[go: up one dir, main page]

NL8800399A - Bandcassette. - Google Patents

Bandcassette. Download PDF

Info

Publication number
NL8800399A
NL8800399A NL8800399A NL8800399A NL8800399A NL 8800399 A NL8800399 A NL 8800399A NL 8800399 A NL8800399 A NL 8800399A NL 8800399 A NL8800399 A NL 8800399A NL 8800399 A NL8800399 A NL 8800399A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
reel
tape cassette
take
liver
tape
Prior art date
Application number
NL8800399A
Other languages
English (en)
Other versions
NL186729C (nl
NL186729B (nl
Original Assignee
Victor Company Of Japan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP1980167532U external-priority patent/JPS6128295Y2/ja
Priority claimed from JP9669381U external-priority patent/JPS6017094Y2/ja
Priority claimed from JP1981119403U external-priority patent/JPS5826783U/ja
Application filed by Victor Company Of Japan filed Critical Victor Company Of Japan
Publication of NL8800399A publication Critical patent/NL8800399A/nl
Publication of NL186729B publication Critical patent/NL186729B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL186729C publication Critical patent/NL186729C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/04Magazines; Cassettes for webs or filaments
    • G11B23/08Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends
    • G11B23/087Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends using two different reels or cores
    • G11B23/08707Details
    • G11B23/08778Driving features, e.g. belt
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/04Magazines; Cassettes for webs or filaments
    • G11B23/08Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends
    • G11B23/087Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends using two different reels or cores
    • G11B23/08707Details
    • G11B23/08721Brakes for tapes or tape reels
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B25/00Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus
    • G11B25/06Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus using web-form record carriers, e.g. tape
    • G11B25/066Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus using web-form record carriers, e.g. tape adapted for use with containers of different sizes or configurations; adaptor devices therefor

Landscapes

  • Packaging Of Annular Or Rod-Shaped Articles, Wearing Apparel, Cassettes, Or The Like (AREA)
  • Automatic Tape Cassette Changers (AREA)
  • Unwinding Webs (AREA)

