NL9000115A - Inrichting voor het projecteren van televisiebeelden. - Google Patents

Description

N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven"Inrichting voor het projecteren van televisiebeelden."

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor hetprojecteren van televisiebeelden, voorzien van een lichtbron en vandichroitische spiegels, welke het licht scheiden in een drietalkanalen, waarbij het licht in ieder kanaal wordt geleid door een LCD,waarna het in de verschillende kanalan door de LCD's doorgelaten lichtmet behulp van dichroitische spiegels wordt verenigd in een enkelkanaal voor toevoer aan een projectiesysteem.

Er zijn TV-projectiesystemen in ontwikkeling, waarbij hetvan een lichtbron afkomstige licht in verschillende kleurcomponenten,zoals rood, groen en blauw in een drietal afzonderlijke kanalen wordtgescheiden met behulp van dichroitische spiegels.

De zo verkregen in verschillende kanalen verlopende licht¬bundels van verschillende kleuren worden vervolgens gevoerd door opzichzelf bekende vloeibaar kristal weergeefeenheden met twee polaroids(in de beschrijving genoemd LCD). De LCD*s worden met behulp van opzichzelf bekende regelmiddelen, die voor de uitvinding verder niet vanbelang zijn en dan ook niet nader zullen worden beschreven, aangestuurdom slechts gewenste gedeelten van de lichtbundels in de verschillendekanalen door te laten, De zo door de LCD*s doorgelaten lichtbundelsworden weer met behulp van dichroitische spiegels samengevoegd in eenenkel kanaal en de zo verkregen gecombineerde lichtbundel wordt uit¬eindelijk toegevoerd aan een projectiesysteem voor het projecteren vanhet gewenste beeld.

De LCD's zijn in het algemeen bevestigd aan een gemeen¬schappelijk steunorgaan of huis waarin de door de LCD’s tredende licht¬bundels met behulp van de in dit steunorgaan of huis opgesteldedichroitische spiegels moeten worden gecombineerd.

Daarbij is het noodzakelijk, dat de door de drie afzonder¬lijke LCD*s met behulp van het doorgelaten licht gevormde beeldenelkaar op de juiste wijze overlappend worden geprojecteerd om eenscherp en duidelijk beeld te verkrijgen. Hiertoe is het vereist, datbij het samenbouwen van de inrichting de LCD's op de juiste wijze ten opzichte van elkaar worden ingesteld.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat deLCD’s zijn bevestigd aan een gemeenschappelijk steunorgaan, ten opzich¬te waarvan een van de LCD’s een vaste stand inneemt, terwijl de beideandere LCD's ieder met het steunorgaan zijn verbonden met behulp vaneen drietal instelorganen, waarbij de drie met een LCD gekoppelde in-stelorganen op de desbetreffende LCD aangrijpen in een drietal aankop-pelpunten, die gezien in de bewegingsrichting van het licht door de desbetreffende LCD opeenvolgend over een hoek van 90° ten opzichte van \ elkaar zijn versprongen, en ieder instelorgaan zodanig is uitgevoerd,dat met behulp van het instelorgaan in zijn aankoppelpunt een bewegingevenwijdig aan de bewegingsrichting van het licht door de desbetreffen¬de LCD, evenals een beweging loodrecht op de bewegingsrichting van hetlicht door de desbetreffende LCD te bewerkstelligen is.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kande vast met het steunorgaan verbonden LCD worden gebruikt als referen-tieorgaan ten opzichte waarvan de andere LCD's in de juiste standworden gebracht met behulp van de met de desbetreffende LCD’s gekoppel¬de instelorganen. In de praktijk is gebleken, dat op deze wijze eennauwkeurige instelling van de LCD's te bewerkstelligen is, zodanig, datde afzonderlijke bij de LCD’s gevormde beelden op de juiste wijze overelkaar kunnen worden geprojecteerd.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op eeninrichting voor het vastzetten van een schijfvormig orgaan ten opzichtevan een plaatvormig wanddeel van een het schijfvormig orgaan opnemendsteundeel. Bij de bevestiging van schijfvormige organen, in het bijzon¬der bij de bevestiging van spiegels, zoals bijvoorbeeld toegepast in dehierboven beschreven projectie-inrichting is het van belang, dat hetschijfvormig orgaan respectievelijk spiegel op eenvoudige wijze in degewenste stand kan worden vastgezet.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat in hetplaatvormig wanddeel een sleuf is aangebracht voor het opnemen van hetschijfvormige orgaan en ter hoogte van de sleuf een langwerpig vinger¬vormig orgaan uit het plaatvormige wanddeel is uitgestansd, zodanig,dat dit vingervormige orgaan slechts met een uiteinde en tussen zijnuiteinden met twee een hoek met elkaar insluitende verbindingsdelen methet overblijvende gedeelte van het plaatvormige wanddeel is verbonden.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan het schijf¬vormige orgaan respectievelijk de spiegel in de sleuf worden gestokenen kan door vervorming van de beide een hoek met elkaar uitsluitendeverbindingsdelen een verzwenking van het vingervormige orgaan wordenbewerkstelligd, zodanig dat het vrije uiteinde van dit vingervormigeorgaan het schijfvormige orgaan tegen de tegenover het vrije uiteindevan het vingervormige orgaan liggende begrenzingsrand van de sleufdrukt. Door de blijvende vervorming van de een hoek met elkaar inslui¬tende verbindingsdelen wordt daarbij op eenvoudige wijze een fixeringvan het schijfvormige orgaan ten opzichte van het plaatvormige wanddeelverkregen zonder dat daarbij extra, veelal hinderlijke uitsteekselsvormende bevestigingsmiddelen benodigd zijn.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan dehand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvormvan de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van eeninrichting volgens de uitvinding, gedeeltelijk in aanzicht en gedeelte¬lijk in doorsnede,

