NL8801408A - Inrichting voor het monteren van glaspanelen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het monteren van glaspanelen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het monteren van één of meervoudige glaspanelen in een vooraf in een bouwwerk aangebrachte sponning.

Het is gebruikelijk om een glaspaneel door middel van kit of glaslatten in een sponning te monteren waarbij de glaslatten door middel van schroeven of spijkers aan de sponning worden bevestigd.

De uitvinding beoogt het monteren zodanig te verbeteren dat schroeven en spijkers overbodig zijn, en dat het werk op de bouwplaat tot een minimum wordt teruggebracht.

De inrichting volgens de.uitvinding onderscheidt zich doordat één of meer klemorganen in of aan de sponning zijn bevestigd voor het opsluiten van het of het samengestelde glaspaneel in de sponning.

Dankzij de toepassing van klemorganen is het gebruik van andere bevestigingsmiddelen zoals spijkers en schroeven naderhand overbodig. De glaspanelen behoeven slechts te worden "ingeklikt".

Volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding is de sponning uit twee delen samengesteld, waarbij één deel vast in het bouwwerk is aangebracht en het andere deel vooraf in de paneelrand, waarbij elk klemorgaan tussen beide delen van de sponning werkzaam is. Dit biedt het voordeel dat vrijwel alle montagewerkzaamheden in het glasbedrijf kan plaatsvinden, het glaspaneel doelmatig wordt beschermd tijdens transport naar de bouwplaats, dankzij het daarom aangebrachte tweede deel van de sponning en het plaatsen van het raam met tweede deel van de sponning in het eerste deel slechts wordt beperkt tot de handeling van het zogenaamde "inklikken".

Een bijzonder doelmatig klemorgaan wordt tot stand gebracht door het toepassen van een veerblad, dat aan één der delen van de sponning vooraf is bevestigd, en waarvan het vrije einde samenwerkt met een aanslag op het andere deel.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het glaspaneel of het samenstel van panelen vastgeklemd door middel van een lijst, welke ten opzichte van de sponning scharnierbaar en vastzetbaar is.

Het vastzetten van de klemlijst vindt plaats door middel van een wigvormig lichaam.

Volgens de uitvinding kan het doelmatig zijn het wigvormig lichaam als één geheel met een deklijst uit te voeren.

Bovengenoemde en andere kenmerken worden nader toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een deel van een in een sponning van een bouwwerk te monteren glaspaneel volgens een eerste uitvoeringsvorm,

Fig. 2, 3 en 4 telkens doorsneden over een deel van de sponning van een drietal varianten van de uitvinding,

Fig. 5 een horizontale doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, voorzien van een door een wigvormig lichaam bevestigde.klemlijst.

Fig. 6 een met fig. 3 overeenkomende horizontale doorsnede van een variant van deze uitvoeringsvorm.

In de figuren 1 t/m 4 zijn dezelfde onderdelen door dezelfde referentiecijfers aangegeven.

Met het cijfer 1 is een vast in een bouwwerk B aangebracht deel van een sponning aangegeven. De dwarsdoorsnede toont het profiel van dit sponningsdeel en kan willekeurig van aard zijn.

In de getoonde uitvoeringsvorm dient de sponning voor het opnemen van een dubbel glaspaneel 2 dat vooraf is gevat in een tweede deel 3 van een sponning. Ook de dwarsdoorsne-devorm van dit tweede deel kan willekeurig van aard zijn maar is hier zodanig^dat dit tweede deel nauwkeurig sluit in het eerste deel 1.

Het sponningdeel 3 is opgebouwd uit stroken 4 welke in de hoeken door willekeurige, niet getoonde bevestigingsmiddelen op elkaar aansluiten, één en ander zodanig dat de in de strook uitgespaarde groef 5 van het profiel het dubbele glaspaneel 2 nauwsluitend past. Eventueel kan tussen het glaspaneel 2 en de groef 5 kit worden aangebracht ter betere afdichting. Het glaspaneel 2 kan op willekeurige bekende wijze zijn opgebouwd, bijv. door middel van een daartussen liggende loodrand 6.

Het profiel van strook 4 is hol uitgevoerd ter vorming van een warmte-isolerende barrière. De buitenzijde bestaat uit een voorvlak 7, een daarboven aansluitend L-vormig vlak 8 en een achtervlak 9 dat parallel loopt met het voorvlak 7. Het L-vormige vlak 8 is volgens de uitvinding uitgevoerd met klemorganen in de vorm van een bladveer 10, dat met het naar het sponningdeel 1 wijzende einde 11 vast is bevestigd op het buitenvlak 8. Elk veerblad, van willekeurige breedte vertoont een L-vormig naar buiten geknikt deel 12.