Description

Bandcassette
De uitvinding heeft betrekking op een bandcassette te gebruiken bij een registratie en/of weergeefinrichting met tenminste één haspelaandrij fas, waarin de bandcassette een cassette-huis omvat en een haspel aan de leverzijde en een haspel aan de 5 opneemzijde zijn aangebracht om een magneetband af, respectieve lijk op te wikkelen, terwijl de haspel aan de opneemzijde een van aangrijpingsmiddelen voorziene haspelflens heeft, welke aangrijpings-middelen zich tot aan een zijkant van het cassettehuis uitstrekken.
Een dergelijke bandcassette is bekend uit het IQ Amerikaanse octrooischrift 4.185.307. In de bekende bandcassette zijn de haspels vrij draaibaar zolang de bandcassette niet in een houder is geplaatst die van een haspelaandrijfmechanisme is voorzien dat zijdelings van de bandcassette door middel van tandwielen zowel de leverhaspel als de opneemhaspel kan aandrijven. Bij het hanteren of 25 vervoeren van de bandcassette kan, onder andere door de aanwezigheid van de aangrijpingsmiddelen aan de zijkant van het cassettehuis, een haspel in draaiing komen waarbij de magneetband uit het huis kan geraken en buiten het huis in de war kan komen en zelfs kan breken.
In ieder geval kan de magneetband gemakkelijk slap komen te hangen 20 in het cassettehuis, hetgeen bij het daarna gebruiken van de band cassette waarbij om te beginnen de band snel strak wordt getrokken, oorzaak kan zijn van het breken van de magneetband.
De uitvinding heeft ten doel een bandcassette te verschaffen waarbij de hiervoor beschreven bezwaren zijn opgéheven.
25 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door dat de bandcasette is voorzien van remmiddelen die een remdeel omvatten dat in opwaart®en neerwaartse richting kan worden verplaatst en in aanraking komt met de haspelflens van de opneemhaspel om het roteren van de opneemhaspel af te remmen, en van aandrukmuddelen om .8800399 if -2- '·* het remdeel naar beneden te drukken, waarbij het reradeel en de aan-drukraiddelen in het cassettehuis zijn aangebracht en het remdeel naar boven kan worden verplaatst zodat dit van de haspelflens wordt gescheiden om de remwerking op te heffen.
5 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur IA een bovenaanzicht is van één uitvoeringsvorm van de miniatuur bandcassette; figuur 1B een zij-aanzicht is van de in figuur IA 10 weergegeven uitvoeringsvorm; figuur 1C een onderaanzicht is van de in figuur IA weergegeven uitvoeringsvorm; figuur 1D een achteraanzicht is van de in figuur IA weergegeven uitvoeringsvorm;
15 figuur 2 een bovenaanzicht is van de in figuur IA
weergegeven uitvoeringsvorm in een toestand, waarbij de bovenste helft van de bandcassette is verwijderd;
figuur 3 een doorsnede is volgens de lijn III-III
in figuur IA;
20 figuur 4A een doorsnede is volgens de lijn IVA-IVA
in figuur 2;
figuur 4B een doorsnede is volgens de lijn IVB-IVB
in figuur 2; figuur 5 een aanzicht is van een remmechanismedeel 25 van de in figuur 2 weergegeven haspel aan de opneemzijde; figuur 6 een doorsnede is volgsns de lijn VI-VI in figuur 5; figuur 7 een bovenaanzicht is van de onderste helft van één uitvoeringsvorm van het bandcassette-aanpasstuk, dat met de 30 in figuur IA weergegeven uitvoeringsvorm van de cassette is te laden; figuur 8 een onderaanzicht is van de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm van het bandcassette-aanpasstuk; figuur 9 een bovenaanzicht is van de toestand waarin de in de figuur 1A-D weergegeven uitvoeringsvorm van de bandcassette 35 is geladen in de onderste helft van de in figuur 7 weergegeven uit voeringsvorm van het bandcassette-aanpasstuk, en de band uit de bandcassette naar buiten is getrokken voor het vormen van een voorafbepaalde bandbaan; • 8 8 0 039 9 -2a- figuur 10 een bovenaanzicht is van het bandcassette-aanpasstuk in de toestand, waarin de bovenste helft is samengevoegd met de onderste helft van het bandcassette-aanpasstuk, dat zich in de in figuur 9 weergegeven toestand bevindt; 5 figuur 11 een doorsnede is volgens de lijn XI-XI in figuur 10; figuur 12 een bovenaanzicht is van een compacte registratie- en/of weergeefinrichting, uitsluitend voor de in figuur IA weergegeven miniatuur bandcassette, in een stand waarin de in- 10 richting registreert of weergeeft; figuur 13 een bovenaanzicht is van een standaard registratie- en/of weergeefinrichting, die samenwerkt met het in figuur 10 weergegeven bandcassette-aanpasstuk, geladen met de bandcassette, in een stand waarin de inrichting registreert of weergeeft; 15 figuur 14 een bovenaanzicht is van een andere uit voeringsvorm van de bandcassette in een toestand, waarin de bovenste helft daarvan is verwijderd; figuur 15 een doorsnede is volgens de lijn XV-XV in figuur 14; 20 figuur 16 een zij-aanzicht is van de in figuur 14 weergegeven uitvoeringsvorm; figuur 17 een onderaanzicht is van de in figuur 14 weergegeven uitvoeringsvorm; • 880 0399 t '· -3- fig. 18 een bovenaanzicht is van de onderste helft van één uitvoeringsvorm van het bandcassette-aanpasstuk, waarin de in fig. 14 weergegeven uitvoerirgsvorm van de cassette is op te nemen, en fig. 19 een bovenaanzicht is van de toestand waarin de in 5 fig. 14 weergegeven bandcassette is opgenomen in de in fig.18 weerge geven onderste helft.
De miniatuur bandcassette 10 heeft de in de fig. 1A-D, 2 en 3 weergegeven gedaante. De bandcassette 10 omvat een cassettehuis 11 met een afmeting, die kleiner is dan een standaard bandcassette, 10 die wordt geladen in een standaard videosignaalregistratie- en/of weergeefinrichting.-Een deksel 13 is aangebracht aan het voorste oppervlak van het cassettehuis 11 op zodanige wijze, dat het deksel 13 vrij kan openen en sluiten voor het beschermen van een magneetband 12, opge-nomen in de bandcassette 10.
15 Het cassettehuis 11 bestaat uit oen bovenste helft 14 en een onderste helft 15. Het deksel 13 is in een vorm gevormd van een hars, zoals bijvoorbeeld polypropeen, en is gemonteerd aan de bovenste helft 14. Een voorste dekselgedeelte 16 van het deksel 13 kan draaien rond een schamiergedeelte 17, aangebracht bij het dunner gevormde hoekdeel 2o van het deksel 13. Het voorste dekselgedeelte 16 wordt door een bladveer 18 in de dekselsluitrichting gedrukt voor het afdekken van het voorste oppervlak van het cassettehuis 11. Wanneer de bandcassette 10 niet is geladen in een bandcassette-aanpasstuk en een videosignaalregistratie-en/of weergeefinrichting, uitsluitend voor de bandcassette 10 (de be-25 schrijving van dit aanpasstuk en deze inrichting wordt hierna gegeven), dekt het voorste dekselgedeelte 16 het voorste oppervlak van het cassettehuis af voor het beschermen van de magneetband 12, die met betrekking tot dit oppervlak vrij ligt. Verder grijpt een aan het voorste dekselgedeelte 16 gevormde vinger 19 aan in een opening 20 van de onder-2q ste helft 15, en is het voorste dekselgedeelte 16 dus in een gesloten toestand gegrendeld.
Verder zijn, zoals weergegeven in de fig. 2 en 3, een lever-haspel 21 aan de leverzijde en een opneemhaspel 22 aan de opneemzijde evenwijdig aangebracht in het cassettehuis 11. De afstand D tussen de 35 betreffende middelpunten van de lever- en opneemhaspel . 8 8 0 0 39 9
V
% -4- 21 en 22 is kleiner dan de afstand tussen de middelpunten van. de leveren opneemhaspels van de standaard bandcassette, gebruikt in de standaard registratie- en/of weergeefinrichting. Met betrekking tot de leverhaspel 21 wordt de magneetband 12 gewonden om een haspel-5 naaf 25 tussen bovenste en onderste flenzen 23 en 24. Met. betrekking tot de opneemhaspel 22 wordt de magneetband 12 op soortgelijke wijze gewonden om een haspelnaaf 28 tussen bovenste en onderste flenzen 26 en 27. De magneetband 12 wordt van de leverhaspel 21 getrokken en geleid door leipennen 29 en 30, respectievelijk verschaft aan de linker- en 10 rechter eindzijden langs de voorste oppervlaktezijde van het cassette-huis 11 voor het vormen van een bandbaan 124, die reikt tot de opneemhaspel 22.