Figuur 2 toont schematisch in perspectief een huis met daar¬aan bevestigde LCD's en instelorganen voor de LCD*s,

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op een uitvoeringsvoorbeeldvan een instelorgaan volgens de uitvinding,

Figuur 4 toont een zijaanzicht op figuur 3, gezien volgensde pijl IV in figuur 3,

Figuur 5 toont een aanzicht op figuur 3, gezien volgens pijlV in figuur 3,

Figuur 6 toont een deel van het in figuur 3 weergegeven in¬stelorgaan, gezien volgens de pijl VI in figuur 3,

Figuur 7 toont op grotere schaal een deel van het in figuur2 weergegeven huis, gedeeltelijk gezien in bovenaanzicht en gedeelte¬lijk in doorsnede,

Figuur 8 toont de bevestiging van een schijfvormig orgaan ineen plaatvormig wanddeel.

Figuur 1 toont een rechthoekig huis 1 aan een zijwand waar¬van een lamphuis 2 is bevestigd met behulp waarvan door een, in eende desbetreffende wand aangebrachte, opening licht in het inwendige vanhet huis kan worden gestraald. In de lichtbaan van het lamphuis 2 zijn in het huis 1 een drietal dichroitische spiegels 3> 4 en 5 achterelkaar opgesteld. Op bekende wijze laten deze spiegels slechts een deelvan het opvallende licht door, terwijl gezien in figuur 1 een deel vanhet in horizontale richting vanuit het lamphuis 2 op de spiegels opval¬lende licht in vertikale richting wordt afgebogen, zodat bijvoorbeeldbij de spiegel 3 een omhoog gerichte kanaal van blauw licht, bijspiegel 4 een omhoog gericht kanaal van groen licht en bij spiegel 5een omhoog gericht kanaal van rood licht wordt gevormd.

Het van de spiegel 3 afkomstige licht wordt door een verderespiegel 6 omgebogen in de richting van een lens 7· Het door de spiegels4 en 5 afgebogen licht valt op een lens 8 respectievelijk 9.

