[go: up one dir, main page]

NL8702222A - Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat. - Google Patents

Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat. Download PDF

Info

Publication number
NL8702222A
NL8702222A NL8702222A NL8702222A NL8702222A NL 8702222 A NL8702222 A NL 8702222A NL 8702222 A NL8702222 A NL 8702222A NL 8702222 A NL8702222 A NL 8702222A NL 8702222 A NL8702222 A NL 8702222A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sleeve
plate
closing piece
cassette
locking
Prior art date
Application number
NL8702222A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8702222A priority Critical patent/NL8702222A/nl
Priority to US07/239,810 priority patent/US5062100A/en
Priority to EP88201947A priority patent/EP0308012A1/en
Priority to JP63233378A priority patent/JPH01105357A/ja
Publication of NL8702222A publication Critical patent/NL8702222A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/04Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
    • G11B17/041Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs contained within cartridges
    • G11B17/049Insertion of discs having to be extracted from the cartridge prior to recording or reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/0328Containers for flat record carriers the disc having to be extracted from the cartridge for recording reproducing, e.g. cooperating with an extractable tray

Landscapes

  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
  • Packaging For Recording Disks (AREA)

Description

•β» ΡΗΝ 12.261 1 "Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat." N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken
De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat en omvattende: een plaatcassette met een roteerbaar aandrijfbare plaat; een uitwendige 5 huls met hoofdwanden evenwijdig aan de plaat, zijwanden en een frontopening die in verbinding staat met een plaatopneemruimte; een sluitstuk voor het afsluiten van de frontopening van de huls en beweegbare grendelmiddelen die met behulp van uitwendige middelen vanuit een gren-delstand waarin het sluitstuk in de huls is vergrendeld en een vrije 10 stand waarin het sluitstuk uit de huls schuifbaar is verplaatsbaar zijn; alsmede een apparaat waarin de plaatcassette inbrengbaar is en omvattende ontgrendelingsmiddelen voor het ontgrendelen van het sluitstuk van een ingébrachte plaatcassette en een uittrekmeehanisme voor het uit de huls trekken en in het apparaat achterhouden van het sluit-15 stuk alsmede de plaat tijdens een terugtrekken van de huls.
Een systeem van de bovenvermelde soort is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.164.782 (herewith incorporated by reference). Dit bekende systeem is bedoeld voor capacitief aftastbare videoplaten die informatie bevatten in de bodem van een op het opper-20 vlak van de plaat aanwezige groef. In verband met de zeer fijne structuur van de groeven en van de informatie dient de plaat goed tegen stof een uitwendige invloeden te zijn beschermd. Aan het sluitstuk van de plaatcassette is een lintvormig, met speling rondom de plaat gelegen, orgaan bevestigd dat dient om de plaat uit de huls te trekken tijdens 25 het verwijderen van de huls uit het apparaat.
De beweegbare grendelmiddelen waarmee het sluitstuk in de huls wordt vergrendeld bestaat uit een tweetal ter weerszijde van de plaat gelegen verende grendellippen uit kunststof die een geheel vormen met het uit kunststof vervaardigde sluitstuk. Aan hun vrije uiteinden 30 dragen de grendellippen een grendellok die bij in de huls aangebracht sluitstuk in daartoe aan de binnenzijde van de huls aanwezige holtes vallen en aldus het sluitstuk in de huls opsluiten. De grendellippen 8702222 % PHN 12.261 2 zijn vanuit de grendelstand naar de vrije stand verplaatsbaar door ont-grendelmiddelen van het apparaat, die ter plaatse van de frontopening contact maken met het vrije uiteinde van de grendellippen en deze zover verbuigen dat de grendelnokken niet meer in de bijhorende holtes val-5 len, zodat het sluitstuk uit de huls kan worden getrokken. Het sluitstuk bezit in het midden een uitsparing met ter weerszijde gelegen aanslagen voor samenwerking met het uittrekmechanisme van het apparaat. De betreffende delen van het uittrekmechanisme grijpen achter de aanslagen zodat bij geheel ingeschoven gevulde plaatcassette de grendellippen 10 door de ontgrendelingsmiddelen van het apparaat naar de vrije stand zijn verplaatst en tegelijkertijd het uittrekmechanisme in samenwerking is gebracht met de aanslagen in het midden van het sluitstuk. Terugtrekken van de huls heeft tot resultaat dat het sluitstuk tezamen met de video-plaat uit de huls wordt getrokken.
15
Bij het bekende systeem vormen de verende grendelmiddelen een deel van het sluitstuk. Willen de grendellippen hun functie, ook op den duur, naar behoren vervullen, dan dienen deze ter vermijding van een te grote materiaalspanning een betrekkelijk grote lengte te bezitten en/of dun te zijn. Een grote lengte van de veren is nadelig aange- 20 zien daardoor de afmetingen van het sluitstuk en daarmee ook de afmetingen van de plaatcassette worden vergroot. Dunne grendellippen hebben als nadeel dat ze kwetsbaar en zwak zijn en daardoor niet in staat, zeker niet wanneer de grendellippen uit kunststof bestaan, de zware video-plaat, die een diameter bezit van ongeveer 30 cm, op den duur 25 veilig en bedrijfzeker in de huls te houden.
Het is bekend dat uit kunststof vervaardigde veren vaak problemen geven door zogenaamde relaxatieverschijnselen. Deze verschijnselen treden op bij langdurige belasting van een kunststof veer.
Het blijkt dat onder belasting een kunststof veer de neiging heeft om 30 blijvend te vervormen, hetgeen gepaard gaat met een vermindering van de veerkracht. Na wegnemen van de belasting komt de veer niet geheel in de oorspronkelijke stand terug, hoewel het in vele gevallen mogelijk is, afhankelijk van de gebruikte soort kunststof, dat de veer na verloop van langere tijd weer in de oorpronkelijke stand terugkomt.
35
