NL8502358A - Voertuig. - Google Patents

Description

C. van der Lely N.V., Maasland.

Voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig met een aandrijfmotor, een bestuurderszitplaats, een aantal door de motor aandrijfbare voortbewegingsorganen, zoals wielen, alsmede ten minste één hefinrichting.

5 Dergelijke bekende voertuigen, zoals een.landbouw trekker, hebben het nadeel dat de besturing en bediening van het voertuig in sommige omstandigheden binnen een kort tijdsbestek een groot aantal handelingen van de bestuurder vereist zodat het gevaar aanwezig is dat de handelingen 10 in een verkeerde volgorde, slechts ten dele of op een ongeschikt tijdstip worden uitgevoerd, hetgeen tot ongewenste resultaten en ongevallen kan leiden. Deze problemen treden eveneens op bij andere voertuigen dan landbouwtrekkers zoals bij vorkheftrucks of verrijdbare hijskranen waarbij 15 de bestuurder veelal in een beperkte ruimte moet manoeuvreren, de aandrijving bedienen en tijdens het rijden ook de hefinrichting moet bedienen.

De uitvinding beoogt de taak van de bestuurder te verlichten door het aantal noodzakelijk uit te voeren 20 handelingen die de bestuurder met zijn handen en voeten moet uitvoeren, te verminderen.

Volgens de uitvinding is tenminste de hefinrichting door middel van een op geluid reagerende schakeling bedien-baar.

25 Op deze wijze is het mogelijk dat de bestuurder tijdens het uitvoeren van een aantal snel opeenvolgende handelingen een deel van de handelingen verricht door het uitspreken van ten minste een bevel dat op acoustische wijze bijvoorbeeld een microfoon bereikt. Dit bevel wordt 30 via een op het voertuig aanwezige schakeling in een impuls omgezet dat een bedieningsorgaan voor een hefinrichting of ander orgaan van het voertuig zoals een rem bedient.

De bestuurder hoeft derhalve met zijn handen en/of voeten in de genoemde omstandigheden een geringer aantal hande-35 lingen te verrichten hetgeen het uitvoeren van foutieve handelingen of ongevallen kan verhinderen.

-t ' O

V V J· ia* y * » - 2 - 1 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een landbouwtrekker die is ingericht volgens de uitvinding.

5 ’ Fig. 2 is een schematisch bovenaanzicht van tot de landbouwtrekker volgens figuur 1 behorende bedienings-organen.

Fig. 3 is een zijaanzicht van een vorkheftruck die is ingericht volgens de uitvinding.

10 Fig. 4 is een schematisch bovenaanzicht van tot de vorkheftruck volgens fig. 3 behorende bedieningsorganen.

Fig. 5 is een schema van een electronische schakeling die reageert op acoustische bevelen van de bestuurder.

15 Gezien in zijaanzicht omvat de landbouwtrekker volgens figuur 1 een gestel 1, een op het gestel 1 rustende aandrijfmotor 2, die via een door de bestuurder bedienbare koppeling 3 en een eveneens door de bestuurder bedienbare versnellingsbak 4 aandrijfbare achterwielen 5 aandrijft.

20 De trekker is voorzien van bestuurbare voorwielen 7 die al of niet aandrijfbaar zijn.

De trekker is aan zijn voorzijde voorzien van een hefinrichting 8, die op afstand naast elkaar geplaatste, hydraulisch op- en neer verzwenkbare onderste hefarmen 25 9 alsmede een bovenste hefarm of topstang 10 omvat. De onderste hefarmen 9 zijn op op zichzelf bekende wijze op en neer verzwenkbaar door middel van hydraulische cilinders 11 die vanuit een bestuurderscabine 6 bedienbaar zijn.

Aan de voorste aankoppelpunten van de voorste hefinrichting 30 8 is een grondbewerkingsmachine, in dit geval een roterende eg 12, bevestigd.

Aan de achterzijde van de trekker is eveneens een driepuntshefinrichting aangeduid met het verwijzingscijfer 13 aangebracht, die voorzien is van op en neer' verzwenkbare 35 onderste hefarmen 14 die op afstand naast elkaar zijn geplaatst, en een bovenste hefarm of topstang 15. De achterste hefinrichting 13 is voorzien van twee vanuit de cabine 6 bedienbare hydraulische cilinders 16 die aan de trekker verzwenkbare aangebrachte hefbomen 17 op en neer kunnen verzwenken, aan de uiteinden waarvan hefstangen 18 zijn S3Ü2358 - 3 - 1 gekoppeld die aan hun ondereinden verzwenkbaar zijn bevestigd aan de onderste hefarmen 14. Aan de drie aankoppel-punten van de hefinrichting 18 is een grondbewerkingsma-chine 19, in dit geval eveneens een roterende eg, beves-5 tigd. Zowel de roterende eg 12 als de roterende eg 19 steunen tijdens bedrijf elk door middel van een rol 20 op de grond af.

