NL8802568A - Vormbakkenmontage voor een baksteenvorminrichting. - Google Patents

Description

VORMBAKKENMONTAGE VOOR EEN BAKSTEENVORMINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van baksteenvormlingen omvattende een gestel» een aan het gestel gelagerd» door een aandrijfinrichting beweegbaar, eindloos transportorgaan dat een aantal vormbakken draagt, een in een vulstation nabij het transport-orgaan opgestelde vulinrichting voor het met klei-materiaal vullen van de vormbakken en een afvoerstation voor het uit de vormbakken afvoeren van de vormlingen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Nederlandse octrooi nr. 128.758. Inrichtingen van deze soort zijn in het bijzonder geschikt voor het vervaardigen van grote hoeveelheden baksteenvormlingen van één bepaald formaat. Het overschakelen op een ander formaat is mogelijk door de vormbakken van het transportorgaan te demonteren en vormbakken met een ander formaat weer aan te brengen. Gezien het grote aantal vormbakken dat in een inrichting van onderhavige soort wordt toegepast is het omschakelen op een ander formaat een tijdrovende en dus kostbare zaak. De bekende inrichting is dus niet geschikt voor het vervaardigen van kleinere series vormlingen met verschillende formaten.

De uitvinding beoogt een inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen waarmee het doelmatig mogelijk is zowel grote series vormlingen van één enkel formaat als kleinere series van verschillende formaten vormlingen te vervaardigen .

Bij de inrichting volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het transportorgaan twee op een afstand evenwijdig aan elkaar aangebrachte kettingen van schakel.s en telkens met corresponderende schakels van de twee kettingen verbonden draagkamers omvat, waarbij elke vormbak en elk draag-frame voorzien zijn van samenwerkende, de vormbak en het draagframe losneembaar tot een geheel met elkaar verbindende grendelelementen. Hierdoor is het mogelijk om zeer snel de vormbakken van de inrichting te verwisselen. De vormbakken behoeven niet gedemonteerd te worden/ bijvoorbeeld door het losnemen van een aantal boutverbindingen, doch kunnen eenvoudig van een betreffend draagframe worden losgenomen door de grendelelementen te bedienen.

Een gustige constructie wordt bereikt wanneer elk draagframe een rechthoekig raam is, dat met zijn korte zijden met de schakels is verbonden, en de vormbak in het raam wordt opgenomen. De bij het transport optredende krachten worden volledig door het draagframe opgenomen zodat de grendelelementen slechts ontworpen behoeven te zijn voor het op zijn plaats houden van de vormbak.

Wanneer de grendelelementen aan de korte zi.jden van de vormbakken buitenwaarts uitstekende nokken en zwenkbaar met de korte zijden van het raam verbonden, van de nokken aangrijpende uitsparingen voorziene grendelarmen omvatten, welke door verende middelen in een de nokken aangrijpende stand worden gedwongen, zijn de grendelelementen aan de vormbakken zeer eenvoudig niet-beweegbaar uitgevoerd, zodat de kosten van de vormbakken beperkt kunnen blijven.

Een goede stabiele ondersteuning van de vormbak in de draagframes wordt bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bereikt door in de nabijheid van de grendelelementen aan het draagframe aangebrachte, een steunvlak bepalende steunmiddelen voor de vormbak.

De uitvinding zal in de volgende beschrijving aan de hand van bijgevoegde tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont in een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht een gedeelte van het transportorgaan.

Fig. 3 en 4 tonen respectievelijk in bovenaanzicht en in doorgesneden zijaanzicht de grendelelementen van de in fig. 1 en 2 getoonde inrichting.

De inrichting 1 voor het vormen van baksteenvorm-lingen omvat een gestel waarin op een afstand evenwijdig aan elkaar twee assen, 2, 3 zijn gelagerd. Om de assen 2, 3 strekt zich een eindloos transportorgaan 4 uit/ dat in bedrijf van de inrichting 1 het transportorgaan 4 continu aandrijft in de richting van pijl 5. In fig. 1 is voor de duidelijkheid het gestel niet weergegeven.

Het transportorgaan 4 omvat twee op een afstand evenwijdig aan elkaar aangebrachte kettingen 17 van schakels 18. Tussen telkens corresponderende schakels van de twee kettingen 17 zijn vormbakken 6 aangebracht. Elke vormbak 6 bevat bijvoorbeeld twaalf vormen voor bakstenen. De vormbakken zijn losafneembaar met het transportorgaan 4 verbonden/ zodat deze vormbakken 6/ indien het gewenst is op een ander steenformaat over te schakelen/ eenvoudig en snel verwisseld kunnen worden. Bij de inrichting 1 wordt bovendien van deze eenvoudige losneembaarheid van de vormbakken gebruik ge- -maakt/ door deze los van het transportorgaan 4 door een op zichzelf bekende/ intermitterend werkende vulinrichting 11 te voeren/ terwijl het transportorgaan 4 continu voortbeweegt.