Zoals uit figuur 1 blijkt strekken de evenwijdig aan elkaarverlopende hartlijnen van de lenzen 8 en 9 zich loodrecht uit op dehartlijn van de lens 7. Daarbij zijn de lenzen 7> 8 en 9 opgesteldnabij zich evenwijdig aan deze lenzen uitstrekkende wanddelen van eenin het huis 1 opgenomen in opbouw min of meer L-vormig huis 10. In dithuis 10, ook wel recombinatie-huis genoemd worden op hieronder nognader te beschrijven wijze de door de lenzen 7, 8 en 9 in het huisdoorgelaten lichtstralen weer gecombineerd en als een enkele bundeltoegevoerd naar een aan het huis bevestigd projectiesysteem 111, metbehulp waarvan een beeld kan worden geprojecteerd.

Aan de tegenover de lenzen 7-9 gelegen wanddelen van hethuis 10 zijn zoals schematisch in figuur 2 is weergegeven LCD’s 11-13bevestigd. Daarbij neemt de tegenover de lens 8 gelegen LCD 12 eenvaste stand in ten opzichte van het huis 10, terwijl de LCD's 12 en 13ten opzichte van het huis instelbaar zijn met behulp van instelorganen14. Daarbij zijn zowel voor de LCD 11 als voor de LCD 13 een drietalinstelorganen 14 aangebracht, die zijn aangebracht op een drietalopvolgend een hoek van 90° insluitende begrenzingswanden van het huis10.

Een uitvoeringsvoorbeeld van een instelorgaan 14 zal hier¬onder nader worden uiteengezet aan de hand van de figuren 3-6. Het in¬stelorgaan omvat een eerste langgestrekt been 15 in het vrije uiteindewaarvan een U-vormige uitsparing 16 is aangebracht.

Vanaf het de uitsparing 16 bezittende uiteinde neemt debreedte van het been geleidelijk af in de richting van een rechthoekigtussenstuk 17 van het been, dat ten opzichte van de aan weerszijden daarvan gelegen delen van het been 15 een weinig is doorgedrukt.

Het resterende deel van het been 15 neemt geleidelijk weerin breedte toe en sluit aan een zijkant aan op een verbindingsstuk 18,dat aan zijn van het been 15 afgekeerde zijkant aansluit op een inhoofdzaak rechthoekig plaatvormig deel 19. Daarbij is, zoals in hetbijzonder uit figuur 5 blijkt het verbindingsstuk 18 ten opzichte vande een geheel daarmee vormende en aan weerszijden daarvan gelegen delen 15 en 19 enigszins doorgedrukt.

Het verbindingsstuk is met behulp van een verbindingsrug 20, \ waarvan de breedte aanzienlijk kleiner is dan die van het verbindings¬stuk 18, verbonden met het uiteinde van een zich in hoofdzaak evenwij¬dig aan het been 15 en tussen het been 15 en het plaatvormig deel 19uitstrekkend been 21, waarvan de breedte ongeveer gelijk is aan debreedte van het verbindingsstuk 18.

Het vrije uiteinde van het been 21 is met behulp van eenverbindingsrug 22, die qua afmetingen overeenkomt met de verbindingsrug20, verbonden met een in hoofdzaak ü-vormig aankoppelstuk 23, datongeveer op dezelfde hoogte is gelegen als het de U-vormige uitsparing 16 bezittende vrije uiteinde van het been 15.

Het been 21 ligt in een vlak met het deel 18 en zal zodoendein gemonteerde toestand op afstand van de wand van het huis 10 liggen.

Zoals verder uit figuur 3 blijkt is nabij het verbindings¬stuk 18 in het plaatvormige deel 19 een zich evenwijdig aan de lengte¬richting van het verbindingsstuk uitstrekt sleufgat 24 in de plaat¬vormige deel aangebracht, zodat het plaatvormige deel in feite slechtsmet het verbindingsstuk is verbonden met een verbindingsrug 25, welkequa afmetingen overeenkomt roet de verbindingsruggen 20 en 22.

