NL8501914A - Aanhangwagen. - Google Patents

Description

#4 * VO 7263

Titel: Aanhangwagen

De uitvinding heeft betrekking op een aanhangwagen. In het bijzonder betreft dit een éënwielige aanhangwagen voor een tweewielig voertuig, zoals een rijwiel of een motorrijwiel.

Aanhangwagens met ëén achterwiel en bestemd om te worden ge-5 bruikt bij een rijwiel of motorrijwiel zijn bekend. Dergelijke aanhangwagens zijn echter geen groot succes als gevolg van het feit dat zij neigen om stabiel te worden bij een bepaalde snelheid of wanneer zij de hoek omgaan.

Het doel van de uitvinding is te voorzien in een aanhang-10 wagen welke stabiel is zelfs bij betrekkelijk hoge snelheden en welke de bestuurbaarheid van het trekkende voertuig niet beïnvloedt.

Volgens de uitvinding wordt voorzien in een aanhangwagen voor een tweewielig voertuig bestaande uit een bak voor het opnemen van laden met een voor- en achtereinde, een wiel dat draaibaar gemonteerd is om 15 een in hoofdzaak horizontale as aan het achtereinde van de bak; een ver-bindingsorgaan aan het vooreinde van de bak dat zich in hoofdzaak opwaarts en naar voren van de bak uitstrekt en aan het boveneinde voorzien van middelen voor het koppelen van de aanhangwagen met een trekkend voertuig, welke koppeling een draaibeweging mogelijk maakt tussen de 20 aanhangwagen en het trekkende voertuig om een eerste as welke in hoofdzaak horizontaal verloopt en een tweede as welke in hoofdzaak haaks op de eerste as staat; waarbij de navolgende verhoudingen tussen de lengtes aangegeven door "A", "B“, "C", "D" en "E" in figuur 1 van de bijgaande tekening bestaan: 25 (i) de verhouding A : B ligging tussen ongeveer 1:4 en ongeveer 1:6 (ii) de verhouding A : C ligt tussen ongeveer 1:3 en ongeveer 1:4 (iii) de verhouding A : D is niet groter dan ongeveer 1:3; en (iv) de verhouidng E : A ligt tussen ongeveer 1:1,3 en 1:1,7.

Volgens voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding liggen « 30 de verhoudingen tussen de lengtes "A", "B", "C", "D" en "E" als volgt: (i) de verhouding A : B is ongeveer 1:5; (ii) de verhouding A : C is ongeveer 1:4; (iii) de verhouding A : D is ongeveer 1:3; (iv) de verhouding E : A is ongeveer 1 : 1,5; 65C19 14 -2-

De koppelingen zijn zodanig uitgevoerd/ dat wanneer gekoppeld aan een trekkend voertuig, de tweede draailngsas van de koppeling-middelen helt ten opzichte van de verticale stand zodat de hoek, aangeduid door het symbool " α " in figuur 1 van de bijgaande tekeningen, 5 tussen de tweede draailngsas en een denkbeeldige lijn (aangeduid door stippellijnen in figuur 1) welke de draailngsas van het wiel en de horizontale draailngsas van de koppelingmiddelen verbindt gelegen is tussen ongeveer 70° en ongeveer 110°.

Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm is de hoek α gelijk 10 aan 90°.

Gevonden werd dat wanneer niet voldaan wordt aan de verhoudingen van de lengtes A, B, C, D, en E, zoals dit het geval is bij de bekende aanhangwagens, de wagen stabiel wordt wanneer deze met hoge snelheid verplaatst en de bestuurbaarheid van het trekkende voertuig 15 beïnvloedt. Voorts werd gevonden dat, wanneer de hoek α niet binnen de bovenaangeduide grenzen ligt het wiel van de aanhangwagen onder grote spanning komt hetgeen aanleiding kan geven tot schommelen en zelfs vernieling van het wiel wanneer dit bij betrekkelijk hoge snelheden voortbeweegt .

