NL8501391A

NL8501391A - Inrichting voor het verdelen van in water oplosbare produkten in een spoelbak.

Info

Publication number: NL8501391A
Application number: NL8501391A
Authority: NL
Original assignee: Oreal
Priority date: 1984-05-16
Filing date: 1985-05-14
Publication date: 1985-12-16
Also published as: DE3517653A1; IT8567450A1; IT8567450A0; FR2564502B1; AT395450B; IT1183836B; ES286742Y; CH663046A5; BE902425A; ATA146085A; ES286742U; FR2564502A1

Description

, ' 'Jf' N.0. 33204 1

Inrichting voor het verdelen van in water oplosbare produkten in een spoelbak._

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting die 5 het in toenemende mate oplossen in het water van de spoelbak mogelijk maakt van ten minste een in water oplosbare formulering voorzien van een houder waarvan de juiste stand in de spoelbak verzekerd is.

Bekende inrichtingen voor het verdelen van in water oplosbare formuleringen in een spoelbak omvatten een houder een ophanghaak die het 10 ophangen van de houder aan de rand van de spoelbak mogelijk maakt. De houder begrenst inwendig hetzij een enkele kamer hetzij twee kamers; waarbij elke kamer in het benedendeel daarvan bevat een in water oplosbare formulering, twee openingen aangebracht op verschillende hoogten boven het beginniveau van de formulering, waarvan de ene het vullen van 15 de kamer met spoelwater en de doorgang van lucht tijdens ledigen van de kamer mogelijk maakt en de andere het uitdrijven van spoelwater moger-lijk maakt, dat een deel van de in water oplosbare formulering verdund heeft.

In het geval waarin men twee kamers gebruikt voor de houder, omvat 20 de eerste een eerste in water oplosbare formulering en omvat de tweede bij voorkeur een tweede in water oplosbare formulering met een aanvullende werking aan de eerste, waarbij de bestanddelen van de twee formuleringen pas gemengd worden op het moment van het verdelen daarvan, hetgeen het mogelijk maakt te vermijden dat deze eerder met elkaar 25 reageren. Zo kan de eerste kamer op van voordeel zijnde wijze een in water oplosbare kleurformulering omvatten, die vast is bij omgevingstemperatuur en kan de tweede kamer dan een desinfectiemiddel omvatten, dat een vast produkt kan zijn dat kan omvatten natriumdichloorisocyanu-raat of trichloorisocyanuraatzuur, of aanwezig kan zijn in de vorm van 30 hypochlorietpoeder gedroogd in het inwendige van een zakje met in water oplosbare wand, bijvoorbeeld van polyvinylalcohol.

De ophanghaken die verbonden zijn met deze kasten, onafhankelijk of deze een enkele of dubbele kamer hebben, benodigen voor het behandelen van de verdeelinrichtingen gezien de verspreiding in de handel 35 daarvan verpakkingen met zeer grote afmetingen, waarbij de haken een voldoende lengte moeten hebben om het verdeelorgaan te laten werken.

Het is werkelijk onvermijdelijk dat in de gebruiksstand van het verdeelorgaan, de twee doorgangsopeningen voor vloeistof in elke kamer die een in water oplosbare formulering bevat, zich tussen het minimum en 40 maximum niveau van de vloeistof binnen de spoelbak bevinden zodanig dat 6501391 I i 2 tijdens het vullen van de spoelbak het water in het inwendige van deze openingen kan binnendringen om het werkzame produkt aanwezig in de samenstelling op te lossen, en dat op het moment van het ledigen het water bevat in deze kamer boven de twee openingen uit de kamer kan ont-5 snappen en kan mengen met het spoelwater.