Aan zijn van het been 21 afgekeerde zijde heeft het plaat¬vormige deel een verlenging 26 waarop een arm 27 aansluit, welke eenverbinding vormt tussen het uiteinde van de verlenging 26 en een vaneen U-vormige uitsparing 28 voorzien plaatdeel 29· Zoals in het bij¬zonder uit figuur 6 blijkt is de arm 27 weer enigszins doorgedrukt tenopzichte van de aan weerszijden daarvan gelegen delen 29 en 26.

In de verlenging 26 is een zich vanaf een zijkant van deverlenging in de richting van de arm 21 uitstrekkende wigvormigeopening 30 aangebracht. Boven deze wigvormige opening 30 is in deverlenging 26 een cirkelvormig gat 31 gevormd, waarop een spieetvormige opening 32 aansluit, welke zich vanaf de naar het been 21 toegekeerdebegrenzingsrand van de verlenging 26 tot in het gat 31 uitstrekt. Opdeze wijze is een verbindingsstuk 33 gevormd, dat aan een uiteinde metbehulp van een een kleine doorsnede bezittende verbindingsrug 34 methet uiteinde van de verlenging 26 is verbonden en aan zijn andere uit¬einde met behulp van een een kleine doorsnede bezittende verbindingsrug35 is verbonden met het uiteinde van een verbindingsarm, welke uit tweeten opzichte van elkaar doorgedrukte delen 36 en 37 is opgebouwd. Daar¬bij ligt het deel 37 in een vlak met de doorgedrukte delen 18 en 21.

\

Op het van het verbindingsstuk 33 afgekeerde uiteinde van deverbindingsarm 36, 37 sluiten aan de van het verbindingsstuk 33 afge¬keerde zijde van de verbindingsarm een tweetal verdere verbindingstuk-ken 38 en 39 aan via een verhoudingsgewijs kleine doorsnede bezittendeverbindingsruggen 40 respectievelijk 41.

Het verbindingsstuk 38 is met behulp van een verdere eenkleine doorsnede bezittende verbindingsrug 42 aangesloten op een zij¬kant van de arm 21 nabij het midden van deze arm.

Het verbindingsstuk 39 is langs een zich loodrecht op de arm21 uitstrekkende rand aangesloten op een rand van het plaatvormige deel19-

In het plaatvormige deel 19 zijn verder een tweetal gaten 43en 44 aangebracht voor het doorvoeren van schroeven, nagels of derge¬lijke met behulp waarvan het plaatvormige deel 19 van het uit eenplaatvormige stuk materiaal vervaardigde instelorgaan 14 aan een wandvan het huis 10 kan worden bevestigd op de in figuren 2 en 7 weergege¬ven wijze.

De opstelling is daarbij zodanig, dat het doorgedrukte deel17 is gelegen onder een zich schrijlings over dit doorgedrukte deel 17uitstrekkende een geheel met de wand van het huis 10 vormende ü-vormigebeugel 45, waartegen het doorgedrukte deel 17 tengevolge van de vorm¬geving van het instelorgaan 14 met kracht wordt aangedrukt. Op soort¬gelijke wijze is de doorgedrukte arm 27 gelegen onder een zich eengeheel met de wand van het huis 10 vormende U-vormige beugel 46 waar¬tegen de arm 27 eveneens met kracht wordt aangedrukt. In de wandvan het huis 10 zijn verder ter hoogte van de U-vormige uitsparingen 16en 28 een of meerdere boringen 47 respectievelijk 48 aangebracht vooreen hieronder nog nader te omschrijven doel.

Zoals verder nog uit figuur 7 blijkt is een instelbare LCD11 bevestigd aan een verbindingsplaat 49, welke is omgeven door eenstofring 50. Aan de van het huis 10 afgekeerde zijde is de LCD verdernog afgeschermd door transparante afdekplaten 51, die zijn bevestigdaan een koelframe 52. De verbindingsplaat 49 is met de desbetreffendedrie instelorganen 14 gekoppeld met behulp van bouten 53, die zijn ge¬stoken door in de verbindingsplaat aangebrachte gaten en zijn ge¬schroefd in de U-vormige aankoppelstukken 23, zodat de verbindingsplaaten daarmee de desbetreffende LCD 11 in een drietal aankoppelpuntenwordt ondersteund door instelorganen 14, waarbij de aankoppelpuntengezien in de richting waardoorheen een lichtstraal door de LCD bewegenopeenvolgend over een hoek van 90° ten opzichte van elkaar verdraaidzijn opgesteld.