De leverhaspel 21 wordt verschaft in een toestand waarin een uitstekend trapgedeelte 24a van de onderste flens 24 los is opgenomen 15 in een gat 31 met een grotere diameter van de onderste helft 15. Bovendien zijn tanden 24b in een ringgedaante gevormd aan het onderste oppervlak van de onderste flens 24 om.zijn gehele cirkelvormige omtrek. Tanden 32 zijn gevormd in een ringgedaante aan het bovenste oppervlak van de onderste helft 15 op plaatsen tegenover de voorgaande tanden 24b. De 20 leverhaspel 21 wordt naar de zijde van de onderste helft 15 gedrukt door één armgedeelte 33a van een bladveer 33, gemonteerd aan het onderste oppervlak van een bovenste plaat van een bovenste helft 14. In een gebruikelijke toestand grijpen derhalve de tanden 24b aan tussen de tanden 32. De leverhaspel 21 wordt dus geregeld , waarbij zijn draai-25 ing wordt voorkomen als gevolg van het beschreven aangrijpen van de tanden 24a en 32. De leverhaspel 21 draait dus niet onnodig wanneer de bandcassette 10 wordt gehanteerd of wordt vervoerd. Derhalve wordt het verward en beschadigd raken van de dm de leverhaspel 21 gewonden-· magneetband 12 voorkomen, omdat daarin geen slap hangen wordt veroorzaakt, 2o en wordt het onnodig uit de leverhaspel 21 naar buiten trekken van de magneetband 12 voorkomen.
Een opneemdeel 25a voor de haspel&andrijfas is aangebracht aan de binnenzijde van de haspelnaaf 25 van de leverhaspel 21, waarin een haspelaandrijfas van de registratie- en/of weergeefinrichting 2^ wordt gezet. De binnendiameter van de haspelnaaf 25 is gelijk aan die .8800399 -5- van de haspelnaaf van de leverhaspel in de standaard bandcassette. Het opneemdeel 25a van de haspelas is aan de zijde van het gat 31 open.
Verder is een verdieping 23a gevormd in het middengedeelte van de bovenste oppervlak te zij de van de bovenste flens 23 van de lever-5 haspel 21. Een uitsteeksel 23b is gevormd in het midden van de verdie ping 23a. Het ene armgedeelte 33a van de bladveer 33 drukt het uitsteeksel 23b naar beneden voor het naar de zijde van de onderste helft 15 drukken van de leverhaspel 21. Zoals hierna wordt beschreven, is de leverhaspel 21 naar boven en naar beneden beweegbaar bij het in de 10 registratie- en/of weergeefinrichting laden van de bandcassette 10, welke bewegingsruimte van de leverhaspel 21 betrekkelijk groot is. Aangezien echter de verdieping 23a is aangebracht in de omtrek van het uitsteeksel 23b, heeft het punteinde van het armgedeelte 33a van de bladveer 33 geen aanraking met de bovenste flens 23 van de leverhaspel 15 21 wanneer deze naar boven en beneden wordt bewogen.
De opneemhaspel 22 is op draaibare wijze zodanig aangebracht, dat een vaste as 34 , die door inbedden is aangebracht aan de Onderste helft 15, in een raiddengat van de haspelnaaf 28 wordt gestoken. Een middenuitsteeksel 26a, voorzien aan de platte flens 26, wordt door een 2o ander armgedeelte 33b van de bladveer 33 naar beneden gedrukt, en de opneemhaspel 22 wordt naar de zijde van de onderste helft 15 gedrukt. Aangezien de haspelnaaf 28 niet met een haspelaandrijfas is ingezet, is de buitendiameter d2 van de haspelnaaf 28 kleiner dan die dl van de haspelnaaf 25 van de leverhaspel 21. Door deze maatregel, waarbij de 25 buitendiameter d2 van de haspelnaaf 28 kleiner is dan de buitendiameter dl van de haspelnaaf 25, wordt de hoeveelheid magneetband 12, die kan worden opgenomen in de bandcassette 10, groot in vergelijking met het geval, waarbij de buitendiameters dl en d2 van de haspelnaven. 25 en 28 gelijk zijn. Hoewel de afmeting van de bandcassette 10 klein is, kan 2Q derhalve het registreren en weergeven gedurende een betrekkelijk lange tijdsduur worden uitgevoerd door toepassing van de bandcassette 10.
De vaste as 34 is met een schroef 36 geschroefd aan de onderste helft 15 in een van schroefdraad voorzien deel 34b in een toestand, waarin een uitsteeksel 35, verschaft aan de onderste helft 15, wordt gezet in een groef 34a, die zich in diametrale richting bij het onder-35 .8800399 4 i -6- ste einddeel van de vaste as 34 uitstrekt, zoals weergegeven in de fig. 4A en 4B. De groef 34a en het uitsteeksel 35 werken als een tegenhouding wanneer het uitsteeksel 35 in de groef 34a wordt geplaatst bij het monteren van de vaste as 34 aan de onderste helft 15 door de schroef 36. Dientengevolge kan de schroef 36 betrouwbaar in het van 5 schroefdraad voorziene deel 34b worden geschroefd en kan het bevestigen van de vaste as 34 aan de onderste helft 15 met een grote doeltreffendheid worden uitgevoerd. Zoals hierna wordt beschreven werkt een draai-kracht van de opneemhaspel 22 op de vaste as 34 tijdens het registreren en weergeven. De vaste as 34 draait echter niet onnodig als gevolg van 10 het hiervoor beschreven plaatsen van het uitsteeksel 35 in de groef 34a. Dientengevolge raakt de schroef 36 niet los omdat de vaste as 34 niet draait, en wordt de vaste as 34 in de vaste uitgangstoestand gehouden zonder het invoeren van instabiliteit van de vaste as 34. Derhalve wordt de opneemhaspel 22 altijd in een voorafbepaalde stand gehouden, 15 en draait hij op een stabiele wijze. Derhalve kan de magneetband 12 regelmatig worden opgenomen door de opneemhaspel 22 zonder de magneetband 12 te beschadigen, en grijpt de opneemhaspel 22 stabiel aan met een mechanisme voor het overbrengen van een aandrijfkracht, zoals hierna wordt beschreven.
20 Bovendien is een tandwieldeel 27a gevormd aan het buitenom- treksdeel van de onderste flens 27 van de opneemhaspel 22. Zoals weergegeven in de fig. IB, 1C, 2 en 3, is een deel van het tandwieldeel 27a zichtbaar door een uitsnijvenster 37, dat is gevormd als een deel tussen het zijoppervlak en het bodemoppervlak van de onderste helft 15.
25 Het uitsnijvenster 37 heeft een gebogen gedaante aan de bodemoppervlak-zijde van de onderste helft 15.
Met betrekking tot de opneemhaspel 22 is verder een in de fig. 5 en 6 weergegeven remmechanisroe aangebracht. Een remdeel 38 wordt gedragen door pennen 39a en 39b aan de onderste helft 15, welke pennen 30 worden gestoken door een paar gaten, aangebracht in het remdeel 38 op een vrij verschuifbare wijze naar boven en naar beneden. Het remdeel 38 wordt naar beneden gedrukt tegen de onderste helft door schroefveren 40a en 40b, aangebracht om de omtrek van bijbehorende pennen 39a en 39b voor het voorkomen van het naar boven slippen van het remdeel 38.
. 8 8 0 03 0‘k ft % -7-
Wanneer het remdeel 38 door de schroefveren 40a en 40b naar beneden wordt gedrukt en zich in een onderste stand bevindt, sluit een hoofd-lichaarasgedeelte 38a van het remdeel 38 een lengtegat 45 af, aangebracht in de onderste helft 15 voor plaatsingsdoeleinden, hetgeen hier-5 na wordt beschreven· Bovendien is een vingergedeelte 38b op dezelfde hoogtestand als de onderste flens 27, en wordt dit vingergedeelte geplaatst tussen naburige tanden van het tandwieldeel 27a. De opneemhas-pel 22 wordt dus in de draaistand gegrendeld, en geen slaphangen wordt veroorzaakt in de-magneetband 12, gewonden om de opneemhaspel 22. Boven-10 dien is het buitenomtreksdeel van de onderste flens 27, waar het tandwieldeel 27a is gevormd, een trap lager dan het flensoppervlak aan de binnenomtrekszijde daarvan.
Het remdeel 38 beweegt naar boven, zoals hierna wordt beschreven, in welke verhoogde stand het vingergedeelte 38b los komt 15 van het tandwieldeel 27a en de grendeling met betrekking tot de opneemhaspel 22 dienovereenkomstig wordt opgeheven. Aangezien het remdeel 38 werkt door het bewegen evenwijdig aan de hartlijn van .de opneemhaspel 22, loopt het remdeel 38 niet op tegen de om de opneemhaspel 22 gewonden magneetband 12, waardoor deze niet wordt beschadigd. Dienovereen-20 komstig is de constructie van het remmechanisme eenvoudig. Verder neemt het remmechanisme niet veel ruimte in, en is het van voordeel voor het verkleinen van de afmeting van de bandcassette 10. Aangezien het remmechanisme met inbegrip van het remdeel 38 is opgesteld bij het hoekdeel van het cassettehuis 11, neemt het verder geen aanvullende ruimte in.
25 Dit is eveneens voordelig vanuit het gezichtspunt van het verkleinen van de afmeting van de bandcassette.
Openingen 41 en 42 voor het ODnemen van laadpennen en een winder opening voor het opnemen van een opstaande/ zijn respectievelijk aangebracht in de bodem van de bandcassette 10 aan de zijde van het deksel 3Q 13. Verder zijn een plaatsingsgat 44 en een plaatsingslengtegat 45 respectievelijk aangebracht in het bodemopper vlak van de bandcassette 10 aan de linker-en rechter zijde.dicht bij de achterzijde. Het gat 44 en het lengtegat 45 zijn respectievelijk gevormd in verdiepingen 46 en 47. Bovendien zijn verdiepingen 48 en 49 respectievelijk gevormd in 25 het bodemoppervlak van de bandcassette 10 aan de linker en rechter, zij- .8800399 \ -8- de aan de zijde van het deksel 13.
Verdiepingen 50 en 51 zijn gevormd aan de linker- en rechter eindzijde van de bandcassette 10, weergegeven in fig. IA, vanaf nagenoeg de middenstand naar het achteroppervlakdeel daarvan langs de 5 diepterichting van de bandcassette 10.
