NL8802665A - Werkwijze en inrichting voor het beproeven van een antiblokkeer- en/of antislipsysteem van een motorvoertuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het beproeven van een antiblokkeer- en/of antislipsysteem van een motorvoertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze volgens de aanhef van conclusie 1 resp. een inrichting volgens de aanhef van conclusie 7.

Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn op zich bekend. Het uitvoeren van deze bekende werkwijze vergt het gebruik van een de vier wielen van het te testen voertuig ondersteunende rollentestbank waarvan de rollen met hoge snelheid moeten worden aangedreven om de responsie van het ABS-systeem op remmen bij hoge voertuigsnelheden te kunnen controleren.

Uiteraard vergt een dergelijke rollentestbank een aanzienlijke investering, in het bijzonder wanneer de bank geschikt moet zijn voor het testen van het ABS-remsysteem van zware vrachtvoertuigen. Deze investeringen zijn zodanig hoog dat een normale werkplaats zich een dergelijke "snelle" rollentestbank niet kan permitteren.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen en de mogelijkheid te verschaffen het complete ABS- en/of ASR-systeem met een eenvoudige, eventueel langzame bank te testen. De werkwijze volgens de uitvinding wordt hiertoe daardoor gekenmerkt dat men gedurende de test het verwerking- en besturingsstelsel voedt met de sensorsignalen vervangende snelheidssimulatiesignalen.

Men kan daarbij gebruikmaken van een "halve" snelle rollentestbank waar dus slechts twee wielen worden ondersteund terwijl men aan het verwerkings- en besturingsstelsel in plaats van de sensorsignalen der twee andere wielen signalen toevoert die een hoge wielsnelheid simuleren. Het is echter ook mogelijk gebruik te maken van een "langzame" rollentestbank - waarmee twee doch eventueel alle wielen worden ondersteund - terwijl men aan het besturingsstelsel signalen toevoert die een hoge wielsnelheid simuleren. Uit de responsie van het besturingsstelsel tijdens het bedienen van de voertuigremmen kan men zonder meer nagaan of het ABS-systeem naar behoren werkt. In principe kan men zelfs de werkwijze uitvoeren wanneer men slechts een wiel ondersteunt, waarbij men dan voor de resterende wielen (of zelfs alle wielen) simulatiesignalen gebruikt.

Met de werkwijze volgens de uitvinding kan men ook de moderne ASR (Anti-Schlupf-Reglung)-systemen controleren.

Hiertoe ondersteunt men de twee aangedreven wielen op de rollen van een langzame rollenbank en voert men aan het besturingsstelsel signalen toe die een aanzienlijk hogere wielsnelheid simuleren. Wanneer men van één der wielen het simulatiesignaal zodanig wijzigt dat een hogere snelheid wordt gesimuleerd moet het ASR-systeem daarop reageren door het betreffend wiel af te remmen.

Ook kan men de beide simulatiesignalen voor de aangedreven wielen tijdelijk zodanig wijzigen dat voor beide wielen een hogere snelheid wordt gesimuleerd, overeenkomend met een situatie waarin de aangedreven wielen "doorslaan".

Het ASR-systeem moet hierop reageren door de aandrijving der achterwielen te verminderen, bijvoorbeeld door het beïnvloeden van de verbinding tussen gaspedaal en regelaar.

Of een dergelijke reaktie ook in feite optreedt kan ook visueel worden gecontroleerd, danwel bijvoorbeeld met behulp van opnemers.

De werkwijze volgens de uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Deze toont schematisch een rollen-testbank met een met de voorwielen daarop geplaatst, van een ABS- en ASR-systeem voorzien voertuig.

De afgebeelde rollentestbank omvat een eerste rollenpaar 2 met de rollen 2a, 2b, onderling gekoppeld door de drijfriem 4 en via een koppelmeter 6 verbonden met de aandrijfmotor 8.

De rotatiesnelheid der rollen wordt gemeten door de met de rol 2b gekoppelde tachogenerator 10.

