NL8501365A - Werkwijze en inrichting voor het verspuiten van een vloeistof. - Google Patents

Description

Λ . *

Hw/Mv/446 Multinorm

Werkwijze en inrichting voor het verspuiten van een vloeistof

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op een akker verspuiten van een vloeistof, bijvoorbeeld een herbicide-oplossing, middels een over de akker voortbeweegbare spuitinrichting met een serie door een ge-5 meenschappelijke vloeistof-drukpomp gevoede spuitorganen.

Met een dergelijke inrichting is over een grote breedte, afhankelijk van het aantal naast elkaar opgestelde spuitorganen, in één arbeidsgang vloeistof over het veld te verspuiten. Deze vloeistof-verspuiting moet over de volle 10 breedte en over de volle lengte van de afgelegde weg zo gelijkmatig mogelijk zijn in hoeveelheid en concentratie van de werkzame stof teneinde onregelmatige groeiverschijnselen van het op de akker staande veldgewassen te voorkomen. Bij de bekende systemen wordt daarbij een hoeveelheidsregeling voor 15 de te verspuiten vloeistof toegepast dat gebaseerd is op het constant houden van de druk in de spuitleidingen. Wordt de druk in de leiding te hoog dan zal een deel van de vloeistof worden teruggevoerd naar de voorraadtank waardoor de nominale druk zich weer hersteld. Dit heeft bezwaren omdat tengevolge 20 van verstopping of slijtage en bij verwisselen van de spuitorganen weliswaar de druk in het systeem op een bepaalde waarde wordt gehandhaafd, maar niet de door de spuitorganen op het veld verspreide hoeveelheid vloeistof, waardoor de ongewenste groeiverschillende kunnen optreden. Voorts wordt 25 bij de bekende systemen de werkzame stof gemengd in de voorraadtank. Het bezwaar hiervan is dat bij het niet geheel leegspuiten van de voorraadtank het restant moeilijk op verantwoorde wijze als afval geloosd kan worden. Bovendien gaat de vaak kostbare werkzame stof hierbij verloren. Een ander 30 bezwaar is dat door onvoldoende menging concentratieverschil-len van de te verspuiten vloeistof kunnen ontstaan.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren op te heffen en verschaft daartoe een werkwijze, welke zich onder- 85013S5

____-J

-2- scheidt doordat een draagvloeistof door middel van de pomp aan de spuitorganen wordt toegevoerd, de werkzame stof in de stroom draagvloeistof wordt toegevoegd door middel van een tweede pomp, waarbij de vloeistofstroom naar de spuitorganen 5 en/of de hoeveelheid toegevoegde werkzame stof wordt bestuurd door een één of beide pompen sturend regelsysteem, teneinde de hoeveelheid werkzame stof per oppervlakte eenheid te regelen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een in-10 richting voor het uitvoeren van de voormelde werkwijze, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een aantal door een gemeenschappelijke vloeistofpomp gevoede spuitorganen en een voorraadtank waarop de pomp is aangesloten. De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat de drukpomp 15 van het regelbare type is, waarbij in de drukleiding een menger is aangebracht, die is aangesloten op een tweede voe-dingspomp voor de werkzame stof, en een stuurketen is aangebracht voor het besturen van een of beide pompen.

De stuurketen kan reageren op de rijsnelheid, de 20 vloeistofstroom, de spuitdruk en het aantal in werking zijnde spuitorganen en worden ingesteld op de gewenste concentratie werkzame stof in de vloeistof en de gewenste hoeveelheid werkzame stof per oppervlakte-eenheid.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de 25 hieronderstaande figuurbe'schrijving van een uitvoeringsvoor-beeld. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektisch achteraanzicht van een spuitinrichting, die gedragen is door een landbouwtrekker,

Fig. 2 een schema van het spuitsysteem toepasbaar 30 bij de inrichting uit fig. 1, voorzien van een stuurketen voor het instellen van de regelbare vloeistofpomp en de doseerpomp.

In fig. 1 is met het cijfer 1 de landbouwtrekker aangegeven, aan de achterzijde waarvan een zich horizontaal 35 uitstrekkende boom 2 is aangebracht, waaraan een aantal spuitorganen 3 naast elkaar zijn opgesteld. De boom 2 bestaat gewoonlijk uit een aantal scharnierbaar ten opzichte van elkaar aangebrachte secties, waarbij elke sectie een eigen groep spuitorganen 3 heeft, welke afzonderlijk in werking 8501365 -3- gesteld kunnen worden. Eveneens aan de trekker is een voor-raadtank 4 aangebracht voor .het voeden van de spuitorganen 3.

Het in een dergelijke inrichting gebezigde spuit-systeem is schematisch getoond in fig. 2. Ook hier is met het 5 cijfer 4 de voorraadtank aangegeven, welke dient voor het opslaan van een bepaalde hoeveelheid vloeistof, bijvoorbeeld water, welke nodig is om de in een tweede voorraadtank opgeslagen werkzame stof, bijvoorbeeld fungicide of herbicide te verspuiten.