20 De schuinstaande tweede draailngsas dient voorts voor het stabiliseren van de aanhanger wanneer deze de hoek omgaat.

De uitvinding zal bij wijze van voorbeeld worden besproken met verwijzing naar de bijgaande tekeningen. Daarin toont: figuur 1 een zijaanzicht van een aanhangwagen volgens de 25 uitvinding gekoppeld aan een rijwiel; figuur 2 een driedimensionaal aanzicht van de aanhangwagen volgens figuur 1; en figuur 3 een zijaanzicht van de koppelingmiddelen van de aanhangwagen volgens figuur 1.

30 In figuur 1 en 2 is door 10 een aanhangwagen weergegeven be staande uit een bak 12 met een wiel 14 aan het achtereinde en een ver-bindingsorgaan 16 aan het vooreinde dat zich in hoofdzaak opwaarts en naar voren ten opzichte van de bak 12 uitstrekt. Het verbindinsorgaan 16 is voorzien van koppelingmiddelen 18 aan het boveneinde voor het kop-35 pelen van de aanhanger 10 met een tweewielig trekkend voertuig, zoals een rijwiel 20 (slechts is delen in figuur 1 getoond).

De bak 12 is in hoofdzaak rechthoekig van vorm en omvat een ruimte voor het opnemen van goederen welke door de aanhangwagen 10 8501914 -3- •ί1 getransporteerd moeten worden. Eventueel kan de bak zijn voorzien van een deksel (niet weergegeven).

Het wiel is een gebruikelijk wiel van een rijwiel en draaibaar gemonteerd om een horizontale as 22 aan het achtereinde van de bak 5 12. Zoals blijkt uit figuur 2 is de bak 12 voorzien van een verdieping 12.1 aan het achtereinde voor het opnemen van het wiel 14. Het wiel 14 bevindt zich in het langsmidden van de bak 12.

Het verbindingsorgaan 16 omvat een stel op afstand gelegen stangen 16.1 en 16.2 welke opwaarts naar de koppelingmiddelen 18 con-10 vergeren en voorzien zijn van een dwars orgaan 16.3.

De koppelingmiddelen 18 omvatten een vorkvormig deel 18.1 aan het ene einde van het verbindingsorgaan 16, een bus 18.2 welke verbonden is aan een vorkvormig deel 18.1 voor een draaibeweging om een horizontale as 24 met betrekking tot het vorkvormige deel 18.1, een pen 18.3 15 in de bus 18.2 en verbindingsarmen 18.4 op een steun 18.5 welke dient ter verbinding met het achterframe 20.1 van het rijwiel 20.

Het geheel maakt een draaibeweging mogelijk tussen het rijwiel 20 en de aanhangwagen 10 om een tweede as 26, bepaald door de pen 18.3 en welke haaks staat op de horizontale draaiïngsas 24. De koppeling-20 middelen 18 zijn van een universeel type, dat draaibewegingen om 2 onderling loodrechte assen mogelijk maakt.

Zoals duidelijk uit figuur 3 blijkt, is een en ander zodanig uitgevoerd, dat de pen 18.3 en dus de tweede draaiïngsas 26, heft ten opzichte van de verticale stand wanneer de steun 18.5 verbonden is met 25 het rijwiel 20 zodat de hoek α (figuur 1) gevormd tussen de hellende as 26 en een denkbeeldige lijn 28 (aangeduid door stippellijnen in figuur 1) welke de rotatieas 22 van het wiel 14 en de horizontale as 24 verbindt, ongeveer 90° is.

Uit figuur 1 blijkt, dat de bak 12 vanaf de draaiïngsas 22 30 van het wiel 14 naar omlaag .loopt over een verticale afstand "A" en vervolgens horizontaal over een afstand "B". De buitenste of met de grond in aanraking komende velg van het wiel 14 bevindt zich op een verticale afstand "E" onder het ondereinde op basis van de bak 12.

De horizontale draaiïngsas 24 van de koppelingmiddelen 18 35 bevindt zich op een verticale afstand "C" boven de basis van de bak 12 en de horizontale draaiïngsas 24 bevindt zich op een horizontale afstand "D" voor het vooreinde van de bak 12, als weergegeven in figuur 1.