Aan de, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, achterzijde van de grondbewerkingsmachine 19 is een 10 volgende machine, in dit geval een zaaimachine 21 door middel van een driepuntshefinrichting 22 bevestigd. De hefinrichting 22 is aangebracht aan de achterzijde van de grondbewerkingsmachine 19. De hefinrichting 22 omvat eveneens onderste hefarmen 23 die op afstand naast elkaar 15 zijn geplaatst en een of meer bovenste hefarmen 24.

De hefinrichting 22 is vanuit de bestuurderscabine 6 bedienbaar en omvat een hydraulische cilinder 25 die gezien in zijaanzicht nabij de voorste zwenkpunten van 20 de onderste hefarmen 23 verzwenkbaar op de grondbewerkingsmachine 19 afsteunt en waarvan het uiteinde van de zuiger-stang verzwenkbaar bevestigd is aan de bovenste hefarm 24 (respectievelijk hefarmen 24) op een plaats die nabij het naar de machine 21 gekeerde uiteinde van de hefarm 25 24 is gelegen.

Tijdens bedrijf beweegt de trekker met de drie aangekoppelde machines zich in de richting A waarbij de door middel van door de aandrijfmotor 2 aandrijfbare aftak-assen van de trekker en daaraan gekoppelde tussenassen 30 26 resp. 27 de roterende eggen 12 en 19 worden aangedreven.

De eg 12 bewerkstelligt een voorverkruimeling van de grond terwijl de eg 19 de gronddelen ter bereiding van een zaaibed fijn verdeelt; de achter de eg 19 opgestelde, door loopwielen 28 aangedreven zaaimachine 21 brengt zaad in 35 het door de eggen 12 en 19 voorbereide zaaibed.

Tijdens dit bedrijf heeft de zich binnen de cabine 6 bevindende bestuurderszitplaats 29 gezeten bestuurder ter bediening van de trekker en de aangekoppelde machine de beschikking over een stuurwiel 30, een voetpedaal 31 ter bediening van de koppeling 3, een voetpedaal 32 ter 8502358 * * - 4 - 1 bediening van de remmen van de geremde achterwielen 5 en/of voorwielen 7, een niet-getekende hefboom ter bediening van de motor 2, niet-getekende hefbomen voor het in- en uitschakelen van de voorste en achterste aftakas, alsmede 5 een drietal hefbomen 33, 34 en 35, voor het bedienen van de hefinrichting 8 respectievelijk de hefinrichting 13 respectievelijk de hefinrichting 22.

Indien de trekker tijdens bedrijf van de machines 12, 19 en 21 het einde van een bewerkte grondstrook nadert 10 alwaar de bestuurder de trekker inclusief de machines in een bocht over 180° moet sturen teneinde gedurende de terugrit een aansluitende strook grond te kunnen bewerken, moet de bestuurder binnen een zeer kort tijdsbestek bovendien een groot aantal handelingen verrichten. Terwijl de snel-15 heid van de trekker nog gelijk blijft dient allereerst de hefinrichting 8 met de eg 12 te worden geheven, na een kort tijdsverloop corresponderende met de afstand tussen de machines 12 en 19 moet de hefinrichting 13 worden geheven en korte tijd daarna, corresponderend met de afstand 20 tussen de machine 19 en de zaaipijpen van de machine 21, moet de tijdens bedrijf niet-geblokkeerde hydraulische cilinder 25 worden geblokkeerd, resp. moet de machine 21 worden geheven. Tevens dient aansluitend de rijsnelheid te worden verminderd waarbij de bestuurder er vooral op 25 moet letten dat de rijsnelheid niet plotseling toeneemt na het uit de grond heffen van de machines 12 en 19. Tijdens of onmiddellijk aansluitend aan deze handelingen moet de genoemde bocht over 180° worden ingezet door middel van het besturen van de voorwielen 7.

