NL8501049A

NL8501049A - Inrichting voor het elektrostatisch kopieren.

Info

Publication number: NL8501049A
Application number: NL8501049A
Authority: NL
Original assignee: Mita Industrial Co Ltd
Priority date: 1977-04-19
Filing date: 1985-04-10
Publication date: 1985-08-01
Also published as: NL189155C; NL189155B

Description

' VO 6723 «- '

Titel: Inrichting voor het elektrostatisch kopiëren.

De uitvinding heeft betrekking op een elektrostatische kopiëer-inrichting omvattende een behuizing met een zich op het bovenvlak daarvan bevindende transparante plaat, waarop het te kopiëren origineel geplaatst kan worden, een binnen de behuizing draaibaar bevestigde trommel met een 5 lichtgevoelige laag op het oppervlak daarvan, een een elektrostatisch ladingsbeeld vormende inrichting voor het vormen van een met het originele beeld overeenstemmend elektrostatisch ladingsbeeld op de lichtgevoelige laag, waarbij de het ladingsbeeld vormende inrichting een optisch systeem voor het projecteren van het beeld van origineel op de lichtge-10 voelige laag van de draaibare trommel omvat, een ontwikkelinrichting voor het opbrengen van een tonermateriaal op het op de lichtgevoelige laag gevormde elektrostatische ladingsbeeld voor het vormen van een tonerbeeld en een overdrachtsinrichting voor het overdragen van het toner-beeld op een opnamevel.

15 In het algemeen omvatten elektrostatische kopieër- werkwijzen voor het vormen van een beeld-kopie die overeenkomt met een origineel een trap voor het vormen van een met het origineel overeenkomend elektrostatisch latent beeld op een fotogevoelig orgaan dat een fotogeleidende laag, alsmede een 20 ontwikkelingstrap voor het zichtbaar maken van het elektrostatische latente beeld bevat. De elektrostatische latente beeld-vormingtrap omvat een trap van het aanbrengen van een elektrostatische lading op het fotogevoelige orgaan en een trap voor het projecteren van het oorspronkelijke beeld op het fotogevoelige 25 orgaan. Het elektrostatische latente beeld gevormd op het foto-gevoelige orgaan in de latente beeld-vormingstrap wordt zichtbaar gemaakt door dit hetzij rechtstreeks of na overbrenging op een geschikt materiaal te ontwikkelen (latente beeldoverdracht).

De ontwikkelingstrap kan volgens verschillende methoden worden 30 uitgevoerd, maar in het algemeen wordt deze uitgevoerd door een fijne poedervormige ontwikkelaar (toner) op het elektrostatische latente beeld aan te brengen. Onderzoek betreffende de verschillende aspekten van deze elektrostatische kopieermethode is voort- 850 1 0 4 ^

BAD ORIGINAL

2 φ gezet, in het bijzonder de elektrostatische latente beeldvor-mingstrap en ontwikkelingstrap, waarbij verschillende verbeteringen zijn voorgesteld. Geen ervan is echter volledig bevredigend en er bestaan nog steeds verschillende problemen wat betreft de 5 verbetering van de kwaliteit van de kopieën. In het bijzonder geeft de ontwikkelingstrap uitgevoerd door het aanbrengen van een fijne poedervormige ontwikkelaar op het elektrostatisch latente beeld vele problemen die hierna in bijzonderheden worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekeningen.

10 Er is tevens een uitgebreid onderzoek verricht t.a.v.

de elektrostatische kopieerinrichtingen voor het uitvoeren van deze elektrostatische kopieërmethoden, waarbij verschillende verbeteringen zijn voorgesteld. Deze inrichtingen dienen echter verder te worden verbeterd in het bijzonder wat betreft ver-15 betering van de kopieën, gemakkelijker bedrijf en onderhoud, eenvoudiger struktuur en lagere prijs.

Het is een hoofddoel van de uitvinding te voorzien in een elektrostatische kopiërwerkwijze waarbij de ontwikkelingstrap die wordt uitgevoerd door een fijne poedervormige ontwik-20 kelaar op een elektrostatisch latent beeld aan te brengen wordt verbeterd. Het is een ander doel van de uitvinding te voorzien in een elektrostatische kopiërinrichting die gemakkelijker in bedrijf en onderhoud is, eenvoudiger van struktuur en lager van prijs is en betere kopieën kan vormen dan de bekende elektro-25 statische kopieërinrichtingen.

Andere doeleinden en voordelen van de uitvinding zullen in de nu volgende beschrijving worden toegelicht* aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening; hierin toont: 30 Figuur 1-a t/m 1-c vereenvoudigde aanzichten die een schijnbeeld illustreren dat optreedt gedurende het ontwikkelen volgens een bekende rollende kontaktmethode;

Figuur 2 een vereenvoudigd aanzicht van een elektrostatisch latent beeld-dragend orgaan en een ontwikkelinrichting 35 voor het illustreren van de ontwikkelingstrap in de elektrostatische kopieërwerkwijze volgens de uitvinding; 85 0 1 0 48

BAD ORIGINAL

3

Figuur 3 een vergroot aanzicht van een deel van een borstellengte instelorgaan toegepast in de ontwikkel-inrichting volgens fig. 2;

Figuur 4 een diagram dat geschikte gebieden met 5 de afstanden d1 en dg weergeeft;

Figuur 5 een vereenvoudigd aanzicht van een elektrostatische kopieerinrichting voor het illustreren van de elektrostatische kopieerwerkwijze volgens de uitvinding;

Figuur 6 een vereenvoudigd aanzicht van een 10 elektrostatische wisser;

Figuur 7 een vereenvoudigd aanzicht van een elektrostatisch latent beeld-dragend orgaan en een reinigings-inrichting voor hit illustreren van een reinigingstrap in de elektrostatische kopieërwerkwijze volgens de uitvinding; 15 Figuur Θ . een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk weggenomen, van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 9 een doorsnede van de elektrostatische kopieerinrichting volgens figuur 8; 2o Figuur 10 . een vereenvoudigd en gedeeltelijk per spectivisch aanzidht dat een optisch systeem weergeeft;

Figuur 11 ' een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk weggenomen, van een bovendeel van de elektrostatische kopieerinrichting, weergegeven in fig. 8; 25 Figuur 12 een perspectivisch aanzicht dat een dragerstruktuur weergeeft;

Figuur 13 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht dat de toestand van een onderste gedeelte van de elektrostatische kopieerinrichting volgens fig. 8 weergeeft; 30 waarin een drager gedeeltelijk is uitgetrokken;

Figuur 13A een perspectief met uiteengenomen delen dat een voorbeeld van een gemodificeerde drager en de daarop gemonteerde elementen weergeeft;

Figuur 14 een gedeeltelijk perspectivisch aanzi.eht 35 van dat deel van de elektrostatische kopieerinrichting weergegeven in figuur 8, waarop de drager is gemonteerd; 8501049 bad original -4- . Fig.15 een zij-aanzicht van dat deel van de inrichting waarop een roteerbare trommel is gemonteerd,

Fig.l6 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een papiertoe-voersectie; 5 Fig.. 17A en 17B vooraanzichten van de papiertoevoersectie weergege ven in fig. 16;

Fig. 18 een vereenvoudigd aanzicht dat een aandrijvingssysteem weergeeft;

Fig. 19 een vereenvoudigd gedeeltelijk perspectivisch aanzicht dat 10 het aandrijvingssysteem illustreert.