Het aantal klemorganen 10 is afhankelijk van de afmeting van het te plaatsen glaspaneel en zij kunnen zowel boven als onder als aan de zijstroken 4 zijn aangebracht. Het spon-ningsdeel 1 is eveneens opgebouwd uit stroken 13, welke in de hoeken onderling op willekeurige wijze aan elkaar zijn bevestigd, waarbij de bevestiging van de stroken 13 aan een spouwmuur B eveneens op bekende willekeurige wijze kan plaatsvinden.

Het naar binnen wijzende vlak 14 van elke strook is zodanig geprofileerd dat het vlak 8 en het vlak 9 van het strookdeel 4 van het tweede deel van de sponning 3 nauwsluitend daarin kan worden gevat. Voor een goede afdichting is de strook 13 uitgevoerd met een tweetal afdichtingsprofielen van bijv. rubber 15, 16 welke resp. tegen het korte been van het L-vormige vlak 8 resp. tegen het achtervlak 9 aanstoten. Het lange been van het vlak 8 steekt in een groef 17 van de strook 13 teneinde het centreren te verbeteren. Volgens een kenmerk van de uitvinding is elke strook 13 uitgevoerd met een groef 18, waarvan het wanddeel 19 samenwerkt met het korte been van het L-vormige gedeelte 12 van de bladstroken 10.

Het monteren met de bovengenoemde inrichting kan op bijzonder eenvoudige wijze plaatsvinden, door het in de richting van de pijl P1 invoeren van de tot een raamwerk gevormde strook 4 in de tot een omliggend raamwerk gevormde stroken 13. Daarbij zullen de bladveren 10 inveren totdat het korte been 12 daarvan tegen het vlak 19 van de groef 18 in de stroken 13 stoten, uitveren en vastklemmen. De afmetingen zijn zodanig dat de dubbele afsluiting middels de profielen 15, 16 tegen de vlakken 8, resp. 9 doeltreffend plaatsvindt.

In de uitvoeringsvormen volgens de fig. 2, 3 en 4 is elk glaspaneel 2 door middel van rubber tochtprofleien 20 in het tweede sponningsdeel 3 bevestigd. De bevestigingswijze wordt bekend verondersteld en valt verder buiten het kader van de uitvinding. Het tweede sponningsdeel 3 wordt in het eerste sponningsdeel 1 aangebracht op dezelfde als hierboven beschreven wijze, echter met dien verstande dat in de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 het veerblad 10 met een L-vormig omgebogen einde 21 is opgenomen in een L-vormig groefdeel 22 van de strook 4 van het sponningsdeel 3. De strook 13 van het sponningsdeel 1 is uitgevoerd met een groef 18 met aanslag-vlak 19.

Fig. 3 toont een V-vormig opgezette bladveer 10 welke met één been vast op de strook 13 van het eerste sponningsdeel 1 is bevestigd door middel van nagels 23 of dergelijke. Het vrije einde van de V-vormige bladveer 10 werkt thans samen met het aanslagvlak 24 van strook 4 van het tweede sponningsdeel 3.

Fig. 4 laat zien dat de veerstrook 10 bestaat uit een tweetal delen 10' resp. 10'', waarvan het deel 10* is bevestigd aan de strook 13 van het eerste sponningsdeel 1 en het deel 10'1 is bevestigd aan de strook 4 van het tweede sponningsdeel 3.

Elk vrij einde van de bladveerstroken is haakvormig, zie 25, uitgevoerd, zodanig dat bij het plaatsen van het glaspaneel 2 met daaromliggende raamsponning 3 in het raamspon-ningsdeel 1 de haakvormige einden 25 in elkaar grijpen.

In de drie hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn de afdichtstroken 15, resp. 16 niet in de profielen 13 van het sponningsdeel 1, maar in de profielen 4 van het sponningsdeel 3 aangebracht.

Thans wordt overgegaan tot de beschrijving van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding volgens fig. 5 en 6.

Ook hier dient een glaspaneel 30 te worden aangebracht in een in een verder niet getoond bouwwerk aangebrachte sponning 31. De sponning kan een deel uitmaken van een draagkon-struktie 32 van het bouwwerk.

De sponning is in hoofdzaak L-vormig uitgevoerd met een lang been 33 en een kort been 34, welk korte been een deel is van het draagdeel 32. Voorts is de sponning uitgevoerd met een ribbe 35 voorzien van een afsluitstrook 36. tegen de af-sluitstrook komt een glaspaneel van het samenstel 30 te liggen.

In de getoonde uitvoeringsvorm volgens fig. 5 is een tweede sponning 311 spiegelsymmetrisch tegen opzichte van de sponning 31 aangebracht, zodanig dat een aangrenzend glaspaneel 30' kan worden geplaatst. Ook deze sponning 31' vertoont een lang been 33', welke zich parallel aan het been 33 uitstrekt en op afstand daarvan is gelegen. Beide benen worden verlengd door middel van een isolerende strook 37, ter voorkoming van een koude brug, op welke isolerende strook 37 een tweetal spiegelsymmetrisch ten opzichte van elkaar aangebrachte hoekprofielen 38 zijn geplaatst.