Vooral bij professionele systemen, waarbij de plaatcassette bijvoorbeeld een professionele optische plaat bevat, is het niet onmogelijk dat de plaatcassette gedurende langere tijd in het apparaat 8702222 PHN 12.261 3 verblijft. Het systeem kan bijvoorbeeld deel uitmaken van de pereferie van een computer en de plaat kan voorzien zijn van vast daarin opgeslagen en door de computer uitleesbare programma’s. Bij dergelijke toepassingen zou het zeer ongunstig zijn als de grendelmiddelen van het 5 sluitstuk op den duur door relaxatieverschijnselen hun juiste grendel-funetie zouden verliezen. Hier zij nog opgemerkt dat de bij kunststoffen optredende relaxatieverschijnselen in verhoogde mate plaats vinden bij verhoogde temperatuur. Het inwendige van een apparaat voor het inschrijven en/of uitlezen van de plaat is dus een betrekkelijk ongunsti-10 ge omgeving, aangezien door het gebruik van electronica en van electri-sche motoren de temperatuur in een dergelijk apparaat onvermijdelijk hoger is dan kamertemperatuur en makkelijk de 70eC of meer kan bereiken .
In verband met de boven geschetste problematiek van de 15 relaxatie van kunststof veren is reeds voorgesteld om een ontgren-delingsmechanisme in het apparaat toe te passen van een soort dat de grendelmiddelen van de plaatcassette, nadat eenmaal de huls uit het apparaat is verwijderd, niet blijvend belast of althans in geringe mate blijvend belast (Amerikaanse octrooischrift 4.239.238, herewith incor-20 porated by reference). Bij het uit dit octrooischrift bekende systeem worden de ontgrendelingsmiddelen in het apparaat na verwijdering van de huls door de grendelmiddelen van het sluitstuk zelf tegen een lichte veerkracht verplaatst in een stand waarin de grendellippen nog slechts de lichte veerkracht ondervinden. Bij een bekend video-platensysteem 25 worden in plaats van kunststof grendellippen voor het vergrendelen van het sluitstuk in de plaatcassette metalen grendellippen gebruikt. De metalen grendellippen zijn in het kunststof materiaal van het sluitstuk ingebed en aan hun vrije uiteinden voorzien van een kunststof nokpro-fiel. Bij deze oplossing wordt het relaxatieprobleem geheel of althans 30 grotendeels vermeden, anderzijds echter is een ongewenste uitbreiding van het aantal onderdelen het gevolg, alsmede een complicering en kostenverhoging van de fabricagemethode. Bovendien moet voor het verende materiaal, gezien de daaraan gestelde eisen waaronder zeker ook de eis van afwezigheid van corrosie, een betrekkelijk kostbaar materiaal wor-35 den gekozen zoals fosforbrons.
De uitvinding beoogt een systeem van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen met een plaatcassette en een apparaat van een- 8702222 PHN 12.261 4 voudige en bedrijfzekere contructie, waarbij de plaatcassette geen onnodig vergrote afmetingen bezit en waarbij geen relaxatieproblemen bij de beweegbare grendelmiddelen van de plaatcassette optreden. De uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat de beweegbare grendelmiddelen een 5 beweegbaar deel van de huls omvatten en dat de ontgrendelingsmiddelen een insteekorgaan omvatten, dat bij het inbrengen van een gevulde plaatcassette in het apparaat tussen het sluitstuk en de huls dringt en het beweegbare deel van de huls verplaatst naar de vrije stand.
De uitvinding maakt op inventieve wijze gebruik van het in-^ zicht dat weliswaar de plaat en het sluitstuk tezamen gedurende lange tijd in het apparaat kunnen verblijven, de huls daarentegen steeds slechts enkele momenten in het apparaat verblijft, namelijk alleen tijden het aanbrengen van een plaat in het apparaat danwel tijdens het verwijderen van een plaat uit het apparaat. Verend beweegbare grendel-5 middelen die een deel vormen van de huls worden zodoende onveranderlijk slechts gedurende een enkel moment uit de grendelstand bewogen en nooit gedurende langere tijd. Bovendien berust de uitvinding op het inzicht dat de huls een eenvoudig onderdeel is, dat gemakkelijk een extra functie voor het vergrendelen van het sluitstuk kan verrichten zonder 20 dat daartoe een vergroting van de huls noodzakelijk is. De grendelfunc-tie hoeft nu niet langer bij het sluitstuk te liggen, zodat het sluitstuk kleiner kan worden gemaakt. Dientengevolge worden ook de afmetingen van de plaatcassette zelf verminderd.
Bijzonder gunstig is een uitvoeringsvorm van de uitvinding 25 die het kenmerk heeft dat het genoemde beweegbare deel van de huls is gelegen in een hoofdwand van de plaatcassette. De frontopening van de plaatcassette heeft, gerelateerd aan de dikte van de hoofdwanden van de huls, een grote lengte. Voor een verende verplaatsing van een deel van de hoofdwand is dus slechts een geringe kracht nodig, waarbij relatief 30 geringe spanningen in het materiaal van de huls optreden.
Het zij hier opgemerkt dat een systeem van de in de aanhef vermelde soort bekend is waarbij voor het uit de huls trekken van de plaat het uittrekmechanisme in het apparaat organen bezit die tussen het sluitstuk en de huls dringen en zodoende de hoofdwanden van de huls 35 openbui'gen (Amerikaans octrooischrift 4.413.333» herewith incorporated by reference). Bij dit systeem vindt evenwel de vergrendeling van het sluitstuk in de huls plaats met grendelmiddelen die deel uitmaken van 8702*22 PHN 12.261 5 het sluitstuk en samenwerken met de zijwanden van de huls. Het sluitstuk is in het middengebied voorzien van middelen die samenwerken met het uittrekmechanisme. Aangezien het sluitstuk niet is voorzien van middelen die de plaat uit de huls kunnen trekken werkt het uittrekme-5 chanisme niet alleen met het sluitstuk samen doch ook met de rand van de plaat. Hiertoe is de rand van de plaat verdikt uitgevoerd zodat het uittrekmechanisme om de rand van de plaat kan grijpen. Hoewel dus bij dit bekende systeem de huls ter plaatse van de frontopening wordt opengebogen, maakt dit bekende systeem niet op de door de uitvinding aange-10 geven inventieve wijze gebruik van de mogelijkheid om het sluitstuk met behulp van bewegende delen van de huls te vergrendelen. Dit bekende systeem vertoont dan ook de nadelen van het eerder genoemde bekende systeem, namelijk grotere afmetingen van het sluitstuk en daardoor van de plaatcassette en de mogelijkheid van problemen door relaxatiever-15 schijnselen van verende grendellippen. Daarbij komt nog dat door de afwezigheid van middelen verbonden met het sluitstuk voor het uit de huls trekken van de plaat, de plaat aan de rand zelf een verdikking dient te bezitten waardoor de cassette ook in dikterichting de nodige ruimte dient te bezitten en dus een zekere extra dikte nodig heeft.