Doordat de instelorganen 14 op de buitenzijde van het huis10 zijn aangebracht zijn zij goed toegankelijk.

Om een instelling van het door een bout 53 gevormde aankop-pelpunt tussen een instelorgaan 14 en de een LCD ondersteunende verbin¬dingsplaat 49 te bewerkstelligen wordt het de uitsparing 16 bezittendeuiteinde van de arm 15 in de richting volgens pijl A naar links of naarrechts verplaatst en/of het de uitsparing 28 bezittende plaatdeel 29volgens de pijl B naar links of naar rechts verplaatst.

Een dergelijke verplaatsing kan worden bewerkstelligd metbehulp van een pen, waarvan de diameter ongeveer overeenkomt met debreedte van de uitsparing 16 respectievelijk de uitsparing 28. Aan hetondereinde van deze pen is een excentrisch ten opzichte van de hartlijnvan de pen gelegen stift aangebracht, die past in de boringen 47 en 48.

Het zal duidelijk zijn, dat indien de stift in een van deboringen 47 of 48 wordt gestoken, zodat het ondereinde van de de stiftdragende pen tussen de de uitsparing 16 of de uitsparing 48 begrenzendebenen is gelegen, en vervolgens de pen om de hartlijn van de stiftwordt gedraaid het uiteinde van de arm 15 respectievelijk het plaat¬vormige deel 29 gezien in figuur 7 in de een of de andere richtingvolgens de pijl A respectievelijk de pijl B zal worden verplaatst.

Bij verplaatsing van het vrije uiteinde van de arm 15 in derichting volgens de pijl A zal de arm 15 ten opzichte van het overigedeel van het instelorgaan 14 gaan draaien om een scharnierpunt gevormddoor de verbindingsrug 25. Door de verdraaiing om het scharnierpunt 25 wordt het verbindingsstuk 18 en het daarmede verbonden been 21 althansin hoofdzaak in de lengterichting van dit been 21 verplaatst, welkebeweging van het been 21 wordt toegestaan, doordat ook een scharnier-beweging kan optreden in de verbindingsruggen HO en 42. Het zal duide¬lijk zijn, dat een verplaatsing van het been 21 in zijn lengterichtingeen overeenkomstige verplaatsing bewerkstelligt van het aankoppelpuntwaarin het been 21 met de desbetreffende LCD ondersteunende verbin-dingsplaat 49 is gekoppeld.

Door de wrijvingskracht opgewekt tussen het doorgedrukte

N

deel 17 en de beugel 45 zal het been 15 en daarmede het been 21 en hetaankoppelpunt tussen dit been 21 en de verbindingsplaat 49 in een inge¬stelde stand blijven staan.

Indien het plaatdeel 29 volgens de pijl B in de ene of deandere richting zal worden verplaatst zal dit plaatdeel met de arm 27gaan verzwenken om een als scharnierpunt werkende verbindingsrug 54tussen het gat 31 en het binneneinde van de wigvormige opening 30. Dezebeweging van de arm 27 wordt via het verbindingsstuk 33 overgebracht opde verbindingsarm 36, 37, welke dientengevolge zal gaan verzwenken omhet door de verbindingsrug 41 gevormde scharnierpunt. Deze verzwenk-beweging van de arm 36, 37 wordt via het verbindingsstuk 38 weer over¬gebracht op het been 21, zodat dit been 21 zal gaan verzwenken om hetdoor de verbindingsrug 20 gevormde scharnierpunt, Het zal duidelijkzijn, dat een dergelijke verzwenking van de arm 21 bij het door de bout53 gevormde aankoppelpunt een verplaatsing van de de LCD ondersteunendeverbindingsplaat 49 zal bewerkstelligen in een richting loodrecht op delengterichting van de arm 21. Ook hier zal de ingestelde stand van dearm 27 en daarmede de ingestelde stand van de met de arm 27 verbondendelen worden gehandhaafd door de wrijvingskracht opgewekt tussen de arm27 en de beugel 46.