De hoekprofielen 38 vertonen langs een vrij randdeel een verdikking 39.

Volgens de uitvinding is een L-vormige glasstrook 40 aangebracht waarvan het ene been 41 steekt in de ruimte tussen de hoekprofielen 38. Het andere been 42 van de klemstrook 40 is uitgevoerd met een dichtingsprofiel 43, welke tegen de buitenzijde van het glaspaneel 30 komt te rusten.

Het andere been 42 van het L-vormige profiel 40 is aan het van de strook 43 afgekeerde einde bij 44 verdikt uitgevoerd .

Een wigvormig lichaam 45 is in de ruimte tussen de ene beenstukken 41 van de L-vormige klemlijst 40 te plaatsen, zodanig dat bij het inbrengen van het wigvormige lichaam 45 de dekstrook om de verdikking 39 kan scharnieren, waarbij het wigvormig lichaam zodanig is gevormd dat een ingesnoerd gedeelte achter de verdikking 44 van de klemstrook 40 blijft haken. Gezien de spiegelsymmetrische uitvoering worden beide klemstroken 40, die hier voor elkaar als contra-element fungeren, gelijktijdig tegen het glaspaneel 30, 30* gedrukt.

Het wigvormig lichaam 45 vormt één geheel met een sier-deklijst 46.

In de getoonde uitvoeringsvorm is de isolerende strook 37 uitgevoerd met een T-vormig in de ruimte tussen de hoek-profielen 38 uitstekend deel 47, hetwelk samenwerkt met haakvormige einddelen op het been 41 van de L-vormige klemstrook 40. Dit voorkomt het naar buiten vallen van het samenstel na montage.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat extra beves-tigingsorganen in de vorm van spijkers of schroeven hierbij overbodig zijn.

Pig. 6 toont een variant, waarbij elk onderdeel met dezelfde referentiecijfers is aangegeven. Ook hier is weer een spiegelsymmetrische uitvoering getoond. Het sponningsdeel 31 resp. 311 is op principieel dezelfde wijze opgebouwd als die in fig. 5. Ook hier wordt gebruik gemaakt van een isolerende strook 37 waarbij thans op de isolerende strook 37 de twee hoekprofielen 38 zijn samengevat tot een u-vormig profiel 38' .

De klemstroken 40 hebben thans een naar buiten gericht haakvormig deel 47 dat samenwerkt met een haakvormig deel 48 op de randdelen van het ü-vormige profiel 38.

Het wigvormig lichaam 45 is uitgerust met een neus 49, welke in de ruimte tussen de korte benen het klemstrookpro-fiel 40 steekt, waardoor de haakwerking van het deel 47, 48 wordt verzekerd. Hiermee wordt de klemstroken 40 stevig tegen de glaspanelen 30 gedrukt en gehouden zodra het wigvormig lichaam 45 in de ruimte tussen de klemstroken 40 is gebracht en het ingesnoerde gedeelte tussen de neusvormige einddelen 44 van de klemstroken 40 ligt.

Binnen het kader van de uitvinding zijn andere uitvoeringsvormen mogelijk. Met name wat betreft de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding met de wigvormige klemlichamen is het ook mogelijk dat een enkelvoudige uitvoering kan worden toegepast waarbij het linker deel in fig. 5 is vervangen door een vast neusprofiel 44 Waartegen het wigvormige lichaam 45 kan afsteunen.

Claims (9)

1. Inrichting voor het monteren van één of meervoudige glaspanelen in een vooraf in een bouwwerk aangebrachte sponning, met het kenmerk, dat één of meer klemorganen in of aan de sponning zijn bevestigd voor het opsluiten van het of het samengestelde glaspaneel in de sponning.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de sponning uit een vast in het bouwwerk aangebracht deel en een vooraf om de paneelrand aangebracht deel bestaat, waarbij elk klemorgaan tussen beide sponningdelen werkzaam is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat elk klemorgaan een aan één der delen bevestigd veerblad is dat samenwerkt met een aan het andere deel aangebrachte aanslag.

4. Inrichting volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk dat de aanslag een wand van een in het andere deel gevormde groef is.

5. Inrichting volgens conclusie 2-4, met het kenmerk, dat het veervlad V-vormig is.

6. Inrichting volgens één der conclusies 2-3, met het kenmerk, dat het veerblad uit twee delen bestaat, welke onderling haakvormig te verbinden zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het k e n m e rk, dat het of elk klemorgaan gevormd is door een lijst welke ten opzichte van de sponning scharnierbaar en vastzetbaar is.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat een wigvormig lichaam is aangebracht tussen tenminste één klemlijst en een contra-element.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het contra-element een klemlijst is.