Uitsteeksels 52 en 53 van de onderste helft 15 passen in verdiepingen (niet weergegeven), aangebracht aan de onderzijde van de bovenste helft 14 voor het plaatsen van de bovenste en onderste helften 14 en 15 op de bandcassette 10, welke bovenste en onderste helften 14 10 en 15 met elkaar worden verbonden door schroeven 54 en 55.
De fig. 7-11 tonen een bandcassette-aanpasstuk 60, dat wordt gebruikt in het geval dat de bandcassette 10 met de hiervoor beschreven constructie wordt geladen in de standaard registratie- en/of weer- geefinrichting.
jej Het bandcassette-aanpasstuk 60 heeft een opnemend deel 61 voor het opnemen van de bandcassette 10, en een uitwendige vorm en afmeting, die in hoofdzaak gelijk zijn aan die van de standaard bandcassette.
Het bandcassette-aanpasstuk 60 bestaat uit een onderste helft 2Q 62 en een bovenste helft 63. De bovenste helft 63 wordt vastgezet aan de onderste helft 62 door schroeven nadat de bandcassette 10 is opgenomen in het opnemende deel 61 van de onderste helft 62.
Het opnemende deel 61 voor het opnemen van de bandcassette 10 is gevormd als een opening op een voorafbepaalde plaats van de on-2^ · derste helft 62. Een mechanisme 84 voor het overbrengen van de draai ing is aangebracht op een plaats naast het opnemende deel 61. Wanneer de onderste helft 62 ter vergelijking wordt geplaatst bovenop de standaard bandcassette, bevindt de leverhaspel 21 van de bandcassette 10, opgenoroen in het opnemende deel 61, zich op een plaats, overeen-2Q komende met de plaats van de leverhaspel van de standaard bandcas sette. Verder is een tandwieIconstructie 64 van het mechanisme 84 voor het overbrengen van een draaiing aangebracht op een plaats, die overeenkomt met de plaats van de opneemhaspel van de standaard » bandcassette.
^ Het opnemende deel 61 bestaat uit een opening 65 met een f .8800399 * -9- gedaante, die in hoofdzaak gelijk is aan de gedaante van de bandcasset-te 10, weergegeven in bovenaanzicht in fig. IA, waarbij een wanddeel 66 drie zijden van de opening 65 omgeeft, en uitsteeksels 67, 68, 69 en 80 zich uitstrekken in de opening 65 op plaatsen in de bodem van de 5 onderste helft 62. Deze uitsteeksels zijn voor het plaatsen van de bandcassette 10 na het opnemen daarvan. Pennen 71 en 72 zijn respectievelijk gebed in de uitstekende delen 67 en 68 voor het plaatsen van de bandcassette 10,
De tandwielconstructie 64 is aangebracht op een draaibare 10 wijze op een plaats tegenover een gat 73 in de onderste helft 62, zoals is weergegeven in de fig. 8 en 11. Een opneemdeel 64a voor een haspel-aandrijfas is aangebracht aan het binnendeel van de tandwielconstructie 64. Bovendien is een tandwieldeel 64b aangebracht aan de buitenomtrek van de tandwielconstructie 64. Een tandwiel 74 met een kleine diameter 15 grijpt aan in het tandwieldeel 64b. Dit tandwiel 74 wordt axiaal gedragen door een as 75 aan de onderste helft 62, en een deel van het tandwiel 74 reikt in het opnemende deel 61.
Op soortgelijke wijze als in de standaard bandcassette, zijn openingen 76 en 77 voor het inzetten van laadpennen, en een ope-20 ning 78 voor het inzetten van de kaapstander respectievelijk aangebracht in de voorste oppervlakzij de van de onderste helft 62.
Verder zijn leipennen 80 en 81 ingebed aan respectievelijk het einde van de opening 76 en het einde van de opening 78 in de onderste helft 62. Bovendien is een leipen 82 ingebed in de onderste helft 25 62 op een plaats tegenover de leipen 30. Zoals hierna wordt beschreven, leiden de leipennen 80 en 81 de magneetband 12 zodanig, dat deze een bandbaan 12b vormt langs het voorste oppervlak van het bandcassette-aanpasstuk 60.
Zoals weergegeven in fig. 10 heeft de bovenste helft 63 30 een U-vormige uitsnijding 85. Naar binnen uitstekende delen 87 en 86 zijn respectievelijk gevormd aan de rechter en linker zijde bij het binnenste deel van de uitsnijding 85.
Thans wordt een beschrijving gegeven van het geval, dat de bandcassette 10 wordt geladen in een registratie- en/of 23 weergeefinrichting, uitsluitend ontworpen voor de bandcassette 10, van .8800399 i -10- een andere soort dan de stadaard * registratie- en/of weergeefin richting, zoals een compacte registratie- en/of weergeef inrichting, die kleiner is dan de standaard registratie- en/of weer- geefinrichting, aan de hand van fig. 12.
5 Fig. 12 toont een compacte registratie- en/of weergeefinrich- ting 100. De breedte en diepte van deze compacte registratie- en/of weergeefinrichting 100 zijn kleiner dan die van een standaard . registratie- en/of weergeefinrichting 120, weergegeven in fig. 13, en de grootte van de coup acte registratie- en/of weergeefinrichting 100 10 als geheel is klein.
Een leverhaspelaandrijfas 101 is aangebracht aan een cassette-laaddeel van de compacte registratie- en/of weergeefinrichting 100, waarbij echter geen opneemhaspelaandrijfas is aangebracht. Wanneer de bandcassette 10 wordt geladen in de compacte registratie- en/of weer-15 geefinrichting 100, wordt de leverhaspel 10 geplaatst over de leverhaspelaandrijfas 101 in een plaatsingstoestand, waarin het gat 44 en het lengtegat 45 zijn geplaatst over de pennen 102 en 103. Hierbij gaan een laadpen 104 en een spanpen 105 gedeeltelijk de opening 41 binnen, waarbij een laadpen 106 en een kaapstander 107 20 gedeeltelijk de opening 42 binnengaan.
In deze geladen stand wordt de leverhaspel 21 naar boven gedrukt, zoals weergegeven in fig. 3. Derhalve komen de tanden 24b los van de tanden 32, en wordt de leverhaspel 21 vrij draaibaar. Bovendien wordt het remdeel 38 naar boven gedrukt tegen de krachten, uitgeoefend 25 door de veren 40a en 40b, door de in het lengtegat 45 gestoken pen 103.
Het vingergedeelte 38b gaat naar boven, en de hoogte van het vingerge-deelte 38b wordt anders dan die van het tandwieldeel 27a voor het loskomen daarvan. Dienovereenkomstig wordt de opneemhaspel 22 ook vrijgemaakt uit de gegrendelde stand, en wordt hij vrij draaibaar.
Wanneer de werking van de registratie- en/of weergeefinrichting wordt ingesteld op spelen, onderscheppen de pennen 104, 105 en 106 de magneetband 12 en grijpen deze aan voor het naar buiten trekken van de magneetband 12, waarbij zij respectievelijk bewegen naar de met getrokken lijnen in fig. 12 weergegeven standen. Derhalve wordt de mag-^ neetband !2 uit de bandcassette 10 getrokken om in aanraking te komen . 8 8 0 0 3 P : * -lime t een over de hele breedte werkzame wiskop 108. De magneetband 12 komt verder in aanraking met een leitrommel 109, voorzien van draaibare videokoppen over een voorafbepaald hoekbereik, en komt verder in aanraking met een geluidregelkrp 110. De magneetband 12 wordt dus in 5 een voorafbepaalde bandbewegingsbaan geladen. Tijdens het registreren en weergeven, wordt de magneetband 12 aangedreven in een stand, geklemd tussen de kaapstander 107 en een klemrol 11. Bovendien is een aandrijftandwiel 112, dat wordt gedraaid door een haspelaandrijfmotor (niet weergegeven) , in aangrijping met het tandwieldeel 27a van de 10 opneemhaspel 22, en wordt de opneemhaspel 22 dienovereenkomstig aange dreven in de bandopneemrichting.
De over de volle breedte werkzame wiskop 108, de geluidregel-kop 110 en de leitrommel 109 zijn geconstrueerd onder dezelfde norm als de overeenkomstige koppen en leitrommel van de standaard registra nt tie- en/of weergeefinrichting, die hierna wordt beschreven. Derhalve wordt een signaal geregistreerd op of weergegeven van de magneetband 12 met een bandpatroon en formaat, gelijk aan die, verkregen met de standaard registratie- en/of weergeefinrichting.
Thans wordt het geval beschreven dat de bandcassette 10 20 wordt gebruikt bij het laden in de standaard registratie- en/of weergeefinrichting, aan de hand van fig. 13.
In dit geval wordt de bandcassette 10 opgenomen in het bandcassette-aanpasstuk 60 voor het vormen van de hiervoor beschreven voorafbepaalde bandbaan in het bandcassette-aanpasstuk 60. Dit band- 60, dat de bandcassette 10 heeft opgenomen, wordt geladen in de registratie- en/of weergeefinrichting zoals in het geval dat de standaard bandcassette wordt geladen.
Voor het in het bandcassette-aanpasstuk 60 opnemen van de bandcassette 10, wordt eerst het voorste dekselgedeelte 16 van de band-^ cassette 10 geopend, zoals aangegeven door een streep-stippellijn in fig. 1B. Dan wordt de magneetband 12 over een voorafbepaalde lengte uit de bandcassette 10 getrokken. In deze toestand is de opneemhaspel 22 in een gegrendelde toestand en draait niet. De leverhaspel 21 is gedwongen beweegbaar wanneer de tanden 24b over de tanden 32 lopen 35 tegen de door de bladveer 33 uitgeoefende kracht. Derhalve wordt de .8800399 -12- magneetband 12 van de leverhaspel 21 getrokken. In het geval dat de leverhaspel 21 niet regelmatig draait, kan de magneetband 12 naar buiten worden getrokken tijdens het door een vinger naar boven drukken van de leverhaspel 21 voor het opheffen van de tandaangrijping van de lever-5 haspel 21 met de tanden 32.