Hiertoe is de inrichting 1 voorzien van een uitneem-inrichting 7 die de vormbakken 6 uit het heforgaan licht. Deze uitneeminrichting 7 omvat een eerste wagen 20 die verticaal in het gestel beweegbaar is gelagerd en een tweede wagen 21 die evenwijdig aan de beweging van het transportorgaan 4 aan dc eerste wagen 20 is gelagerd. De wagen 21 draagt twee heforganen 8 die de vormbakken 6 uit het transportorgaan 4 heft. De gewenste beweging van de heforganen 8 wordt verkregen met niet nader getoonde curveschijven/ die gemonteerd zijn op een in het gestel gelagerde as 12/ welke via een ketting 13 aandrijfbaar verbonden is met de as 2 van het transportorgaan 4. De bewegingen van de heforganen 8 is aldus geheel gesynchroniseerd met die van het transportorgaan 4. Om de curveschijfaandrijving te ontlasten is een tegenwicht 22 aangebracht dat via schematisch getoonde kabels 23 het gewicht van de wagens 20 en 22 compenseert.

Wanneer de heforganen 8 de vormbakken 6· uit het transportorgaan 4 hebben gelicht/ worden deze vormbakken 6 door een schuifinrichting 9 in de vulinrichting 11 geschoven. De werking van de vulinrichting 11 wordt hier niet nader beschreven/ aangezien het hier een in het vak algemeen bekende vulinrichting betreft. Volstaan wordt met te vermelden dat de vulinrichting 11 voorzien is van twee vulorganen 10 welke in de vormen van de daar onder geplaatste vormbak— ken 6 afgepaste hoeveelheden kleimateriaal deponeren. Uit-, gaande van vormbakken 6 met twaalf vormen en uit drie eenheden samengestelde vulorganen 10 worden achtereenvolgens door het eerste vulorgaan 10 eerst de vormen met rangnummer 1/ 5 en 9 gevuld. Na verschuiving van de vormbak over één vormaf-stand worden de vormen met rangnummer 2, 6 en 10 gevuld. Onder het tweede vulorgaan 10 worden op overeenkomstige wijze de resterende zes vormen gevuld.

Nadat de vormbakken 6 aldus de vulinrichting 11 zijn gepasseerd en met kleimateriaal zijn gevuld/ worden deze door een invoerinrichting 15 weer in het transportorgaan 4 ingevoerd. De invoerinrichting 15 komt overeen met de eerder beschreven uitneeminrichting 7 en wordt eveneens aangedreven met behulp van een op as 14 aangebrachte curveschijven.

De as 14 wordt door middel van een kettingoverbrenging aangedreven vanaf de hoofd-aandrijving van de inrichting 1. Voordat de vormbakken 6 door de invoerinrichting opgenomen kunnen worden, worden deze met behulp van een positioneerinrich-ting 16 juist gepositioneerd.

Nadat de gevulde vormbakken 6 de vulinrichting 11 hebben verlaten en weer in het transportorgaan 4 zijn opgenomen worden deze, weer in een continue beweging naar een af-strijkstation 25 gevoerd. In dit afstrijkstation 25 is een afstrijkinrichting 26 opgesteld welke de boven de vormen van de vormbakken uitstekende hoeveelheid kleimateriaal, de zogenaamde klad 30 van de vormen afschuift. De afstrijkinrichting 26 beweegt tijdens het afstrijken met de vormbakken mee, en is hiertoe door in deze figuur niet nader getoonde geleidings en bewegingsmiddelen in de richting van het transportorgaan 4 beweegbaar met het gestel verbonden. De afstri jkinrichting 26 omvat verder een frame 27 dat door middel van een 2uiger/cilinderinrichting schuin naar beneden verplaatst kan worden. Aan zijn ondereinden draagt het frame 27 twee zich dwars op het vlak van de tekening uitstrekkende snijdraden 28. In het afstrijkstation 25 worden de vormbak- ken over een nauwkeurig bepaalde hoek gekanteld/ zoals, in fig. 1 wordt getoond. De afstrijkinrichting 26 wordt zodanig met het transportorgaan 4 meebewegend aangedreven dat de snijdraden 28 beide door de zuiger/cilinder 29 veroorzaakte neerwaartse beweging van het frame 27 nauwkeurig langs het bovenvlak van de vormbakken bewegen en daarbij de klad 30 afsnijden. De klad 30 valt via een in het afstrijkstation 25 geplaatste trechter 31 op een afvoerband 32 en wordt met deze afvoerband uit de inrichting afgevoerd. Het frame 27 beweegt terug omhoog in de getekende bovenste stand waarna de gehele afstrijkinrichting 26 weer naar rechts terugbeweegt om vervolgens twee volgende vormbakken van klad 30 te ontdoen.