30 Uit deze te verrichten handelingen blijkt dat in een zeer kort tijdsbestek de hefbomen 33, 34, 35, de koppeling 31, de rem 32 en de niet-getekende hefbomen voor de motorregeling, resp. versnellingsbak in een bepaalde volgorde moeten worden bediend. Teneinde de taak van de bestuur-35 der te vergemakkelijken en de kans op vergissingen en/of ongelukken te verminderen zijn de hefinrichtingen door middel van een op geluid reagerende schakeling bedienbaar en zijn een aantal bedieningsorganen (bijvoorbeeld die voor hefinrichtingen, rem, koppeling) door middel van op 3302 25 8 Φ Imr' - 5 - 1 de stem van de bestuurder reageerbare schakeling bedien-baar. Daartoe is in de cabine 6 een spraakgestuurde schakeling 36 (fig. 2) aangebracht die door de stem van de bestuurder bedienbaar is door middel van een microfoon 37 5 die nabij het hoofd van de in de bestuurderszitplaats 29 zittende bestuurder is opgesteld, en die bij voorkeur recht boven het stuurwiel 30 en op een hoogte die iets groter is dan de bovenzijde van het hoofd van de bestuurder aan het dak van de cabine 6 is aangebracht.

10 Indien de schakeling 36 in werking is, is het van de microfoon 37 afkomstige door de bestuurder gesproken acoustische analoge signaal door middel van een schakelaar 38 hetzij met een ingang 39, hetzij met een ingang 40 met een spraakanalyser 41 verbonden (zie het overzicht van 15 de schakeling volgens figuur 5). De ingang 39 is bestemd voor het normale bedrijf van de inrichting 36, terwijl de ingang 40 bestemd is voor het vastleggen van de aard van de acoustische commando's van de inrichting; dit geschiedt vóór aanvang van het ingebruiknemen van de inrich-20 ting door de bestuurder zelf wiens stemgeluid voor deze bepaalde bestuurder karakteristiek is; elke andere bestuurder bezit een stemgeluid met een andere karakteristiek die onderscheidend is ten opzichte van dat van vrijwel elke andere persoon.

25 De spraakanalyser 41 is zodanig ingericht dat het vanaf de microfoon 37 binnenkomende analoge signaal, dat een bepaald woord vertegenwoordigt, in elk van een aantal frequentiegebieden van dat signaal op amplitude en tijdsduur wordt geanalyseerd en de resultaten in de vorm van 30 een digitaal woord worden vastgelegd. De door de bestuurder ter bediening van de bedieningsorganen, bijvoorbeeld hef-inrichtingen, rem, koppeling, uit te spreken woorden of kommando's kunnen bijvoorbeeld in de vorm van de woorden "een-op", "tweeaf", "driemidden", "eenmidden", "tweeop", enz.

35 worden uitgesproken waarbij de woorddelen "een", "twee", "drie" betrekking hebben op de voorste, middelste, respectievelijk achterste hefinrichting die in de volgorde "een", "twee" en "drie" zijn genummerd terwijl steeds de laatste woorddelen op de hoge ("op"), de middelste ("midden") en 3502 35 8 - 6 - 1 lage ("af") stand van de hefinrichting betrekking hebben.

De remkomraando's kunnen bijvoorbeeld worden uitgesproken in de vorm van "rem" en "los" hetgeen op remmen en niet-rem-men betrekking heeft. De woorden die twee of meer woordde-5 len omvatten worden zonder pauze aan elkaar gesproken.

Het is uiteraard ook mogelijk om de kommando's in een andere taal uit te spreken of om niet in de normale spreektaal voorkomende fantasie-woorden uit te spreken.

Het is hierbij van belang dat de aard van de afzon-10 derlijke kommando's onderling zoveel mogelijk verschillen zodat elk woord een onderscheidend vermogen bezit ten opzichte van elk van de andere woorden. Dit onderscheidend vermogen heeft betrekking op de aard van het klankbeeld d.w.z. de in elk frequentiegebied voorkomende amplitudes 15 respectievelijk amplitude-verhoudingen.