In de voorgaande toestand, zoals is weergegeven in fig. 9, wordt de bandcassette 10 opgenomen in het opnemende deel 61 in de onderste helft 62, en wordt de naar buiten getrokken magneetband 12 om de leipennen 80, 81 en 82 geplaatst om zodoende door deze leipennen te 10 worden geleid. Derhalve wordt de magneetband 12 in het bijzonder geleid door de leipennen 80 en 81, in het bijzonder zoals is weergegeven in fig. 9, en vormt hij de bandbaan 12B, bewegende langs het voorste oppervlak van de opéhingen 76, 77 en 78, zoals in het geval van de standaard bandcassette. Dan wordt de bovenste helft 63 over de onderste 15 helft 62 geplaatst, zoals weergegeven in fig. 10, en worden de bovenste en onderste helften 62 en 63 met elkaar verbonden door schroeven 88-91. Zoals weergegeven in de fig. 10 en 11, neemt het bandcassette-aanpasstuk 60 derhalve de bandcassette 10 daarin cp in een toestand, waarin de magneetband 12 uit de bandcassette 10 is getrokken en wordt geleid langs 20 de voorafbepaalde bandbaan 12B.
Thans wordt met betrekking tot de werking van deze delen een beschrijving gegeven wanneer de bandcassette 10 is opgenomen in het bandcassette-aanpasstuk 60.
De bandcassette 10 wordt van boven aangebracht en opgenomen 25 in het opnemende deel 61. In deze toestand zijn de verdiepingen 46-49-aangebracht in de bodem van de bandcassette 10, respectievelijk in aanraking met de uitsteeksels 67-70 van de onderste helft 62. De omtreks-zijwanden van de bandcassette 10 liggen tegenover het wanddeeL 66 van de onderste helft 62. Verder passen het gat 44 en het lengtegat 45, aange-30 bracht in de onderste helft 15 van de bandcassette 10, ten dele over de pennen 71 en 72 voor het in het opnemende deel 61 plaatsen van de bandcassette 10. De pen 72 in het bijzonder loopt ten dele door het lengtegat 45, zoals is weergegeven in fig. 6, voor het naar boven drukken van het remdeel 38 tegen de krachten, uitgeoefend door de schroefveren 35 40a en 40b. Dat wil zeggen dat het remdeel 68 naar boven wordt gedrukt .8800399 -13- in de axiale richting van de opneerahaspel 22. Op dezelfde wijze als in het hiervoor beschreven geval, komt dus het vingergedeelte'68b van het remdeel 38 los van het tandwieldeel 27a naar de opwaartse richting voor het ontkoppelen van de gegrendelde opneemhaspel. Tezelfdertijd 5 gaat het tandwiel 74 ten dele het uitsnijvenster 37 van beneden binnen voor aangrijping met het tandwieldeel 27a. liet tandwiel 74 kan zijn gecentreerd door het ondergaan van enige beweging, zodat het tandwiel 74 zonder moeite aangrijpt met het tanüwieldeel 27a. Het deksel 13 is in aanraking met een ribdeel 83, gevormd langs de openingen 76 10 en 77 van de onderste helft 62, en wordt in een toestand van afsluiting van de openingen gehouden.
De bovenste helft 63 van het bandcassette-aanpasstuk 60 wordt gemonteerd aan -de onderste helft 62 in een toestand, waarin de naar binnen uitstekende delen 86 en 87 respectievelijk aangrijpen met de 15 verdiepingen 50 en 51, aangebracht in het bovenste oppervlak van de bandcassette 10. Derhalve wordt de bandcassette 10 door de uitsteeksels 67-70 van de onderste helft 62 en door de binnenwaarts gerichte uitsteeksels 86 en 87 van de bovenste helft 63 onder druk geplaatst. De bandcassette 10 wordt dus geplaatst met betrekking tot de richting van 20 de dikte daarvan, zodat de bandcassette 10 niet uit het opnemende deel 61 naar buiten slipt verder wordt de bandcassette 10 opgenomen in het opnemende deel 61 in een toestand, waarin het bovenste oppervlak en het bodemoppervlak van de bandcassette 10 in nagenoeg dezelfde vlakken liggen als het bovenste oppervlak en het bodemoppervlak van het band-25 cassette-aanpasstuk 60.
Fig. 13 toont de standaard registratie- en/of weergeef- inrichting 120. Het bandcassette-aanpasstuk 60, dat daarin de bandcassette 10 opneemt, wordt geladen in de standaard registratie- en/of weergeefinrichting 120 op een zelfde wijze als in het geval dat de 3Q bandcassette wordt geladen. Dat wil zeggen, dat wanneer het bandcassette-aanpasstuk 60 wordt geladen in de standaard registratie- en/of weergeefinrichting 120, een leverhaspelaandrijfas 121 wordt gezet in het opneemdeel 25a voor de haspelaandrijfas van de leverhaspel 21 en een opneemhaspelaandrijfas 122 wordt gezet in het 35 opneemdeel 64a voor de haspelaandrijfas van de tandwielconstructie 64 .8800399 i * -14- in het bandcassette-aanpasstuk 60. Verder gaan laadpennen 123 en 124 en een kaapstander 125 respectievelijk de ooeningen 76, 77 en 78 binnen achter de bandbaan 12B (zie de fig. 7 en 9). Hierbij wordt in de voorgaande geladen toestand, evenals in het geval van de compacte registra- 5 tie- en/of weergeefinrichting 100, de leverhaspel 21 naar boven gedrukt, zoals weergegeven in fig. 3· Dientengevolge wordt de grendeling met betrekking tot de leverhaspel 21 opgeheven, en wordt de leverhaspel 21 vrij draaibaar. Zoals hiervoor beschreven wordt de opneemhaspel 22 vrij gemaakt uit de gegrendelde toestand, en bevindt hij zich reeds in een 10 vrij draaibare toestand in de toestand waarin de bandcassette 10 wordt opgenomen in het bandcassette-aanpasstuk 60.
Bij het laden van een band, onderscheppen de laadpennen 123 en 124 respectievelijk de magneetband 12 en grijpen deze aan, en trekken dan de magneetband 12 uit de cassette wanneer zij worden wegbewogen van de openingen 76 en 77 en bereiken standen die zijn aangegeven door getrokken lijnen in fig. 13. Dienovereenkomstig komt de magneetband 12, die uit het bandcassette-aanpasstuk 60 naar buiten is getrokken, in aanraking met een over de gehele breedte werkzame wiskop 126, en in aanraking met een leitrommel 127, voorzien van draaibare video- 20 koppen over een voorafbepaald hoekbereik. De magneetband 12 komt verder in aanraking met een geluidregelkop 128. De magneetband 12 wordt dus op een voorafbepaalde bandbewegingsbaan geladen.
Tijdens het registreren of weergeven, wordt de magneetband 12 aangedreven in een toestand, geklemd tussen een kaapstander 125 en een klemroll29 . Bovendien wordt de tandwielconstructie 64 in het 6 3 bandcassette-aanpasstuk 60 rechtsom gedraaid door de opneemhaspelaan-drijfas 122. Dit draaien van de tandwielconstructie 64 wordt overgebracht naar de opneemhaspel 22 via het tandwiel 74 voor het in de bandopneerarichting aandrijven van de magneetband 12. Dienovereenkomstig wordt de door de kaapstander 129 gevierde magneetband 12 opgenomen door de opneemhaspel 22. De magneetband 12 wordt geleid door de leipennen 81 en 82 in het bandcassette-aanpasstuk 60.
In ieder geval waarin de bandcassette 10 wordt geladen in de compacte registratie- en/of weergeefinrichting 100 of 35 in de standaard registratie- en/of weergeefinrichting 120 in de . 8 8 0 0 3 P v i « -15- toes tand, opgenomen in het bandcassette-aanpasstuk 60, past de lever-haspel 21 over de leverhaspelaandrijfas 101 (121), voorzien in de registratie- en/of weergeefinrichting, en wordt de leverhaspel 21 direct aangedreven. Derhalve is de draainauwkeurigheid van de leverhaspel 21 5 groot, en kan een zeer nauwkeurig toevoeren van de band worden verkre gen. Aangezien bovendien de diameter dl van de haspelnaaf 25 in de leverhaspel 21 groot is, is het verschil tussen de maximale en minimale diameter van de rol van de gewonden band op de leverhaspel 21 betrekkelijk klein. Dienovereenkomstig is het variatiebereik van de draai-10 snelheid van de leverhaspel 21 vanaf het begin tot aan het einde van het registreren en weergeven, klein en is de loopnauwkeurigheid van de band verbeterd.
Met betrekking tot de opneemhaspel 22, wordt deze daarentegen niet geplaatst over de opneemhaspe laan drijfas in ieder geval dat de 15 bandcassette 10 : wordt geladen in de coup acte registratie- ‘ weergeefinrichting 100 of de standaard registratie- en/of weergeefinrichting 120 in een toestand, opgenomen in het bandcassette aanpasstuk 60. Tot aan een bepaalde afmeting van de cassette kan dus de hoeveelheid op te nemen band worden vergroot of kan de afmeting 2o van het cassettehuis 11 worden verkleind tot een bepaalde hoeveelheid band. De opneemhaspel 22 wordt indirect aangedreven vanaf de zijde van het cassettehuis 11 via de tandwielconstructie 64 en het tandwiel 74. Aangezien er echter geen strenge eisen gelden voor de draainauwkeurigheid van de opneemhaspel 22, worden hierdoor geen tekortkomingen 25 ingevoerd. Aangezien de opneemhaspel 22 zonder speling draait om de vaste as 34, is verder geen extra ruimte nodig rondom de haspel, hetgeen helpt de afmeting van de bandcassette te verkleinen.