Elektrostatische kopiëerwerkwijzen voor het vormen van een gekopieerd beeld dat overeenkomt met een origineel beeld, omvatten zoals bekend een xerografische methode, een elektro-fax methode of een TESI methode met inbegrip van een elektrostatisch latente beeldoverdrachtstrap. Al deze 15 methoden omvatten een trap waarin een elektrostatisch latent beeld dat overeenkomt met een origineel beeld op een fotogevoelig orgaan wordt gevormd, dat een fotogeleidende laag bevat, alsmede een ontwikkelingstrap om het elektrostatische latente beeld zichtbaar te maken.

De ontwikkelingstrap voor het zichtbaar maken van het elektrostati-20 sche latente beeld kan volgens verschillende bekende ontwikkelingsmetho-den worden uitgevoerd. In de laatste jaren is bij voorkeur een methode toegepast waarbij een fijne poedervormige ontwikkelaar (toner) op het te ontwikkelen elektrostatische latente beeld wordt aangebracht.

Een typerende bekende methode binnen deze categorie omvat het magne-25 tisch vasthouden van een fijne poedervormige ontwikkelaar op het oppervlak van een ontwikkelaar-dragend en vasthoudend orgaan in de vorm van een holle cilindrische bus of een band zonder einde door middel van een magneet die opgesteld is binnen het'ontwikkelaar-dragende en -vasthoudende orgaan, waarna het oppervlak van dit orgaan in aanraking wordt ge-30 bracht met het oppervlak van een beelddragend orgaan waarop een elektrostatisch latent beeld is gevormd (d.w.z. een fotogevoelig orgaan of een receptororgaan op het oppervlak waarvan het elektrostatische latente beeld is overgedragen) via de ontwikkelaar, waarbij de ontwikkelaar op het elektrostatische latente beeld wordt aangebracht.

35 Voor het verkrijgen van kopiëen met een goede kwaliteit is voor gesteld gébruik te maken van een "rollende kontaktmethode" die er uit bestaat dat 8501049

BAD ORIGINAL

5 het oppervlak van het ontwikkelaar-vasthoudende orgaan en het oppervlak van het elektrostatische latente heeld-dragende orgaan met dezelfde snelheid in dezelfde richting worden bewogen, waarbij de twee oppervlakken achtereenvolgens vrijwel zonder slip 5 met elkaar in aanraking worden gebracht '

Deze rollende kontaktmethode kan een beeld opleveren dat een geschikte beelddichtheid, een hoog scheidend vermogen en een goede reproduceerbaarheid van de tussentinten 10 bezit. Wanneer een uit één component bestaande ontwikkelaar (z.g. dragerloze ontwikkelaar) samengesteld uit één type magnetisch fijn poeder in dit rollende kontakt wordt toegepast, kleeft de ontwikkelaar te getrouw volgens de potentiaal aan het oppervlak van het latente beeld-dragende orgaan.. %t leidt 15 tot de volgende nadelen die men dient te overwinnen.

(i) de ontwikkelaar kleeft in dubbe laag op een gebied dat op enige afstand van het beeldgebied is gescheiden onder vorming van een z.g. sqhijnbeeld of interferentiebeeld.

(ii) de ontwikkelaar kleeft in dunne laag aan het 20 achtergrond-gebied van het beel en vormt een achtergrond- sluiering.

De schijnbeeldvorming en de achtergrondsluiering worden hierna in bijzonderheden beschreven met betrekking tot figuren 1-a t/m 1-c. Een elektrostatisch latent beeld gevormd 25 op het oppervlak van het elektrostatische latente beeld- dragende orgaan 2 heeft aan zijn beeldgebied I een lading en een potentiaal van een specifieke polariteit (b.v.positief) en vanwege het randeffekt van de lading op het beeldgebied een potentiaal van een tegengesteld polariteit (b.v. negatief) 30 in het gebied dat het beeldgebied omringt. Aldus is bekend dat het potentiaalpatroon van het elektrostatische beeld weergegeven in figuur 1-a dat volgens fig. 1-b is. Indien men de ontwikkelaar samengesteld uit een enkel magnetisch fijn poeder het elektrostatische latente beeld laat naderen, induceert 35 de lading van het elektrostatische latente beeld een lading van tegengestelde polariteit in de ontwikkelaar, waardoor de 8501040

BAD ORIGINAL

<0 6 ontwikkeling van het latente beeld, verloopt volgens de Coulomb’s aantrekkingskracht die werkt op de twee ladingen. Aangezien de ontwikkelaar magnetisch op het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan wordt vastgehouden, blijft de 5 ontwikkelaar bij kontakt met het elektrostatische latente beeld, vastkleven aan dat deel van het latente beeld dat een potentiaal boven een bepaalde waarde (+ y V) heeft die een Coulomb's aantrekkingskracht begint uit te oefenen die groter is dan de magnetische aantrekkende kracht van het ontwikkelaar-10 dragende orgaan op de ontwikkelaar, ongeacht de polariteit van de potentiaal op dat deel. Wanneer aldus het oppervlak van het elektrostatische latente beeld-dragende orgaan achtereenvolgens in aanraking wordt gebracht met een ontwikkelaar van rechts naar links in fig. 1-a (in de richting weergegeven door pijl A in 15 fig. 1-a), kleeft de ontwikkelaar aan het deel van beeldgebied I en in een dunne laag aan deel G dat stroomopwaarts ligt van het beeldgebied op een afstand x. Bijgevolg wordt zoals weergegeven in fig. 1-c een schijn- of schaduwbeeld gevormd bij deel G stroomopwaarts van beeldgebied I. Een potentiaal bóven bepaalde 20 waarde (+ y V) is aanwezig op deel G', stroomafwaarts op een afstand x van het beeldgebied I geplaatst, tot de ontwikkeling van beeldgebied I ophoudt. Wanneer de ontwikkeling voortgaat en de potentiaal van het latente beeld in beeldgebied I afneemt als gevolg van de kleving van de ontwikkelaar aan beeldgebied I, 25 neemt de potentieel op deel G' af tot beneden + y T waardoor praktisch geen schijnbeeld wordt gevormd op deel G’ stroomafwaarts van het beeldgebied I.