Met voordeel kan een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden toegepast die tot kenmerk heeft, dat het genoemde deel van de hoofdwand bestaat uit een direct aan de frontopening grenzende strook die door een gleuf is gescheiden van het meer van de frontopening verwijderde deel van de hoofdwand. Door de aanwezigheid van de gleuf kan Z5 het gedeelte van de hoofdwand gelegen tussen de frontopening en de gleuf onafhankelijk van het verderop gelegen deel van de hoofdwand worden bewogen. Hiervoor is minder kracht nodig dan bij afwezigheid van de gleuf.
Een volgende voordelige uitvoeringsvorm heeft tot kenmerk, on dat het sluitstuk over het grootste gedeelte van de frontopening is gelegen tussen de hoofdwanden van de huls en over dit gedeelte de voorkanten van de beide hoofdwanden en de voorkant het sluitstuk zich in hoofdzaak in hetzelfde, loodrecht op de hoofdwanden gelegen, vlak bevinden, dat de huls aan de frontzijde bij elke hoek een afsnijding ver-35 toont, gaande door de beide hoofdwanden en de ter plaatse aanwezige zijwand en dat het sluitstuk is voorzien van de beide afsnijdingen opvullende hoekdelen met een dikte gelijk aan die van de huls. Het belang 8702222.
PHN 12.261 6 van deze uitvoeringvorm is dat de plaatcassette, doordat het sluitstuk niet voor de huls uitsteekt, niet onnodig groot wordt. Niettemin wordt het gevaar dat de hoeken van de huls gemakkelijk beschadigd zouden kunnen worden effectief bestreden door de maatregel dat de huls bij de 5 hoeken afsnijdingen vertoont die zijn opgevuld door delen van het sluitstuk. Stoten tegen de hoek van de plaatcassette worden dus opge-noraen door het stevige sluitstuk en niet door de hoek van de huls. De uitvoeringsvorm bezit nog een ander voordeel, namelijk dat het sluitstuk voor uitwendige manupilatie met de hand bereikbaar blijft. Door 10 met behulp van eenvoudig gereedschap de hoofdwanden van de huls enigszins open te buigen kan het sluitstuk door trekken aan de hoekdelen uit de huls worden geschoven. Dit kan soms gewenst zijn voor het met de hand vervangen of aanbrengen van een plaat in de plaatcassette.
De laatst beschreven uitvoeringsvorm kan met voordeel nog 15 het volgende kenmerk hebben, dat de hoekdelen van het sluitstuk, in de zijwanden die aansluiten op de zijwanden van de huls, is voorzien van verdiepte gedeelten voor het samenwerken van het sluitstuk met transportmiddelen van een automatisch transportsysteem in een automatisch apparaat. Er bestaat een steeds grotere tendens om apparaten uit te 20 voeren met een automatisch laadmechanisme dat de plaatcassette met behulp van een motor automatisch naar binnen trekt. De plaatcassette hoeft dan slechts over geringe afstand met de hand in het apparaat te worden gebracht. De hoekdelen van het sluitstuk zijn bij uitstek geschikt om met de automatische transportmiddelen van het apparaat samen 25 te werken. In de verdiepte delen in de hoekdelen van het sluitstuk kunnen transportnokken van het automatische transportsysteem aangrijpen.
De meeste apparaten geschikt voor plaatcassettes zijn voorzien van een frontplaat met een in hoofdzaak rechthoekige insteekgleuf voor het doorlaten van de plaatcassette. Bij dergelijke systemen kan 30 met voordeel een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden toegepast die tot kenmerk heeft, dat zich in minstens één van de hoeken van de insteekgleuf een blokkeerorgaan bevindt en dat de zijwanden van de plaatcassette een aan de vorm van de aanwezige blokkeerorganen aangepaste doorsnede bezitten, zodat een gevulde plaatcassette slechts in één 35 enkele oriëntatie in de insteekgleuf van het apparaat kan worden gestoken. Door deze maatregelen wordt op simpele en effectieve wijze een verkeerd aanbrengen van een gevulde plaatcassette voorkomen. Bij voor- 8702222 PHN 12.261 7 keur bevindt zich, volgens een volgend kenmerk van de uitvinding, in drie van de vier hoeken van de insteekgleuf een blokkeerorgaan. Hiermee wordt voorkomen dat bij een verkeerd aanbrengen van de plaatcassette niettemin toch een deel van de plaatcassette in het apparaat zou kunnen 5 worden gebracht, hetgeen bij de gebruiker wellicht de verkeerde veronderstelling zou kunnen doen ontstaan dat door hard duwen de plaatcassette toch in het apparaat moet kunnen worden geduwd.
Een eenvoudig systeem ontstaat door toepassing van een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding die tot kenmerk heeft, dat de 10 grendelmiddelen van de plaatcassette zich nabij het midden van de frontopening bevinden, dat de ontgrendelingsmiddelen en het uittrekme- chanisme van het apparaat tezamen een enkel gecombineerd mechanisme vormen en dat het sluitstuk en het insteekorgaan zijn voorzien van met elkaar samenwerkende delen voor het uit de huls trekken van het sluit-15 stuk. De eenvoud van dit systeem komt voort uit het feit dat slechts een enkel mechanisme nodig is dat bovendien zowel dient voor het ontgrendelen als voor het uit de huls trekken van het sluitstuk. Verderop in de beschrijving zal de frappante eenvoud van deze uitvoeringsvorm aan de hand van een in de tekening getoond voorbeeld nog nader worden 20 toegelicht.
De laatstgenoemde uitvoeringsvorm kan met voordeel de verdere kenmerken bezitten, dat het insteekorgaan bij het inbrengen van een gevulde plaatcassette door het tussen de huls en het sluitstuk dringen tegen veerkracht wordt verplaatst van een uitgangsstand naar 25 een, op het sluitstuk rustende, eerste stand, waarin de huls ten opzichte van het sluitstuk is ontgrendeld en bij terugtrekken van de huls het sluitstuk door de samenwerking van het insteekorgaan en het sluitstuk uit de huls wordt getrokken en dat bij het vervolgens weer aanbrengen van een lege huls het insteekorgaan door een hoofdwand van de 30 huls tegen de veerkracht wordt verplaatst naar een, verder van de uitgangsstand verwijderde en op de genoemde hoofdwand van de huls rustende, tweede stand zodat de huls tezamen met het daarin weer vergrendelde sluitstuk uit het apparaat kan worden getrokken waarbij het insteekorgaan over de genoemde hoofdwand glijdt om vervolgens door de veerkracht 35 weer naar de uitgangsstand terug te keren. Bij deze uitvoeringsvorm wordt dus zowel het ontgrendelen als het uit de huls trekken van het sluitstuk volledig bepaald door de bewegingen van de plaatcassette 8702222 PHN 12.261 8 zelf, welke bewegingen op simpele wijze direct op het in het apparaat aanwezige mechanisme tegen veerkracht worden overgebracht.
De uitvinding die zich behalve tot een systeem bestaande uit een plaatcassette en een bijbehorend apparaat ook uitstrekt tot de 5 plaatcassette en het apparaat zelf, zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin:
