NL9001555A - Bekledingssteen van vuurvast keramisch materiaal. - Google Patents

Description

BEKLEDINGSSTEEN VAN VUURVAST KERAMISCH MATERIAAL.

De uitvinding heeft betrekking op een bekledingssteenvan vuurvast keramisch materiaal, voor een wand van eenverbrandingskamer, die bij voorkeur is voorzien van eenkoelhuis, waarbij de steen is voorzien van een oplegvlak,waarmee de steen afsteunt op een aan de wand respectievelijkaan de koelhuis aangebracht steunelement, in eensteunrichting die evenwijdig is aan het kamerzijdigeoppervlak van de steen.

Een dergelijke bekledingssteen is beschreven inEP-0-228 918. Bij deze steen strekken zich de steunelementenscheef naar boven uit. Op dezelfde wijze is het oplegvlakgevormd. Door de scheef opgestelde steunelementen moeten destenen zowel in verticale als ook in horizontale richtinggeborgd zijn. Deze borging is problematisch aangezien dedubbele funktie van de steunelementen slechts bereikt kanworden indien hun voorgenomen positie aan de wandrespectievelijk aan de buis in de praktijk exact aangehoudenwordt. Verlopen de steunelementen niet exact in devoorgenomen hoek, dan is de oplegging slechter of passen desteunelementen niet op de steen.

In DE-GM 88 09 174 van aanvraagster is eveneens eenbekledingssteen van de in de aanhef genoemde soortbeschreven, bij deze steen staan de bovenste en onderste,kopse vlakken van de steen, scheef op het oppervlak en staathet oplegvlak loodrecht op het oppervlak. Daardoor wordtbereikt, dat de bekledingsstenen bij een goede borging in hetwandverband afzonderlijk kunnen worden uitgewisseld. Destenen worden in horizontale richting niet aan de wand,respectievelijk aan de koelhuizen geborgd. Zij worden slechtsdoor telkens een naar beneden toe aangrenzende steen tegenverschuiven van het steunelement geborgd.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van debekledingssteen van de in de aanhef genoemde soort die bijhet steunen, in het bijzonder verticaal steunen, enerzijds enhet borgen aan de wand respectievelijk aan de koelhuisanderzijds met verschillende vlakken van de steenplaatsvindt.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt,doordat bij de bekledingssteen van de in de aanhef genoemdesoort in de steen ten minste één profielgroef is aangebracht,die zich evenwijdig aan de steunrichting uitstrekt en die viaeen aan de wand respectievelijk aan de koelhuis aangebrachtborgelement verschuifbaar is, welke zonder aanslagen in desteunrichting de steen in de ten opzichte van zijnkamerzijdige oppervlak loodrechte richting aan de wandrespectievelijk aan de koelhuis houdt.

De steen steunt in verticale richting met zijnoplegvlak af op het steunelement. In de hiervoor loodrechte,horizontale richting is de steen door het borgelement aan dewand respectievelijk de koelhuis geborgd, dat aangrijpt in deprofielgroef. Hierbij behoeft de horizontale borging hetgewicht van de steen niet op te nemen, aangezien het gewichtdoor het steunelement wordt opgenomen. Hierbij bestaat echterniet het gevaar dat de profielgroef openbreekt. Het oplegvlakkan eenvoudig zodanig gevormd worden, dat hij het gewicht vande steen afsteunt zonder beschadigd te worden. Aangezien bijde uitvinding aldus de funkties van het steunen en borgendoor verschillende vlakken, namelijk het oplegvlak en deprofielgroef, zijn overgenomen, is het eenvoudig mogelijk hetoplegvlak respectievelijk de profielgroef aan de actuelecondities onafhankelijk van elkaar aan te passen.

Door de lengte van de profielgroef wordt bereikt, dathet borgelement in verticale richting daarin vrij is. Daarbijbehoeft niet in verticale richting gelet te worden op deexacte plaats van het borgelement aan de wand respectievelijkde koelhuis.

Door het borgelement wordt de steen strak tegen dekoelhuis aangehouden. Dit is gunstig voor de warmte¬overdracht van de steen naar de koelhuis.

