NL8601457A - Rolstoel met kantelbaar zitgedeelte. - Google Patents

Description

< N.0. 33791 - 1 - * & sr

Rolstoel met kantelbaar zitgedeelte.

Aanvraagster noemt als uitvinder: Henricus Theodorus Jozef JANSSEN,te Delft

De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel bestaande uit een onderstel met voor- en achterwielen en een zitgedeelte , dat ten opzichte van het onderstel verstelbaar is.

5 Een dergelijke rolstoel is o.a. bekend uit EP-A- 0 162 835. Hierbij is het zitgedeelte, kantelbaar om een horizontale dwarsas, met het onderstel verbonden. Deze dwarsas ligt ter hoogte van de zitting van het zitgedeelte.

Een kantelverstelling van het zitgedeelte van een rol-10 stoel wordt toegepast om te bereiken, dat de rolstoelgebruiker een dynamisch zitgedrag ontwikkelt. Daaronder wordt verstaan, dat de gebruiker meerdere malen per dag van zithouding verandert. Dit is belangrijk in medisch opzicht, omdat door een andere zithouding de drukbelasting op het 15 zit- en rugvlak verandert. Daarmede wordt de kans verkleind dat ten gevolge van een te hoge capillaire druk in de bloedvaten, plaatselijk weefselversterving optreedt (decubitus). Gebruikers van rolstoelen zonder kantelbaar zitgedeelte, bereiken dikwijls eenzelfde effekt door meer-20 dere malen per dag te "liften". Hiermede wordt bedoeld dat gedurende enige- tijd het zitvlak wordt ontlast van druk door het lichaam iets op te tillen met behulp van de armen.

Naast het voorkomen van weefselversterving, kan een kantelverstelling in kombinatie met een rugleuningverstel-25 ling gebruikt worden voor het opzoeken van een reflexrem-mende houding (een zithouding, waarbij geen of minder spasmes optreden).

Een kantelverstelling biedt een rolstoelgebruiker verder de mogelijkheid om, afhankelijk van de gebruikssitua-30 tie, een houding te kiezen, die hij of zij als aangenaam ervaart in die gebruikssituatie, b.v. aktieve werkzit ten behoeve van het werken aan een tafel of bureau, transfer-zit ten behoeve van het maken van een transfer in of uit de rolstoel, passieve zit ten behoeve van televisiekijken 8601457 « Μ - 2 - of lezen van een boek en dergelijke.

Wanneer bij de rolstoel volgens bovengenoemde Europese octrooiaanvrage het zitgedeelte ten opzichte van het onderstel wordt gekanteld, wordt ook het zwaartepunt van de 5 inzittende verplaatst. Dit betekent, dat de stabiliteit van de rolstoel verandert en dat er vrij veel arbeid verricht moet worden, of vrijkomt. Dit betekent, dat een dergelijke kantelverstelling vrijwel nooit door de inzittende rolstoelgebruiker tot stand gebracht kan worden, 10 tenzij daarvoor een externe energiebron, b.v. elektromotor, ingeschakeld kan worden of een overbrengmechanisme wordt ingebouwd. Deze energiebron moet in de rolstoel worden ingebouwd, waardoor het gewicht van de rolstoel wordt verhoogd en de kosten toenemen.

15 Ook de stabiliteit van de bekende rolstoel met kantel verstelling in voor- en achterwaartse richting komt bij deze wijze van kantelen in gevaar, waardoor de rolstoel kan omslaan.

In de revalidatiewereld worden drie typen van rol-20 stoelen onderscheiden: de duw-wandelwagen, de zelfbeweger en de elektrische rolstoel .