In een gebruikelijke elektrostatische kopieermethode waarin een elektrostatisch latent beeld gevormd op een fcto-30 gevoelig orgaan rechtstreeks wordt ontwikkeld, vertoont het fotogevoelige orgaan vermoeidheidsverschijnselen als resultaat van de vorming van een elektrostatisch latent beeld in de vorige kringloop, en is het buitengewoon moeilijk, zo niet onmogelijk, deze vermoeidheid volledig vóór het begin van een nieuwe kring-35 loop weg te nemen. Bij gevolg heeft het fotogevoelige orgaan 8501049

BAD ORIGINAL

7 (d.w.z. het elektrostatische latente beeld-dragende orgaan) enige rest-potentiaal, veroorzaakt door de vermoeidheid in de vorige kringloop naast 4e potentiaal van het te ontwikkelen elektrostatische latente beeld. In het algemeen blijkt de rest-5 potentiaal geleidelijk toe te nemen bij herhaaldelijk gebruik van het fotogevoelige orgaan met een korte tussenpauze tussen de kringlopen. In het geval dat een gebruikelijke twee-compo-nenten ontwikkelaar wordt toegepast, wordt de ontwikkelaar op een specifieke voorspanning van dezelfde polariteit als de 10 restpotentiaal gebracht waardoor de restpotentiaal wordt geneutraliseerd. In tegenstelling daarmede kleeft in de rollende kontaktmjthode de ontwikkelaar te getrouw volgens de oppervlakte-potentiaal van het beeld-dragende orgaan aan het oppervlak van het elek rostatische latente beeld-dragende orgaan en wordt in 15 het bijzonder een mono-component ontwikkelaar aangetrokken door een potentiaal van elk van de positieve en negatieve polariteiten. Vandaar dat indien een voorspanning wordt aangebracht de kleving van de ontwikkelaar toeneemt, In hoofdzaak vanwege de voornoemde redenen kleeft de ontwikkelaar tevens aan een gebied 20 met een restpotentiaal, waarbij de achtergrondsluiering van het niet-beeldgebied langzaam toeneemt naarmate het aantal kopieërbehandelingen toeneemt.

Er is nu gevonden dat indien het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan en het oppervlak vanr het elektro-25 statische latente beeld-dragende orgaan achtereenvolgens met elkaar in aanraking worden gebracht door hen in dezelfde richting • met enigszins verschillende snelheden in een ontwikkelingsstation te laten bewegen, waar het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan via de ontwikkelaar in aanraking wordt gebracht met het 30 beeld-dragende orgaan, de ontwikkelaar die zwak kleeft aan het oppervlak van het beelddragende orgaan, en schijnbeeld-vorming en achtergrondsluiering veroorzaakt, kan worden afgeveegd door een mechanische borstelwerking op de ontwikkelaar die magnetisch wordt vastgehouden op het oppervlak van het ont-35 wikkelaar-dragende orgaan uit te oefenen zonder de dichtheid en het scheidend vermogen van het beeld en de reproduceerbaar- 8501043

BAD ORIGINAL

8 heid ran de halftinten te verlagen; en dat "bij gevolg het gewenste beeld vrij van schijnbeeldvorming en achtergrondsluiering kan worden verkregen.

In het bijzonder is thans gevonden dat bij een elektro-5 statische latente beeldontwikkelingsmethode die bestaat uit het magnetisch vasthouden van een fijne poedervormige ontwikkelaar op het oppervlak van een ontwikkelaar-orgaan door middel van een magneet opgesteld binnen het ontwikkelaar-dragende orgaan, het daarna in aanraking brengen van het oppervlak van 10 het ontwikkelaar-dragende orgaan met het oppervlak van een elektrostatisch latent beeld-dragend orgaa via de ontwikkelaar, en het aldus aanbrengen van de ontwikkelaar op het elektrostatisch latente beeld om dit te ontwikkelen, een beeld met een zeer hoge beelddichtheid, een hoog scheidènd vermogen en een 15 siperieure reproduceerbaarheid van halftinten, die verder vrij is van schaduw- en scjijnbeeldvorming en achtergrondsluiering, in een ontwikkelingszone kan worden verkregen door het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan en het oppervlak van h.t elektrostatisch latente beeld-dragend orgaan bij kontakt 20 met elkaar in dezelfde richting te laten bewegen, met zodanige snelheden dat er een snelheidsverschil van ongeveer 20 m/min.

j -72 -V2 | > 0 m/min. wordt voorzien tussen de bewegings- snelheid Y1 van het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan en de bewegingssnelheid 72 van het oppervlak van het 25 elektrostatische latente beeld-dragende orgaan.

Het snelheidsverschil verschilt enigszins naar gelang van b.v. de potentiaal van het te ontwikkelen elektrostatisch latente beeld of de eigenschappen van de ontwikkelaar. Het is in het algemeen ongeveer 20 m/min. ^ J 7-| - V2| ^-ongeveer 1,0 30 m/min, bij voorkeur ongeveer 20 m/min - V2/ ^ ongeveer 3,5 m/min. In het bijzondêr is 71 - 72 bij voorkeur een positieve waarde.

Dit nieuwe inzicht wordt in meer bijzonderheden beschreven in fig. 2. Een elektrostatische latent beeld-dragend orgaan 35 2 waarbij op het oppervlak daarvan een elektrostatisch latent beeld is gevormd en die b.v. een roteerbare trommel is met

BAD ORIGINAL

8501049 9 een fotogevoelige laag van selenium of cadmiumsulfide wordt in de richting aangegeven door pijl B (in de richting van de wijzers van de klok in fig. 2) geroteerd.

In ontwikkelingssectie 4» wordt het op het oppervlak 5 gevormde elektrostatische latente "beeld ontwikkeld door een ontwikkelinrichting algemeen weergegeven bij 6. Het te ontwikkelen elektrostatische latente beeld wordt op het oppervlak van het latente beeld dragende orgaan 2 stroomopwaarts van ont-wikkelstation 4 volgens elke bekende methode gevormd.

10 Ontwikkelinrichting 6 omvat een te roteren ontwikkelaar- dragend orgaan 8 $ een magneet 10 opgesteld binnen orgaan 8 en ontwikkelaartoèvoer 14 voor het toevoeren van ontwikkelaar 12 aan het oppervlak van orgaan 8. Orgaan 8 kan van elk gewenst materiaal zijn dat magnetisch de ontwikkelaar toegevoerd uit 15 toevoerinrichting 14 op het oppervlak daarvan door de inwerking van magneet 10 kan vsthouden en met het oppervlak van het het elektrostatisch latent beeld-dragende orgaan 2 via de ontwikkelaar in ontwikkelstation in aanraking kan worden gebracht. Dezekan b.v. gemaakt worden van een band zonder einde. Sen • 20 geschikt ontwikkelaar-dragend orgaan wordt gemaakt van een holle cilindrische bus of mof en kan in de richting van pijl C in figuur 2 worden geroteerd (in de richting tegen de wijzers van de klok in fig. 2). Zoals verder beschreven in de -Am.Octr. aanvrage 657*159 van ^ febr. 1976, wordt wanneer de toegepaste 25 ontwikkelaar een mono-component-ontwikkelaar is, samengesteld uit een geleidende of half-geleidende magnetisch fijn poeder (de ontwikkelaar zal hierna in bijzonderheden worden beschreven), geschikt een ontwikkelaar-dragend orgaan samengesteld uit een hoofdlichaam van een niet-magnetisch metallisch materiaal en 30 een isolerende bekleding gevormd op het oppervlak van het hoofdlichaam gebruikt. Voorkeursisolatiebekledingen zijn b.v. organische isolatiebekledingen zoals polystyreen of polyethyleen-tereftalaat, anorganische isolatiebekledingen zoals aluminium-oxyde, of samenstellingen hiervan, die tenminste een weerstand 35 hebben van 10^ ohm/cm2, in het bijzonder tenminste 10^ ohm/cm2.

