NL8800792A - Werkwijze en inrichting voor het onttrekken van vocht aan een of meer lichamen. - Google Patents

Description

% »5

Hw/Mv/Mediair 1

Werkwijze en inrichting voor het onttrekken van vocht aan één of meer lichamen

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze resp. inrichting voor het onttrekken van vocht aan één of meer lichamen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bed van vochtabsorberende korrels.

5 In diverse processen resp. therapeutische behandelingen komt het voor om aan lichamen, dat wilk zeggen, voorwerpen als industriële of agrarische produkten resp. levende wezens als mens en dier te onttrekken. Een bekende methode is om het lichaam geheel of gedeeltelijk in een bed met absorberende 10 korrels te brengen, welke korrels vervolgens het vocht aan het lichaam op meer of minder gelijkmatige wijze onttrekken.

De uitvinding beoogt bovengenoemde werkwijze en inrichting te verbeteren door het verschaffen van een luchttoevoer-systeem voor het in fluidisatie brengen van de korrels in het 15 bed. Daarmee wordt een betere omsluiting van het lichaam door de absorberende korrels tot stand gebracht, waarbij de luchtstroom niet alleen een voortdurende wisseling van contact tussen korrels en lichaam tot stand brengt, maar tevens de korrels regenereert door het onttrekken van vocht aan de 20 korrels.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is in het luchttoe-voersysteem een luchtdroogtoestel aangebracht,hetgeen ervoor zorgt dat de toegevoerde lucht in het fluidisatiebed een een lage relatieve vochtigheidsgraad heeft, hetgeen de regenere-25 rende werking van het fluidisatiebed verhoogt.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een therapeutische inrichting voor het conditioneren van bedlegerige patiënten, welke inrichting de patiënt dragend, luchtdoorla-tend ligvlak bevat, een daaronder aangebrachte luchtkamer met 30 de korrelvormige vochtabsorberende vulling, een in de kamer uitmondend luchttoevoersysteem, voorzien van een behandelingslingstoestel voor het verkrijgen van de gewenste temperatuur bij een lage relatieve vochtigheid.

- 380 0792 f Λ -2-

Dergelijke inrichtingen worden gewoonlijk gebruikt voor zwaar zieke patiënten, zoals coronaire en chirurgische,intensive care, neurochirurgische, huidtransplantatie en brandwon-den-patiënten e.d., welke niet alleen pijnloos dienen te wor-5 den ondersteund, maar eveneens zo gelijkmatig mogelijk en met een vooraf bepaalde ligvlaktemperatuur. Deze ligvlaktempera-tuur kan beduidend lager zijn dan de omgevingstemperatuur.

Het ligvlak moet tevens geschikt zijn om lichaamsvocht door te laten en omlaag door te voeren, waarbij het probleem op-10 treedt dat dit vocht op hygiënische wijze en zonder afbreuk te doen aan de fluidisatie van de korrels moet worden verwijderd. Vanwege infektiegevaar is het niet mogelijk om dit vocht af te voeren tot buiten de ruimte waarin de inrichting is geïnstalleerd.

15 De uitvinding stelt verder een inrichting voor welke zich onderscheidt doordat de luchtkamer een vochtafvoerope-ning heeft, welke leidt naar een verwarmingsorgaan voor het verdampen van het afgevoerde vocht.

Dankzij deze maatregel behoeft geen afvoer te worden 20 aangebracht, hetgeen de antiseptische conditionering in de verpleegruimte handhaaft. Klontering van de korrels door overtollige vochtopname wordt vermeden, welke klontering een verharding van het ligvlak tot gevolg zou hebben. Daarbij blijft de vochtigheid van de omgevingslucht op een gewenst 25 niveau, voldoende om de uit het ligvlak tredende, relatief droge lucht, snel te bevochtigen, hetgeen de omgevingslucht voor de patiënt behaaglijker maakt.