Wanneer de bandcassette 10 uit het laaddeel van de conpacte registratie- en/of weergeefinrichting 100 wordt verwijderd, bewegen de leverhaspel 21 en het remdeel 38 respectievelijk naar beneden. De leverhaspel 21 en de opneemhaspel 22 worden dus beide automatisch gegrendeld teneinde niet te draaien. Wanneer de bandcassette 10 wordt verwijderd uit het bandcassette-aanpasstuk 60,nadat dit is verwijderd uit het laaddeel van de standaard registratie- en/of weergeef- 35 inrichting 120, wordt bovendien het remdeel 38 op soortgelijke wijze .8800399 -16- naar beneden bewogen voor het grendelen van de opneemhaspel 22.
Thans wordt een beschrijving gegeven met betrekking tot een andere uitvoeringsvorm van de bandcassette aan de hand van de fig. 14-17. In de fïg. 14-17 zijn de delen, die dezelfde zijn als 5 de overeenkomstige delen in de fig. IB, 1C, 2 en 3, aangeduid door dezelfde verwijzingscijfers , waarbij hun beschrijving wordt weggelaten.
De bandcassette 140 is dezelfde als de hiervoor beschreven bandcassette 10 met uitzondering van de constructie in de omtrek van de onderste flens van de opneemhaspel 141.
10 Een onderste flens 142 van de opneemhaspel 141 heeft een plat oppervlak vanaf de binnenomtrek naar d> buitenste omtrek daarvan, en is voorzien van een tandwieldeel 142a aan het buitenomtreksoppervlak daarvan. Dit tandwieldeel 142a grijpt aan met het remdeel 38 voor het grendelen van de opneemhaspel 141 om niet te draaien, zoals in het geval 15 van de voorgaande bandcassette 10.
Een tandwieldeel 142b is aangebracht aan het onderste oppervlak van de onderste flens 142. De diameter d3 van dit tandwieldeel 142b is kleiner dan de diameter van de onderste flens 142, en is nagenoeg gelijk aan de diameter van de haspelnaaf 28. De diameter d3 is 20 kleiner dan de diameter van het overeenkomstige tandwieldeel 27a in de bandcassette 10, weergegeven in fig. 3, en is bijvoorbeeld ingesteld op een waarde, die ongeveer de helft is van de''diameter van het tandwieldeel 27 a.
Een tandwiel 143, dat axiaal wordt gedragen door een pen 144, 25 is aangebracht aan de onderste helft 15. Dit tandwiel 143 is uitgevoerd en aangebracht op een plaats aan de onderzijde van de onderste flens 142. Eén eindzijde van het tandwiel 143 is in aangrijping met het tandwieldeel 142b, waarbij de andere eindzijde door het uitsnijvenster 37 en de onderste helft 15 vrij is met betrekking tot één diametrale rich-2o ting van het tandwiel 143. De diameter van het tandwiel 143 is nagenoeg gelijk aan de diameter van het tandwieldeel 142b.
De bandcassette 140 met de hiervoor beschreven constructie wordt opgenomen in een bandcassette-aanpasstuk met een inwendige constructie, die verschilt van die van het in fig. 10 weergegeven band-35 cassette-aanpasstuk. Fig. 18 toont een onderste helft 150 van dit band- .8800399 -π- cassette-aanpasstuk. De onderste helft 150 is gelijk aan de onderste helft 62, weergegeven in fig. 7, met uitzondering van een mechanisme 151 voor het overbrengen van een draaiing. Een tandwielconstructie 152 in het mechanisme 151 voor het overbrengen van een draaiing heeft een 5 gat 152a waarin de opneerahaspelaandrijfas wordt gezet, aan het binnen deel daarvan, en een tandwieldeel 152b, gevormd aan het omtreksopper-vlak daarvan. Een tandwiel 153 wordt axiaal gedragen door een pen 154, aangebracht aan de onderste helft, in een toestand waarin het tandwiel 153 in aangrijping is met het tandwieldeel 152b en het tandwiel 74.
10 De bandcassette 140 wordt opgenomen in een bandcassette- aanpasstuk op een zelfde wijze als in het geval van de voorgaande bandcassette 10. Fig. 19 toont een toestand, waarin de bandcassette 140 is opgenomen in de onderste helft 150 van het bandcassette-aanpasstuk.
De bandcassette 140 is geplaatst en opgenomen in het bandcassette-15 aanpasstuk in een toestand, waarin het tandwiel 143 in aangrijping is met het tandwiel 74. Zoals is weergegeven in fig. 13, wordt het bandcassette-aanpasstuk, dat daarin de bandcassette 140 opneemt, geladen in de standaard registratie- en/of weergeefinrichting 120. Tijdens het registreren of weergeven is de tandwielconstructie 152 in aangrij-20 pin9 met de opneemhaspelas 122 (zie fig. 11) en draait hij rechtsom.
Dit draaien van de tandwielconstructie 152 wordt overgebracht naar het tandwieldeel 142b via de tandwielen 153, 74 en 143. Zodoende draait de opneemhaspel 142 rechtsom voor het opnemen van de magneetband 12 om de haspelnaaf 28. Derhalve moet de haspelnaaf 28 met een vooraf-25 bepaalde draaisnelheid worden gedraaid, zodat geen slaphangen wordt veroorzaakt in de magneetband 12, die opeenvolgend wordt toegevoerd, wanneer de magneetband 12 wordt opgenomen. Aangezien aan de andere kant de diameter d2 van de haspelnaaf 28 in de opneemhaspel 141 klein is, wordt de waarde voor de voorafbepaalde draaisnelheid een hoge waarde.
3Q In de onderhavige uitvoeringsvorm echter is de diameter d3 van het tandwieldeel 142b van de opneemhaspel 141 klein. Dientengevolge behoeven de in diameter kleine tandwielen 153, 74 en 143, die nodig zijn voor het draaien van de opneemhaspel 141 met de voorafbepaalde draaisnelheid, slechts te worden gedraaid met aanzienlijk lagere draaisnelheden in 35 vergelijking met het geval van de eerste uitvoeringsvorm. Het mechanisme .880039r i » -18- voor het overbrengen van het draaien kan derhalve op een stabiele wijze werken, en een lange nuttige levensduur van het stelsel kan worden verzekerd.
Aangezien verder de diameter d3 van het tandwieldeel 142b 5 van de opneemhaspel 141 klein is, kan de opneemhaspel 141 met een hoge draaisnelheid worden gedraaid zonder het mechanisme voor het overbrengen van het draaien te onderwerpen aan een bovenmatige belasting. De diameter van de haspelnaaf 28 in de opneemhaspel 141 kan dus verder worden verkleind, en de bandcassette 140 kan dientengevolge een grotere hoe-10 veelheid band opwinden en opneroen.
Met betrekking tot het tandwiel 143, verschaft in de bandcassette 140, is hierbij het tandwiel 153 aangebracht in het bandcas-sette-aanpasstiik. Derhalve draait de opneemhaspel 141 in dezelfde richting als de opneemhaspelas 142, en windt de opneemhaspel 141 de band 15 op op een soortgelijke wijze als uitgevoerd door de opneemhaspel van de standaard bandcassette. Dit geldt ook met betrekking tot de hier voor beschreven bandcassette 10.
In het geval dat de bandcassette 140 wordt geladen in de compacte registratie- en/of weergeefinrichting 100, is het tandwiel 2o 143 in aangrijping met het aandrijftandwiel 112 van de compacte registratie- en/of weergeefinrichting 100. In dit geval draait het aandrijf tandwiel 112 in de richting tegengesteld aan die in het geval, dat de compacte registratie- en/of weergeefinrichting 100 is geladen met de bandcassette 10. De opneemhaspel 141 wordt echter rechtsom 25 gedraaid via het tandwiel 143 zoals in het geval, dat het bandcassette aanpasstuk wordt gebruikt.
In elk der voorgaande uitvoeringsvormen kan in plaats van het aanbrengen van het tandwieldeel aan het omtrekszijde-oppervlak de onderste flens 27 van de opneemhaspel 22 in de bandcassette 10 en 20 het verschaffen van een schijf voor het overbrengen van een draaiing in plaats van het tandwiel 143 in de bandcassette 140, een rubberen rol warcfen gebruikt in het mechanisme voor het overbrengen van een draaiing in de eerste en tweede uitvoeringsvormen van het bandcassette aanpasstuk. In dit geval wordt het draaien overgebracht naar de opneem-35 haspel 22 in de bandcassette 10 en naar de schijf voor het overbrengen .8800399 -19- van een draaiing in de bandcassette 140 door gebruik van de daartussen tot stand gebrachte wrijving.
Bovendien kan het tandwieldeel aan de omtrek van de onderste flens van de opneemhaspel 22 in de bandcassette IQ zijn gevormd 5 als een kegeltandwieldeel. In dit geval gaat een kegeltandwiel, aange bracht aan een horizontale as van het aanpasstuk 60 of de zijde van de inrichting, ten dele naar binnen door een opening aan de bodemqppervlak-zijde van de bandcassette van het uitsnijvenster 37, aangebracht in de bandcassette 10. Dientengevolge is het kegeltandwiel in aangrijping met 10 het kegel tandwieldeel van de onderste flens in een toestand, waarin het kegeltandwiel de onderste flens 27 op een loodrechte wijze kruist.
.8800399