Vóór het ingebruik nemen van de spraakgestuurde schakeling 36 spreekt de bestuurder de voor de bediening van de inrichting noodzakelijke, bovengenoemde woorden afzonderlijk in een gekozen volgorde in de microfoon 37, 20 waarvan het analoge signaal via de ingang 40 de spraakana-lyser 41 bereikt. De spraakanalyser 41 is gekoppeld met een microprocessor 42 waaraan een door software vastgelegd instructiegeheugen 43 is toegevoegd. De spraakanalyser 41 is zodanig ingericht, dat (echter alleen indien de in-25 gang 40 door middel van de schakelaar 38 in bedrijf is) indien na elk door de toekomstige gebruiker uitgesproken woord gedurende een bepaald kort tijdsverloop geen signaal wordt ontvangen hij via een verbinding 44 een impuls aan de microprocessor 42 afgeeft, waarop het genoemde door 30 de spraakanalyser 41 gevormde woord in een door de genoemde software voorgeschreven aantal geheugenplaatsen van een uitwisbaar geheugen 45 wordt gezet via een verbinding 46 tussen de spraakanalyser 41 en het geheugen 45. Het genoemde tijdsverloop gedurende hetwelk geen signaal wordt ont-35 vangen, derhalve het tijdsverloop tussen twee uitgesproken woorden, dient bijvoorbeeld een a twee seconden te bedragen.

Door de door genoemde spraakanalyser 41 afgegeven impulsen wordt tevens door de combinatie van de microprocessor 42 en het bijbehorende instructiegeheugen 43 via een 850 2 3 5 8 f - 7 - 1 verbinding 47 een volgend aantal geheugenplaatsen van het geheugen 45 gereed gezet voor het ontvangen van een volgend door de spraakanalyser 41 gevormd woord. Indien dit volgend woord door de toekomstige gebruiker is gesproken en het 3 einde van dat woord wordt opnieuw door het niet-ontvangen van een analoog signaal herkend, dan geeft de spraakanalyser 41 opnieuw een impuls via de verbinding 44 aan de microprocessor 42 die het laatste door de analyser 41 gevormde digitale woord in het tweede gereedgehouden aantal 10 geheugenplaatsen zet en tevens een volgend aantal geheugenplaatsen reserveert voor een volgend woord. Dit herhaalt zich totdat alle voor de bediening van de bedieningsorganen van de trekker vereiste woorden door de gebruiker zijn gesproken.

15 De geheugenuitgangen van het geheugen 45 zijn door middel van een geheugenbus 48 met een comparator 49 verbonden, waarvan het aantal ingangen overeenkomt met het aantal bytes dat noodzakelijk is voor het karakteriseren van de aard van het stemgeluid van een spreker per uitgesproken 20 woord.

Teneinde de spraakgestuurde schakeling 36 te bedrijven wordt de schakelaar 38 in de stand gezet die correspondeert met de ingang 39 van de spraakanalyser 41. Het gebruik van de ingang 39 van de spraakanalyser impliceert 25 tevens het in gebruik nemen van een verbinding 50 tussen de spraakanalyser 41 en de comparator 49 en tevens het uitschakelen van de verbinding 46 tussen de analyser 41 en het geheugen 45. De verbindingen 46 en 50 zijn uiteraard eveneens als bussen uitgevoerd.

30 Een tijdens bedrijf van de schakeling door de spre ker uitgesproken acoustisch signaal wordt, omgezet door de microfoon 37, via de ingang 39 in de spraakanalyser 41 gevoerd en op dezelfde wijze geanalyseerd als in het bovengenoemde geval waarin van de voorbereiding tot het 35 ingebruiknemen van de inrichting door een bepaald persoon sprake was. Het resulterende digitale woord wordt via de bus 50 aan de comparator 49 toegevoerd die het woord vergelijkt met elk van de woorden die in de. bovengenoemde groepen geheugenplaatsen van het geheugen 45 zijn opgeslagen.

850 2 35 8 8 -

• V

1 Het aftasten van deze geheugenplaatsen wordt gestuurd door een aan de comparator 49 toegevoegde microprocessor 51, voorzien van een instructiegeheugen. Indien de comparator 49 vaststelt dat een via de verbinding 50 van de spraakana-5 lyser 41 ontvangen woord overeenstemt met een van de in het geheugen 45 opgeslagen woorden, geeft de comparator aan zijn uitgangsbus 52 een digitaal getal af, dat overeenstemt met het nummer van de verzameling geheugenplaatsen waarin het betreffende herkende woord in het geheugen 45 10 voorkomt. Dit digitale getal kan van beperkte grootte zijn, bijvoorbeeld een van de getallen een t/m vijftien, omdat het aantal acoustisch ingevoerde woorden zich in het algemeen tot een dergelijk aantal beperkt. Dit digitale getal wordt bijvoorbeeld via een reeks eenvoudige vier-bits com-15 paratoren 53 vergeleken met de getalwaarden die behoren bij bedieningsschakelaars van de bedieingsorganen van de trekker zelf. Op deze wijze wordt een van de schakelaars, eventueel na versterking, van een impuls voorzien dat de mechanische bediening van het betreffende bedieningsorgaan 20 uitvoert.