• In het geval dat het luchtbehandelingstoestel is voorzien van een koelcircuit, bestaande uit een compressor, ver-30 damper en condensor, verdient het de voorkeur om volgens de uitvinding de verdamper uit te voeren met een met de luchtkamer in verbinding staande condensvanger, waarin het verwarmingsorgaan is opgenomen. Zodoende kan zowel de uit de behan-delingslucht tredende vocht en het lichaamsvocht gelijktijdig 35 worden verdampt. In een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm is het verwarmingsorgaan een in de verbindingsleiding van de compressor naar de condensor opgenomen warmtewisselaar. Zo- ntoWa1^111"' ^reon' voor <3e koeling -3- » resp. droging van de behandelingslucht tegelijkertijd worden gebruikt voor het verwarmingselement ter verdamping van het vrijgekomen vocht.

Bovengenoemde en andere kenmerken worden nader toege-5 licht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uit-voeringsvoorbeeld.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch vooraanzicht van een conditio-neringsinrichting volgens de inrichting, waarbij de omtreks-10 wand gedeeltelijk is weggebroken.

Fig. 2 een staande doorsnede door de inrichting volgens de lijn II-II in fig. 1 met in de onderkast een schematisch aangegeven luchtbehandelingssysteem.

Fig. 3 een schematische staande doorsnede van een meer 15 algemene toepassing van de inrichting volgens de uitvinding.

De in de figuren getoonde inrichting heeft een ligvlak 1, dat luchtdoorlatend is. Het materiaal is bijvoorbeeld van polycon fijngeweven doek, met een doorlaatbaarheid van 50 ^

Het ligvlak 1 sluit een kamer 2 af, dat is gvuld met een kor-20 reivormig materiaal, bijv. korrels van natronkalkglas die een antiseptische werking hebben. Aan de onderzijde van de kamer 2 sluit een verdeelkamer 3 aan, waarin een luchttoevoerlei-ding 4 uitmondt. De scheiding tussen de luchtkamer 2 en de verdeelkamer 3 is gevormd door een poreuze wand, één en ander 25 zodanig dat een zo gelijkmatige luchttoevoer in de kamer 2 plaatsvindt, zodat een gefluidiseerde vulling onder het ligvlak 1 ontstaat. De patiënt ligt derhalve op een fluidisatie-bed, dat zich geheel aanpast aan de lichaamsvorm, waardoor een gelijkmatige ondersteuning van de patiënt wordt verkre-30 gen.

Het is daarbij van belang de luchttemperatuur van het fluidisatiebed zodanig te kiezen dat het de patiënt het meest aangenaam overkomt. Met deze maatregelen wordt het zogenaamde doorliggen van de patiënt voorkomen.

35 De fluidisatielucht welke wordt aangevoerd via kanaal 4 wordt vooraf behandeld in een luchtbehandelingstoestel dat in zijn geheel met 5 is aangegeven. Dit toestel is in de onderkast 6 van de inrichting opgenomen. Het luchtbehandelingstoe- .8800792 f » -4- stel bestaat uit een verdamper 7, welke in een luchtkast 8 is aangebracht, waarin niet alleen de toevoerleiding 4 uitmondt maar tevens een aanvoerleiding 9. De aanvoerleiding 9 is via een luchtpomp 10 gevoed met omgevingslucht, welke met de pijl 5 P1 is aangegeven en via een opening 11 in de onderkast uit de ruimte waarin de inrichting is opgenomen, wordt aangezogen.

De luchtpomp 10 wordt bestuurd door een druksensor 15, zodanig dat een constante fluidisatiedruk wordt gehandhaafd ongeacht het lichaamsgewicht van de patiënt.

10 De verdamper vormt een onderdeel van een koelsysteem welke verder bestaat uit een compressor 12 en een condensor 13. De condensor 13 is voorzien van een ventilator 14 voor de afvoer van warmte. De compressor 12 verzorgt het transport van een koelmiddel, bijv. freon, via de verbindingsleidingen 15 in de richting van de pijl P2, langs de hiervoor genoemde verdamper 7.

Opgemerkt wordt dat in de kast 8 in het onder de verdamper 7 liggende compartiment 8' een verwarmingsspiraal 16 is aangebracht, welke zich in de verbindingsleiding tussen de 20 compressor 12 en de condensor 13 bevindt.

