NL9001524A - Verplaatsbare inrichting voor het begrenzen van rijbanen. - Google Patents

Description

Verplaatsbare inrichting voor het begrenzen van rij banen

De uitvinding betreft een inrichting voor het begrenzen van rijbanen, omvattende tenminste één langwerpig begrenzingselement.

Dergelijke inrichtingen worden alom toegepast voor bijv. het scheiden van rijbanen met tegengestelde rijrichtingen. In bepaalde gevallen kan een tijdelijke herindeling van de rijbanen gewenst zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer één of een aantal rijbanen door wegwerkzaamheden is afgesloten. Daarnaast wordt een periodieke herindeling gebruikt wanneer in spitsuren op knelpunten het grootste aantal rijbanen wordt toegekend aan de drukste rijrichting. In de ochtend- en de avondspits zullen deze rijrichtingen verschillend zijn, waardoor een verplaatsing van de rijbaanscheiding nodig is. Bij tijdelijke toepassingen gebeurt de verplaatsing veelal handmatig. Voor periodieke toepassingen zijn verschillende methoden ontwikkeld, die echter over het algemeen omslachtig zijn. Daarnaast zijn ze veelal niet geschikt voor tijdelijke toepassingen.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het begrenzen van rijbanen te verschaffen, die op eenvoudige wijze verplaatsbaar is en geschikt voor zowel tijdelijke als periodieke toepassingen.

Dit wordt door de uitvinding bereikt door met het begrenzingselement verbonden verplaatsingsmiddelen. Doordat de verplaatsingsmiddelen permanent met het begrenzingselement verbonden zijn kan op ieder gewenst moment een verplaatsing plaatsvinden, waarbij geen extra hulpmiddelen vereist zijn.

Bij voorkeur worden de verplaatsingsmiddelen gevormd door rollen, waarvan de rotatieas in hoofdzaak in de langsrichting van het begrenzingselement verloopt. Hierdoor is het begrenzingselement dwars op de rijrichting verplaatsbaar.

Het verdient de voorkeur dat de verplaatsingsmiddelen in het begrenzingselement zijn opgenomen en dat de rollen beweegbaar zijn tussen een onwerkzame stand binnen en een werkzame stand buiten de omtrek van het begrenzingselement. Door het opnemen van de verplaatsingsmiddelen in het begrenzingselement worden ze beschermd tegen weersinvloeden. In de onwerkzame stand van de rollen worden ongewenste verplaatsingen voorkomen. Dit is vooral van belang bij collissie. Bij voorkeur bevat het begrenzingselement een ruimte voor het daarin opnemen van ballastmateriaal, waardoor de zekerheid bij collissie extra verhoogd wordt. Als ballast kan bijv. beton, water of zand gebruikt worden. Bij tijdelijke toepassingen wordt bij voorkeur een niet-vast ballastmateriaal aangewend, welk materiaal vóór het transport van de inrichting verwijderd wordt, zodat het transportgewicht van de inrichting zo klein mogelijk is.

De beweging van de rollen wordt ontleend aan tenminste één balgcilinder. Wanneer de balgcilinders opgeblazen zijn bevinden de rollen zich in de werkzame stand. Het opblazen kan gebeuren door een in of buiten het begrenzingselement geplaatste compressor. Ook kan in of buiten het begrenzingselement een luchtreservoir aanwezig zijn.

Bij voorkeur is om de rollen een eindeloze loopband geslagen, waardoor de verplaatsing ook op niet-vlakke oppervlakken goed verloopt. Bovendien is op deze wijze de druk, die het element op het wegdek uitoefent minimaal, waardoor slijtage van het wegdek voorkomen wordt. De rollen worden aangedreven door een daarmee verbonden motor. In geval van een elektromotor is het begrenzingselement voorzien van elektrische aansluitingsmiddelen.

Over het algemeen zullen in de praktijk meerdere begrenzingselementen aan elkaar gekoppeld zijn. Hiertoe is een begrenzingselement aan zijn kopzijden voorzien van koppel elementen . Voor de toepassing in bochten zijn de koppel-elementen scharnierbaar verbindbaar met de koppelelementen van een tweede begrenzingselement. Voor het verlengen van het begrenzingselement is deze in langsrichting telescopisch uitschuifbaar. Dit is vooral van belang wanneer de verplaatsing plaatsvindt in een bocht. De begrenzingselementen zelf kunnen in diverse vormen en afmetingen vervaardigd worden.

Tussen een aantal verplaatsbare begrenzingselementen kunnen zogeheten dummy-elementen opgenomen zijn, welke niet verbonden zijn met verplaatsingsmiddelen. Bij voorkeur bevinden de verplaatsingsmiddelen zich aan beide uiteinden van een be-grenzingselement. Het is echter ook denkbaar slechts aan één einde verplaatsingsmiddelen te verbinden waarbij in een reeks begrenzingselementen steeds een uiteinde met verplaatsingsmiddelen en een uiteinde zonder verplaatsingsmiddelen naar elkaar toe gericht zijn. In een andere uitvoeringsvorm zijn de verplaatsingsmiddelen opgenomen in kleine begrenzingselementen, welke steeds met twee zogeheten dummy-elementen verbonden zijn.