De kopse vlakken van de steen kunnen loodrecht tenopzichte van het kamerzijdige oppervlak of scheef daaropverlopen. Omdat het afsteunen en het borgen onafhankelijk vanhet verloop van de kopse vlakken is, kan hun verloop zodaniggekozen worden dat stof of agressieve bestanddelen van hetdoor de verbrandingskamer heen stromende gas zo weinigmogelijk tussen de stenen geraken. Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de profielgroef en hetoplegvlak elk aangebracht aan een deelcilindrisch vlak vooreen nauw contact met de koelhuis.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvindingomvat de steen twee evenwijdig lopende profielgroeven en ligthet oplegvlak tussen de beide profielgroeven. Daardoor is ookbij een relatief grote, plaatvormige steen een goede borgingin horizontale richting gewaarborgd. Zelfs indien één van deborgelementen onwerkzaam is, wordt de steen nog zekervastgehouden.

andere, voordelige uitvoeringsvormen van de uitvindingblijken uit de onderconclusies en uit de volgendebeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekeningentoont: figuur 1 een aanzicht van de bekledingssteen,figuur 2 een bovenaanzicht van de bekledingssteen volgens delijn II-II uit figuur 1 aan een koelhuis van eenverbrandingskamerwand, en figuur 3 een aanzicht van de steen in de richting van de pijlIII uit figuur 1 aan de koelhuis van eenverbrandingskamerwand.

Langs een verbrandingskamerwand 1 verlopen koelhuizen 2. Deze zijn door stenen 3, waarvan in de figuren er ééngetoond is, van een verbrandingskamer 4 afgeschermd. Dekoelhuizen 2 zijn daardoor afgeschermd van warmte uit deverbrandingskamer 4 en van chemische invloeden van de gassenuit de verbrandingskamer 4.

De stenen 3 bestaan uit een vuurvast, keramischmateriaal, bijvoorbeeld op basis van alumina-silica,siliciumcarbide of een met silicium gebonden siliciumcarbide.De stenen 3 worden gekoeld door de koelhuizen 2.

De steen 3 omvat een vlak, kameroppervlak 5. Aan hethier tegenover gelegen oppervlak is de steen 3 voorzien vandeelcilindrische vlakken 6, 7, 8. Hun kromtestraal komtovereen met de kromtestraal van de koelhuis 2 zodanig dat desteen 3 met de vlakken 6, 7, 8 nauw aanligt tegen dedesbetreffende koelbuis 2 (zie figuur 2). Bij hetuitvoeringsvoorbeeld strekt de steen 3 zich uit over drie koelhuizen 2. Op overeenkomstige wijze zijn driedeelcilincrische vlakken 6, 7, 8 aangebracht.

De bovenste kopse vlakken 9 en de onderste kopsevlakken 10 verlopen scheef op het kamerzijdig oppervlak 5(zie figuur 3).

In het gebied van het middelste vlak 7 bezit de steen 3een uitsparing 11. Deze is naar achteren ten opzichte van hetvlak 7 en naar onderen ten opzichte van het kopse vlak 10open. Hij vormt een oplegvlak 12 dat zich loodrecht uitstrektop het kamerzijdige oppervlak 5. In het gebied van de vlakken6, 8 is de steen 3 voorzien van profielgroeven 13 en 14. Deprofielgroef 13, 14 is bij een sleuf 15 open naar de vlakken6 respectievelijk 8. In de steen 3 is de profielgroef 13, 14breder dan de sleuf 15. Hierdoor worden de borgvlakken 16gevormd. De profielgroeven 13, 14 verlopen evenwijdig tenopzichte van elkaar en loodrecht ten opzichte van het vlakwaarin de oplegvlakken 12 liggen. De profielgroeven 13, 14zijn open aan de bovenste kopse vlakken 9. Aan de onderzijdeeindigen zij in een uitsparing 17 respectievelijk 18 dieeveneens als de uitsparing 11 is uitgevoerd. Tussen deuitsparingen 17, 11, 18 liggen stroken 19 die de uitsparingen17, 11, 18 zijdelings begrenzen.

Aan de middelste koelhuis 2 is een plaatvormigsteunelement 20 bevestigd dat ongeveer de grootte van hetoplegvlak 12 bezit. De steen staat met het oplegvlak 12 inverticale richting V op het steunelement 2 O-.