Figuur 1 een perspectievisch aanzicht is van een systeem volgens de uitvinding omvattende een apparaat en een daarbij behorende en in het apparaat door een gleuf inbrengbare plaatcassette, 10 Figuur 2 een bovenaanzicht is van de plaatcassette van figuur 1,
Figuur 3 een bovenaanzich is op het sluitstuk en de plaat van de plaatcassette volgens figuur 2, welk sluitstuk tezamen met plaatvasthoudmiddelen een plaathouder vormt, 15 Figuur 4 een aanzicht is op de binnenzijde van een van de twee identieke schalen waaruit de huls van de plaatcassette van figuur 2 is opgebouwd,
Figuur 5 een zijaanzicht is volgens de pijl V in figuur 4, Figuur 6 een zijaanzicht is volgens de pijl VI van de plaat-20 houder volgens figuur 2,
Figuur 7 een doorsnede is op vergrote schaal volgens de pijlen VII van de plaathouder volgens figuur 3>
Figuur 8 een aanzicht is van de plaathouder van figuur 3 volgens de pijl VIII, 25 Figuur 9 op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht is van een deel van een sluitstuk en een deel van een enigszins teruggetrokken huls, ter plaatse van de vergrendelingsmiddelen,
Figuur 10 in een aantal stadia A t/m F de samenwerking toont tussen een plaatcassette en het in het apparaat aanwezige mechanisme 30 voor het ontgrendelen van de plaathouder en het uit de huls trekken daarvan, alsmede het weer in de huls opnemen van de plaat en de plaathouder en het vergrendelen van de plaathouder in de huls,
Figuur 11 een zijaanzicht is van een insteekorgaan van het mechanisme van figuur 10 en 35 Figuur 12 een aanzicht is volgens de pijl XII van het in steekorgaan van figuur 11.
In de tekeningen zijn de figuren op een willekeurige en niet 8702222
V
PHN 12.261 9 steeds gelijke schaal getekend. -
Het systeem volgens de tekening voor het inschrijven/uitle-zen van informatie op/van een plaat omvat een plaatcassette alsmede een apparaat 2. De plaatcassette omvat een roteerbaar aandrijfbare 5 plaat 3 die in dit geval bestaat uit een optisch uitleesbare plaat van Compact Disc formaat voorzien van data, een zogenaamde CD-ROM plaat (CD Read Only Memory). De plaatcassette omvat verder een uitwendige huls opgebouwd uit twee identieke op elkaar bevestigde schalen 5. De huls bezit een tweetal hoofdwanden 6 evenwijdig aan de plaat 3, zijwanden 7 en aan een zijde een frontopening die in verbinding staat met de tussen de hoofdwanden gelegen plaatopneemruimte. Voor het afsluiten van de frontopening is een sluitstuk 8 aanwezig. In de getekende uitvoeringsvorm vormt het sluitstuk 8 een deel van een plaathouder £, die behalve het sluitstuk bovendien een tweetal vlerken 10 omvat voor het verend 15 vasthouden van plaat 3. De plaathouder £ is in zijn geheel uit geschikte kunststof vervaardigd. De vlerken 10 zijn plaatselijk voorzien van filmscharnieren 11, waardoor ze translerend elastisch met het sluitstuk 8 zijn verbonden. Door een daartoe aanwezig mechanisme in het apparaat kunnen de beide vlerken 10 radiaal naar buiten bewogen worden voor het 20 loslaten van de plaat 3- Voor de bediening door het apparaat zijn strippen 12 aanwezig voorzien van een opening 13 waardoor een be-dieningspen van het apparaat kan worden gestoken. Voor verdere details met betrekking tot een dergelijke plaathouder alsmede het daarmee samenwerkende mechanisme in een apparaat wordt verwezen naar aanvragers or eerder ingediende maar nog niet gepubliceerde eerder octrooiaanvrage nummer .... (PHN 12.157» PHN 11.917 C, herewith incorporated by reference).
De plaatcassette bezit beweegbare grendelmiddelen die met behulp van uitwendige middelen vanuit een grendelstand, waarin het 30 sluitstuk 8 in de huls £ is vergrendeld en een vrije stand waarin het sluiststuk uit de huls schuifbaar is verplaatsbaar zijn. Deze grendelmiddelen omvatten onder andere beweegbare delen 14 aan de onder- en de boven-zijde van de huls. Voorts omvatten de grendelmiddelen een tweetal grendelnokjes 15 aan de binnenzijde van iedere schaal van de huls, 35 welke grendelnokjes bij gesloten plaatcassette tegen stootvlakken 16 van het sluitstuk stoten. De stootvlakken 16 van het sluitstuk vormen begrenzingswanden van uitsparingen 17 aan de voorzijde van het sluit- 0702222 PHN 12.261 10 stuk waarin de grendelnokken bij gesloten huls worden opgenomen.
Voor het ontgrendelen van het sluitstuk is het nodig om de verende strippen aan de voorzijde van de huls te verplaatsen over een zodanige hoogte dat de grendelnokken niet langer in de uitsparingen 17 g liggen. Hiertoe is het apparaat voorzien van de nodige ontgrendelings- middelen. Deze ontgrendelingsmiddelen omvatten een tweetal insteekor- ganen 18 die bij het inbrengen van een gevulde plaatcassette in het apparaat aan beide zijden tussen het sluitstuk 8 en de huls dringen en daardoor de beweegbare delen 14 van de huls verplaatsen naar de vrije 10 stand. Om het insteken van de insteekorganen te vergemakkelijken zijn deze aan het vrije uiteinde *11 voorzien van een oplopend vlak 19.
De insteekorganen hebben de vorm van zwenkbare hefbomen, zwenkbaar om een pen 20. Ze worden verend naar elkaar toe getrokken door een trekveer 21. Deze grijpt aan op een ophangpunt 22A, respectie-15 velijk 22B, dat zich bevindt boven een opening 23A, respectievelijk 23B. Door de insteekorganen tussen de huls en het sluitstuk te schuiven worden de grendelnokken 15, door het uitbuigen van het stripvormige deel 14 van de hoofdwanden van de huls, uit de uitsparingen 17 van het sluitstuk 8 getild. Om het insteken te vergemakkelijken zijn ook de 20 grendelnokken 15 aan hun voorzijde voorzien van hellende vlakken 22.
Om het sluitstuk 8 na ontgrendeling uit de huls 4^ te kunnen trekken is een uittrekmechanisme in het apparaat aanwezig. De reeds eerder genoemde insteekorganen vormen een deel van dit uittrekmechanisme. De insteekorganen zijn voor de uittrekfunctie voorzien van uittrek-25 nokken 23 die aan de insteekzijde van de insteekorganen voor een deel zijn gelegen in het hellende vlak 19· Aan de achterkan bezitten ze een rechte stootkant 24. Het sluitstuk 8 bezit op zijn beurt een uittreknok 25 met een hellend vlak 26 en een stootkant 27. In het sluitstuk is een kamer 28 uitgespaard waarin de uittreknok 23 kan worden opgenomen.
30
Het genoemde beweegbare deel van de hoofdwand 6 bestaat uit een direkt aan de frontopening van de huls grenzende strook die door een gleuf 29 is gescheiden van het meer van de frontopening verwijderde deel van de hoofdwand.