Om de verpakkingen van deze verdeelorganen minder omvangrijk te maken, heeft men haken ingevoerd die een omgeslagen houding kunnen aannemen voor opslag en een uitgevouwen houding die overeenkomt met de ge-bruiksstand van het verdeelorgaan. Bijvoorbeeld is een haak voorgesteld 10 die bestaat uit twee takken, waarbij de tak nabij de houder inklapbaar is door het schuiven in een ruimte aanwezig in de houder, en de eindtak, tweemaal haaks gevouwen bij het vrije uiteinde daarvan teneinde een U-vormig element te vormen dat het ophangen van de inrichting aan het spoelreservoir mogelijk maakt, welke te vouwen is om een scharnier 15 die deze met de andere tak verbindt. Eveneens is in de opslagstand de tak verbonden met de houder daarin naar binnen gevouwen en de tak die ophangmiddel draagt is om het scharnier gevouwen teneinde aangebracht te worden tegen de uitwendige zijwand ten opzichte van de houder, waarbij het U-vormig element geplaatst wordt om de bodem van de houder waar 20 het met het einddeel daarvan in een ruimte gedragen door de bodem van de houder steekt.

De druk naar boven tijdens de aanwezigheid van deze verdeelinrich-ting in de spoelbak, die het spoelwater uitoefent op de houder daarvan, plaatst deze evenwel in een onjuiste stand, zoals met streepstippellij-25 nen in de bijgevoegde fig 1 schematisch weergegeven is. Zo ondergaat in plaats dat de twee takken la en lb van de haak 1 exact in lijn met elkaar blijven, de haak en de houder 2, die daarmee verbonden is, in hoofdzaak evenwijdig aan het inwendige vlak van de verticale wand 3 van de spoelbak gebracht en nabij deze wand geplaatst, hetgeen met doorge-30 trokken lijnen schematisch in figuur 1 weergegeven is, de houder 2, doordat deze onderworpen wordt aan de bovengenoemde drukkracht en doordat de tak lb van de haak 1 zich de ophangstand bevindt, met de tak la die daarmee verbonden is, een kantelbeweging, die het vouwen van de scharnier 4 veroorzaakt, die zich verwijdert van de wand 3. Deze on-35 juiste stand van de houder 2, die bijgevolg enerzijds hoger geplaatst is dan de normale stand en anderzijds hellend is ten opzichte van de normale stand in de spoelbak, schept het gevaar een belemmering te zijn voor de juiste werking van het verdeelorgaan. Bovendien is de zojuist beschreven onjuiste stand oorzaak van trillingen van de haak, bij elk 40 gebruik van de spoelbak, waarbij de verdeelinrichting die zich daarin *t 5 fi 1 3 ? 1 • % 3 bevindt in aanraking kan komen met organen die aanwezig zijn in de spoelbak en die bedoeld zijn om de werking van deze laatste te verzekeren.

De onderhavige uitvinding maakt het mogelijk deze zojuist beschre-5 ven nadelen te vermijden. Hiertoe voorziet men, om een doelmatig behouden van de stabiliteit van de houder van de verdeelinrichting voorzien van een haak van het bovengenoemde soort te verkrijgen, volgens de uitvinding in een verstijvingsinrichting voor de haak in de gebruiksstand, welke verstijvingsinrichting gevormd wordt door twee verstijvingslijs-10 ten, aan weerszijden van de scharnier aangebracht en onderling samenwerkend wanneer de haak zich in de gebruiksstand bevindt, teneinde het vouwen van de scharnier te beletten.