Claims (7)

1. Bandcassette te gebruiken bij een registratie en/of weergeef inrichting met tenminste één haspel aandrijfas, waarin de bandcassette een cassettehuis omvat, en een haspel aan de lever-zijde en een haspel aan de opneemzijde zijn aangebracht om een magneet-5 band af, respectievelijk op te wikkelen, terwijl de haspel aan de op neemzijde een van aangrijpingsmiddelen voorziene haspelflens heeft, welke aangrijpingsmiddelen zich tot aan een zijkant van het cassettehuis uitstrekken, met het kenmerk, dat de bandcassette is voorzien van remmiddelen (38, 24b) die een remdeel (38) omvatten dat in op-10 waartse en neerwaartse richting kan worden verplaatst en in aanraking komt met de haspelflens (27, 142) van de opneemhaspel (22, 141) om het roteren van de opneemhaspel (22, 141) af te remmen, en van aan-drukmiddelen (33, 40a, 40b) om het remdeel (38) naar beneden te drukken, waarbij het remdeel (38) en de aandrukmiddelen (40a, 40b) 15 in hét cassettehuis (11) zijn aangebracht, en het remdeel (38) naar boven kan worden verplaatst zodat dit van de haspelflens (27, 142) wordt gescheiden om de remwerking op te heffen.
2. Bandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de haspelflens (27, 142) van de opneemhaspel (22, 141) een 20 tandwieldeel (27a, 142a) heeft waarop aan het buitenomtrekdeel daarvan een draaiende beweging kan worden overgedragen, en dat het rondeel (38) een remmende werking op de opneemhaspel (22, 141) kan ten uitvoer brengen door met het tandwieldeel (27a, 142a) in aangrijping te komen.
3. Bandcassette volgens conclusie 1 of 2, met het 25 kenmerk, dat het remdeel (38) naar boven wordt verplaatst door middel van een penvormig deel (72, 103) dat door een opening (45) van het cassettehuis (11) wordt gestoken tegen de drukkracht van de aandrukmiddelen (40a, 40b) in om de remwerking op te heffen, waarbij de opening (45) van het cassettehuis (11) is aangébracht op een plaats op 30 het ondervlak van het cassettehuis (11) die overeenkomt met het remdeel (38) . .8800399 -21-
4. Bandcassette volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de leverhaspel (21) verplaatsbaar is in opwaartse richting en neerwaartse richting waarbij de leverhapsel (21) naar boven wordt verplaatst wanneer de haspel op een haspelaandrijfas 5 (101, 121) wordt gestoken, dat de remmiddelen zijn voorzien van een tweede aangrijpingsorgaan (24b) dat is aangebracht op een ondervlak van een haspelflens (24) van de leverhaspel (21) om met het cassettehuis (11) in aangrijping te komen om zo een rotatie van de leverhaspel (21) te begrenzen wanneer de leverhaspel (21) naar beneden 10 wordt verplaatst, en dat de aandrukmiddelen een aandrukelement (33) omvatten om de leverhaspel (21) in bendenwaartse richting te drukken.
5. Bandcassette volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het aandrukelement bestaat uit een bladveer (33) met verbijzonderde delen in de nabijheid van de twee einden daarvan welke 15 verbijzonderde delen respectievelijk contact maken met uitstekende delen (23b, 26a) van de leverhaspel (21), respectievelijk de opneem-haspel (22, 141) om zowel de leverhaspel als de opneemhaspel in benedenwaartse richting te drukken, en dat de uitstekende delen (23b, 26a) respectievelijk zijn aangebracht in het midden van de boven- 20 vlakken van de leverhaspel, respectievelijk de opneemhaspel, waarbij de leverhaspel (21) is voorzien van een verdieping aan de buitenomtrek van het bijbehorende uitstekende deel.
6. Bandcassette volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tweede aangrijpingsorgaan bestaat uit eerste tanden 25 (24b) die zijn aangbracht op het ondervlak van de haspelflens (24) van de leverhaspel (21), welke eerste tanden (24b) met tweede tanden (32) in aangrijping komen.die zijn aangebracht op het cassettehuis (11) in overeenstemming met de eerste tanden, en dat het roteren van de leverhaspel (21) wordt beperkt door het in elkaar grijpen van de 30 eerste tanden (24b) en de tweede tanden (32) wanneer de leverhaspel (21) neerwaarts is verplaatst door het tweede aandrukelement (33).
7. Bandcassette volgens conclusie 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat het tweede aandrukelement bestaat uit een bladveer+ (33) met een eerste arm (33a) en een tweede arm (33b),waarbij de 35 bladveer (33) is bevestigd aan het ondervlak van een bovenplaat van het cassettehuis (11) in een middengedeelte van de bladveer (33), waarbij de. eerste arm en de tweede arm naar beneden zijn bewogen ten opzichte van het middengedeelte van de bladveer (33), de eerste .8800399 -22- « * arm (33a) contact maakt met het midden van de leverhaspel (21) en de tweede arm (33b) contact maakt met het midden van de opneemhaspel (22, 141), en dat in een vrije toestand de buiging van een eindge-deelte van de eerste arm (33a) groter is dan de buiging van een 5 eindgedeelte van de tweede arm (33b). -o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o- • 88 0 039 9
NLAANVRAGE8800399,A 1980-11-25 1988-02-17 Bandcassette. NL186729C (nl)