Het sluitstuk 8 is, over het grootste gedeelte van de front-35 opening, gelegen tussen de hoofdwanden 6 van de huls en over dit gedeelte zijn de voorkanten 30 van de huls en de voorkant 31 van het sluitstuk gelegen in hoofdzakelijk hetzelfde loodrecht op de hoofdwan-
S70ZZZZ
PHN 12.261 11 den gelegen vlak. De huls vertoont aan de forntzijde bij elke hoek een afsnijding die gaat door de beide hoofdwanden 6 en de ter plaatse aanwezige zijwand 7. Het sluitstuk 8 is voorzien van, de beide afsnijdingen opvullende, boekdelen 32 met een dikte gelijk aan die van de huls.
5 Hierdoor is ook bij gesloten plaatcassette het sluitstuk met de vingers van een hand bereikbaar zodat, wanneer met geëigende gereedschappen het sluitstuk ten opzichte van de huls ontgrendeld wordt, het sluitstuk en in dit geval daarmede ook de plaat uit de huls kan worden getrokken.
Een ander effect van de aanwezigheid van de boekdelen 32 is dat daarin door de kwetsbare hoeken van de huls nabij de forntopening voor beschadiging worden behoed. In de zijwanden 33 van de hoekdelen 32 die aansluiten op de zijwanden 7 van de huls zijn verdiepte gedeelten 34 aanwezig voor het samenwerken van het sluitstuk met - niet in de tekening getoonde en hier ook verder niet te bespreken - transportmiddelen van een automatisch transportsysteem in een automatisch apparaat.
Het apparaat _2 heeft een frontplaat 35 met een in hoofdzaak rechthoekige insteekgleuf 36 voor het doorlaten van de plaatcassette.
In drie van de hoeken van de insteekgleuf 36 bevindt zich een blokkeer-orgaan 37. De blokkeerorganen bestaan uit tot de frontplaat 35 behoren-20 de en onder een hoek van 45° de hoeken van de insteekgleuf 36 afkantende delen. De voorkant van de plaatcassette bezit een aan de vorm van de blokkeerorganen 37 aangepaste doorsnede. Deze aanpassing bestaat uit onder 45° verlopende afkantingen 38S aan alle randen van de huls van de plaatcassette en 38C aan drie randen van het sluitstuk. Er blijft 25 slechts op het sluitstuk één rand 39 over die niet is afgekant zodat een gevulde plaatcassette slechts in een enkele oriëntatie, namelijk die welke in figuur 1 is getoond, in de insteekgleuf van het apparaat kan worden gestoken. De afkantingen 38S bevinden zich op de huls van de plaatcassette maar planten zich als afkantingen 38C ter plaatse van de 30 hoekdelen 32 van het sluitstuk ook op het sluitstuk voort. Door de genoemde eenvoudige middelen is dus het verkeerd inbrengen van een gevulde plaatcassette effectief voorkomen. De afkantingen 38S hebben het bijkomende voordeel dat ze de plaatcassette althans op de randen van scherpe kanten ontdoet met een geringere kans op beschadiging als resultaat.
De grendelmiddelen 15 van de plaatcassette bevinden zich nabij de frontopening en zijn daar dus dlrekt gemakkelijk toegankelijk 870 2.22 2 PHN 12.261 12 voor de insteekorganen 18 van het apparaat. Zoals reeds eerder werd vermeld vormen deze ontgrendelingsmiddelen een geheel met het uittrek-mechanisme van het apparaat. De ontgrendelingsmiddelen en het uittrek-meohanisme vormen aldus tezamen een enkel gecombineerd mechanisme. Tot g
dit gecombineerde mechanisme behoren de beide insteekorganen 18A en 18B
met hun uittreknokken 23, de veer 24, de pen 20 waarop de beide insteekorganen zijn gelagerd alsmede een aanslag 40 gelegen tussen de beide insteekorganen. De pen 20 is nabij de achterwand van het apparaat 2 vast met het chassis verbonden. De beide insteekorganen zijn om de 10 “ pen beperkt zwenkbaar maar worden door de veer 21 voortdurend naar elkaar toe getrokken. De tussen de beide zwenkarmen opgestelde aanslag 40 bepaalt de uitgangsstand waarin de beide insteekorganen zich bij afwezigheid van een plaat in het apparaat bevinden. Door het feit dat de beide insteekorganen onafhankelijk van elkaar zwenkbaar zijn wordt 15 gegarandeerd dat ieder insteekorgaan onafhankelijk van het andere zich kan aanpassen aan de vorm en aan de positie van de delen van de plaatcassette waarmede het op een gegeven moment samenwerkt.
De gang van zaken tijdens het inbrengen van een plaatcassette in het apparaat, het vervolgens uit de huls trekken van het sluit- 20 stuk, en het daarna inbrengen van een lege huls en het weer opnemen van het sluitstuk in de huls zal nu nader worden besproken aan de hand van figuur 10. Figuur 10A toont de uitgangssituatie waarbij een plaatcassette 1 in het apparaat wordt gestoken en zich op het gecombineerde ontgrendelings- en uittrekmechanisme toe beweegt. Zoals reeds eerder is 25 vermeld bevinden de grendelnokken 15 van de huls en de uittreknok 25 van het sluitstuk zich in het midden van de frontopening. Het apparaat is achter de insteekgleuf 36 voorzien van niet getoonde geleidingsbanen voor de plaatcassette. Hierdoor is een eenduidige glijbeweging van de plaatcassette in het apparaat gewaarborgd. De beide insteekorganen 18A 30 en 18B zijn op een zodanige positie in het apparaat aangebracht dat ze zich tegenover het midden van de frontopening van een ingebrachte plaatcassette bevinden.
De beide insteekorganen zijn voorzien van een betrekkelijk scherpe insteekrand 41 die aan de ene zijde wordt begrensd door het 35 hellende vlak 19 en aan de andere zijde door een hellend vlakje 42. Hierdoor is het insteekorgaan aangepast aan de hellende vlakken 22 en 26 van respectievelijk de grendelnok 15 en de uittreknok 25. In de uit- 8702222 PHN 12.261 13 gangsstand, figuur 10A, bevinden de randen 41 zich juist op de plek waar ze tussen de huls 6 en het sluitstuk 8 van de plaatcassette kunnen dringen. Wordt, uitgaande van de situatie volgens figuur 10A, de plaatcassette verder naar het gecombineerde mechanisme toe geschoven, dan 5 zullen de randen 41 in het midden van de frontopening tussen de huls en het sluitstuk dringen zodat de situatie van figuur 10B ontstaat. In figuur 10B zijn de insteekorganen naar binnen gedrongen en zijn, door de samenwerking van de oploopvlakken 26 van het sluitstuk met het schuine vlak 19 van de uittreknok van de insteekorganen, de beide insteekorganen tegen de trekkracht van de veer 21 enigszins uit elkaar bewogen. De beide strippen 14 van de huls zijn vanuit de grendelstand verbogen naar een vrije stand waarin de grendelnokken zich niet meer voor de stootvlakken 16 van het sluitstuk bevinden en dus het sluitstuk niet meer vergrendeld is.
15