De onderhavige uitvinding heeft bijgevolg betrekking op een nieuw industri'éel produkt dat een inrichting vormt voor de verdeling van ten 15 minste een in water oplosbare formulering in een spoelbak, welke inrichting omvat een houder en een ophanghaak die het mogelijk maakt om de houder aan de rand van de spoelbak te bevestigen, welke houder bedoeld om ondergedompeld te worden in het water van de spoelbak, inwendig ten minste een kamer begrenst die ten eerste in het benedendeel 20 daarvan omvat een in water oplosbare formulering en ten tweede twee openingen omvat aangebracht op verschillende hoogten boven de in water oplosbare formulering, waarbij de haak, waarvan een uiteinde samenwerkt met de houder en het andere uiteinde het verankeringsorgaan van de inrichting aan de rand van de spoelbak vormt, gevormd is uit twee schar-25 nierende elementen door middel van een scharnier zodat de haak van een opgevouwen toestand die met de opslag overeenkomt, kan gaan naar een uitgevouwen stand die de inrichting in de gebruiksstand daarvan plaatst, waarbij het element van de haak nabij de houder ten opzichte daarvan kan verschuiven om ingeklapt te worden in de houder in de op-30 slagstand en daarintegen uit te steken boven de houder in de gebruiksstand, waarbij het andere element van de haak eindigt aan de zijde liggend tegenover het scharnier, in een ophangmiddel bedoeld om samen te werken met de rand van de spoelbak om het ophangen van de inrichting in de bak te verzekeren, met het kenmerk* dat elk element van de haak dat 35 de scharnier scheidt, in de nabijheid van het scharnier en aan de zijde liggend tegenover die waar het uitvouwen van de haak plaatsvindt, omvat een uitstekende lijst, waarbij de twee lijsten samengevoegd worden gehouden wanneer de inrichting zich in de gebruiksstand bevindt voor het vormen van een verstijvingsorgaan dat het vouwen van de scharnier onder 40 invloed van de druk naar boven die werkt op de ondergedompelde houder 4 tegen te gaan.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat elke lijst een palorgaan complementair aan een orgaan gedragen door de andere lijst, teneinde automatisch de lijsten te 5 verenigen bij het einde van het uitvouwen van de haak.

Bij voorkeur is het scharnier horizontaal aangebracht in de ge-bruiksstand van de inrichting waarbij het steunvlak, waar de aanraking van de twee lijsten plaatsvindt, dan in hoofdzaak horizontaal is.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van het verstijvingsorgaan 10 van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt elke lijst gedragen door een in hoofdzaak vlak gebied van de wand van het overeenkomstige haakelement en wordt ten eerste begrensd door de steunwand daarvan op de andere lijst, die zich verenigt met het haakelement nabij het scharnier, en ten tweede door een hellende wand die de vrije rand 15 van de steunwand met het haakelement verbindt, en ten derde door twee tegenoverliggende zijwanden.

De twee haakelementen zijn bij voorkeur van kunststofmateriaal vervaardigd, waarbij het scharnier dan een filmscharnier is.

De houder omvat bij voorkeur een vasthoudmiddel bedoeld om samen 20 te werken met het verankeringsmiddel van de haak bij de rand van de spoelbak, wanneer de haak zich in de opgevouwen stand daarvan bevindt en het haakelement nabij de houder zich in de ingeklapte stand daarvan in de houder bevindt.

Overigens omvat de houder bij voorkeur een doorgang begrensd voor 25 het verschuiven van het haakelement dat zich daar nabij bevindt, welke doorgang in hoofdzaak verticaal is wanneer de inrichting zich in de ge-bruiksstand daarvan bevindt. In het bijzonder omvat de houder een ruimte die uitmondt naar het uitwendige en recht ten opzichte van de doorgang aangebracht is om het vasthoudmiddel voor het aanhaakmiddel gedra-30 gen door de haak te vormen.

Volgens een ander kenmerk van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn de twee haakelementen in hoofdzaak vlak en omvatten elk ten minste een langsverstevigingsribbe.