Verdere details en bijzonderheden zullen duidelijk worden uit bij gevoegde tekeningen, waarin: fig. la een periodieke toepassing van een inrichting volgens de uitvinding toont; fig. lb een tijdelijke toepassing van een inrichting volgens de uitvinding toont; fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken perspektivisch aanzicht van een telescopisch uitschuifbaar begrenzingsele-ment met de verplaatsingsmiddelen in de onwerkzame stand is; fig. 3 een gedeeltelijk weggebroken perspektivisch aanzicht van een gedeelte van een begrenzingselement met de verplaatsingsmiddelen in de werkzame stand is; fig. 4 een perspektivisch aanzicht van een begrenzingselement met aan zijn beide uiteinden verplaatsingsmiddelen is; fig. 5 een perspektivisch aanzicht van scharnierende koppelmiddelen tussen twee begrenzingselementen is; fig. 6 een perspektivisch aanzicht is van twee kleine begrenzingselementen met daarin verplaatsingsmiddelen, welke met elkaar verbonden zijn door een uitschuifbaar begrenzingselement zonder verplaatsingsmiddelen; en fig. 7 een gedeeltelijk weggebroken perspektivisch aanzicht is van twee met elkaar verbonden begrenzingselementen, welke voorzien zijn van een ruimte voor het opnemen van ballastmateriaal.

Overeenkomstige verwijzingscijfers verwijzen naar overeenkomstige onderdelen.

In fig. la wordt een voorbeeld van een periodieke toepassing van een inrichting volgens de uitvinding getoond. Twee rijbanen 1 en 2 met ieder twee rijstroken 3 en 4, resp.

5 en 6 en tegengestelde rijrichtingen 7 en 8 worden van elkaar gescheiden door een reeks begrenzingselementen 9. Wanneer verkeer in de richting 7 overheerst bevinden de begrenzingselementen 9 zich in de gestippelde stand. Wanneer richting 8 de drukste rijrichting is, wordt de doorgetrokken begrenzing 9 gebruikt. In fig. lb bevindt zich een wegversperring 10 op rijbaan 2. Het verkeer wordt omgeleid over rijbaan 1 en de daarbij behorende vluchtstrook 11. Afhankelijk van de hoeveelheid verkeer wordt rijstrook 3 gebruikt voor verkeer in de richting 7, hetgeen overeenkomt met de gestippelde stand van de begrenzingselementen 9, danwel voor verkeer in de richting 8, weergegeven door de doorgetrokken stand van de begrenzingselementen 9.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspek-tivisch aanzicht van een begrenzingselement 9, waarin verplaats ingsmiddelen 12 zijn opgenomen. Het element 9 is telescopisch uitschuifbaar .langs een binnenprofiel 13. De ver-plaatsingsmiddelen 12 omvatten rollen 14, waaromheen een eindloze loopband 15 geslagen is. De rollen 14 worden via een aandrijfelement 16 aangedreven door een motor 17. Onder een afsluitplaat 20 bevinden zich bedieningsmiddelen 19 voor lucht- en elektriciteitstoevoer. Balgcilinders 20a bevinden zich in de niet-opgeblazen ruststand, waardoor de rollen 14 in de onwerkzame stand staan, dat wil zeggen dat ze volledig zijn opgenomen in het begrenzingselement 9.

Fig. 3 toont opgeblazen balgcilinders 20b, waardoor de rollen 14 gedeeltelijk onder het begrenzingselement 9 uitsteken voor het verplaatsen daarvan.

Fig. 4 toont een uitschuifbaar begrenzingselement 9 met in beide uiteinden opgenomen verplaatsingsmiddelen 12.

Fig. 5 toont koppelelementen 21, welke scharnier-baar met elkaar verbonden zijn.

In fig. 6 zijn twee kleine begrenzingselementen 22 met verplaatsingsmiddelen (niet getoond) getekend, waartussen een zogeheten dummy-element 23 zonder verplaatsingsmiddelen is bevestigd. De koppelelementen 21 zijn scharnierbaar in het horizontale vlak, terwijl de koppelelementen 25 in het verticale vlak scharnierbaar zijn. Het dummy-element 23 is uitschuifbaar langs een binnenprofiel 24.

Fig. 7 toont twee begrenzingselementen 9, waarin een ruimte 26 voor ballastmateriaal 27, zoals bijv. zand, is opgenomen. Onderaan bevindt zich een uitlaat 28 voor het verwijderen van het ballastmateriaal 27 uit de ruimte 26.

Claims (13)

1. Inrichting voor het begrenzen van rijbanen, omvattende tenminste één langwerpig begrenzingselement, gekenmerkt door met het begrenzingselement verbonden verplaat-singsmiddelen.

2. inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen worden gevormd door rollen, waarvan de rotatieas in hoofdzaak in de langsrichting van het begrenzingselement verloopt.

3. inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen in het begrenzingselement zijn opgenomen en dat de rollen beweegbaar zijn tussen een onwerkzame stand binnen en een werkzame stand buiten de omtrek van het begrenzingselement.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de beweging van de rollen wordt ontleend aan tenminste één balgcilinder.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de balgcilinder voor het opblazen daarvan is verbonden met een compressor.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het begrenzingselement voor het opblazen van de balgcilinder is verbonden met een luchtreservoir.

7. Inrichting volgens conclusie 2-6, met het kenmerk, dat om de rollen een eindloze loopband geslagen is.

8. Inrichting volgens conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de rollen voor het aandrijven daarvan zijn verbonden met een motor.

9. inrichting volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het begrenzingselement aan zijn kopzijden is voor- i zien van koppelelementen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de koppelelementen scharnierbaar verbindbaar zijn met de koppelelementen van een tweede begrenzingselement.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclu-i sies, met het kenmerk, dat het begrenzingselement in langsrichting telescopisch uitschuifbaar is.

12. Inrichting volgens conclusie 1-11, met het kenmerk, dat het begrenzingselement een ruimte bevat voor het daarin opnemen van ballastmateriaal.

13. Werkwijze voor het opbouwen van een inrichting voor het begrenzen van rijbanen door het aan elkaar koppelen van begrenzingselementen, met het kenmerk, dat op gerede afstanden begrenzingselementen volgens één der voorgaande conclusies worden ingevoegd.