Voorts is er een tweede stel rollen 12 met rollen 12a, 12b gekoppeld via de riem 14 en via de koppelmeter 16 aangedreven door de motor 18? de rolsnelheid wordt gemeten door de tachogenerator 20.

Een in de rollenbank aanwezige besturingseenheid 22 levert via de uitgangen 24 en 26 besturingssignalen aan de aandrijfmotoren 8 resp. 18, ontvangt (eventueel op de ingangen 28 en 30 het de rolsnelheid representerend signaal der tachogeneratoren 20 resp. 10) en op de ingangen 32 resp. 34 een door de koppelmeter 6 resp. 16 gemeten/ door de motoren 8 resp.

18 uitgeoefend aandrijfkoppel. Een op deze wijze uitgevoerde rollentestbank is algemeen bekend.

Van het te beproeven voertuig 40 rusten bijvoorbeeld de voorwielen 42 resp. 44 op het rollenpaar 2 resp. 12 en rusten def stilstaande, achterwielen 46 isesp. 48 op de grond. De achterwielen worden aangedreven via het differentieel 50. Elk der vier wielen heeft een, schematisch getekende (schijf)rem aangegeven met 42a voor het wiel 42, met 44a voor het wiel 44, met 46a voor het wiel 46 en met 48a voor het wiel 48. Voorts heeft elk wiel een rotatiesnelheidssensor welke werkzaam is voor het leveren van een de wielsnelheid representerend signaal aan het ABS-systeem; deze sensoren zijn aangegeven met 42b voor het wiel 42, 44b voor het wiel 44, 46b voor het wiel 46 en 48b voor het wiel 48. De door deze sensoren geleverde signalen worden normaliter toegevoerd aan de ingangen 41, 43, 45, 47 van de centrale regel- en besturingseenheid 52 van het ABS- en/of ASR-systeem dat in responsie daarop via de uitgangen 49,51, 53 en 55 besturingssignalen levert aan de individuele remmodulatie-eenheden, behorend bij elk wiel. Deze zijn aangegeven met 42c voor het wiel 42, 44c voor het wiel 44, 46c voor het wiel 46 en 48 c voor het wiel 48. Zij moduleren de toevoer van remvloeistof vanuit de remeenheid 54 wanneer deze wordt bediend door het rempedaal 56.

Bij het testen van het ASR-systeem staan de aangedreven wielen op de rollenbank. Dergelijke ASR-systemen zijn bijvoorbeeld op twee manieren werkzaam: wanneer het systeem waarneemt dat bij het accelereren één der aangedreven wielen, bijvoorbeeld het wiel 46 doorslipt reageert het systeem daarop door het betreffend wiel af te remmen.

Neemt het systeem waar dat de beide aangedreven wielen doorslippen dan reageert het daarop door "gas terug te nemen" dus door de brandstoftoevoer naar de aandrijfmotor te verminderen. Dit kan zijn gerealiseerd op de, in de figuur schematisch aangegeven wijze. Het gaspedaal 60 is via de koppelstang 62 gekoppeld met de bedieningsstang 64 van de regelaar 66 (welke bijvoorbeeld de regelaar van de injectiepomp van een dieselmotor kan zijn). In deze verbinding 62 is een bestuurbaar in lengte veranderlijk element 68 opgenomen dat wordt bestuurd vanuit de uitgang 70 van de centrale regel- en besturingseenheid 52. Wanneer "doorslaan" van de aangedreven wielen wordt waargenomen zal de besturingseenheid 52 een geschikt stuursignaal aan het element 68 toevoeren dat de lengte ervan zal verkleinen zodat wordt bereikt dat ondanks het indrukken van het gaspedaal 60, aan de voertuigmotor minder brandstof wordt toegevoerd dan normaal met de gaspedaalstand overeenkomt.