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP1980167532U JPS6128295Y2 (nl) 1980-11-25 1980-11-25
JP16753280 1980-11-25
JP9669381U JPS6017094Y2 (ja) 1981-07-01 1981-07-01 テ−プカセツト
JP9669381 1981-07-01
JP11940381 1981-08-13
JP1981119403U JPS5826783U (ja) 1981-08-13 1981-08-13 小型テープカセット
NL8105293 1981-11-23
NLAANVRAGE8105293,A NL184394C (nl) 1980-11-25 1981-11-23 Samenstel van een compacte registratie- en/of weergeefinrichting en een miniatuur-bandcassette, compacte registratie- en/of weergeefinrichting voor het samenstel en miniatuur-bandcassette voor het samenstel.

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8800399A true NL8800399A (nl) 1988-06-01
NL186729B NL186729B (nl) 1990-09-03
NL186729C NL186729C (nl) 1991-02-01

Family

ID=27308184

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8105293,A NL184394C (nl) 1980-11-25 1981-11-23 Samenstel van een compacte registratie- en/of weergeefinrichting en een miniatuur-bandcassette, compacte registratie- en/of weergeefinrichting voor het samenstel en miniatuur-bandcassette voor het samenstel.
NLAANVRAGE8800399,A NL186729C (nl) 1980-11-25 1988-02-17 Bandcassette.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8105293,A NL184394C (nl) 1980-11-25 1981-11-23 Samenstel van een compacte registratie- en/of weergeefinrichting en een miniatuur-bandcassette, compacte registratie- en/of weergeefinrichting voor het samenstel en miniatuur-bandcassette voor het samenstel.

Country Status (6)

Country Link
CA (1) CA1162175A (nl)
CH (1) CH646265A5 (nl)
GB (1) GB2089765B (nl)
HK (1) HK52185A (nl)
IN (1) IN155366B (nl)
NL (2) NL184394C (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8200181A (nl) * 1981-01-31 1982-08-16 Victor Company Of Japan Registreer- en /of reproduceerinrichting.
ATE49675T1 (de) * 1983-03-02 1990-02-15 Arena Recreations Toronto Bandkassette mit kupplungseinrichtung.
JPS59149283U (ja) * 1983-03-28 1984-10-05 ティーディーケイ株式会社 テ−プカセツト
JPS60101784A (ja) * 1983-11-07 1985-06-05 Tokuzo Shimizu テープカセット
US4736903A (en) * 1987-01-06 1988-04-12 Shape Inc. Self-locking hub assembly for a compact audio tape cassette and method for assembly
US5263659A (en) * 1987-03-25 1993-11-23 The Koller Group, Inc. Reel spring for magnetic tape cassettes
US4972278A (en) * 1987-10-15 1990-11-20 Victor Company Of Japan, Ltd. Tape cassette driving system compatible with two cassette types of different sizes
JP2767906B2 (ja) * 1989-07-04 1998-06-25 ソニー株式会社 テープカセット
US5219130A (en) * 1989-12-28 1993-06-15 Tandy Corporation Hub lock for video cassette

Also Published As

Publication number Publication date
IN155366B (nl) 1985-01-19
GB2089765B (en) 1984-10-24
NL184394B (nl) 1989-02-01
NL184394C (nl) 1989-07-03
NL186729C (nl) 1991-02-01
CA1162175A (en) 1984-02-14
GB2089765A (en) 1982-06-30
CH646265A5 (fr) 1984-11-15
HK52185A (en) 1985-07-19
NL186729B (nl) 1990-09-03
NL8105293A (nl) 1982-06-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4476505A (en) Miniature type tape cassette
US4452407A (en) Tape cassette having a reel braking mechanism
US4449676A (en) Tape cassette having a reel displacement limiting mechanism
NL8500604A (nl) Magneetbandcassette met bandbeschermingsdeksel en slotmechanisme.
NL8105305A (nl) Aanpasstuk voor een miniatuur bandcassette.
US4558384A (en) Miniature type tape cassette and adapter means
NL8203440A (nl) Cassetteverloopstuk.
NL8800399A (nl) Bandcassette.
US5395064A (en) Tape cassette having front and inner pivotal lids
NL8202625A (nl) Miniatuur soort bandcassette.
JPS6023421B2 (ja) 小型テ−プカセツト用アダプタ
JP4011992B2 (ja) 記録テープカートリッジ
SE451912B (sv) Bandkassett
JPS6037739Y2 (ja) テ−プカセツト用アダプタ
JP3487013B2 (ja) テープカートリッジ
JPS626617Y2 (nl)
JPS6112626Y2 (nl)
NL8903101A (nl) Samenstel van bandcassette en rotatie-aandrijfinrichting.
JPH0521741Y2 (nl)
WO2001009893A2 (en) Tape cassette
JP2000182354A (ja) テープカセット
JPH0917149A (ja) テープカートリッジ
NL8802070A (nl) Miniatuur-bandcassette.
JPH0917151A (ja) テープカートリッジ
JP2000207867A (ja) テ―プカセット

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20011123