?? Λ * Q i ϋ z -4-

Ofschoon de absolute waarden van de bovengenoemde lengtes "A", "B", "C"/ "D" en "E" niet noodzakelijkerwijs kritisch zijn, werd gevonden dat voor een optimale stabiliteit van de aanhangwagen tijdens gebruik de navolgende verhoudingen tussen de lengtes moet bestaan, 5 dat wil zeggen:

De verhouding A : B moet gelegen zijn tussen ongeveer 1:4 en ongeveer 1:6 en bij voorkeur ongeveer 1:5;

De verhouding A : C moet gelegen zijn tussen ongeveer 1:3 en ongeveer 1:4 en bij voorkeur ongeveer 1:4; 10 De verhouding A : D moet niet groter zijn dan ongeveer 1:3 en in het geval van een rijwiel als trekkend voertuig, bij voorkeur ongeveer 1:3;

De verhouding E : A moet gelegen zijn tussen ongeveer 1:1.3 en ongeveer 1:1.7 en bij voorkeur ongeveer 1:1.5.

15 De vorm van het opwaarts gerichte en naar voren gebogen ver- bindingsorgaan 16 is willekeurig, vooropgesteld dat de bovengenoemde verhoudingen tussen de lengtes A : C en A : D aan het gestelde voldoen.

De aanhangwagen 10 kan worden gebruikt bij verschillend bemeten rijwielen en de diameter van het wiel 14 behoeft niet noodzakelij-20 kerwijs dezelfde te zijn als de diameter van de wielen van het trekkende voertuig.

Ofschoon de bovenstaande beschrijving betrekking heeft op het gebruik van de aanhangwagen 10 bij een rijwiel, is het duidelijk dat de aanhangwagen 10 ook kan worden gebruikt bij een motorrijwiel, in 25 welk geval de aanhangwagen 10 voorzien moet zijn van ophangmiddelen, schrokbrekers en remmen.

'"01914

Claims (4)

1. Een aanhangwagen voor een tweewielig voertuig bestaande uit een bak voor het opnemen van lading en met een voor- en achtereinde, een wiel dat draaibaar gemonteerd is om een in hoofdzaak horizontale as aan het achtereinde van de bak; een verbindingsorgaan aan het vooreinde 5 van de bak dat zich in hoofdzaak opwaarts en naar voren van de bak uit-streict en aan het boveneinde voorzien van middelen voor het koppelen van de aanhangwagen met een trekkend voertuig, welke koppeling draai-bewegingen tussen de aanhangwagen en het trekkende voertuig mogelijk maakt om een eerste as welke in hoofdzaak horizontaal verloopt en een 10 tweede as welke in hoofdzaak haaks op de eerste as staat, met het kenmerk, dat de navolgende verhoudingen tussen de lengtes aangeduid door "A", "B", "C", "D" en "E" in figuur 1 van de tekening aan het navolgende voldoen: (i) de verhouding A : B ligt tussen ongeveer 1:4 en ongeveer 1:6; 15 (ii) de verhouding A : C ligt tussen ongeveer 1:3 en ongeveer 1:4? (iii) de verhouding A : D is niet groter dan ongeveer 1:3; en (iv) de verhouding E : A ligt tussen ongeveer 1:1.3 en ongeveer 1:1.7.

2. Aanhangwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de navolgende verhoudingen bestaan tussen de lengtes "A", "B", "C", "D" en 20 "E": (i) de verhouding A : B is ongeveer 1:5; (ii) de verhouding A.: C is ongeveer 1:4? (iii) de verhouding A : D is ongeveer 1:3? en (iv) de verhouding E : A is ongeveer 1:1.5.

3. Aanhangwagen volgens conclusies 1 of 2 met het kenmerk dat de koppelingmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat wanneer deze gekoppeld zijn aan het trekkende voertuig, de tweede draaiingsas van de koppelingmiddelen helt ten opzichte van de verticaal zodat de hoek, aangeduid door het symbool " α " in figuur 1 van de tekening, tussen de 30 tweede draaiingsas en een denkbeeldige lijn (aangeduid door stippellijnen in figuur 1) welke de draaiingsas van het wiel en de horizontale draaiingsas vein de koppelingmiddelen verbindt, gelegen is tussen ongeveer 70° en ongeveer 110°.

4. Aanhangwagen volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de 35 hoek α ongeveer 90° is. ö ΰ 1 9 1 4