Het gebruik van de voorbeschreven, door de spraak gestuurde schakeling is op deze wijze beperkt tot het gebruik door één bepaalde persoon. De schakeling is derhalve niet door andere personen bruikbaar. Indien echter gewenst 25 wordt dat de trekker ook door andere personen wordt gebruikt, is het gewenst een wisinrichting 54 toe te voegen die d.m.v. een schakelaar of drukknop alle geheugenplaatsen van het geheugen 45 wist. De nieuwe gebruiker dient dan uiteraard de bovenbeschreven procedure opnieuw te volgen.

30 De spraakgestuurde schakeling 36 is voorzien van een aan/uit-schakelaar 55 (fig. 2) die zodanig mechanisch gekoppeld is met het rempedaal 32 en het koppelingspedaal 31 van de trekker dat, indien deze pedalen door de bestuurder worden bediend, de schakeling 36 geen invloed meer 35 heeft op de bediening van de bedieningsorganen van de trekker.

Het is met behulp van de schakeling 36 mogelijk om bestuurbare trekkerdelen in een door de bestuurder gewenste tijdsvolgorde te bedienen, zoals de hiervoor ge-

8502 35 S

- 9 - 1 noemde volgorde van heffen van de hefinrichtingen.

De spraakgestuurde schakeling 36 kan eveneens worden toegepast voor het bedienen van bedieningsorganen van andere voertuigen, zoals bij de bediening van de in de figu-5 ren 3 én 4 getekende vorkheftruck 56. Deze vorkheftruck bezit een aandrijfmotor 57 die achterwielen 58 aandrijft.

De heftruck wordt verder ondersteund door voorwielen 59 die vanaf een bestuurderszitplaats 60 bestuurbaar zijn d.m.v. een stuurwiel 61. Het voertuig is verder voorzien 10 van een koppeling tussen de aandrijfmotor 57 en de achterwielen 58 die bedienbaar is door middel van een koppelings-pedaal 62. De wielen 58 zijn voorzien van remmen die bedienbaar zijn door een rempedaal 63. De hefinrichting 64 die in de richtingen 65 op hydraulische wijze op en neer be-15 weegbaar is, is bedienbaar door een hefboom 66.

De heftruck 56 is voorzien van een spraakgestuurde schakeling 36 die eveneens uitgerust is met een aan/uit-schakelaar 55. Voor deze schakeling resp. schakelaar gelden dezelfde eigenschappen en functies als die volgens het 20 vorige uitvoeringsvoorbeeld. De schakeling 36 volgens figuur 4 wordt bediend door een microfoon 37 die recht boven het stuurwiel 61 en ter hoogte van het hoofd van de bestuurder van de vorkheftruck is aangebracht.

Voor het ingebruiknemen van de vorkheftruck door 25 een bepaalde bestuurder dient deze, evenals in het vorige uitvoeringsvoorbeeld, de voor de vorkheftruck gewenste gesproken kommandors in de schakeling te spreken, waarbij de schakelaar 38 met de ingang 40 is verbonden. Deze kommando's hebben betrekking op het heffen van de vork, het 30 bedienen van de remmen en de koppeling, zodat de bestuurder vooral bij het manoeuvreren binnen zeer begrensde ruimten zijn gehele aandacht voor het uitvoeren van lichaamsbewegingen kan beperken tot het bedienen van het stuurwiel 61 indien de schakelaar 38 in de bedrijfsstand is gezet 35 welke correspondeert met de ingang 39 van de spraakanalyser 41, zoals bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld is besproken.

Bij beide uitvoeringsvoorbeelden kan van de geboden voordelen van een spraakgestuurde electronische schakeling gebruik worden gemaakt door vóór het ingebruiknemen van 3502338 -ιο ί de schakeling 36 naast de andere bedieningskommando's het konunando "stop" in te spreken, welk kommando in de bedrijfs-stand van de inrichting correspondeert met het bedienen van de reminrichting zodanig dat een noodstop kan worden 5 uitgevóerd indien gevaar dreigt.

Het zal duidelijk zijn dat de schakeling 36 eveneens toepasbaar is bij anderssoortige voertuigen, zoals een verrijdbare hijskraan, grondverzetmachine en dergelijke.