Bij verder inbrengen van de plaatcassette glijden de insteekorganen 18A en 18B verder over de hellende kanten 26 van het sluitstuk totdat de stootkanten 24 van de insteekorganen achter de stootkanten 27 van het sluitstuk vallen, zodat de uittreknokken 23 van de insteekorganen in de kamers 28 van het sluitstuk terechtkomen. De 20 situatie van figuur 10C is nu bereikt. In deze situatie stoot de voorkant 31 van het sluitstuk juist tegen de aanslag 40 van het gecombineerde mechanisme zodat de plaatcassette _1 niet verder in het apparaat kan worden gestoken. De huls kan nu uit het apparaat worden getrokken, zie figuur 10D, waarbij tijdens het terugtrekken van de huls de gren-25
delnokken 15 van de huls over de bovenzijden van de insteekorganen 18A
en 18B glijden. Alleen in de situaties getekend in de figuren 10B en 10C worden de strippen 14 van de huls verend uitgebogen. Zodra de huls weer uit het apparaat getrokken is, zie figuur 10D, krijgen de strippen 14 weer de gelegenheid zich naar hun oorspronkelijke stand terug te bewegen. De kans dat de strippen 14 blijvend of voor langere tijd uit hun normale stand worden vervormd, hetgeen de juiste vergrendeling van een sluitstuk in de huls nadelig zou kunnen beïnvloeden, in dus door middel van de maatregelen van de uitvinding tot een absoluut minimum teruggebracht. Het sluitstuk 8, en daarmee de plaat 3» kunnen voor 35 onbeperkte tijd in de in figuur 10D getekende stand in het apparaat verblijven zonder dat dit op den duur nadelige invloed zou kunnen hebben op de juiste vergrendeling van het sluitstuk in de huls.
8702222 PHN 12.261 14
Voor het weer in de huls opnemen van plaat en sluitstuk wordt een lege huls door de insteekgleuf 36 van de frontplaat 35 in het apparaat geschoven. Figuur 10E toont de situatie waarin de huls juist weer contact maakt met de insteekorganen 18A en 18B. De strippen 14 5 zijn aan de rand waar ze contact maken met de insteekorganen voorzien van een afgeschuinde oploopkant 43· Hierdoor wordt samenwerking met de oplopende vlakjes 19 van de insteekorganen vergemakkelijkt. Verder inbrengen van de lege huls 4 betekent dat de insteekorganen 18A en 18B door de hoofd wanden 6 van de huls tegen de veerkracht van de trekveer ^ 21 worden verplaatst. Uit de eerste stand getekend in figuur 10E naar een verder van de uitgangsstand verwijderde en op de hoofdwanden 6 ter plaatse van de strippen 14 rustende tweede stand zoals getoond in figuur 10F. De aanslag 40 van het uittrekmechanisme voorkomt dat het sluitstuk 8 tijdens het aanbrengen van de huls onder invloed van 15 wrijvingskrachten kan verschuiven.
Bij het verplaatsen van de uittrekorganen van de eerste stand, figuur 10E, naar de tweede stand, figuur 10F, vormen de insteekorganen geen beletsel voor het opnemen van het sluitstuk 8 in de op-neemruimte van de huls zodat in de uiteindelijke situatie van figuur 20 10F de grendelnokken 15 van de huls weer in de daartoe bestemde uitsparingen 17 van het sluitstuk kunnen vallen. De huls kan nu tezamen met het daarin weer vergrendelde sluitstuk uit het apparaat worden getrokken waarbij de insteekorganen over de hoofdwanden van de huls glijden om vervolgens door de veerkracht van de veer 21 weer naar de uitgangs-25 stand van figuur 10A terug te keren.
Behalve de in de tekening getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn binnen het kader van de conclusies talloze andere, eventueel sterk afwijkende, uitvoeringsvormen mogelijk met behoud van de hoofdkenmerken van de uitvinding, namelijk dat de beweegbare gren-30 delmiddelen voor het vergrendelen van het sluitstuk in de huls bestaan uit één of meer beweegbare delen van de huls en dat de ontgrendelings-middelen van het apparaat voor het ontgrendelen van het sluitstuk minstens één insteekorgaan omvatten dat tussen de huls en het sluitstuk dringt en daardoor het beweegbare deel van de huls verplaatst naar een 35 vrije stand waarin het sluitstuk uit de huls kan worden getrokken. In afwijking van het in de tekening getoonde voorbeeld behoeven de beweegbare grendelmiddelen niet een deel te vormen van de hoofdwand van de 8702222 PHN 12.261 15 huls maar kunnen deze een deel vormen van een zijwand. Waarschijnlijk zal echter een uitvoeringsvorm waarbij de beweegbare grendelmiddelen een deel vormen van de hoofdwand de voorkeur verdienen, omdat in de hoofdwand meer ruimte aanwezig is. Het is niet nodig dat de grendelmid-5 delen nabij het midden van de frontopening zijn gelegen. In principe kunnen ook meerdere grendelmiddelen op verschillende plaatsen excentrisch van het midden worden aangebracht. Een voordeel van de getekende uitvoeringsvorm is evenwel dat slechts een enkel stel grendelmiddelen aanwezig is, samenwerkend met een enkel stel ontgrendelmiddelen van het apparaat. Er ontstaan dus géén synchronisatieproblemen in het functioneren van meerdere op afstand van elkaar aangebrachte ontgrendelings-middelen.
In het bijzonder indien de ontgrendelingsmiddelen zich niet 15 in het midden van de frontopening van een aangebrachte plaateassette bevinden is het mogelijk om de functies van de ontgrendelingsmiddelen en van het uittrekmechanisme van het apparaat van elkaar te scheiden en daar duidelijk verschillende mechanismes voor te gebruiken.
In plaats van grendelnokken 15 aan de binnenzijde van de 20 huls _4, die bij gesloten plaateassette zijn gelegen in uitsparingen 17 van het sluitstuk, is ook een uitvoeringsvorm mogelijk waarbij de grendelnokken zich bevinden op het sluitstuk en de uitsparingen aanwezig zijn in de huls. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan een grendelnok tevens dienen als uittreknok. Een voordeel van een dergelijke uitvoe-25 ringsvorm zou kunnen zijn dat zich geen naar binnen projecterende delen binnen de huls bevinden die eventueel het oppervlak van een plaat zouden kunnen beschadigen.
Het is mogelijk een mechanisme te gebruiken met slechts een enkel insteekorgaan. Bij deze uitvoeringsvorm kan niettemin de huls toch uit twee identieke schalen, ieder voorzien van grendelmiddelen, worden opgebouwd. In dat geval dient het sluitstuk asymmetrisch te zijn zodanig dat de grendelmiddelen aan één zijde van de huls in loze ruimtes vallen en daardoor geen grendelende functie kunnen hebben. Bij de uitvoering waarbij het sluitstuk is voorzien van een grendelnok en de 22 huls uitsparingen omvat om de grendelnok op te nemen is de oplossing nog eenvoudiger, daar er dan een asymmetrisch sluitstuk gebruikt kan worden met slechts één of meer grendelnokken aan één zijde. De uitsparingen van de huls gelegen aan de andere zijde hebben dan geen functie.
8702222