8501049

BAD ORIGINAL

10

Magneet 10 die binnen ontwikkelaar-dragend orgaan 8 wordt opgeeteld kan van elk type zijn dat de ontwikkelaar magnetisch op het oppervlak van het orgaan 8 kan vasthouden. Wanneer orgaan 8 een holle cilindrische bus is, zoals weer-5 gegeven in de tekeningen, is de magneet bij voorkeur een stationaire permanente magneet in de vorm van een rol, met een veelvoud (b.v. 8) magnetische polen die aan de omtrek daarvan zijn opgesteld met afwisselende tegenga stelde polariteiten.

Zoals weergegeven in figuur 2 wordt bij voorkeur een dergelijke • 10 stationaire permanente magneet in de vorm van een rol in het algemeen binnen het ontwikkelaar-dragend orgaan op zodanige wijze vastgemaakt, dat één van de magnetische polen stroomopwaarts in de rotatie-richting van het ontwikkelaar-dragend orgaan is opgesteld met een hoek c*. met betrekking tot pla£s 15 p, waarbij het oppervlak van het elektrostatisch latente beeld- dragende orgaan 2 het oppervlak van orgaan 8 het dichtst benadert. Indien echter opspan 8 met betrekkelijk hoge snelheid wordt geroteerd, heeft het soms de voorkeur één van de magnetische polen van de permanente magneet op plaats P te plaatsen, waar het 20 oppervlak van orgaan 8 het oppervlak van het elektrostatisch latente beeld-dragende orgaan het dichtst benadert. Wanneer orgaan 8 met betrekkelijk hoge snelheid wordt geroteerd, dient het ontwikkelstation (de contaktzone tussen de ontwikkelaar en het"oppervlak van het beelddragende orgaan 2) te worden vergroot 25 door het oppervlak van beeld-dragend orgaan 2 dichter bij het oppervlak van orgaan 8 te brengen om de ontwikkelingstijd te handhaven, (de tijd gedurende welke het oppervlak van het elektrostatische latente beeld-dragend orgaan in kontakt is met de ontwikkelaar). Indien een van de magnetische polen op 30 een punt enigszins verder stroomopwaarts van P wordt geplaatst, komt in dit geval het oppervlak van het elektrostatische latente beeld-dragende orgaan 2 zelfs bij een tussengelegen punt tussen de magnetische polen in aanraking met de ontwikkelaar en vindt de ontwikkeling tevens op dit punt plaats.

35 De ontwikkelinrichting 6 omvat verder een borstel- lengte-instelorgaan zoals een afstrijkmes voor het regelen van 8501049

BAD ORIGINAL

11 de dikte van de ontwikkelaarlaag die toegevoerd is aan het oppervlak van orgaan 8 uit de ontwikkelaar-t evoerinrichting 14» en die daar magnetisch wordt vastgehouden· Het "borstellengte-instelorgaan kan b.v. samengesteld zijn uit een orgaan 16 dat instelbaar wordt 5 vastgemaakt aan de zijwand 14a van de toevoerinrichting 14 die stroomafwaarts is geplaatst in de rotatieinrichting van het ont-wikkelaar-dragend orgaan 8. Orgaan 16 zoals duidelijk blijkt uit figuur 3 loopt schuin toe naar zijn vrije uiteinde dat opgesteld is bij het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan 8 bij 10 een punt waarbij één van de magnetische polen van magneet 10 in de nabijheid daarvan is opgesteld. Bij voorkeur is de dikte van het vrije uiteinde groter dan 0 mm en tot/met 0,5 mm· De hoek vastgelegd door beide zijvlakken van het vrije uiteinde is groter dan 15°» maar bij voorkeur niet groter dan 10°.

15 Het orgaan 16 dat bij voorkeur het borstellengte in- stelorgaan is wordt geplaatst of opgesteld bij het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan 8 enigszins stroomopwaarts van een van de magnetische polen van magneet 10 in de bewegings-inrichting van het oppervlak van orgaan 8. Volgens deze con-20 struktie wordt vanwege de vorm van de lijn van de magnetische kracht opgewekt door magneet 10 de ontwikkelaar binnen de ont-wikkelaar-toevoerinrichting 14 niet tegen orgaan 16 geduwd en zal daar niet vast worden. Bij gevolg wordt een laag van de ont-- wikkelaar met een goede oppervlakte toestand gevormd op het 25 oppervlak van orgaan 8, waarbij de kwaliteit van het ontwikkelde tonerbeeld toeneemt. Het heeft tevens de voorkeur dat de top van de zijwand 14b die één rand van de ontwikkelaaruitlaat van ont-wikkelaartoevoer-inrichting 14 vormt, en s roomopwaarts in de rotatie-richting van ontwikkelaar-dragend orgaan is opgesteld 30 enigszins stroomopwaarts van een van de magnetische polen van magneet 10 dient te worden opgesteld in de bewegingsrichting van het oppervlak van ontwikkelaar-dragend orgaan 8. Volgens deze uitvoerin svorm wordt de ontwikkelaar niet naar het buitenste topgedeelte van zijwand 14b van de ontwikkelaartoevoerinrichting 35 getransporteerd, vanwege de vorm van de magnetische kracht lijn, opgewekt door magneet 10.

85 0 ! 0 4 i)

BAD ORIGINAL

12

Afstand d-j tussen het vrije uiteinde van het orgaan 16 en het oppervlak van orgaan 8, zoals hierna zal worden beschreven, is sterk afhankelijk van de afstand d2 tussen het oppervlak van het orgaan 8 en het elektrostatische latente 5 beeld-dragend orgaan 2 bij plaats P waarbij deze oppervlakken elkaar dicht naderen. In het algemeen is de afstand d^ 0,15 mm d.j 4· 0,5 mm, in het bijzonder 0,2-mm ^ d1 0,45 mm.

Indien afstand d^ te klein is, kan geen voldoende hoeveelheid ontwikkelaar aan het ontwikkelstation 14 worden geleverd. Indien 10 daarentegen de afstand d1 te groot is, wordt de laag van ontwikkelaar vastgehouden op het oppervlak van orgaan 8 te dik, waarbij de ontwikkelaar die zich op de buitenste plaats bevindt, door een zwakke aantrekkingskracht wordt vastgehouden. Bij gevolg vindt bij ontwikkelaar-station 14 verstrooing van de 15 ontwikkelaar plaats en is het ontwikkelde beeld gesluierd.