Een duw-wandelwagen wordt voortbewogen door een begeleider, die de rolstoel duwt. Bij het nemen van oneffen-25 heden in het wegdek wordt de rolstoel vaak achterovergekan teld, zodat de voorwielen vrij komen van het wegdek en de hindernis gemakkelijk overwonnen kan worden. Een zelfbeweger met grote wielen achter wordt aangedreven met hoepels. Een behendige rolstoelgebruiker kan wanneer hij 30 of zij een oneffenheid in het wegdek wil nemen, een "wheely" maken, d.w.z. hij of zij kan op de twee achterwielen gaan rijden. Bij alle rolstoelen is het belangrijk, dat het geprojecteerde vloeroppervlak zo gering magelijk is.

Deze eis is echter in strijd met de vereiste stabiliteit 35 in achter-, voor- en zijwaartse richting.

8601457 to * - 3 -

Afhankelijk van de gebruiksomgeving (wel of niet hellende vlakken, wel of niet aanwezige oneffenheden) wordt hierin een optimum gekozen.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende rol-5 stoelen te vermijden en dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het zitgedeelte zodanig ten opzichte van het onderstel in voor- en achterwaartse richting kantelbaar is, dat het totale zwaartepunt van zitgedeelte en rolstoelgebruiker in hoofdzaak een vaste plaats inneemt 10 ten opzichte van het onderstel.

Hierdoor wordt bereikt, dat de stabiliteit van de rolstoel tijdens en na het kantelen niet wordt gewijzigd ten opzichte van de ingestelde stabiliteit.

Doordat het zwaartepunt in hoofdzaak op zijn plaats 15 blijft, vereist bovendien het kantelen weinig krachtsin spanning .

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding verloopt de kantelbeweging in hoofdzaak langs een cirkel-baan met het genoemde zwaartepunt als middelpunt.

20 Verdere voordelen en kenmerken van de uitvinding zullen blijken uit de nu volgende beschrijving, waarin aan de hand van schematische tekeningen een uitvoerings-voorbeeld nader wordt beschreven.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van het zitgedeelte 25 van een rolstoel, met daarin een persoon;

Fig. 2 toont een zijaanzicht van een complete rolstoel; en

Fig. 3 toont een zijaanzicht van een deel van de rolstoel op grotere schaal.

30 In fig. 1 is het zitgedeelte van de rolstoel getoond, bestaande uit een zitting 1, een rugleuning 2, voetensteunen 3 en armsteunen 4.

Deze onderdelen kunnen van conventionele vorm zijn en al dan niet scharnierbaar met elkaar zijn verbonden.

35 De gebruiker van de rolstoel is aangegeven met 5 en het zwaartepunt van het zitgedeelte + de gebruiker met 6.

860 1 45 7 - 4 -

Wanneer bij het kantelen het zitgedeelte volgens een cirkelbaan 7 wordt bewogen ten opzichte van het niet-getoonde onderstel, met het zwaartepunt 6 als middelpunt, dan blijft het zwaartepunt 6 tijdens het kantelen op zijn 5 plaats.

In fig. 2 is de persoon 5 en zijn de armsteunen 4 voor de duidelijkheid weggelaten, maar is wel het onderstel 8 met de achterwielen 9a en de voorwielen 9b getoond.

Konstruktiedelen 10 zijn instelbaar verbonden met het 10 onderstel 8, zowel in de X-richting, als in de Z-richting.

Deze instelling vindt éénmaal plaats, afhankelijk van de gebruiker. Door de instelling in de X-richting wordt de beste stabiliteit verkregen. Door de instelling in de Z-richting wordt de rolstoel aangepast aan de grootte 15 en de behoeften van de gebruiker.

Het zitgedeelte is via de zitting 1 kantelbaar gemonteerd in de konstruktiedelen 10 aan beide langszijden van de zitting 1.

Zoals blijkt uit fig. 2 en 3 kan de beo.ogde cirkel-20 baan 7, zie fig. 1, worden benaderd door twee rechtge- leidingen 11 en 12, aangebracht in de twee langszijden van de zitting 1.

In deze geleidingen 11 en 12 in de zitting 1 zijn schuiflichamen 13 en 14 opgesteld. Deze twee schuiflichamen 25 13 en 14 zijn onderling verbonden door een stangvormig orgaan 15, dat aan beide einden scharnierbaar aangrijpt op de schuiflichamen 13 en 14 en dat vast, doch demonteerbaar verbonden is met het onderstel, in dit geval met het konstruktiedeel 10.

