter l heeft een specifieke kromming, die óp bekende wijze aangepast is aan de plaats in het lichaam van de patiënt waar dit voöreinde gepositioneerd dient te worden. De in fig. 1 getoonde vorm is een zogeheten "multi-purpose" vorm.

De catheter 1 omvat aan het vooreinde een eindgedeelte 11 waarin het basislichaam 2 gelijkmatig doorloopt.

Het eindgedeelte 11 dat bijvoorbeeld in een matrijs is gevormd, is met het basislichaam 2 verbonden over een afgeschuind gedeelte daarvan, met op zichzelf bekende technieken zoals bijvoorbeeld lijmen of lassen.

Het eindgedeelte 11 heeft inwendig een op het centrale kanaal 3 aansluitend kanaal, dat nabij het uiteinde van de catheter een geleidingskanaal 8 met een in hoofdzaak constante diameter, die kleiner is dan de diameter van het centrale kanaal 3, omvat. Het kanaal van het eindgedeelte 11 heeft een verloopgedeelte 9, dat zodanig gevormd is dat het kanaal gelijkmatig overgaat van de diameter van het centrale kanaal 3 naar de kleinere diameter van het geleidingskanaal 8.' , . .

Uitwendig is het eindgedeelte naar het uiteinde toe voorzien van een conische afschuining 7 die toeloopt tot in hoofdzaak de diameter Van het geleidingskanaal 8. De afschuining 7 en in het bijzonder de overgang naar het geleidingskanaal 8 is glad afgewerkt.

De diameter van het geleidingskanaal 8 is bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding nagenoeg gelijk aan 0,45 mm (0,018 inch). Dit is de diameter van algemeen gebruikelijke re-kanalisatiedraden zoals hete-punt laserdraden, foto-ablatié laserdraden of mechanische re-kanalisatiedraden en geleidingsdraden. Bij hét hierna te beschrijven gebruik van de catheter volgens de uitvinding kan een dergelijke draad dus nauwkeurig passend in het geleidingskanaal verschuiven.

Voor de hierboven beschreven behandeling van pasgeborenen wordt bij voorkeur een catheter volgens de uitvinding met een French 4 (1,33 mm) diameter gebruikt. Met een dergelijke catheter kan de boven beschreven behandeling van pasgeborenen worden uitgevoerd.

Een geschikte vorm van dé conische afschuining 7 wordt bereikt met een afschuining tot een diameter van 2-3 French (0,67-1 mm) waarna de uiterst 0,5 mm glad afgerond is tot de diameter van het geleidingskanaal. Hierdoor wordt voorkomen dat éen scherpe eindrand ontstaat, die tot verwonding zou kunnen leiden, terwijl de beoogde dilatatiehande-ling goed uitvoerbaar is met een dergelijke vorm. Bij een French 4 catheter strekt de afschuining zich over een afstand van ongeveer 5 mm uit.

Aan de hand van de fig. 3-11 zal nu een toepassings-voorbeeld van de angiografie/dilatatie-catheter volgens de uitvinding worden beschreven.

. Fig. 3 toont schematisch een obstructie 17 in een lichaamsvat 15. Zoals eerder opgemerkt kan dit bijvoorbeeld een obstructie in de longslagader in de nabijheid van de longklep van het hart van een pasgeborene zijn.

Voor het opheffen van de obstructie 17, met andere woorden het verschaffen van een passage, wordt eerst de catheter 1 volgens de uitvinding met zijn uiteinde tot vlak voor de obstructie 17 gemanoeuvreerd. Dit geschiedt op gebruikelijke wijze in een catheterlaboratorium waarin met behulp van angiografische technieken op het beeldscherm van een röntgën-installatie het gebied waar het uiteinde van de catheter 1 zich bevindt, zichtbaar wordt gemaakt. De speci fieke vorm van hét vooreinde 6 van de catheter helpt bij het op de juiste plaats manoeuvreren van de catheter.

Wanneer de cathéter op de in fig. 3 getoonde wijze in positie is gébracht, wordt via het centrale kanaal 3 een re-kanalisatiedraad 16 ingebracht. Deze re-kanalisatiedraad 16 heeft een buitendiameter die nagenoeg overeenkomt met de binnendiameter van het geleidingskanaal 8 van de catheter.