De afstand d2 tussen het oppervlak van orgaan 8 en het oppervlak van het elektrostatische latente beeld-dragende orgaan 2 op * plaats P, waar zij elkaar het dichtst benaderen, is echter sterk afhankelijk van de afstand d-| als bovenbeschreven. In het al-20 gemeen is de afstand d1 0,6 mm ^ d2 ^ d-|, bij voorkeur 0,55 mm^ d2 d^.

Volgens de bij het onderzoek verkregen gegevens liggen de afstanden d1 en dg bij voorkeur binnen het gebied gedefinieerd door een lijn die de vier punten (0,15* 0,25)* (0,5* 0,6), 25 (0,25, 0,6) en (0,15* 0,5) in een grafische voorstelling van fig. 4 verbindt, waarin d1 (mm) op de x as en dg (mm) op de y as ia aangegeven, en in het bijzonder bij voorkeur binnen het gebied gedefinieecd door een lijn die de vier punten (0,2, 0,3)* (0,45, 0,55), (0,25, 0,55) en (0,2, 0,5) verbindt.

30 Afstand d, van het voorste einde van zijwand 14b stroomopwaarts geplaatst in de rotatie-richting van het ont-wikkelaar-dragend orgaan, die één rand van de ontwikkelaarafvoer van ontwikkelaar-toevoerinrichting 14 definieert, naar het oppervlak van orgaan 8 is in het algemeen 5 mm ^ dj 1 mm, bij 35 voorkeur 3 mm^dj ^*2 mm, 85 0 1 0 4 9

BAD ORIGINAL

13

Ontwikkelaar 2 is geschikt een bekende uit een component bestaande ontwikkelaar samengesteld uit een enkel geleidend of half geleidend fijn poeder met een deeltjesdiameter van 5 tot 30 micron, bij voorkeur 8-15 micron, 5 dat wordt verkregen door een fijn ijzer-, kobalt- of nikkel- poeder, of een oxyde van een dergelijk metaal, of een legering van een dergelijk metaal, of een mengsel hiervan met een hars zoals een epoxy-, styreen- of alkeenhars te bekleden, of verder een geschikt kleurmiddel zoals roet tee te voegen.

10 In de ontwikkelinrichting 6 als bovenbeschreven, wordt het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan binnen ontwikkelstation 14 in aanraking gebracht met het oppervlak van het elektrostatische latente beeld-dragende orgaan 2 via ontwikkelaar 12 vastgehouden op het oppervlak ervan. Het is 15 belangrijk dat de twee oppervlakken via ontwikkelaar 12 met elkaar op de hierna beschreven wijze in aanraking worden gebracht.

Het elektrostatisch latente beeld-dragendè orgaan 2 wordt met een vaste snelheid in de richting van pijl B ge-, 20 roteerd (d.w.z. in de richting van de wijzers van de klok in fig. 2) waarbij ontwikkelaar-dragend orgaan 8 met een vaste snelheid in de richting van pijl C (d.w.z. in de richting tegen de wijzers van de klok in in fig. 2) wordt geroteerd. Vandaar dat het oppervlak van het beelddragende orgaan 2 en het opper-25 vlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan in ontwikkelstation 4 in dezelfde richting worden bewogen, waar het oppervlak van orgaan 8 in aanraking wordt gebracht via de daarop vastgehouden ontwikkelaar met het oppervlak van het beelddragende orgaan 2. Deze. organen wordt met zodanige snelheden bewogen dat de 30 bewegingssnelheid V^ van het oppervlak van orgaan 8 als volgt verschilt van de bewegingssnelheid Y^ van het oppervlak van het beelddragende orgaan 2: ongeveer 10 m/min. j V^ - V2 | > 0 m/min.

Zoals in bijzonderheden beschreven in figuren 1-a '35 t/m 1-c, wordt, wanneer een uit één component bestaande ont- 8501049

BAD ORIGINAL

14 wikkelaar samengesteld, uit een enkel type fijn magnetisch poeder wordt gebruikt in de bekende rolkontaktmethode waarbij het oppervlak van orgaan 8 en het oppervlak van het beeld-dragend orgaan 2 bij nagenoeg dezelfde snelheden (T-j - Yg * 0) 5 worden bewogen, een schijnbeeld gevormd en wordt de achtergrond gesluierd, omdat de ontwikkelaar op het oppervlak van beeld-dragend orgaan 2 te getrouw volgens het potentiaalpatroon van het oppervlak aan het oppervlak kleeft. Indien echter het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan 8 en het opper-10 vlak van het beeld-dragend orgaan 2 met verschillende snelheden in dezelfde richting als bovenbeschreven worden bewogen, wordt de ontwikkelaar die in een dunne laag met een zwakke kleefkracht aan het niet-beeldoppervlak kleeft en die schijnbeeldvorming en achtergrondsluiering kan veroorzaken afgeschraapt door de 15 mechanische borstelwerking van de ontwsikkelaar die magnetisch wordt vastgehouden op het oppervlak van ontwikkelaar-dragend orgaan 8, Het afschrapen van de ontwikkelaar wordt uitgevoerd zonder dat nagenoeg de dichtheid en het scheidend vermogen van het beeldgebied en de reproduceerbaarheid van de tussentinten 20 wordt verminderd, waarbij het verkregen beeld vrij is van schijnbeeldvorming en achtergrondsluiering. Indien het snel-heidsverschil (Y1 - Vg) groter is dan ongeveer 20m /min, wordt de mechanische borstelwerking van de ontwikkelaar die magnetisch wordt vastgehouden aan het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende 25 orgaan te overmatig, en hee t het verkregen beeld een te lage dichtheid, een slecht scheidend vermogen en een slechte reproduceerbaarheid van de tussentinten. Of omdat door de rotatie van het ontwikkelaar-dragend orgaan onvoldoende ontwikkelaar wordt aangebracht aan het ontwikkelstation, neemt de dichtheid 30 van het verkregen beeld af.

Het snelheidsverschil (Y^ - Vg) is bij voorkeur, een positieve waarde. Indien het snelheidsverschil een negatieve waarde is (of met andere woorden indien de bewegingssnelheid Y1 van het oppervlak van ontwikkelaar-dragend orgaan 8 kleiner 35 is dan de bewegingssnelheid Y^ van het oppervlak van het beeld- bad original

85 0 1 0 aS

- 15 - dragende orgaan 2) blijkt de hoeveelheid ontwikkelaar toegevoerd aan het ontwikkelstation 4 door de rotatie van het orgaan 8 onvoldoende te zijn. Het heeft derhalve bijzondere voorkèur de bewegingssnelheid van het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan enigszins groter 5 te maken dan de bewegingssnelheid V2 van het oppervlak van het beeld-dragende orgaan 2. Het optimale snelheidsverschil verschilt enigszins volgens de grootte van de potentiaal op het te ontwikkelen elektrostatisch latente beeld, de eigenschappen van de ontwikkelaar (de gevoeligheid van de ontwikkelaar ten opzichter van de potentiaal), 10 de magnetische aantrekkingskracht van de magneet voor de ontwikkelaar, de bewegingssnelheid (d.w.z. de ontwikkelingssnelheid) van het oppervlak van het beeldragende orgaan 2 enz. Bij de ontwikkeling van het elektrostatische latente beeld in een gebruikelijke statische kopiëer-methode, is het snelheidsverschil ongeveer 20 m/min. - 1,0 m/min bij 15 voorkeur ongeveer 20 m/min - 3,5 m/min.