Tenslotte is de via de pomp 10 in het kanaal 9 gevoerde lucht vooraf voor te verwarmen door middel van een elektrisch verhittingselement 17.

De hierboven geschetste inrichting werkt als volgt.

25 Bij het aanzuigen van de fluidisatielucht via opening 11 pomp 10 en kanaal 9, kan desgewenst de lucht worden voorver-warmd door het verwarmingselement 17 voordat het in de luchtkast 8 terechtkomt. Daar vindt door de afkoeling een droging van de lucht plaats zodat deze droge lucht via kanaal 4 naar 30 de verdeelruimte 3 tot in het fluidisatiebed 2 komt en verder via het ligvlak 1 weer in de ruimte kan terugkëren. De lucht heeft een zodanige relatieve vochtigheid en temperatuur dat het voor de patiënt theurapeutisch het beste overkomt. Bij het onttrekken vocht aan de lucht door de luchtkamer 8 35 zullen dampdruppels op de verdamperplaat 7 ontstaan, welke in de onderkast 8’ worden opgevangen. Daarin is het verwarmingselement 16 aangebracht dat een onderdeel vormt van het freoncircuit, waarin de freon na het afkoelen van de lucht in de luchtkast 8 via de compressor 12 wordt verhit en .0800792 -5- teruggeleid naar het verwarmingselement 16 waarbij het de neerslag zal verdampen. Vervolgens wordt het freon verder gecondenseerd in de 35 condensor 13. De voorgestelde opstelling heeft bovendien het voordeel dat al het lichaams-vocht 5 dat via het ligvlak 1 en het fluidisatiebed 2 in de verdeelkast 3 terugkomt, ook wordt afgevoerd via kanaal 4 in het compartiment 8', waardoor ook door verdamping verwijdering van overtollig lichaamsvocht plaatsvindt. De vochtige lucht uit het compartiment 8' wordt in de vrije ruimte-10 rond de inrichting gebracht, hetgeen bijdraagt aan een relatief vochtiger omgevingslucht dan de 5 droge behandelingslucht voor het fluidisatiebed 2.

In een doelmatige therapeutische behandeling kan de temperatuur van het fluidisatiebed 26eC zijn, welke constant 15 wordt gehouden bij een omgevingstemperatuur die mag variëren tussen 20 - 35°C, bij een rv van 85%. De druk in het luchttoevoer systeem wordt gehouden op 420 mm waterkolom, ongeacht de omgevingsdruk en het patiëntengewicht. De luchtverplaatsing is bij voorkeur 52,9 m3, waarbij de relatieve vochtig-20 heid van de omgeving mag variëren tussen 35-85%. De maximale relatieve vochtigheid van de fluidisatielucht is 72 %.

Als korrelvormige vulling wordt gebruikt natron-kalk-glas, dat met de hierboven gegeven waarden een viscositeit van anderhalf maal die van water verkrijgt. Dit levert een 25 inzakking van de patiënt in het luchtbed op van ±10 cm, hetgeen de gewenste "drijvende” therapeutische behandeling verzekert.

Pig. 3 toont een meer algemene toepassingsmogelijkheid van het gedroogde fluidisatiebed volgens de uitvinding. In 30 deze schematische weergave is een bak 30 aangebracht, welke is voorzien van een luchtdoorlaatbare tussenwand 31 voor het vormen van een luchtverdeelkamer 32 onder de tussenwand 31. Boven de wand 31 is een vulling van korrelvormig materiaal 33 aangebracht, van een zodanige dikte dat voorwerpen V volledig 35 in de laag korrels kan worden ondergedompeld. De voorwerpen V worden op een hangende transporteur 34 aangevoerd, resp. afgevoerd in de richting van de pijl PT.