Na het passeren van het afstrijkstation 25 worden de vormbakken weer in hun met het transportorgaan 4 samenvallende stand teruggezwenkt.

Na het passeren van het afstrijkstation 25 komen de vormbakken 6 in het planken-oplegstation 35. In dit station 35 is een plankenmagazijn 36 aanwezig dat regelmatig gevuld kan worden met een hier niet nader beschreven toevoerwagen 37. Onder het plankenmagazijn zijn positioneermiddelen aangebracht die een telkens gesynchroniseerd uit het plankenmagazijn 36 uitgeworpen onderste plank nauwkeurig op een betreffende vormbak legt/ tegen nabij deze aangebrachte aanslagen.

Aan het in fig. 1 linkereinde van de inrichting 1 zijn om een aantal poelies 41 naast elkaar een aantal op-sluit-V-snaren aangebracht. Na het opleggen van de planken 36 bewegen de vormbakken onder deze V-snaren 40. Bij het be- % wegen om de as 3 worden de op de vormbakken 6 gelegde planken 36 dus door deze opsluit-V-snaren 40 in contact met de vormbakken gehouden. Na de volledige richtingsomkering om de as 3 rusten de vormlingen in de vormbakken 6 op de planken 36 in de transportrichting van het transportorgaan 4_. Na deze richtingsomkering is een afvoerstation 45 aangebracht waarin de planken met daarop de vormlingen uit de inrichting 1 kunnen worden afgevoerd. In het afvoerstation 45 is een uitneeminrichting 47 die voorzien is van een uitneemorgaan dat weer door een verticaal geleide en horizontaal geleide tweede wagen een met het transportorgaan 4 meegaande beweging en gelijktijdig een beweging dwars daarop kan uitvoeren. De planken 36 komen eerst te rusten op een steunrail 48 en worden vervolgens aangegrepen door het uitneemorgaan/ waarop de steunrail 48 op niet nader getoonde wijze wegbewogen wordt.

Het uitneemorgaan laat vervolgens de plank met daarop de vormlingen naar beneden bewegen tot op de transportband 46. De planken met daarop de vormlingen worden met behulp van deze transportband 46 voor verdere verwerking afgevoerd.

Na het passeren van het afvoerstation 45 worden de vormbakken langs een reinigingsstation 50 gevoerd/ waar de vormbakken van eventuele resten kleimateriaal worden ontdaan. Tenslotte bevat de inrichting 1 nog een in fig. 1 rechts onder schematisch weergegeven bezandingsstation 51 alwaar de vormbakken 6 worden bezand/ voordat deze weer aan een volgende cyclus zoals hierboven beschreven beginnen.

Na de algemene beschrijving van de in fig. 1 getoonde specifieke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zal nu aan de hand van de figuren 2 t/m 4 de losneembare bevestiging van de vormbakken nader worden verduidelijkt .

Pig. 2 toont duidelijk de twee op een afstand evenwijdig aan elkaar aangebrachte kettingen 17 van schakels 18. Tussen tegenover elkaar liggende schakels van de twee kettingen 17 zijn telkens draagframes 56 aangebracht. Elk draag-frame 56 omvat een rechthoekig raam 57 aan de korte einden waarvan naar buiten uitstekende assen 58 zijn bevestigd. Deze assen 58 steken aan weerseinden verdraaibaar door de schakels 18. Aan het buiten de betreffende schakel 18 uitstekende einde van de as 58 is telkens een zwenkarm 59 gemonteerd/ die aan zijn uitstekende einde een nokrol 60 draagt. Deze nokrol 60 kan samenwerken met een in de inrichting 1 aangebrachte leibaan 61 voor het in een bepaalde stand zwenken van het draagframe 56. Rechts in fig. 2 is een op deze wijze over een hoek gezwenkt draagframe 56 met daarin opgenomen een vormbak 6 weergegeven. Deze verdraaiing van het draag- frame roet de vormbak geschiedt bij de aan de hand van fig. 1 beschreven inrichting bijvoorbeeld in het afstrijkstation 25.