Om het doeleinde van de onderhavige uitvinding beter te begrijpen 35 wordt hieronder slechts als illustrerend voorbeeld en geenszins beperkend een uitvoeringsvorm, afgebeeld in de bijgevoegde tekening, besproken. In de tekening is:

Fig. 1 een schematisch hierboven beschreven aanzicht dat de onjuiste stand toont welke ingenomen neigt te worden door een verdeelor-40 gaan voorzien van een haak bestaande uit twee scharnierende elementen

Λ ·ΐ ·Λ -¾ V Λ A

%'ύ 'J i 0 * 5 wanneer deze in de spoelbak gedompeld wordt en dat toont hetgeen de onderhavige uitvinding moet verbeteren;

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met dubbele kamer, waarbij de haak zich in de gebruiksstand 5 bevindt;

Fig. 3 een zijaanzicht van de haak van de inrichting uit fig. 2, in een half uitgevouwen stand;

Fig. 4 een aanzicht op vergrote schaal van het detail D uit fig. 3; 10 Fig. 5A en 5B gedeeltelijk doorsnedeaanzichten van de inrichting volgens fig. 2 genomen volgens het mediaanvlak van de haak, wanneer deze zich respectievelijk in de opslagstand en in een tussenliggende stand tijdens het uitvouwen daarvan bevindt;

Fig. 6 een schematisch zijaanzicht van de inrichting uit fig. 2 op 15 zijn plaats in een spoelbak;

Fig. 7A en 7B elk een axiaal doorsnedeaanzicht van een kaak met scharnier volgens een uitvoeringsvorm, waarbij de haak zich in de uitgevouwen stand daarvan bevindt.

Uit de figuren 2 t/m 6 van de tekening blijkt dat met 10 een ver-20 deelinrichting aangegeven is die omvat een houder 11 bedoeld om door middel van een haak 12 aan de rand van een spoelbak opgehangen te worden.

De houder 11 bestaat uit twee kommen 13, 14, in hoofdzaak parallellepipedumachtig gevormd, naast elkaar aangebracht en onderling ver-25 bonden langs een gemeenschappelijk gebied van de zijranden daarvan, en met een gemeenschappelijk openingsvlak afgesloten door een dunne bedek-kingslaag 15, die in hoofdzaak verticaal aangebracht is wanneer de houder 11 zich in de gebruiksstand bevindt. Elk van de kommen 13, 14 begrenst met de dunne laag 15 een kamer, respectievelijk 16, 17 van de 30 houder 11 die een in water oplosbare formulering respectievelijk 18, 19 omvat. Overigens is tussen de twee kamers 16, 17 een doorgang 20 bepaald begrensd tussen het verbindingsgebied tussen de twee kommen 13, 14 en de dunne laag 15; in deze doorgang ze met in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, kan een haakelement 12 tussen twee eindstanden 35 schuiven, de eerste waarin deze ingeklapt is in de houder 11 en de tweede waar deze uitsteekt boven de houder 11, waarbij het naar buiten brengen van het haakelement uit doorgang 20 in de tweede genoemde stand begrensd wordt door het aanliggen tegen een uitbreiding van de houder 11 zoals hieronder verder beschreven zal worden.

40 Om de kommen 13, 14 te vormen heeft men in een blad kunststofmate- 1 v V 3 V -V „ 6 riaal met in hoofdzaak rechthoekige vorm twee holle aangrenzende elementen 13a, 14a aangebracht, die in hoofdzaak parallellepipedumvormig zijn, waarvan de vrije randen haaks gevouwen zijn bij de omtrek, waarbij de gemeenschappelijke rand een verbindingsband tussen de twee holle 5 elementen 13a, 14a vormt. Op elk van deze laatste heeft men een element aangebracht waarin twee ramen gevormd zijn respectievelijk 13b, 14b waarbij de zijdelingse randen tegenover de ramen 13b, 14b, die met een verbindingsband verbonden zijn daartegen aan komen te liggen waardoor de twee holle elementen 13a, 14a verbonden worden en met de verbin-10 dingsband daarvan en de dunne bedekkingslaag 15 waarop deze loodrecht staan, de bovengenoemde doorgang 20 begrenzen. Vanaf de nabijheid van een van de uiteinden van de doorgang 20, liggen de twee zijdelingse randen tegenover de lijsten 13b, 14b, bij voorkeur op afstand van elkaar, hetgeen in een ruimte 21 voorziet waarvan de rol hierna besproken 15 zal worden.