Aan de beide, buitenste koelhuizen 2 zijn T-vorraigeborgelementen 21 bevestigd (zie figuur 2). Deze grijpen viade sleuf 15 in de profielgroeven 13, 14 aan. Zij liggen tegende borgvlakken 16 en borgen de steen 3 in horizontalerichting H met zijn deelvlakken 6, 7, 8 nauw tegen dekoelhuizen 2 aan.

De borgelementen 21 zijn in verticale richting Vaanzienlijk korter dan de profielgroeven 13, 14.

De steen 3 is op eenvoudige wijze aan de koelhuizen 2te bevestigen. Hiertoe wordt hij met zijn uitsparingen 17, 18op de borgelementen 21 van de desbetreffende koelhuizen 2geplaatst en vervolgens naar beneden toe bewogen. Deborgelementen 21 grijpen dan aan in de profielgroeven 13, 14.

De steen wordt vervolgens verder naar beneden bewogen totdatzijn oplegvlakken 12 steunen op het steunelement 20. De steenis daardoor in verticale richting V door het steunelement 20ondersteund en wordt in horizontale richting H door deborgelementen 20 nauw tegen de koelhuizen 2 aangehouden.

De steen is geschikt om aangebracht te worden opkoelhuizen die horizontaal of ten opzichte van de verticalerichting V scheef verlopen. De kopse vlakken 9, 10 kunnenzodanig zijn uitgevoerd dat gassen of stof zo weinig mogelijkin spleten tussen de kopse vlakken van aangrenzende stenenkunnen treden. Aangrenzende stenen 3 kunnen ook ten opzichtevan elkaar verzet aan de koelhuizen 2 bevestigd worden.

Claims (9)

1. Bekledingssteen van vuurvast keramisch materiaal,voor een wand van een verbrandingskamer, die bij voorkeur isvoorzien van een koelhuis, waarbij de steen is voorzien vaneen oplegvlak, waarmee de steen afsteunt op een aan de wandrespectievelijk aan de koelbuis aangebracht steunelement, ineen steunrichting die evenwijdig is aan het kamerzijdigeoppervlak van de steen, met het kenmerk dat in de steen (3)ten minste één profielgroef (13, 14) is aangebracht, die zichevenwijdig aan de steunrichting V uitstrekt en die via eenaan de wand respectievelijk aan de koelbuis (2) aangebrachtborgelement (21) verschuifbaar is, welke zonder aanslagen inde steunrichting (V) de steen (3) in de ten opzichte van zijnkamerzijdige oppervlak (5) loodrechte richting (H) aan dewand respectievelijk aan de koelbuis houdt.

2. Bekledingssteen volgens conclusie 1, met het kenmerkdat de steen (3) twee evenwijdig zich uitstrekkendeprofielgroeven (13, 14) bezit en het oplegvlak (12) ligttussen de beide profielgroeven (13, 14).

3. Bekledingssteen volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk dat de profielgroef (13, 14) en het oplegvlak (12)elk zijn voorzien van deelcilindrische vlakken (6, 7 en 8)voor een nauw opleggen aan de koelbuis (2).

4. Bekledingssteen volgens één van de voorafgaandeconclusies, met het kenmerk dat de profielgroef (13, 14) aande steen (3) aan beide einden open is.

5. Bekledingssteen volgens één van de voorafgaandeconclusies, met het kenmerk dat de profielgroef (13, 14) zichverbreedt in de steen (3) en een borgvlak (16) vormt.

6. Bekledingssteen volgens één van de voorafgaandeconclusies, met het kenmerk dat het oplegvlak (12) zichloodrecht uitstrekt ten opzichte van het kamerzijdigeoppervlak (5) van de steen (3).

7. Bekledingssteen volgens één van de voorafgaandeconclusies, met het kenmerk dat het oplegvlak (12) is gevormdin een uitsparing (11) van de steen (3), die ook naar benedentoe open is.

8. Bekledingssteen volgens één van de voorafgaandeconclusies, met het kenmerk dat het oplegvlak (12) zijdelingsis begrensd is door stroken (19).

9. Bekledingssteen volgens één van de voorafgaandeconclusies, met het kenmerk dat de profielgroef (13, 14)onder in een uitsparing (17) respectievelijk (18) van desteen (3) uitmondt.