Zoals de figuren 2-4 verder vertonen is elk raam 57 voorzien van nokken 62/ waar tegen aan in het plankenopleg-station 35 een plank 34 gepositioneerd kan worden.

Zoals eerder beschreven zijn volgens de uitvinding de vormbakken 6 losneembaar aangebracht. In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt de vormbak 6 door grendelelementen 63/ 64 tot é'ên geheel met het draagframe 56 verbonden. Deze grendelelementen omvatten een afgeschuinde nok 63 aan de vormbak 6 en een zwenkbare grendelarm 64 aan het draagframe 56.

Zoals in het bijzonder fig. 4 toont is aan de korte zijde van het raam 57/ aan de binnenzijde daarvan een uit twee platen 69 gevormde steun aangebracht die de zwenkas 67 voor de grendelarm 64 opneemt en tegelijkertijd een steun-vlak 70 bepaald voor de vormbak 6. De as 67 is vierkant en onverdraaibaar met de steun 69 verbonden door een zadel 68. Een enerzijds de as 67 en anderzijds een met de grendelarm 64 verbonden huis aangrijpende schroef-torsieveer 65 dwingt de grendelarm 64 in fig. 4 gezien in de richting tegen de klok in. De grendelarm 64 is voorzien van een opening 66 die de nok 63 van de vormbak 6 op kan nemen.

Ten opzichte van de as 67 aan de tegenoverliggende zijde is met de grendelarm 64 een aangrijpingsarm 71 verbonden die aangegrepen kan worden om de grendelarm 64 tegen de kracht van de veer 65 in de ontgrendelstand te dwingen.

Voor het verwisselen van de vormbakken 6/ bijvoorbeeld voor de in fig. 2 getoonde vormbakken 75 met vormen 76 voor een kleiner formaat steen dan de vormen 55 van de vormbak 6/ behoeft slechts aan weerszijden van het draagframe de grendelarm 64 opzij gezwenkt te worden en kan de vormbak eenvoudig worden uitgenomen.

Door de afschuining van de nokken 63 kan> de vervangende vormbak 75 direct in het draagframe 56 worden geklikt. Bij de inrichting 1 van fig. 1 zijn ter plaatse van de uitneeminrichting 7 vast met het gestel verbonden elementen aangebracht/ waarmee de aangrijpingsarm 71 tijdens de voortgaande beweging van het transportorgaan 4 in contact komen. Bij dit in contact komen worden de grendelarmen 64 opzij gezwenkt/ waardoor de betreffende vormbak los op de steunvlakken 70 komt te liggen en eenvoudig door een hefor-gaan uit het draagframe kan worden. Dergelijke elementen kunnen ook aangebracht zijn nabij de invoerinrichting 15.

De combinatie van draagframe en vormbak en de snelwerkende bevestiging van de vormbak in het draagframe maken aldus een zeer gemakkelijke omschakeling van de inrichting op een ander formaat stenen in zeer korte tijd mogelijk.

% Q Q Λ o c *

Claims (4)

1. Inrichting voor het vormen van baksteenvormlingen omvattende een gestel, een aan het gestel' gelagerd, door een aandrijfinrichting beweegbaar, eindloos transportorgaan dat een aantal vormbakken draagt, een in een vulstation nabij het transportorgaan opgestelde vulinrichting voor het met kleimateriaal vullen van de vormbakken en een afvoerstation voor het uit de vormbakken afvoeren van de vormlingen, met het kenmerk, dat het transportorgaan omvat twee op een afstand evenwijdig aan elkaar aangebrachte kettingen van schakels en telkens met corresponderende schakels van de twee kettingen verbonden draagframes, waarbij elke vormbak en elk draagframe voorzien zijn van samenwerkende, de vormbak en het draagframe losneembaar tot een geheel met elkaar verbindende grendelelementen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk draagframe een rechthoekig raam is, dat met zijn korte zijden met de schakels is verbonden, en dat de vormbak in het raam wordt opgenomen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de grendelelementen omvatten aan de korte zijden van de vormbakken buitenwaarts uitstekende nokken en zwenkbaar met de korte zijden van het raam verbonden, van de nokken aangrijpende uitsparingen ‘voorziene grendelarmen, welke door verende middelen in een de nokken aangrijpende stand worden gedwongen.

4. Inrichting volgens conclusie 3 gekenmerkt door in de nabijheid van de grendelelementen aan het draagframe aan-gebrachte, een steunvlak bepalende steunmiddeïen voor de vormbak.