De luchtverdeelkamer 32 wordt gevoed door een luchttoe-voersysteem 35 door middel van een ventilator of blaastoestel 8800792 t -6- 36 waarbij het luchttoevoersysteem 35 desgewenst kan worden voorzien van een luchtdroogtoestel 37 van willekeurige aard. Het luchtdroogtoestel 37 kan de vorm van de hierboven beschreven uitvoering volgens fig. 2 hebben. Het is in deze 5 toepassing echter niet noodzakelijk om eventueel omlaagval-lend vocht te verdampen met een verhittingselement 16 volgens deze uitvoeringsvorm.

In de luchtverdeelkamer 32 wordt de korrelvulling 33 boven de scheidingswand 31 in fluidisatie gebracht waardoor de 10 voorwerpen, welke gedroogd dienen te worden gemakkelijk in dit bed kunnen worden ingelaten, over een bepaalde tijd afhankelijk van. de transportsnelheid P1 in het bed kunnen worden gehouden, en vervolgens gedroogd kunnen worden afgevoerd. Dankzij de turbulente aard van het fluidisatiebed wor-15 den de bevochtigde korrels in de vulling 33 voortdurend uit de baan van de voorwerpen gevoerd, gedroogd en vervolgens weer met de voorwerpen in contact gebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, waarbij kan worden opgemerkt dat het 20 verwarmingselement 16 bijv. ook elektrisch kan zijn uitgevoerd ter verkrijging van het gewenste verdampende effekt. Vanzelfsprekend is elke andere verwarmingsbron daar mogelijk. Voorts is het mogelijk om het verwarmingselement 16 in een aparte opvangkast dan de luchtkast 8 aan te brengen, wel-25 ke in verbinding kan staan met de verdeelruimte 3 resp. flui-disatieruimte 2.

8800792

Claims (11)

1. Werkwijze voor het onttrekken van vocht aan één of meer lichamen, waarbij een bed van vochtabsorberende korrels wordt toegepast, met het kenmerk, dat de vochtabsorberende korrels aan een luchtstroom onderworpen worden ter vor- 5 ming van een fluidisatiebed, waarin de lichamen dompelbaar zijn.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de luchtstroom voor het toevoeren naar de absorberende korrels vooraf aan een droogbehandeling wordt onderworpen.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze vol gens conclusie 1, welke inrichting is uitgevoerd met een bed van vochtabsorberende korrels, met het kenmerk, dat het bed is uitgevoerd met een op een luchttoevoersysteem aangesloten luchtverdeelkast voor het gelijkmatig aan de onder-15 zijde van het bed toevoeren van lucht ter vorming van een fluidisatiebed van vochtabsorberende korrels.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het luchttoevoersysteem is uitgevoerd met een droogtoe-stel.

5. Inrichting voor het conditioneren van bedlegerige patiënten, gekenmerktrdoor ,i-een de patiënt dragend, luchtdoor latend ligvlak omvat, een daaronder aangebrachte luchtkamer met korrelvormige vulling, een in de kamer uitmondend luchttoevoersysteem voorzien van een luchtbehandelingstoestel 25voor het verkrijgen van de gewenste temperatuur bij een lage relatieve vochtigheid.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lichtkamer een vochtafvoeropening heeft, welke léidt naar een verwarmingsorgaan voor het verdampen van het afge- 30 voerde vocht.

7. Inrichting volgens conclusie 5 en 6, waarbij het luchtbehandelingstoestel is voorzien van een koelcircuit, bestaande uit een compressor, verdamper en condensor, met het k e n -me r k, dat de verdamper is voorzien van een met de 35 luchtkamer in verbinding staande condensvanger, waarin het verwarmingsorgaan is opgenomen. .8800782 ___ <1 -8-

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het ken merk, dat het verwarmingsorgaan een in de verbindingslei-ding van de verdamper naar de condensor opgenomen warmtewisselaar is.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 5-8, met het kenmerk, dat in de naar de verdamper leidend luchtkanaal een luchtverwarmingstoestel is geplaatst.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 3-9, met het kenmerk, dat de korrelvormige vulling bestaat 10 uit korreldeeltjes met diameter van 70 tot 140 micron.

11. Inrichting volgens conclusie 10,met het kenmerk dat de korrelvormige stof is gevormd door natron-kalkglas. .8800792 -