Claims (11)

1. Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat en omvattende: A - een plaatcassette (_1_) met: A1 - een roteerbaar aandrijfbare plaat (3), e A2 - een uitwendige huls (4) met hoofdwanden (6) evenwijdig aan de plaat, zijwanden (17) en een frontopening die in verbinding staat met een plaatopneemruimte, A3 - een sluitstuk (18) voor het afsluiten van de frontopening van de huls en
2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde beweegbare deel (14) van de huls (4) is gelegen in een hoofdwand 30 (6) van de plaatcassette.
3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde deel (14) van de hoofdwand (6) bestaat uit een direct aan de frontopening grenzende strook, die door een gleuf (29) is gescheiden van het meer van de frontopening verwijderde deel van de hoofdwand. 35
4. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat het sluitstuk (8), over het grootste gedeelte van de frontopening, is gelegen tussen de hoofdwanden (6) van de huls en over dit 870 2.222 « PHN 12.261 17 gedeelte de voorkanten (30) van de beide hoofdwanden en de voorkant (31) het sluitstuk zich in hoofdzaak in hetzelfde, loodrecht op de hoofdwanden gelegen, vlak bevinden, - dat de huls aan de frontzijde bij elke hoek een afsnijding vertoont, 5 gaande door de beide hoofdwanden (6) en de ter plaatse aanwezige zijwand (7) en - dat het sluitstuk (8) is voorzien van de beide afsnijdingen opvullende boekdelen (32) met een dikte gelijk aan die van de huls.
5. Systeem volgens conclusie 4, met het kenmerk, 10. dat de hoekdelen (32) van het sluitstuk, in de zijwanden (33) die aansluiten op de zijwanden (7) van de huls, is voorzien van verdiepte gedeelten (34) voor het samenwerken van het sluitstuk met transportmiddelen van een automatisch transportsysteem in een automatisch apparaat .
6. Systeem volgens conclusie 1, waarbij het apparaat (2) is voorzien van een frontplaat (35) met een in hoofdzaak rechthoekige in-steekgleuf (36) voor het doorlaten van de plaateassette, met het kenmerk, - dat zich in minstens één van de hoeken van de insteekgleuf een blok-20 keerorgaan (37) bevindt en - dat de voorkant van de plaateassette een aan de vorm van de aanwezige blokkeerorganen (37) aangepaste doorsnede bezit, zodat een gevulde plaateassette (1) slechts in één enkele oriëntatie in de insteekgleuf (36) van het apparaat (2) kan worden gestoken.
7. Systeem volgens conclusie 6, met het kenmerk, - dat zich in drie van de vier hoeken van de insteekgleuf (36) een blokkeerorgaan (37) bevindt.
8. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de grendelmiddelen (15) van de plaateassette (2) zich nabij het 30 midden van de frontopening bevinden, - dat de ontgrendelingsmiddelen en het uittrekmeehanisme van het apparaat tezamen een enkel gecombineerd mechanisme vormen en - dat het sluitstuk (8) en het insteekorgaan (18A, 18B) zijn voorzien van met elkaar samenwerkende delen (23; 26) voor het uit de huls (jO 35 trekken van het sluitstuk (8).
9· Systeem volgens conclusie 8, met het kenmerk, - dat het insteekorgaan (18A, 18B) bij het inbrengen van een gevulde B70ZZ22 •3 PHN 12.261 18 plaatcassette (_1) door het tussen de huls en het sluitstuk (8) dringen tegen veerkracht wordt verplaatst van een uitgangsstand naar een, op het sluitstuk rustende, eerste stand, waarin de huls ten opzichte van het sluitstuk is ontgrendeld en bij terugtrekken van de 5 huls het sluitstuk door de samenwerking van het insteekorgaan en het sluitstuk uit de huls wordt getrokken en - dat bij het vervolgens weer aanbrengen van een lege huls 04) het insteekorgaan (18A, 18B) door een hoofdwand (6) van de huls tegen de veerkracht wordt verplaatst naar een, verder van de uitgangsstand 10 verwijderde en op de genoemde hoofdwand van de huls rustende, tweede stand zodat de huls tezamen met het daarin weer vergrendelde sluitstuk uit het apparaat kan worden getrokken waarbij het insteekorgaan over de genoemde hoofdwand glijdt om vervolgens door de veerkracht weer naar de uitgangsstand terug te keren.
10. Plaatcassette voor een systeem volgens één der voorgaande conclusies.
10 A 4 - beweegbare grendelmiddelen (14) die met behulp van uitwendige middelen vanuit een grendelstand waarin het sluitstuk (8) in de huls (4) is vergrendeld en een vrije stand waarin het sluitstuk uit de huls schuifbaar is verplaatsbaar zijn en B - een apparaat (2) waarin de plaatcassette inbrengbaar is en omvat-^ tende: B1 - ontgrendelingsmiddelen (18A, 18B) voor het ontgrendelen van het sluitstuk (8) van een ingebrachte plaatcassette en B2 - een uittrekmeehanisme voor het uit de huls (4) trekken en in het apparaat achterhouden van het sluitstuk (8) alsmede de 20 plaat tijdens een terugtrekken van de huls, met het kenmerk, - dat de beweegbare grendelmiddelen een beweegbaar deel (14) van de huls (4_) omvatten en - dat de ontgrendelingsmiddelen een insteekorgaan (18A, 18B) omvatten, 25 dat bij het inbrengen van een gevulde plaatcassette in het apparaat tussen het sluitstuk en de huls dringt en het beweegbare deel (14) van de huls (4_) verplaatst naar de vrije stand.
11. Apparaat voor een systeem volgens één der voorgaande conclusies 1-9. 20 25 30 35 8702222
NL8702222A 1987-09-17 1987-09-17 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat. NL8702222A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702222A NL8702222A (nl) 1987-09-17 1987-09-17 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat.
US07/239,810 US5062100A (en) 1987-09-17 1988-09-02 Combination disc cassette and apparatus for removing disc therefrom
EP88201947A EP0308012A1 (en) 1987-09-17 1988-09-09 System for recording/reading information on/from a disc
JP63233378A JPH01105357A (ja) 1987-09-17 1988-09-17 情報をディスクに記録し、ディスクから読取る装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702222A NL8702222A (nl) 1987-09-17 1987-09-17 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat.
NL8702222 1987-09-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702222A true NL8702222A (nl) 1989-04-17