10 15 20 25 30 8502358 35

Claims (23)

1. Voertuig met een aandrijfmotor, een bestuurderzit-plaats, een aantal door de motor aandrijfbare voortbewe-gingsorganen, zoals wielen, alsmede ten minste één hefin- 5 richting, met het kenmerk, dat tenminste de hefinrichting door middel van een op geluid reagerende schakeling bedien-baar is.

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefinrichting door het geluid van de stem van de 10 bestuurder bedienbaar is.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schakeling een of meer uitgangen bezit, die elk het bedienen van een mechanisch bedieningsorgaan van het voertuig bewerkstelligen.

4. Voertuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uitgang een impuls afgeeft indien de bestuurder een voor die uitgang representatief woord uitspreekt.

5. Voertuig met een aandrijfmotor, een bestuurderszitplaats, een aantal door de motor aandrijfbare voortbewe- 20 gingsorganen, zoals wielen, alsmede ten minste één hef-inrichting, met het kenmerk, dat een bedieningsorgaan voor de hefinrichting door een op de stem van de bestuurder reagerende schakeling bedienbaar is.

6. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de schakeling ten minste één microfoon omvat.

7. Voertuig met een aandrijfmotor, een bestuurderszit-plaats, een aantal door de motor aandrijfbare voortbewe-gingsorganen, zoals wielen, alsmede ten minste één hefin- 30 richting, met het kenmerk, dat de bedieningsorganen, die het op- en neerbewegen van de hefinrichting bewerkstelligen, door ten minste één microfoon of dergelijke bedienbaar zijn.

8. Voertuig volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk,' 35 dat de microfoon met een spraakanalyser is gekoppeld die elk gesproken acoustisch signaal of kommando in meerdere frequentiegebieden op tenminste amplitude en tijdsduur analyseert en het resultaat in een digitaal woord weergeeft.

9. Voertuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, 6ι>02 3 5 δ - 12 - dat het digitale woord in een groep geheugenplaatsen van een tot de schakeling behorend geheugen wordt opgeslagen.

10. Voertuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een comparator het digitale woord tijdens bedrijf met 5 alle in het geheugen opgeslagen woorden vergelijkt.

11. Voertuig volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de comparator bij overeenstemming van een woord met een in het geheugen voorkomend woord een tweede digitaal woord afgeeft dat bepalend is voor één der mechanische 10 bedieningsorganen van het voertuig.

12. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuig een landbouwtrekker met een aan zijn voorzijde aangebrachte hefinrichting is.

13. Voertuig volgens conclusie 12, met het kenmerk, 15 dat de trekker van een aan zijn achterzijde aangebrachte hefinrichting is voorzien.

14. Voertuig volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat tussen twee aan de trekker bevestigde werktuigen een vanuit de bestuurderszitplaats van de trekker bedien- 20 bare hefinrichting is aangebracht.

15. Voertuig volgens een der conclusies 12 - 14, met het kenmerk, dat de hefinrichting door drie verschillende gesproken kommando’s vanuit een beginstand in een mechanisch gedefiniëerde geheven stand, een middenstand en een 25 lage stand kan worden gestuurd.

16. Voertuig volgens een der conclusies 13 15, met het kenmerk, dat door middel van de hefinrichtingen onderscheidende kommando's de hefinrichtingen in de tijd na elkaar in een gedefiniëerde stand kunnen worden gebracht.

17. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuig van een door de op geluid reagerende schakeling bedienbare rem is voorzien.

18. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van met een 35 hand of een voet bedienbare bedieningsorganen.

19. Voertuig met een aandrijfmotor, een bestuurderszitplaats, een aantal door de motor aandrijfbare voortbewe-gingsorganen, zoals wielen, alsmede ten minste één hefinrichting, met het kenmerk, dat de voortbewegingsorganen 830 2 3 5 8 •V "· J&.. - 13 - bedienbaar zijn door een op de stem van de bestuurder reagerende schakeling.

20. Voertuig volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de bediening van de met een hand of voet bedienba- 5 re bedieningsorganen, bediening van de op de stem van de bestuurder reagerende schakeling uitschakelt.

21. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het voertuig een vorkheftruck is.

22. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat het voertuig een rijdbare hijskraan is.

23. Op geluid reagerende schakeling bestemd voor een voertuig volgens een der voorgaande conclusies. ” *ή χΛ 9 ? Λ Ö 1=. w '·* £m V 4» -*