Als bovenbeschreven bestaan er verschillende vormen van elektrostatische kopiëermethoden voor het produceren van een gekopieerd beeld, dat overeenkomt met het beeld van een origineel. In de laatste jaren is er een stijgende behoefte aan "kopiëren op gewoon papier (PPC)" 20 volgens welke een gekopiëerd beeld wordt gevormd op een vel gewoon papier (met inbegrip van papiersoorten die enigszins zijn bewerkt maar die in wezen equivalent zijn aan gewoon papier).

De elektrostatische kopiëermethode voor het leveren van een gekopiëerd beeld op gewoon papier omvat in het algemeen een trap 25 van het vormen van een elektrostatisch latent beeld dat overeenkomt met een origineel beeld op een fotogevoelig orgaan, een ontwikkelings-trap voor het aanbrengen van een fijne poedervormige ontwikkelaar (toner) op het verkregen elektrostatisch latente beeld om dit zichtbaar te maken, een trap van het overbrengen van het tonerbeeld op het 30 fotogevoelig orgaan na de overdracht, alsmede een reinigingstrap voor het verwijderen van de toner die op het fotogevoelige orgaan na de overdracht achterblijft.

8501048

BAD ORIGINAL

- 16 -

In figuur .5 wordt de elektrostatische kopiëermethode beschreven. Het fotogevoelige orgaan 2 dat de vorm heeft van een fotogevoelige trommel die wordt aangedreven in de richting van pijl B ondergaat eerst d de inwerking van corona-ontladingsinrichting 20, waarbij een statische 5 lading op het opervlak van fotogevoelig orgaan 2 wordt aangebracht.

Daarna wordt het beeld van een origineel (niet weergegeven) gepro-jekteerd op het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 door een optisch systeem 22 in een zone waarin het originele beeld wordt belicht, opgesteld stroomafwaarts van de corona-ontladingsinrichting 10 in de rotatie-richting van fotogevoelig orgaan 2. Bijgevolg wordt een elektrostatisch latent beeld dat overeenkomt met het originele beeld op het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 gevormd. Daarna wordt door een ontwikkelinrichting 6 waarvan gewenst is dat deze van het type van fig. 2 is, een fijne poedervormige ontwikkelaar 15 aangebracht op het elektrostatische latente beeld op het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 voor het ontwikkelen van het latente beeld in een tonerbeeld. Daarna wordt het tonerbeeld op fotogevoelig orgaan 2 overgebracht in overdrachtszone 24 op een copievel toe-gevoerd uit een copievel toevoersectie, bijvoorbeeld samengesteld 20 uit een papiertoevoerpatroon 26. Het copievel waarop het zich op het oppervlak daarvan overgebrachte tonerbeeld bevindt wordt gevoerd naar een fixeerinrichting 28 b.v. geconstrueerd uit een paar persrollen, waarbij het tonerbeeld onder druk aan het copievel wordt gefixeerd, waarna het vel op de ontvangstbak 30 wordt afgegeven.

8501049

BAD ORIGINAL

- 17 -

Ondertussen wordt het fotogevoelige orgaan, nadat het daarop gevormde tonerbeeld is overgebracht op het copievel, bestraald met een elektrostatische wislamp 32, waardoor de restlading op het fotogevoelige lichaam wordt verwijderd 5 De toner die achterblijft op het fotogevoelige orgaan wordt verwijderd ·

De tonerbeeldoverdrachtstrap in de elektrostatische kopieërmethode als boven samenge\®fc wordt op geschikte wijze 10 algemeen uitgevoerd door het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 in nauw kontakt tebrengen met het oppervlak van het copievel in de overdrachtszone 40* waarbij een ontladingsstroom naar het copievel vanuit de achterkant onder toepassing van corona-ontlading-inrichting 36 voor overdracht wordt toegevoerd.

15 De beschreven tonerbeeldoverdrachtsmethode heeft echter het nadeel dat enige vervorming in het tonerbeeld overgebracht op het copievel optreedt. De vervorming van het tonerbeeld is uitvoerig bestudeerd waarbij het volgende is vastgesteld. In de gebruikelijke methode van tonerbeeldoverdracht, 20 passeert het copievel dat in de overd achtszone *ordt gevoerd eerst tussen zijschermplaten van de corona-ontladingsinrichting 36, en het wordt daarna in nauw kontakt gebracht met het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2. Bijgevolg worden, voordat het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 in nauw kontakt komt met het oppervlak van 25 het copievel, beide oppervlakken beïnvloed door de ontladingsstroom van ontladings-inrichting 36. Het gevolg daarvan is dat de toner op het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 of op het oppervlak van het copievel gaat vibreren tussen de twee oppervlakken en aldus wordt verstrooid. Het verstrooien van de toner 30 veroorzaakt op zijn beurt vervorming van het tonerbeeld dat wordt overgedragen op het copievel.

8501049 .

BAD ORIGINAL

18

Op "basis van deze informatie is gevonden dat de vervorming van het tonerbeeld op het copievel effektief kan worden bestreden door het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 zo spoedig mogelijk in nauw kontakt te brengen m± het oppervlak van het ’ '' 5 copievel of voordat het copievel passeert tussen de zijschermplaten van de corona-ontladingsinrichting 36 (d.w.z. voordat het copievel een zone binnentreedt, waarin dit wordt beïnvloed door de ontladingsstroom), waardoor fysisch vibratie en verstrooiing van de tonerdeeltjes wordt voorkomen. ..

10 Het nauwe kontakt van het oppe vlak van fotogevoelig or gaan 2 met het oppervlak van het copievel voordat het copievel wordt gepasseerd tussen de zijschermplaten van de corona-ontladingsinrichting 36 kan b.v. worden bereikt door de uiteinden van de zijschermplaten (in het bijzonder die plaat die meer stroom-15 opwaarts in de bewegingsrichting van het copievel gelegen is_]_ van corona-ontladingsinrichting 35 in de nabijheid van het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 te plaatsen en dat deel van de copievel transportbaan dat stroomopwaarts van de corona-ontladingsinrichting 36 in de bewegingsrichting.van het copie-20 vel geplaatst is, dat wordt gevormd door de copievelgeleidings-plaat 38 enz. (hoewel dit niet in bijzonderheden in de tekening is weergegeven), als ‘weergegeven in figuur 5 op cLe juiste wijze met betrekking tot de corona-ontladingsinrichting 36 op te stellen» / 25 Het copievel dat nauw aansluitend tegen het oppervlak van het foto-gevoelig orgaan 2 in de overdrachtstrap ligt wordt van het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 geïsoleerd door een dergelijk middel als een afpelnagel 40 bij een punt stroomafwaarts van overdrachtsstation 24. Dit wordt daarna ver-30 voerd naar de ontvangstbak 30 via fixeerinrichting 28.