In het beschreven voorbeeld is de in water oplosbare formulering 18 aanwezig in de eerste kamer 16 een reinigend en kleurgevend produkt dat warm kan vloeien en vast is bij omgevingstemperatuur; de formuler-ring 19 geplaatst in de tweede kamer is bijvoorbeeld poedervormig na-20 triumhypochloriet. Het natriumhypochloriet is gedroogd in een zak van polyvinylalcohol aanwezig en deze zak wordt geplaatst in de kamer 17.

Om de werking van het verdeelorgaan 10 mogelijk te maken, brengt men in elk van de kamers 16, 17 twee openingen aan op verschillende hoogten, waarvan een dient voor het met spoelwater vullen van de be-25 treffende kamer en voor de doorgang van lucht tijdens het ledigen van die de kamer, en de andere dient voor de doorgang spoelvloeistof naar het uitwendige van de kamer.

De inlaatopeningen, respectievelijk 22 en 23 zijn in de wanden van de respectievelijke kamers 16, 17 aangebracht, die zich bevinden tussen 30 de bovenwanden wanneer de houder 11 zich in de gebruiksstand daarvan bevindt; deze worden elk gevormd door een uitsnijding aangebracht bij de rand van deze wanden, meer in het bijzonder aan de wand van de zijwanden van de ramen 13b, 14b, en deze worden dan begrensd door de rand van deze uitsnijding en de dunne bedekkingslaag 15.

35 De openingen voor het ontladen van de spoelvloeistof uit de kamers 16, 17 zijn respectievelijk aangeduid door de verwijzingscijfers 24 en 25. Deze zijn in de vorm van een syfon uitgevoerd, hetgeen een regelmatige dosering van de in water oplosbare formuleringen mogelijk maakt.

De openingen 24, 25 worden begrensd door gekromde halzen gevormd door 40 deformatie van de uitwendige zijwanden van de lijsten respectievelijk $ 3 f. 13 3 1 w V * \J w 3 7 13b, 14b, de halzen begrenzen elk met de dunne bedefckingslaag 15 een gebogen doorgang die in hoofdzaak horizontaal uitmondt indien het ver-deelorgaan 10 geplaatst wordt in de gebruiksstand daarvan, op een bepaalde afstand van de bovenwanden van de houder 11 die inlaatopeningen 5 22 en 23 omvat maar boven het beginniveau van de in water oplosbars formuleringen 18, 19 in de kamers respectievelijk 16, 17.

De haak 12 die met de houder 11 met dubbele kamer verbonden is is van gevormd kunststofmateriaal. Deze bestaat uit een langwerpige vlakke band die in hoofdzaak in het midden daarvan een verdund wandgebied 10 bevat in hoofdzaak aangebracht in het vlak van een vlakke wand met veel grotere dikte dan de platte band en een scharnierfilm 26 vormend waarom de haak 12 kan scharnieren, welk scharnier aangebracht is in een vlak loodrecht op de langsas van de haak 12. Het scharnier 26 verdeelt de haak 12 in twee elementen 27, 28, waarvan de ene (27) bedoeld is cm sa-15 men te werken met de houder 11, en de andere (28) bedoeld is om het ophangen van het verdeelorgaan 10 aan de rand van een spoelbak 29 mogelijk te maken, zoals afgebeeld in fig. 6.

Het haakelement 27 omvat een langsverstevingingsribbe 30 aangebracht aan de vlakke wand die het scharnier 26 omvat, in de nabijheid 20 waarvan tot aan het vrije uiteinde daarvan tegenover de ribbe 30 een verdikking 31 gevormd is omvattende een aanslagwand 31a, die in hoofdzaak loodrecht op het haakelement 27 staat en waarvan de vrije rand verbonden is met een wand 31b die eerst loodrecht op de wand 31a staat en vervolgens helt om het zojuist genoemde uiteinde van het haakelement 25 27 dat een afgeronde vorm heeft daarbij te voegen.