De besturingseenheid 22 der rollenbank kan dus volgens de uitvinding niet alleen signalen leveren voor het besturen van de aandrijfmotoren 8 en 18 doch kan ook aan zijn uitgangen 41a, 43a, 45a en 49a signalen leveren bestemd te worden toegevoerd aan de ingangen 41, 43, 45 en 49 van de besturingseenheid 52 van het ABS- en ASR-systeem. Deze signalen zijn in feite snelheidssimulatiesignalen en worden in plaats van de door de wielsnelheidsensoren geleverde signalen aan de besturingseenheid 52 toegevoerd waardoor een situatie kan worden gesimuleerd die niet met de feitelijke situatie overeenkomt doch waarmee wel op zeer eenvoudige en snelle wijze gebruikmakend van een goedkope en langzame rollenbank, de werking van het ABS- en ASR-systeem kan worden gecontroleerd. In de figuur met twee, door een horizontale streep overbrugde punten is in de verbinding tussen de respectievelijke snelheidsensoren en de bijbehorende ingangen van de besturingseenheid 52 aangegeven hoe deze verbinding kan worden verbroken en is met de van een pijl voorziene einden van de uit de uitgangen 41a-45a uitgaande leidingen aangegeven hoe in plaats van de snelheidssensorsignalen simulatiesignalen aan de besturingseenheid 52 kunnen worden aangelegd. Daarbij ontstaan de volgende mogelijkheden:

Men kan de voorwielen 42 en 44 plaatsen op de rollen-paren van een "snelle" rollentestbank en deze wielen met een hoge snelheid aandrijven. Voor een juiste controle van het ABS-systeem moet men dan normalerwijze ook de achterwielen met vergelijkbare snelheden aandrijven en wanneer men dan een snelheidsverschil creëert tussen één of meer der wielen kan men uit de responsie van het ABS-systeem daarop conclusies trekken voor wat betreft de goede werking daarvan. Bij de volgens de uitvinding voorgestelde werkwijze laat men in dit geval de verbinding tussen de sensor 42b en de ingang 41 intact evenals de verbinding tussen de sensor 44b en 43; de verbinding tussen de sensor 46b en 45 wordt echter verbroken evenals die tussen de sensor 48b en de ingang 47. In plaats van de signalen der sensoren 46b en 48b voert men aan de ingangen 45 en 47 vanuit de besturingseenheid 22 simulatiesignalen toe overeenkomstig die welke door de sensoren 46b, 48b bij hoge snelheid worden geleverd. Door het variëren van deze signalen kan men de besturingseenheid 52 de indruk geven dat er snelheidsverschillen bestaan tussen één of meer der achterwielen en de voorwielen en de responsie daarop op de op de bank rustende wielen door het ABS-systeem bij het bedienen van het rempedaal van het voertuig waarnemen.

Het is met de werkwijze volgens de uitvinding zelfs niet meer nodig gebruik te maken van een "snelle" rollentestbank.

Men kan de verbinding tussen elk der respectievelijke sensoren 42b-48b en de bijbehorende ingangen 41-47 losnemen en voor de beproeving gebruikmaken van een, goedkope, langzame rollentestbank. De wielen worden dan met lage snelheid aangedreven terwijl men aan de besturingseenheid 52 signalen toevoert die een aanzienlijk hogere snelheid simuleren. Door tussen deze signalen geschikte verschillen op te wekken simuleert men bestaande verschillen tussen de respectievelijke wielsnelheden en wanneer men dan de voertuigrem bedient blijkt zonder meer uit de remkracht-meting hoe het ABS-systeem van het voertuig op deze verschillen reageert.

In de figuur zijn slechts twee rollenparen aangegeven zodat men de test gescheiden voor de voor- en achterwielen moet uitvoeren; het is echter duidelijk dat men ook alle vier de wielen kan ondersteunen zoals schematisch in de figuur met stippellijnen aangegeven waardoor men zeer snel de werking van het ABS-systeem kan controleren.

Uiteraard gaat men er bij de werkwijze volgens de uitvinding vanuit dat de wielsensoren die de wielsnelheids-signalen leveren naar behoren werken. Wanneer men gebruik maakt van een snelle bank is de werking der sensoren uiteraard zonder meer te controleren doch een dergelijke controle is ook mogelijk wanneer men de beproeving uitvoert op een langzame bank. Het sensoruitgangssignaal is immers een wisselspanningsignaal waarvan de frequentie evenredig is met de rotatiesnelheid van het betreffend wiel en wanneer men bij gebruik van een langzame bank waarneemt dat er bij lage rotatiesnelheden een uitgangssignaal is kan men er zeker van zijn dat de sensoren naar behoren werken.