10 Een regelbare pomp 6 is via een voedingsleiding 7 met de voorraadtank 4 verbonden. De uitgangszijde van de regelbare pomp 6 is verbonden via de stroommeter 18 met een leiding 8, die via een statische menger 9 naar de sproeikoppen 3 leidt. Daartoe is de leiding 8 voorbij de menger 9 ge-15 splitst in eerst een viertal secties en vervolgens naar een' aantal sproeikoppen per sectie. Elke sectie is afsluitbaar door middel van een electri*sch stuurbare klep 10. De tweede voorraadtank 5 met de werkzame stof is via een leiding 11 met een doseerpomp 12 verbonden, waarvan de uitgang via leiding 20 13 naar de statische menger 9 leidt. In de leiding 13 is een elektrisch bedienbare klep 14 aangebracht, die tevens met een terugvoerleiding 15 met de voorraadtank 5 is verbonden. De leiding 8 is via de stroommeter 18 en voor de statische men- ------------— gér 9 via een door een elektrisch bedienbare klep 16 afsluit- 25 bare terugvoerleiding 17 met de voorraadtank 4 verbonden.

Een stuurketen S is schematisch in het schema aangegeven met onderbroken lijnen en als voorbeeld is de stuurketen gekoppeld aan de elektrisch besturing A van de kleppen 10 van de spuitsecties. De stuurketen dient om de instelbare 30 pompen 6 en 12 in een bepaalde opbrengst te stellen.

De stuurketen S kan voorts van informatiesignalen worden voorzien welke afkomstig zijn van bijvoorbeeld de rijsnelheidsmeter van de trekker B, de gewenste hoeveelheid per oppervlakte-eenheid van de te spreiden stof C, de gewens-35 te concentratie van de stof D en de gewenste spuitbreedte.

Vanzelfsprekend zijn ook andere ingangssignalen ' voor de stuurketen S mogelijk.

8501333 -t -----d * ' -4- t * * ·ψ

Het hierboven beschreven spuitsysteem werkt als volgt. Bij het aanzetten van.de pomp 6 door middel van een niet getoonde aandrijfmotor of aftakas van de trekker zal een bepaalde hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid bij een be-5 paald toerental van de pomp 6 uit de voorraadtank 4 via leiding 8 naar de spuitorganen 3 worden gevoerd. Hierbij wordt verondersteld dat klep 16 gesloten wordt en de klep 10 b±j elke sectie geopend is. Tengevolge van het aanzetten van de door een motor M aangedreven pomp 12 zal de werkzame stof uit de 10 voorraadtank 5 worden gezogen en via de in de ene stand geplaatste klep 14 naar de statische menger 9 worden gevoerd.

Daar vindt een menging van de draagvloeistof en de werkzame stof plaats, zodat een vooraf bepaald mengsel aan de spuitorganen wordt aangeboden.

15 De instelling van de pomp 6 kan plaatsvinden door het vooraf invoeren van gegevens aan de stuurketen S afhankelijk van de ingestelde en/of gemeten rijsnelheid, de gewenste concentratie van de werkzame stof en de gewenste hoeveelheid spuitvloeistof per oppervlakte-eenheid, waarbij de stuurketen 20 reageert op de stroommeter 18. en de hoeveelheid opengestelde kleppen 10 in elke spuitsectie. De stuurketen bepaalt de juiste instelstand voor de pomp 6, zodat een bepaalde hoeveelheid vloeistof aan de spuitorganen 3 wordt toegevoerd en bepaalt tevens de hoeveelheid werkzame stof door de instel-25 stand van pomp 12.

Bij het afsluiten van een bepaalde sectie in het spuitsysteem zal de stand van de klep 10 ogenblikkelijk aan de stuurketen S worden doorgegeven, waardoor beide pompen 6 en 12 opnieuw worden ingesteld zodanig dat de toegevoerde 30 hoeveelheid vloeistof en de concentratie per spuitorgaan gelijk is.

Naast het regelen op de concentratie van het werkzame middel, is ook een regeling denkbaar, waarbij de sproei-druk op een bepaalde waarde wordt gehouden om een gewenst 35 druppelpatroon te verwezenlijken. Een drukopnemer 19 dient, in de drukleiding 8 te worden opgenomen.

Na het beëindigen van het spuiten wordt injectiepomp 12 gestopt en wordt door het blijven stromen van de 8501365 i. —i -5- vloeistof alle leidingen en sproeiers gereinigd met de schone vloeistof uit vat 4. Na het reinigen kan vat 4 eenvoudig geleegd worden.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven 5 beschreven uitvoeringsvorm. Zo is het mogelijk om de doseer-pomp 12 voor de werkzame stof te vervangen door een ander type, bijvoorbeeld een doseerpomp die gevoed is door de onder druk staande vloeistof uit voorraadtank 4, zodat de aandrijving ook via pomp 6 kan plaatsvinden.

10 De uitvoering van de regelbare pomp 6 kan elke ge wenste vorm hebben, waarbij echter de voorkeur uitgaat naar een plunjerpomp waarvan de slaglengte verstelbaar is en zodoende de pompopbrengst.

8501353 “ - ______;_i

Claims (4)

1. 2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, voorzien van een serie door een gemeen- 15 schappelijke vloeistofdrukpomp via een drukleiding gevoede spuitorganen, met het kenmerk, dat d.e drukpomp van het regelbare type is, waarbij in de drukleiding een menger is aangebracht, die is aangesloten op een tweede voedingspomp voor de werkzame stof, en ee'n stuurketen is aangebracht voor 20 het besturen van een of beide pompen.
2. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stuurketen een in de drukleiding opgenomen stroommeter omvat.
3. 4. Inrichting volgens conclusie 2, met het 25 kenmerk, dat de stuurketen een bij elk spuitorgaan, in de drukleiding opgenomen drukopnemer omvat.
4. 5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stuurketen een de rijsnelheid-opnemend meetorgaan omvat. 8501365