Het haakelement 28 heeft in nabijheid van het uiteinde tegenover het scharnier 26 liggend, een breedte die op symmetrische wijze steeds toeneemt, vervolgens gelijkblijvend wordt en vervolgens steeds afneemt. Dit element 28 is twee keer haaks gevouwen, aan de zijde die het schar-30 nier 26 omvat en in het gebied met aanzienlijker breedte dat zojuist beschreven is, dat gevormd wordt door twee eindtakken 51, 32, die met het hoofddeel van het element 28 een U-vormig ophangorgaan vormen. Bovendien omvat het element 28, op dezelfde wijze als element 27, een langsverstevingingsribbe 33, welke ribbe 33 aangebracht is aan de wand 35 tegenover die waar het scharnier 26 gevormd is en zich over het gehele element 28 uitstrekt, behalve de einddelen 51 en 32.

Elk haakelement 27, 28 omvat in de nabijheid van het scharnier 26 en aan het oppervlak dat ligt tegenover dat waar de scharnier 26 gevormd is, een uitstekende lijst respectievelijk 34, 35. Elke lijst 34, 40 35 wordt begrensd door een steunwand 34a, 35a, die samengaat met het C ' * ** -i s ύ ^ j 3 8 haakelement 27, 28 via een hellende wand 34b, 35b die de vrije rand van de steunwand 34a, 35a met het haakelement 27, 28 verenigt en via twee zijdelings tegenover elkaar liggende wanden 34c; 35c. Het steunvlak waar de aanraking van de twee lijsten 34, 35 plaatsvindt wanneer de 5 elementen 27 en 28 in lijn liggen en wanneer het verdeelorgaan 10 zich in de gebruikstoestand daarvan bevindt, bevindt zich in hoofdzaak horizontaal.

Om het verdeelorgaan 10 te vervaardigen, vervaardigt men door thermovormen of inspuiten met dunne wanden van een passend kunststofma-10 teriaal het deel van de houder dat de holle elementen 13a en 14a omvat, alsmede die welke de ramen 13b en 14b omvatten. Men voegt deze twee delen zodanig samen dat kommen 13 en 14 gevormd worden. Vervolgens plaatst men het haakelement in de doorgang 20 die daarvoor vrijgelaten is, waarbij de verdikking 31 tegen de verbindingsband tussen de ramen 15 13b en 14b komt te liggen. Men brengt het zakje van de polyvinylalcohol dat hypochloriet bevat in de kom 14, hetgeen de formulering 19 vormt. Vervolgens brengt men de dunne laag 15 door therraolassen op zijn plaats hetgeen het sluiten van de twee kommen 13 en 14 verwezenlijkt alsmede van de doorgang 20 en vormt bij dezelfde gelegenheid de ruimte bij het 20 uiteinde 21. Tot slot vloeit men warm de reinigende en kleurgevende formulering 18 in de kamer 16 door dit door de opening 22 in te brengen. In deze stand kan het element 27 van de haak 12 in de doorgang 20 schuiven tot aanligging van de wand 31a van de verdikking 31 tegen een uitbreiding 36 (fig. 5A, 5B) van de houder 11, gevormd door een wand 25 van het element omvattende ramen 13b, 14b die in hoofdzaak in het vlak van de openingen 22 en 23 geplaatst is om het uitnemen van de haak 12 uit de doorgang 20 te beletten.

Voor opslag vouwt men het haakelement 28 om het scharnier 26, zodanig dat dit element 28 tegen de dunne laag 15 komt liggen, en het 30 element 32 in de ruimte 21 steekt, dat bijgevolg het vasthoudmiddel van de haak 12 vormt. Deze opslagstand wordt in fig. 5A weergegeven waarbij het haakelement 27 zich dan volledig gevouwen in de doorgang 20 bevindt.