In de tap van het Transport van het copievel uit het overdrachtstation 24 naar de ontvangstbak 30, verzamelt het copievel statische lading op het tijdstip van het overbrengen mf fixeren van het tonerbeeld door fixeerinrichting 28. Door 8 5 0 1 0 -ü

BAD ORIGINAL

19 de elektrische lading kan het copievel vanaf het oppervlak van geleidingsplaat 42 in de overdrachtshaan van het. overdrachts-station 24 naar de fixeerinrichting 28 naar boven worden gekeerd waardoor papierblokkering kan optreden. Het kan ook zijn 5 dat de elektrostatische lading het copievel naar boven doet draaien op het.tijdstip van afvoering in de ontvangstbak 30» waardoor het copievel niet op de juiste wijze in de ontvangstbak 30 kan worden afgegeven.

Gevonden is nu dat indien elektrostatische uit-10 wisser 44 voorzien wordt boven copievel geleidingsplaat 42 in de copievel transportbaan tussen het overdrachtsstation 24 en de fixeerinrichting 28, door de werking van de wisser 44 het copievel tegen het oppervlak van de geleidingsplaat 42 wordt geduwd. Aldus wordt het copievél in de juiste stand getransporteerd 15 zonder dat papierblokkering of andere moeilijkheden optreden.

Indien de elektrostatische uitwisser 46 wordt voorzien boven het uiteinde van de copievel transportbaan (d.w.z. boven het inwendige einde van de ontvangstbak 30) » wordt door de werking van uitwisser 46 het copievel naar beneden geduwd, waardoor 20 voorkomen wordt dat het naar boven draait op het tijdstip van afgifte in de ontvangstbak 30 *

Elektrostatische uitwissers 44 en 46, kunnen geschikt "vonkloze elektrostatische uitwissers” zijn die worden verkregen door een elektrisch geleidend doek of een harsplaat, een doek 25 met tussen geweven fijne elektrische geleidende draden of vezels of fijne metaaldraden of een film met.een geleidend fijn poeder gedispergeerd in de hars, tot een zaagtandvorm te verwerken waardoor een corona-ontlading tussen de scherpe randen van de zaagtanden en een geladen lichaam kan optreden.

30 Na het overbrengen van het tonerbeeld gevormd op het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 naar het oppervlak van het copievel in het overdrachtsstation 24 kan de toner die op het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 achterblijft volgens 8501040

BAD ORIGINAL

20 verschillende methoden worden verwijderd, b.v. door het oppervlak van van fotogevoelige trommel 22 licht te wrijven met een roteerbare pelsborstel. Bij voorkeur kan het reinigen worden uitgevoerd door een hol cilindrisch ontwikkelaar-dragend orgaan of een 5 orgaan in de vorm van een band zonder, einde met een toner die magnetisch op het oppervlak daarvan wordt vastgehouden door de werking van een inhet inwendige daarvan geplaatste stationaire permanente magneet, in aanraking te brengen met het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2, via de ontwikkelaarlaag op 10 het ontwikkelaar-dragende orgaan, terwijl het grootst mogelijke snelheidsverschil daartussen wordt geleverd (het heeft derhalve de voorkeur het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 te bewegen).

15 In figuur 7 omvat reinigingsinrichting 34 die de reinigingsmethode als bovenbeschreven uitvoert een ontwikkelaar-dragend orgaan 50 Bij voorkeur van een holle cilindrische vorm, en een daarin opgestelde stationaire permanente magneet 52.

Bij voorkeur zijn orgaan 50 en magneet 52 equivalent aan ont-20 wikkelaar-dragend orgaan 8 en magneet 10 toegepast in ontwikkel-inrichting 6 als bovenbeschreven aan de hand van figuur 2. Het ontwikkelaar-dragend orgaan 50 dat toner 12 (dezelfde als de toner toegepast voor de ontwikkeling) magnetisch op het oppervlak daarvan vasthoudt door de inwerking van magneet 52 wordt 25 in de richting van de pijl D (in de richting van de wijzers van de klok in figuur 7) zodanig geroteerd, dat het oppervlak daarvan beveegt in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2. Mdus wordt het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan 50 continu in 30 aanraking gebracht met het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 via ontwikkelaarlaag 1. Boretellengte-instelorgaan 56 vastgemaakt aan frameorgaan 54 wordt aangebracht op een plaats die zich op een vaste afstand van plaats Q stroomafwaarts in de rotatierichting van orgaan 50 bevindt(waarbij het oppervlak 35 van het orgaan 50 het dichtst bij het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 ligt). Het einde van het borstellengte-instelorgaan 56 bevindt zich dicht bij het oppervlak van

85 0 1 0 4 S

BAD ORIGINAL

21 ontwikkelaar.dragend, orgaan 50 en dient ter verwijdering van overmaat ontwikkelaar van orgaan 50 en voor het op de gewenste waarde instellen van de lengte van de ontwikkelaarborstel op ontwikkelaar-dragend orgaan 50. Het frame-orgaan 54 heeft een 5 bak 5Θ die daaraan verwijderbaar is bevestigd. Bak 58 wordt geplaatst onder het borstellengte-instelorgaan 56 en ingericht om de ontwikkelaar op te vangen die van het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan 50 verwijderd is door de werking van het borstellengte-instelorgaan 56 en naar beneden is 10 gevallen.

In de reinigingsinrichting 34 wordt het oppervlak van ontwikkelaar-dragend orgaan 50 bewogen in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2. Aldus glijdt laag 12 magnetisch 15 vastgehouden op het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan·50 met een betrekkelijk hoge relatieve snelheid over het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2. De mechanische borstelwerking van de ontwikkelaar veroorzaakt aldus dat op het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 achterblijvende 20 toner daarvan wordt verwijderd, waarbij de toner magnetisch wordt aangetrokken naar het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan. Deze werking is effectiever wanneer de magnetische werking van magneet 52 groter is (d.w.z. de relatieve snelheid van het oppervlak van orgaan 50 en orgaan 2 is 25 groter).

De ontwikkelaarlaag op het orgaan 50 die excessief is geworden door aanhechting van ontwikkelaar verwijerd van het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 wordt aan de inwerking van het bosrstellengte-instelorgaan 56 onderworpen. Als resul-30 taat daarvan wordt overmaat ontwikkelaar (de hoeveelheid ontwikkelaar die overeenkomt met de van het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 verwijderde hoeveelheid ontwikkelaar van orgaan 50 verwijderd, en laat men dit in de bak 58 vallen.

In de reinigingsmethode met behulp van de reinigings-35 inrichting 34 als boven beschreven, is het van belang de vorming 85 0 1 0 4 ü 1 · s.