Door gebruikmaking van het instelorgaan kan ter plaatse vanhet aankoppelpunt tussen het instelorgaan 14 en een desbetreffende LCDondersteunende verbindingsplaat 49 een verplaatsing in twee loodrechtop elkaar staande richtingen worden bewerkstelligd. Doordat iedere eenLCD ondersteunende verbindingsplaat 49 in een drietal 90° ten opzichtevan elkaar verbonden punten met een instelorgaan 14 is verbonden kaneen dergelijke verplaatsing in twee loodrecht op elkaar staande rich¬tingen in deze drie punten worden bewerkstelligd, zodat het mogelijk is om de desbetreffende LCD in iedere gewenste stand in te stellen.Zodoende is het mogelijk om de beide instelbare LCD's zodanig af testellen, dat de in deze LCD's gevormde beelden op de juiste wijze zul¬len samenvallen met het beeld gevormd door de als referentie dienendevast opgestelde LCD.

Door de plaatvormige uitvoering van het instelorgaan 14 zaldit instelorgaan weinig ruimte in beslag nemen en zodoende bijdragenaan de compacte bouw van de inrichting waarin het instelorgaan wordt toegepast. Verder is door de vormgeving van het instelorgaan 14 bewerk- \ stelligd, dat de verplaatsing van het vrije uiteinde van het been 15een aanzienlijk kleinere verplaatsing van het been 21 in zijn lengte¬richting tot gevolg heeft; in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeldbedraagt de verhouding tussen deze verplaatsingen ongeveer 1:10. Ook deverplaatsing van het plaatvormige deel 29 in de richting volgens pijl Bresulteert door de gekozen uitvoering van het instelorgaan 14 in eenaanzienlijk kleinere verplaatsing van het aankoppelstuk 23; in hetweergegeven uitvoeringsvoorbeeld bedraagt de verhouding tussen dezeverplaatsingen ongeveer 1:10.

Figuur 8 toont nog schematisch de wijze waarop een rand vaneen schijfvormig orgaan zoals een spiegel 55 kan worden vastgezet ineen plaatvormige wand 56 van een huis. De van de wand 56 afgekeerdebegrenzingsrand van de spiegel 55 kan bijvoorbeeld zijn geschoven inbeugels of dergelijke, die zijn bevestigd aan een tegenover de wand 56liggende begrenzingswand van het desbetreffende huis.

Zoals in figuur 8 weergegeven is de spiegel 55 in een in dewand 56 aangebracht sleufgat 57 gestoken. Op dit sleufgat sluit een inde wand 56 aangebrachte uitsparing 58 aan. In deze uitsparing is eeneen geheel met de wand 56 vormend vingervormig orgaan 59 gelegen, waar¬van slechts een uiteinde met behulp van een verbindingsrug 60 met hetoverige deel van het plaatvormige orgaan 56 is verbonden. Tussen zijnuiteinden is het vingervormige orgaan 59 verder met het plaatvormigedeel verbonden met behulp van een tweetal een hoek met elkaar inslui¬tende verbindingsdelen 61 en 62, die eveneens een geheel vormen met hetvingervormige orgaan 59 en de wand 56. Aan zijn vrije, van de verbin¬dingsrug 60 afgekeerde uiteinde is het vingervormige orgaan voorzienvan een naar de spiegel 55 toegekeerde neus 63· Deze neus 63 is gelegentegenover een uitsteeksel 64 van de begrenzingsrand van het sleufgat 57, welke aan de van de neus 63 afgekeerde zijde van de spiegel 55 isgelegen.

Dat gedeelte van de vingervormige arm 59, dat tussen de eenhoek met elkaar insluitende verbindingsdelen 61 en 62 en de uitstekendeneus 63 is gelegen is over een deel 65 van zijn lengte smaller uitge¬voerd dan het overige deel van het vingervormige orgaan 59.

Het vingervormige orgaan 59 met de daarmee samenhangendedelen zal aanvankelijk in de in figuur 8 weergegeven vorm uit hetmateriaal van de wand 56 zijn uitgestansd. Na het insteken van despiegel 55 kunnen cie twee een hoek met elkaar insluitende verbindings¬delen met een geschikt gereedschap zodanig worden vervormd, dat de hoekdie deze delen 61 en 62 met elkaar insluiten groter zal worden. Dien¬tengevolge zal het vingervormige orgaan 59 ten opzichte van de wand 56worden verzwenkt om het door de verbindingsrug 60 gevormde scharnier¬punt. Dientengevolge zal de neus 63 naar de spiegel 55 worden gedron¬gen, zodat de spiegel 55 wordt vastgeklemd tussen de neus 63 en hetuitstekende deel 64. Door het dunner uitgevoerde gedeelte 65 van hetvingervormige orgaan 59 zal het vingervormige orgaan 59 een zekereveerkracht bezitten, waardoor wordt voorkomen, dat ongewenst hogekrachten op de spiegel 55 worden uitgeoefend.

Het zal duidelijk zijn, dat zo op snelle en effectieve wijzeeen vastzetting van de in de sleuf 57 van de wand 56 gelegen rand vande spiegel 55 kan worden bewerkstelligd zonder dat daarbij losse en/ofuitstekende onderdelen benodigd zijn, zodat een goedkope en een eencompacte opbouw bezittende uitvoering is verkregen.

Claims (11)

1. Inrichting voor het projecteren van televisiebeelden, voor¬zien van een lichtbron en van dichroitische spiegels, welke het lichtscheiden in een drietal kanalen, waarbij het licht in ieder kanaalwordt geleid door een LCD, waarna het in de verschillende kanalen doorde LCD's doorgelaten licht met behulp van dichroitische spiegels wordtverenigd in een enkel kanaal voor toevoer aan een projectiesysteem, methet kenmerk, dat de LCD's (11, 12, 13) zijn bevestigd aan een gemeen¬schappelijk steunorgaan (10) ten opzichte waarvan een van de LCD's (12)een vaste stand inneemt, terwijl de beide andere LCD's (11, 13) iedermet het steunorgaan (10) zijn verbonden met behulp van een drietal in-stelorganen (1*0, waarbij de drie met een LCD (11, 13) gekoppelde in-stelorganen (14) op de desbetreffende LCD (11, 13) aangrijpen in eendrietal aankoppelpunten, die gezien in de bewegingsrichting van hetlicht door de desbetreffende LCD (11, 13) opeenvolgend over een hoekvan 90° ten opzichte van elkaar zijn versprongen, en ieder instelorgaan(1*0 zodanig is uitgevoerd, dat met behulp van het instelorgaan (1*0 inzijn aankoppelpunt een beweging evenwijdig aan de bewegingsrichting vanhet licht door de desbetreffende LCD (11, 13) evenals een bewegingloodrecht op de bewegingsrichting van het licht door de desbetreffendeLCD (11, 13) te bewerkstelligen is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deinstelorganen (14) zijn bevestigd aan de buitenzijde van wanden van eenhet steunorgaan vormend huis (10), dat is voorzien van openingen terhoogte waarvan de LCD's (11, 13) zijn opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het instelorgaan (14) is voorzien van een arm (21), welke zich althansin hoofdzaak evenwijdig aan de bewegingsrichting van het licht door demet het instelorgaan gekoppelde LCD (11, 13) uitstrekt, waarbij de arm(21) met een uiteinde (23) met de desbetreffende LCD (11, 13) isgekoppeld, terwijl de arm (21) zowel in zijn lengterichting verplaats¬baar is als zwenkbaar om een scharnieras (20), welke zich loodrecht opde lengterichting van de arm (21) uitstrekt in een op afstand van hetmet de LCD (11, 13) gekoppelde uiteinde (23) van de arm.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de arm(21) deel uitmaakt van een plaatvormig instelorgaan (14) en de arm (21)aan zijn uiteinde, dat is afgekeerd van het met de LCD (11, 13) verbon¬den uiteinde (23) is verbonden met een zich evenwijdig aan deze arm (21) uitstrekkende tweede arm (15), en met behulp van een een schar-nieras vormende verbindingsrug (25) is verbonden met een vast aan hethuis (10) bevestigd deel (19) van het plaatvormige verbindingsstuk (14) , terwijl het vrije uiteinde van de tweede arm (15) is voorzien vanmiddelen (16) met behulp waarvan de tweede arm (15) dwars op zijnlengterichting kan worden verplaatst.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat detweede arm (15) is voorzien van een doorgedrukt gedeelte (17), datonder spanning aanligt tegen een zich schrijlings over de tweede arm (15) uitstrekkende en met het huis (10) verbonden beugel (45).

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dathet instelorgaan (14) aan de van de tweede arm (15) afgekeerde zijdevan de met zijn ene uiteinde (23) met de LCD (11, 13) verbonden arm(21) is voorzien van een derde arm (27, 29), welke met behulp van eenscharnieras vormende verbindingsrug (54) is verbonden met het vast methet huis (10) verbonden deel (19) van het instelorgaan (14) en metbehulp van een deel van het instelorgaan vormende verbindingsdelen (33,42) tevens is gekoppeld met de met de LCD (11, 13) verbonden arm (21)tussen de uiteinden van deze arm (21), die nabij zijn van de LCD afge¬keerde uiteinde met behulp van een een scharnieras vormende verbin¬dingsrug (20) scharnierend met de tweede arm is gekoppeld.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat dederde arm (27, 29) is voorzien van een doorgedrukt gedeelte (27), datonder spanning aanligt tegen een zich schrijlings over de derde arm(27, 29) uitstrekkende en aan het huis (10) bevestigde beugel (46).

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat dederde arm (27, 29) tussen zijn uiteinden met behulp van een verbin¬dingsstuk (33) scharnierend (34, 35) is verbonden met een uiteinde vaneen vierde arm (36, 37), die is gelegen tussen de derde arm (29, 29) ende met een LCD (11, 13) verbonden arm (21), terwijl het andere uiteindevan de vierde arm (36, 37) met behulp van een verbindingsrug (41)scharnierend met het vast met het huis (10) verbonden deel (19) van hetinstelorgaan is verbonden en de vierde arm (36, 37) tussen zijn uit¬einden met behulp van een verbindingsstuk (38) scharnierend (40, 42) isverbonden met de met een LCD (11, 13) verbonden arm (21) in een tussende uiteinden van deze arm (21) gelegen punt.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies waarbij een schijfvormig orgaan ten opzichte van een plaatvormig wand-deel van een het schijfvormig orgaan opnemend steundeel is vastgezet,met het kenmerk, dat in het plaatvormige wanddeel (56) een sleuf (57)is aangebracht voor het opnemen van het schijfvormig orgaan (55) en terhoogte van de schijf een langwerpig vingervormig orgaan (59) uit hetplaatvormig wanddeel (56) is uitgestansd, zodanig, dat dit vinger¬vormige orgaan (59) slechts met een uiteinde (60) en tussen zijn uit¬einden met twee een hoek met elkaar insluitende verbindingsdelen (61,62) met het overblijvende gedeelte van het plaatvormige wanddeel is S verbonden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat ditvingervormige orgaan (59) is voorzien van een uitstekende neus (63),welke zich uitstrekt in de richting van een uitstekend deel (64)gevormd op een tegenoverliggende rand van de sleuf (57).

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dathet vingervormige orgaan tussen zijn vrije uiteinde en de verbindings¬delen (61, 62) is voorzien van een versmalling (65).