Het in bedrijf stellen van dit verdeelorgaan 10 is zeer eenvoudig 35 omdat het voldoende is om het haakelement 28 uit te vouwen om dit in het verlengde van het element 27 te plaatsen en het uittrekken van deze laatste totdat deze in aanslag komt met de verdikking 31 tegen de uitbreiding 36 van de houder. In deze stand, dientengevolge met de ge-bruiksstand overeenkomt, bevinden de wanden 34a en 35a van de lijsten 40 respectievelijk 34 en 35 zich tegen elkaar in aanligging en vormen een o ;·” η Ή fj f

Wij y * v & i * ."· Λ.

9 verstijvingsorgaan dat het vouwen van het scharnier 26 belet, hetgeen het verdeelorgaan 10 in de onjuiste stand zou plaatsen zoals met streep-stippellijnen in fig. 1 afgebeeld is.

De fig. 7a en 7b tonen elk een uitvoeringvariant van het scharnier 5 26. In deze figuren dragen verschillende elementen verwijzingscijfers die respectievelijk met 100 en 200 verhoogd zijn ten opzichte van die van overeenkomstige elementen van de uitvoeringsvorm die zojuist beschreven is.

Volgens de in fig. 7A afgebeelde variant verwezenlijkt men in de 10 volledig uitgevouwen toestand van de haak 12 een grendelen van de lijsten 34 en 35, waarbij een keel 137 gevormd op de steunwand 134a van de lijst 134 een palverdikking 138 ontvangt uitstekend op de steunwand 135a van de lijst 135 gevormd. Zo verzekert men onder alle omstandigheden een aanliggen van de lijsten 134 en 135 in de gebruiksstand van het 15 verdeelorgaan, hetgeen aan een beter handhaven van de juiste verticale stand van het verdeelorgaan bijdraagt.

Volgens de variant afgebeeld in fig. 7b is het scharnier 226 in de gebruiksstand van het verdeelorgaan niet meer in lijn met de elementen 227, 228, die de haak 212 vormen, maar is deze verplaatst naar de zijde 20 waarnaar de uitslag van het element 228 plaats heeft, waarbij het steunvlak van de wanden 234a en 235a van de lijsten respectievelijk 234 en 235 evenals in de reeds beschreven uitvoeringsvormen horizontaal zijn in de gebruiksstand van het verdeelorgaan. Deze verplaatsing van de stand van het scharnier 226 ten opzichte van de stand van de schar-25 nieren 26 en 126, draagt aan een betere steun van de lijsten 234 en 235 bij en dientengevolge aan een grotere stabiliteit van het verdeelorgaan # in deze stand. Overigens vormen de elementen 227 en 228 bij voorkeur in de gebruiksstand van het verdeelorgaan niet meer een hoek van 180°, maar een hoek enigszins kleiner dan 180°, indien men het halfvlak be-30 schouwt dat de lijsten 234 en 235 draagt. Deze plaatsing maakt het verbeteren van het nagestreefde vasthouden mogelijk.

Het is vanzelfsprekend dat de hierboven beschreven uitvoeringsvorm op generlei wijze beperkend is en dat daaraan alle wenselijke wijzigingen gegeven kunnen worden zonder daarbij buiten het kader van de uit-35 vinding te geraken.