30 Aan beide langszijden van de zitting 1 bevindt zich een dergelijke geleidekonstruktie.

Om het zitgedeelte te kunnen losmaken van het onderstel, voor een gemakkelijker transport en opslag van de rolstoel, kunnen de beide stangvormige organen 15 demon-35 teerbaar met de konstruktiedelen 10 zijn verbonden.

«801457 r « - 5 -

De geleidingen 11, 12 en IJ, 14 kunnen op diverse in de techniek bekende wijzen zijn uitgevoerd, zoals tandheugelkonstrukties, schroefspindel met moer, haspel met snaar of dergelijke. De kantelbeweging kan met een 5 handkruk of dergelijke worden aangedreven, danwel motorisch via een motor 16.

Van belang is slechts, dat alle schuiflichamen gelijktijdig worden verplaatst in de geleidingen.

Bij de rolstoel volgens de uitvinding kan dus het 10 zitgedeelte, bestaande uit zitting 1, rugleuning 2, voetensteunen 3 en armsteunen 4 en eventueel een hoofdsteun worden gekanteld ten opzichte van het onderstel 8, 9, waaraan de wielen 9a en 9b zijn bevestigd.

Het zitgedeelte kan ten opzichte van het onderstel 15 éénmalig gepositioneerd worden, met als doel het zit- zwaartepunt, d.w.z. het gemeenschappelijke zwaartepunt van inzittende en zitgedeelte te kunnen verplaatsen ten opzichte van het onderstel. Daarmee kan de stabiliteit van de rolstoel in achterwaartse en voorwaartse richting 20 voor een individuele gebruiker optimaal worden ingesteld.

Het belangrijkste kenmerk van de uitvinding is dat bij een kanteling van het zitgedeelte ten opzichte van het onderstel geen wijziging optreedt van de stabiliteit van de gehele rolstoel in voorwaartse en achterwaartse 25 richting.

Om een kanteling van het zitgedeelte te bereiken behoeft alleen de wrijvingskracht overwonnen te worden.

Doordat het zit-zwaartepunt niet in vertikale richting verplaatst wordt, komt er geen energie vrij en behoeft 30 er geen energie toegevoerd te worden ten behoeve van een vertikale verplaatsing van het zwaartepunt.

8601457

Claims (6)

1. Rolstoel bestaande uit een onderstel met voor-en achterwielen en een zitgedeelte, dat ten opzichte van het onderstel verstelbaar is, met het kenmerk, dat het zitgedeelte zodanig ten opzichte van het onder- 5 stel in voor- en achterwaartse richting kantelbaar is, dat het totale zwaartepunt van zitgedeelte en rolstoelgebruiker in hoofdzaak een vaste plaats inneemt ten opzichte van het onderstel.

2. Rolstoel volgens conclusie 1, met he t 10? kenmerk , dat de kantelbeweging in hoofdzaak langs een cirkelbaan verloopt met het genoemde zwaartepunt als middelpunt.

3. Rolstoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de cirkelbaan wordt benaderd door 15 tenminste twee een hoek met elkaar makende rechte banen.

4. Rolstoel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat aan beide zijden van de zitting leibanen zijn aangebracht, ten opzichte waarvan met elkaar verbonden schuiflichamen beweegbaar zijn, die vast doch 20 demonteerbaar met het onderstel verbonden zijn.

5. Rolstoel volgens één of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schuiflichamen met elkaar zijn-verbonden door scharnierbaar daarop aangrijpende stangvormige organen. 25*

6. Rolstoel volgens één of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderstel bestaat uit een frame, dat de wielen draagt en uit konstruktiedelen, waarmee de schuiflichamen verbonden zijn, welke konstruktiedelen in twee loodrechte richtingen 30 ten opzichte van het frame instelbaar zijn.