De re-kanalisatiedraad 16 kan bijvoorbeeld een hete-punt-laserdraad Zijn, waarvan de voorste punt verhit kan worden door energietransport inwendig in de draad 16, met behulp van laserlicht. Door de geleiding van de catheter 1 wordt de re-kanalisatiedraad 16 in de juiste positie ten opzichte van de obstructie 17 gehouden en, bij het inschakelen daarvan en het langzaam voortbewegen in de richting van de pijl zoals getoond in fig. 4, kan het einde van de draad 16 de obstructie 17 passeren.

Nadat geconstateerd is dat de draad 16 inderdaad de obstructie 17 is gepasseerd, wordt de catheter 1 in de richting van de pijl in fig. 5 gedrukt. Door de opbouw van de cathéter met een geweven versterkingslaag 4, is deze voldoende drukstijf opdat de afschuining 7 door de obstructie 17 gedrukt kan worden. De draad 16 fungeert hierbij op zijn beurt als geleiding voor de catheter 1. Aldus is met behulp van de catheter 1 de obstructie 17 opgewijd tot een geschikte diameter, voor een verdere behandeling met dilata-tie-balloncatheters.

Voor deze verdere behandeling wordt eerst de re-kanalisatiedraad 16 teruggetrokken zoals getoond in fig. 6. De catheter 1 blijft op zijn plaats, met het eindgedeelte door de obstructie 17 gestoken. Vervolgens wordt door het centrale kanaal van de catheter 1 een gebruikelijke gelei-dingsdraad 27 gestoken, die een diameter heeft welke ongeveer gelijk is aan die van de re-kanalisatiedraad 16. Deze stap van de behandeling is in fig. 7 getoond. Nu de gelei-dingsdraad 27 op zijn plaats is gebracht, door de resterende obstructie 17 heen, kan de cathéter 1 worden teruggetrokken.

Met de geleidingsdraad 27 als geleiding wordt vervolgens een op zichzelf bekende balloncatheter 18 inge bracht, totdat de ballon 19 zich ter plekke van de rest-obstructie 17 bevindt. De balloncatheter 18 is op bekende wijze voorzien van een extra kanaal 20, waardoorheen een vloeistof tot in de ballon 19 gepompt kan worden, teneinde deze te doen opzwellen.

Met de ballon 19 ter plekke van de obstructie 17, wordt aldus vloeistof via het kanaal 20 toegevoerd, waardoor de opzwellende ballon 19 de obstructie 17 verder open drukt. Deze dilatatiebehandeling met behulp van de balloncatheter 18 kan, indien nodig, in een aantal stappen geschieden, waarbij telkens enigszins grotere balloncatheters worden gebruikt.

De catheter volgens de uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot een catheter met de genoemde, specifieke maten. Gebleken is echter dat de catheter volgens de uitvinding met de bijzonder kleine diameter vah French 4 succesvol kan functioneren, voor het bijzonder moeilijke gebied van de behandeling van pasgeborenen.

Claims (5)

1. Angiografie-catheter omvattende êen buigzaam slangvormig basislichaam met een centraal kanaal en een mantel die een ingebedde, van roestvast staaldraad geweven versterkingslaag heeft, aansluitmiddelen aan een achtereinde voor het met het centrale kanaal verbinden van vloeistof-toevoermiddelen, een aan het tegenoverliggende vooreinde met het basislichaam verbonden en daarvan gelijkmatig doorlopend slangvormig eindgedeelte, waarbij het vooreinde van de catheter een kromming heeft en het eindgedeelte inwendig een op het centrale kanaal aansluitend kanaal met een gelijkmatig van de diameter van het centrale kanaal naar een kleinere diameter van een geleidingskanaal nabij het uiteinde afnemende diameter en het eindgedeelte uitwendig naar het uiteinde toe conisch is afgeschuind tot in hoofdzaak de diameter van het geleidingskanaal en glad is afgewerkt.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij de diameter van het geleidingskanaal nagenoeg 0,45 mm (0,018 inch) is.

3. Catheter volgens conclusie 2, waarbij het eindgedeelte conisch afgeschuind is tot een diameter van 2-3 French (0,67-1 mm) en de uiterste 0,5 mm glad afgerond is tot de diameter van het geleidingskanaal.

4. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies met een French 4 (1,33 mm) diameter.

5. Samenstel van een catheter volgens één van de voorgaande conclusies en een re-kanalisatiedraad zoals een hete-punt laserdraad, een foto-ablatie laserdraad óf een mechanische re-kanalisatiedraad, waarbij de diameter van het geleidingskanaal in hoofdzaak gelijk is aan de buitendiameter van de re-kanalisatiedraad.