·“ \ «' ;<r t, * . .* w W V - - - *

Claims

1. Inrichting voor het verdelen van ten minste een in water oplosbare formulering in een spoelbak welke inrichting omvat een houder en 5 een ophanghaak die het mogelijk maakt de houder aan de wand van een spoelbak te haken, welke houder, die bedoeld is ondergedompeld te worden in het water van de spoelbak inwendig ten minste een kamer begrenst, die ten eerste in het benedendeel daarvan een in water oplosbare formulering omvat, en ten tweede twee openingen omvat aangebracht op 10 verschillende hoogten boven de in water oplosbare formulering, waarbij de haak, waarvan een uiteinde samenwerkt met de houder en waarvan het andere uiteinde het ophangorgaan van de inrichting aan de rand van de spoelbak vormt, omvat twee elementen scharnierend door middel van een scharnier, zodat de haak van een omgeslagen toestand overeenkomend met 15 de opslag kan gaan naar een uitgevouwen toestand waarin de inrichting in de gebruiksstand geplaatst wordt, waarbij het haakelement nabij de houder ten opzichte daarvan kan verschuiven om ingevouwen te worden in de houder in de opslagstand en daarintegen boven de houder uit te steken in de gebruiksstand, waarbij het andere element van de haak eindigt 20 aan de zijde tegenover het scharnier door een ophangmiddel bedoeld om samen te werken met de rand van de spoelbak om het' ophangen van de inrichting in de houder te verzekeren, met het kenmerk, dat elk element (27, 28) van de haak (12) dat het scharnier (26) scheidt, nabij dit scharnier (26) en aan de zijde tegenover die waar het uitvouwen van de 25 haak (12) plaats heeft, omvat een uitstekende lijst (34, 35) waarbij de twee lijsten (34, 35) met elkaar samengevoegd worden gehouden wanneer de inrichting (10) zich in de gebruiksstand daarvan bevindt, om een verstijvingsorgaan te vormen die weerstand biedt aan het vouwen van het scharnier (26) onder invloed van de druk naar boven die op de onderge-30 dompelde houder (11) uitgeoefend wordt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke lijst (134, 135) een palorgaan omvat complementair aan een orgaan gedragen door de andere lijst, om de twee lijsten (134, 135) automatisch te verenigen bij het einde van het uitvouwen van de haak (112).

3. Inrichting volgens een van de conclusies 1 of 2, met het ken merk, dat het scharnier (26) horizontaal aangebracht is in de gebruiksstand van de inrichting (10), waarbij het steunvlak waar de aanraking van de twee lijsten (34, 35) plaatsvindt dan in hoofdzaak horizontaal is.

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 3, met het ken- 8 5 ö 1 3 i i 11 - merk, dat elke lijst (34, 35) gedragen wordt door een wandgebied, dat in hoofdzaak vlak is van het overeenkomstige haakelement (27, 28) en ten eerste begrensd wordt door de steunwand (34a, 35a) daarvan op de andere lijst (34, 35) die verbonden is met het haakelement (27, 28) na-5 bij het scharnier (26), en ten tweede door een hellende wand (34b, 35b) die vrije rand van de steunwand (34a, 35a) aan het haakelement (27, 28) verbindt en ten derde door tegenoverliggende zijwanden (34c, 35c).

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de twee elementen (27, 28) van de haak (12) van kunststofma- 10 teriaal vervaardigd zijn en dat het scharnier (26) een filmscharnier is.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de houder (11) een vasthoudmiddel omvat bedoeld om samen te werken met het ophangmiddel van de haak (12) aan de rand van de spoel- 15 bak (29) wanneer de haak (12) zich in de omgeslagen toestand daarvan bevindt en het haakelement (27) nabij de houder (11) zich in de ingeklapte toestand bevindt in de houder (11).

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de houder (11) een doorgang (20) omvat begrensd voor het ver- 20 schuiven van het haakelement (27) dat daar nabij is, welke doorgang (20) in hoofdzaak verticaal is terwijl de inrichting (10) zich in de gebruiksstand daarvan bevindt.

8. Inrichting volgens conclusies 6 en 7 tezamen, met het kenmerk, dat de houder (11) een ruimte (21) omvat die uitmondt naar het uitwen- 25 dige en recht ten opzichte van de doorgang (20) aangebracht cm het vasthoudmiddel van het aanhaakmiddel gedragen door de haak (12) te vormen.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 8, met het kenmerk, dat de twee elementen (27, 28) van de haak (12) in hoofdzaak vlak 30 zijn en elk ten minste een langsverstevigingsribbe (30, 33) omvatten. I I H-H-H-l- 850 1 .VS f