In het voorgaande is reeds de werking van het, steeds meer toegepaste, ASR-systeem toegelicht welk systeem gebruikmaakt van dezelfde wielsensoren als die welke de signalen voor het ABS-systeem leveren. Ook de goede werking van dit ASR-systeem kan met de werkwijze volgens de uitvinding worden gecontroleerd. Men moet dan de aangedreven wielen ondersteunen op de rollen van een remmentestbank waarbij men aan de ingangen 45 en 47 snelheidssignalen toevoert die een hogere snelheid dan de feitelijke wielsnelheid representeren. Wanneer men één der simulatiesignalen zodanig wijzigt dat tijdelijk een hogere snelheid wordt gesimuleerd moet het ASR-systeem daarop reageren door het wiel waarvan de snelheid wordt gesimuleerd en in bovenomschreven zin gewijzigd af te remmen.

Wanneer men voor de beide of alle aangedreven wielen de snelheidssignalen simuleert en beide simulatiesnelheidssignalen wijzigt in die zin dat voor deze wielen een hogere snelheid wordt gesimuleerd (dus de situatie van "doorslaande wielen") moet het ASR-systeem hierop reageren door de brandstoftoevoer naar de motor te verminderen. Deze responsie, welke in het beschreven voorbeeld bestaat uit het verkorten van de koppelstang 62 tussen het gaspedaal 60 en de regelstang 64 d.m.v. het element 68 kan visueel of op andere wijze worden gecontroleerd. Het is daarbij niet nodig dat het voertuig op een rollenbank staat.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het beproeven van een antiblokkeer- en/of antislipsysteem met wielsnelheidssensoren en een de daardoor geleverde signalen verwerkend signaalverwerkings- en rembesturings-stelsel waarbij men tenminste één der voertuigwielen ondersteunt op een roterend aangedreven rol of rollenpaar en de tijdens het bedienen van het voertuigremsysteem op dit wiel uitgeoefende responsie van het ABS- of ASR-systeem waarneemt, met het kenmerk, dat men gedurende de test voor één of meer wielen het verwerkingsstelsel voedt met de sensorsignalen vervangende snelheidssimulatiesignalen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men het ondersteunde wiel met lage snelheid aandrijft en aan het signaalverwerkingsstelsel signalen toevoert die een aanzienlijk hogere snelheid simuleren.

3. Werkwijze volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat men de wielen paarsgewijs ondersteunt.

4. Werkwijze volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat men alle wielen ondersteunt.

5. Werkwijze volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat men voor het beproeven voor het ASR-systeem van wielsnel-heden van aangedreven wielen representerende simulatie-signalen één of meer signa(a)1(en) een hogere snelheid doet simuleren dan de resterende signalen en waarneemt of in responsie daarop het bij het eerstgenoemde signa(a)1(en) behorende wiel wordt afgeremd.

6. Werkwijze voor het beproeven van het ASR-systeem met wielsnelheidsensoren en een de signalen daarvan verwerkend verwerkings- en besturingsstelsel, met het kenmerk, dat men gedurende de test het signaalverwerkingsstelsel voedt met de sensorsignalen vervangende snelheidssimulatiesignalen waarbij men de, de (beide) wielsnelheden van (een) aangedreven wielen(paar) representerende simulatiesignalen een snelheid doet simuleren welke hoger is dan die der andere wielen en de in reactie daarop door het ASR-systeem op de regeling der voertuigaan- drijfmotor uitgeoefende invloed waarneemt.

7. Inrichting voor het uitvoeren der werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies voor het beproeven van een antiblokkeer- en/of antislipsysteem met snelheidssensoren en een de signalen daarvan verwerkend signaalverwerkings- en besturingsstelsel, gekenmerkt door middelen voor het aan het signaalverwerkings- en besturingsstelsel toevoeren van de sensorsignalen vervangende simulatiesignalen.