Family

ID=19850625

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702222A NL8702222A (nl) 1987-09-17 1987-09-17 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US5062100A (nl)
EP (1) EP0308012A1 (nl)
JP (1) JPH01105357A (nl)
NL (1) NL8702222A (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5155663A (en) * 1990-02-19 1992-10-13 Fuji Photo Film Co., Ltd. Memory cartridge system with adapter
JPH0541060A (ja) * 1991-08-02 1993-02-19 Sony Corp 記録再生装置
US5524104A (en) * 1992-03-30 1996-06-04 Sony Corporation Compact disk drive arrangement with one disk mounted on top of another
JPH06168561A (ja) * 1992-11-30 1994-06-14 Hitachi Maxell Ltd ディスクカートリッジ
JPH06168566A (ja) * 1992-11-30 1994-06-14 Hitachi Maxell Ltd ディスクカートリッジ
JPH09297984A (ja) * 1996-05-02 1997-11-18 Alps Electric Co Ltd 記録再生装置
KR100366112B1 (ko) * 1997-09-10 2003-02-19 티디케이가부시기가이샤 디스크카트리지
CA2269120C (en) 1997-12-16 2003-04-01 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Disk cartridge and adapter
US6711119B1 (en) 1998-01-21 2004-03-23 Hitachi, Ltd. Disk cartridge with a holder having disk information on it
TW412728B (en) 1998-01-21 2000-11-21 Hitachi Ltd Disk cartridge
US6529471B1 (en) 1998-07-15 2003-03-04 Lg Electronics Inc. Disc protection casing and drive for receiving the same
WO2006104113A1 (ja) * 2005-03-28 2006-10-05 Pioneer Corporation ディスク装置及びシャッター制御装置、並びにシャッター開閉制御用コンピュータプログラム
WO2006104112A1 (ja) * 2005-03-28 2006-10-05 Pioneer Corporation シャッター制御装置及びディスク装置、並びにディスク挟み込み判定用コンピュータプログラム

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4124866A (en) * 1976-12-06 1978-11-07 Rca Corporation Video disc insertion/extraction system for a video disc player
US4138703A (en) * 1977-08-02 1979-02-06 Rca Corporation Video disc package
GB2047942B (en) * 1979-04-06 1983-02-02 Rca Corp Record handling mechanism for caddy tyre record disc player
JPS56111172A (en) * 1980-02-01 1981-09-02 Victor Co Of Japan Ltd Cartridge for disc shape information recording medium
JPS56111158A (en) * 1980-02-07 1981-09-02 Victor Co Of Japan Ltd Playback device for disc-shape information recording medium
JPS624936Y2 (nl) * 1980-08-18 1987-02-04
JPS6141171Y2 (nl) * 1980-10-09 1986-11-22
JPS57150166A (en) * 1981-03-12 1982-09-16 Victor Co Of Japan Ltd Reproducer for disc recording medium
JPS57205848A (en) * 1981-06-12 1982-12-17 Victor Co Of Japan Ltd Case spreading device
US4481617A (en) * 1982-09-21 1984-11-06 Xerox Corporation Memory disc drive
US4463849A (en) * 1983-05-23 1984-08-07 Rca Corporation Video disc caddy
JPS6063762A (ja) * 1983-09-16 1985-04-12 Matsushita Electric Ind Co Ltd 記録円盤再生装置
NL8601884A (nl) * 1986-07-21 1988-02-16 Philips Nv Plaatcassette.

Also Published As

Publication number Publication date
US5062100A (en) 1991-10-29
EP0308012A1 (en) 1989-03-22
JPH01105357A (ja) 1989-04-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8702222A (nl) Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat.
US5576911A (en) Cartridge locking mechanism and interface
KR910006028Y1 (ko) 디스크 카트리지
EP0690444B1 (en) Disk cartridge
AU634112B2 (en) Container for magnetic tape cassettes
EP1431971A1 (en) Disc recording and/or reproduction apparatus
NL8200154A (nl) Documentenhouders.
JPH08227551A (ja) カートリッジマガジンのラッチ装置
NL8601884A (nl) Plaatcassette.
EP0267644A1 (en) System for recording/reading information on/from a disc, comprising a disc cassette and an apparatus
EP0481654B1 (en) Information reproduction apparatus
EP0293150A2 (en) Recording/reproducing apparatus for a disc cassette
JPH11232817A (ja) ディスクカートリッジの収納ケース
US6776282B2 (en) Compact disk storage case
US4538729A (en) Recording media storage apparatus and technique
JP3017239U (ja) 記録担体のための保管装置
US7788683B2 (en) Data storage cartridge and system including non-tape storage medium
US4519060A (en) Disc latching mechanism
US6965497B2 (en) Information recording medium cartridge
EP0749121A2 (en) Door assembly for a cartridge handling device
US5940361A (en) Cartridge hand off selection mechanism
US6909577B2 (en) Low-overhead storage magazine
US5136449A (en) Shutter stop mechanism for disk cartridges
JP2882025B2 (ja) 磁気テープカセット
NL8703009A (nl) Apparaat voor het afspelen van een roterend aandrijfbare plaat.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed