NL8900384A - Met schuim geisoleerd vat en werkwijze ter vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

Y

ΐ i 89 3 01

Korte aanduiding: Met schuim geïsoleerd vat, evenals werkwijze ter vervaardiging daarvan.

De normale waterverwarmingsketel omvat een vat voor het bevatten van het te verwarmen water en buiten het vat is op een afstand daarvan een mantel aangebracht voor het daartussen verschaffen van een ringvormige holte. Voor het isoleren van het vat wordt een laag isolatiemateriaal, 5 die de vorm kan aannemen van glasvezel of een schuimharsmateriaal,zoals polyurethaan schuim, in de holte geplaatst.

Wanneer een vat met een geschuimde harssamenstelling wordt geïsoleerd, wordt er een vloeibare hars in het boveneinde van de holte ingébracht en buitenwaarts geëxpandeerd voor het vullen van de holten en het 10 verschaffen een isolatielaag. Bij een werkwijze voor het vervaardigen van de met schuim geïsoleerde waterverwarmingsketel, zoals in het Amerikaanse octrooischrift 4.628.184 is beschreven, wordt een uit polyethyleen film gevormde zak met een gesloten bodem in de holte gebracht en de vloeibare hars wordt in de zak ingebracht. Met deze werkwijze bevindt de vloeibare 15 hars zich in de zak welke voorkomt dat er vloeistof uit de holte lekt.

Bij andere werkwijze ter vervaardiging van een met schuim geïsoleerde waterverwarmingsketel wordt een dam of deksel aan het ondereinde van de holte geplaatst voor het tegenhouden van de vloeibare hars, wanneer die in de holte wordt ingebracht. Volgens de werkwijze van het Amerikaanse 20 octrooischrift 4.477.399 wordt een opblaasbare, ringvormige ring aan het ondereinde van de holte geplaatst, en door het inbrengen van gas in de ring zal deze ring radiaal uitzetten voor het vormen van een dam of deksel aan het ondereinde van de holte. In het Amerikaanse octrooischrift 4.372.028 is een ringvormige zak aan het ondereinde van de holte geplaatst 25 en de zak wordt met een vloeibare, schuimbare hars samenstelling gevuld.

De hars zet binnen de zak buitenwaarts uit voor het verschaffen van een kraag of dam aan het ondereinde van de holte.

Het gebruik van een opblaasbare zak is een betrekkelijk kostbare werkwijze, in het bijzonder wanneer de zak niet wordt verwijderd en in de 30 volledig samengestelde waterverwarmingsketel achterblijft. Anderzijds is de verwijdering van de zak voor opnieuw gebruik moeilijk, zelfs wanneer er loslaatmiddelen worden gebruikt, vanwege de neiging van de vloeibare harssamenstelling tot stevig aanhechten aan gebieden die niet op voldoende Ö9003&4 y j -2- wijze met het loslaatmiddel zijn bedekt.

Er is eveneens voorgesteld om het ondereinde van de holte tussen het vat en de mantel door het gebruik van een glas vezelring af te dichten of af te sluiten. Wanneer een glasvezelring echter niet op juiste 5 wijze is aangebracht, kan deze geen positieve afdichting verschaffen en de druk van de uitzettende hars in de holte kan veroorzaken dat de glasvezelring zich verplaatst of tijdens de schuimbewerking migreert.

De uitvinding betreft een met schuim geïsoleerd vat, zoals een water-verwarmingsketel, evenals een werkwijze ter vervaardiging van het met 10 schuim geïsoleerde vat. Op een afstand buitenwaarts van het vat van de waterverwarmingsketel is een mantel geplaatst, terwijl volgens de uitvinding een strook buigzaam materiaal op het buitenoppervlak van het vat wordt aangebracht, of als alternatief, op het binnenoppervlak van de mantel en overbrugt het ondereinde van de holte tussen het vat en de man-15 tel.

De strook omvat een ringvormige, overlangs verlopende flens, die met een hechtmiddel of een klemmechanisme aan het buitenoppervlak van het vat kan worden bevestigd, en een lijfgedeelte dat zich vanaf de flens onder een bovenwaartse hoek zijdelings uitstrekt. Het buitengedeelte van het 20 lijf eindigt in een benedenwaarts stekende lip die met het lijf een scherpe hoek maakt.

Wanneer de strook aan het buitenoppervlak van het vat is bevestigd wordt de mantel rondom het vat samengesteld waardoor de mantel gedwongen wordt om tegen het buiteneinde van de lip aan te drukken, waardoor de lip 25 wordt vervormd en er tussen de lip en het binnenoppervlak van de mantel een afdichting wordt gevormd.

Vervolgens wordt een vloeibare, Schuimbare harssamenstelling in het boveneinde van de holte ingebracht en de strook doet als dam dienst voor het tegenhouden van de vloeibare hars. De vloeibare hars zet uit 30 voor het opvullen van de holte en het verschaffen van een isolatielaag tussen de mantel en het vat.

De strook vormt een eenvoudige en goedkope wijze van verkrijging van een dam of deksel aan het ondereinde van de holte. De aanraking van de lip met de mantel levert een positieve afdichting, en de druk van de 35 vloeibare harssamenstelling tijdens de schuimbewerking werkt tegen het lijfgedeelte van de afdichting voor het drukken van de lip tegen het man- &9003S4.

¥

V

μ.

-3- teloppervlak voor het verbeteren van de dichtheid van de afdichting.

De strook kan ofwel aan de mantel of het vat worden aangebracht en afhankelijk van de vatconstructie overal over de lengte van het vat worden geplaatst. Voorts kan de damvormende strook worden gebruikt bij het ver-5 vaardigen van met schuim geïsoleerde, met gas gestookte of electrische waterverwarmingsketels, of van elke andere soort van met schuim geïsoleerd vat.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een voorkeursuitvoeringsvorm.

10 Fig. 1 is een langsdoorsnede van een waterverwarmingsketel volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een gedeeltelijke langsdoorsnede op vergrote schaal die de strook toont zoals die voorafgaande aan de montage van de buitenmantel aan het vat van de waterverwarmingsketel wordt aangebracht.

15 Fig. 3 is een soortgelijk aanzicht als fig. 2 na de montage van de mantel.

Fig. 1 toont een gebruikelijke met gas gestookte waterverwarmingsketel 1, welke is voorzien van een stalen vat 2, voor het bevatten van het te verwarmen water. Het vat 2 omvat een in hoofdzaak cilindrische wand 3, 20 die aan zijn boveneinde is afgesloten door een bovendeksel 4 en aan zijn ondereinde door een onderdeksel 5.

Het schort 6 strekt zich vanaf het ondereinde van het vat benedenwaarts uit en ondersteunt het vat boven de grondplaat 7, die op zijn beurt vanaf de grond, of een andere fundatie, door een aantal poten 9 wordt onder-25 steund.

Het vat 2 is omgeven door een cilindrische mantel 9 en de mantel ligt op een afstand buitenwaarts van het vat voor het daartussen verschaffen van een ringvormige ruimte of holte 10, welke in de afgewerkte toestand van de waterverwarmingsketel een schuimhars-isolatieraateriaal 11 bevat.

30 Het water in het vat 2 wordt verwarmd door een brander 12, die onder het onderdeksel 5 is geplaatst, en een gasvormige brandstof wordt via een toevoerleiding 13 naar de brander gevoed. De stroom gas door de leiding 13 wordt geregeld door een gebruikelijke regelklep 14, die op zijn beurt wordt gestuurd door een thermostaat 15 welke op de watertemperatuur aan-35 spreekt.

De verbrandingsgassen die door de ontsteking van het brandstof-lucht- 8900384.

If «, -4- mengsel ontstaan worden via een of meer verticale rookgaskanalen 16 bovenwaarts door het vat geleid. Zoals is weergegeven, is het ondereinde van het rookgaskanaal 16 in een opening in het onderdeksel 5 bevestigd, terwijl het boveneinde van het rookgaskanaal in een uitgerichte opening in 5 het bovendeksel 4 is bevestigd. In het rookgaskanaal 16 kan een geschikte lijschotinrichting zijn opgenomen voor het verhogen van de warmteoverdracht vanuit de verbrandingsgassen naar het water in het vat 2.

Het binnenoppervlak van het vat- 2 kan, evenals het buitenoppervlak van het rookgaskanaal 16, met een (niet weergegeven) gebruikelijke, cor-10 rosie bestendige bedekking, zoals glas of glasachtige emaille zijn bedekt.

In het ondereinde van het vat 2 wordt via een dompelbuis 17 water ingevoerd, en uit het boveneinde van het vat wordt via een uitlaat 18 verwarmd water afgevoerd.

Zoals in de tekening is weergegeven, is een buigzame strook 19 aan-15 grenzend van het ondereinde van het vat op het buitenoppervlak van de mantel 3 aangebracht. De strook 19 is van een betrekkelijk buigzaam materiaal en kan worden gevormd uit kunststof, rubber, of metalen materialen.

De strook 19 is cilindrisch van vorm en omsluit het vat 2 volledig, waarbij de einden van de strook ofwel in een overlappend of in een stuik aan-20 liggend verband kunnen zijn.

Zoals het duidelijkste in fig. 2 is weergegeven, omvat de strook 19 een overlangse flens 20 die aan hét buitenoppervlak van het vat 2 is bevestigd, bijvoorkeur met behulp van het gebruik van een hechtmiddel, of als alternatief, door het gebruik van een mechanische klemband. Vanaf de 25 flens 20 strekt zich een lijfgedeelte 21 onder een bovenwaarts hoek uit, en het buitendeel van het lijf 21 eindigt in een benedenwaarts stekende lip 22, die onder een scherpe hoek staat ten opzichte van het lijf 21.

Wanneer de mantel 9 benedenwaarts om het vat 2 wordt gemonteerd zal de mantel tegen het buiteneinde van de lip 22 aan drukken waardoor 30 de lip naar beneden wordt gedrukt, zoals in fig. 3 zichtbaar is. De natuurlijke veerkracht van de strook 19 zal het lijf 21 en de lip 22 naar boven drukken voor het totstand brengen van een stevige afdichting tussen de lip en het binnenoppervlak van de mantel 9.

Wanneer de mantel 9 om het vat 2 is gemonteerd wordt er een gebruike-35 lijke, vloeibare, schuimbare harssamenstelling via een opening 23 in het manteldeksel 24 in het boveneinde van de holte 10 ingébracht. De strook 19 89 0 0384 7 • nilinHIMfciirn—1" —— ' & -5- zal de vloeibare hars in de holte tegenhouden en de hars zal uitzetten voor het opvullen van de holte en het verschaffen van de isolatielaag 11 tussen het vat 2 en de mantel 9.

Hoewel in de tekening is weergegeven, dat de strook 19 aan het bui-5 tenoppervlak van het vat 2 wordt aangebracht, is het duidelijk dat de strook strook eveneens aan het binnenoppervlak van de mantel 9 zou kunnen worden aangebracht, in welk geval de lip 22 tegen het buitenoppervlak van de vat-mantel 3 zal rusten voor het verschaffen van de dam of deksel voor het ondereinde Yan de holte 10.

10 Afhankelij'k van de aard van het vat en van de plaats van de vatonder- delen, zoals de thermostaat, de aftapafsluiter en dergelij'ke, kan de strook 19 overal over de lengte van het vat 2 of de mantel 9 worden aangebracht.

Op soortgelijke wijze wordt overwogen, dat de strook 19 na het monteren van de mantel aan het vat aan ofwel het vat 2 of de mantel 9 kan 15 worden aangebracht. In dit geval zal de strook in het ondereinde van de holte 10 worden ingebracht en aan ofwel het vatoppervlak of het mantel-oppervlak worden bevestigd.

Hoewel in de tekening is weergegeven dat de uitvinding op een met gas gestookte waterverwarmingsketel wordt toegepast, kan deze uitvinding even-20 eens op een electrische waterverwarmingsketel of elk ander met schuim geïsoleerd vat worden toegepast.

25 30 35 8900384 Λ

Claims (10)

1. 2. Vat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtings-gedeelte (21, 22) een lijfgedeelte (21) en een buitenlip (22) omvat die 15 onder een scherpe hoek met het lijf (21) is aangebracht en tot in afdichtende aanraking met het tweede orgaan (2 of 3).
2. 3. Vat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het lijf (21) zich onder en scherpe hoek met de horizontaal bovenwaarts uitstrekt, en de lip (22) zich vanaf het lijf (21) benedenwaarts uitstrekt,
3. 4. Vat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strook (19) van een buigzaam materiaal is en zich volledig rondom de omtrek van het eerste orgaan (2 of 3) uitstrekt.
4. 5. Vat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strook (19) aan het buitenoppervlak van het vatorgaan (2) is bevestigd en dat de buiten- 25 omtreksrand met het binnenoppervlak van het mantelorgaan (3) in aanraking is.
5. 6. Vat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strook aan het binnenoppervlak van het mantelorgaan (3) is bevestigd, en de buitenom-treksrand in aanraking is met het buitenoppervlak van het vatorgaan (2).
6. 7. Werkwijze ter vervaardiging van een met schuim geïsoleerd vat, omvattende de bewerkingen van het vormen van een vatorgaan voor het bevatten van een fluïdum, het vormen van een mantelorgaan met een grotere diameter dan het vatorgaan voor het daartussen vormen van een ringvormige holte wanneer het mantelorgaan om het vatorgaan is gemonteerd, het beves- 8900384. ΐ + -7- tigen van een afdichtingsorgaan in de holte, het inbrengen van een vloeibaar, schuimbare harssamenstelling in de holte en tot in aanraking met het afdichtingsorgaan, en het expanderen van de harssamenstelling voor het in hoofdzaak vullen van de holte en het verschaffen van een isolatielaag tus-5 sen het vatorgaan en het mantelorgaan, gekenmerkt door het bevestigen van een strook (19) van buigzaam materiaal aan het oppervlak van een van de organen (2 of 3), welk oppervlak naar het andere orgaan is toegekeerd wanneer het mantelorgaan (3) met het vatorgaan (2) is gemonteerd, terwijl de radiale afmeting van de strook (19) groter is dan de radiale afmeting 10 van de holte (10), het plaatsen van het mantelorgaan (3) om het vatorgaan (2) en het ombuigen van de buitenrand van de strook (19) tot in afdichtende aanraking met het tweede orgaan (3 of 2).
7. 8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de strook (19) aan het buitenoppervlak van het vatorgaan (2) wordt aangebracht, en de 15 buitenrand van de strook (19) tot in afdichtende aanraking is met het binnenopper vlak van het mantelorgaan(3).
8. 9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de strook (19) aan het buitenoppervlak van het vatorgaan (2) wordt aangebracht en de buitenrand van de strook (19) tot in afdichtende aanraking met het binnenop- 20 pervlak van het mantelorgaan (3) is.
9. 10. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, gekenmerkt door de bewerking van het plaatsen van de strook (19) in de holte (10) onder een bovenwaartse hoek met de horizontaal.
10. 11. Werkwijze volgens conclusie 7 tot 9 gekenmerkt doordat de bewerk- 25 king van het inbrengen van de hars in de holte (10) het inbrengen van de hars in het boveneinde van de holte (10) omvat. 30 35 8900384·