BAD ORIGINAL

22 te voorkomen van afzetting van ontwikkelaar in gebied 60 dat st oomafwaarts is van plaats Q waar het oppervlak van het fotogevoelige orgaan het dichtst ligt bij het oppervlak van orgaan 50 in de bewegingsrichting van het oppervlak van foto-5 gevoelig orgaan 2. De afzetting van ontwikkelaar ontstaat door ontwikkelaar die naar gebied 60 is gevoerd door orgaan 50.

Indien een afzetting van ontwikkelaar in gebied 60 wordt gevormd, maakt het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 dat bij plaats :f Q mechanisch is afgeborsteld kontakt met de afzetting van ont- 10 wikkelaar die niet voldoende op het oppervlak van het ont-wikkelaar-dragedde orgaan 50 wordt vastgehouden. Het gevolg daarvan is dat de ontwikkelaar zich opnieuw zal hechten aan hét oppervlak van fotogevoelig orgaan 2.

Teneinde de vorming van 'afzetting van ontwikkelaar 15 in gebied 60 te voorkomen is het belangrijk magneet 52 zodanig op te stelten dat een van de polen van magneet 52, die het dichtst is bij de plaats Q stroomafwaarts van de roatie-richting van het ontwikkelaar-dragende orgaan wordt opgesteld onder een bepaalde hoek ƒ die bij voorkeur niet groter is dan 20 150 ten opzichte van plaats Q.

Het is tevens zeer belangrijk op de juiste wijze de afstand d^ tussen het oppervlak van ontwikkelaar-dragend orgaan 50 en het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 bij plaats Q, waar de twee oppervlakken het dichtst bij elkaar zijn, en de 25 afstand d^ tussen het einde van het borstellengte-instelorgaan 56 en het oppervlak van orgaan 50 in te stellen. Afstand d^ kan binnen het gebied van 1,2 - 0,5 mm worden ingesteld en afstand dc binnen het gebied van 0,6 - 0,25.mm, en wel zodanig dat er geen afzetting van ontwikkelaar zal worden gevormd.

30 Het reinigen kan zelfs indien de rctatie-richting van het ontwikkelaar-dragende orgaan 50 dezelfde is als de bewegingsrichting van fotogevoelig orgaan 2 betrekkelijk goed worden uitgevoerd. In dit geval is de verhouding tussen d^ en d^ volkomen dezelfde als die tussen d2 en d^ als bovenbeschreven.

• δ 5 0 1 0 4 9

BAD ORIGINAL

• 23 -

De volgende beschrijving heeft betrekking op een voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopiëerinrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de elektrostatische kopiëerwerkwijze als bovenbeschreven met betrekking tot figuur 5, die er uit bestaat dat een 5 elektrostatische lading wordt aangebracht op het oppervlak van het foto-gevoelige orgaan 2, waarop zich een fotogeleidende laag bevindt door corona-ontladingsinrichting 20; daarna wordt het beeld van een origineel op het oppervlak van het fotogevoelige orgaan 2 gepro-jekteerd door een optisch systeem, ’ 10 waarbij aldus een elektrostatisch latent beeld wordt gevormd dat overeenkomt met het origineel beeld op het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2, waarna een fijne poedervormige ontwikkelaar op het elek trostatische latente beeld op het oppervlak van fotogevoelig orgaan 2 wordt aangebracht door ontwikkelinrichting 6 voor het ontwikkelen van het 15 latente beeld in een tonerbeeld, het verkregen tonerbeeld wordt overgebracht op het oppervlak van een copievel, en het tonerbeeld op het copievel wordt gefixeerd.

. De elektrostatische kopiëerinrichting heeft een vrijwel rechthoekig, huis in de vorm van een parallellepipedum 20 algemeen weergegeven door 100. Op het topoppervlak van huis 100 zijn voorzien een transparante plaat 102 waarop het te kopiëren origineel wordt geplaatst, een flexibele, het origineel vasthoudende plaat 104 voor het bedekken van het origineel geplaatst op de transparante plaat 102 en een bedieningspaneel 106 met regelschakelaars en andere te 25 beschrijven componenten.

De roterende trommel 108 op'het oppervlak waarvan het fotogevoelige orgaan 2 is gemonteerd is opgesteld in het centrum van de onderste helft van huis 100. Rondom trommel 108 die moet worden geroteerd in de richting van pijl B zijn langs de bewegingsrichting van het 30 oppervlak van de roterende trommel 108 achtereenvolgens opgesteld een corona-ontladingsinrichting 2 voor het laden, éen ontwikkelinrichting 6 en een corona-ontladingsinrichting 36 voor de overdracht, een elektrostatisch uitwislamp 32 en een reinigingsinrichting. Het optische systeem 22 voor het projekteren van het beeld van een

850 1 0 4 S

BAD ORIGINAL

24 origineel geplaatst op de transparante plaat 102 op het oppervlak tan de roterende trommel 108 in een belichtingsstation tassen de corona-ontladingsinrichting 20 voor het laden en ontvikkel-inrichting 6 wordt opgesteld boven de roterende trommel 108 en 5 binnen het bovenste halve gedeelte van huis 100. Onder de roterende trommel en binnen het onderste deel van huis 100 bevindt zich transportsysteem 112 toor het vervoeren van een copievel van de papiertoevoer cassette 1i0a of 110 b gemonteerd aan een zijgedeelte van huis 100 (aan de rechterkant in fig. 8 en 9) 10 naar de ontvangstbak 30 die gemonteerd is op het andere zij- gedesLte (aan de linkerkant van fig. 8 en 9) van huis 100 via een overdrachtsstation met daarin opgesteld corona-ontladingsinrichting 36. De fixeerinrichting 28 samengesteld uit een paar samenwerkende drukrollen 114a en 114 b is voorzien in een ruimte in het copie-15 vel transportsysteem 112 dat zich bevindt tussen het overdrachts-station en de ontvangstbak 30.

De samenstellende elementen van de inrichting worden nu in meer bijzonderheden beschreven.

Binnen huis 100 zijn een voorste verticale basisplaat 20 101 die zich uitstrekt van de ene zijde naar de andere en een achterste vertikale basisplaat 103 opgesteld (zie fig. 1l).Tus-èea êe twee basisplaten 101 en 103 is een verdeelplaat 116 vast gemaakt die zich uitstrekt van de ene zijde van huis 100 naar de andere en de ruimte tussen de twee basisplaten 101 en 103 ver-25 deeld in een bovengedeelte met inbegrip van het optische systeem 22 en een ondergedeelte met inbegrip van de roteerbare trommel 108, de verschillende inrichtingen voorzien om de roteerbare trommel 108 en het copievel transportsysteem 11. Zoals hierna zal worden beschreven heeft de verdeelplaat 116 een opening 30 118 waardoor het op het oppervlak van de roterende trommel 108 door het optische systeem te rojekteren licht passeert. Bij een plaats op de verdeelplaat 116 die op een vaste afstand gescheiden is van opening 118 aan de linkerkant van figuur 9 is hë~t onderste einde van vertikale transparante plaat 120, 8501049

BAD ORIGINAL

25 waardoor het voornoemde licht kan passeren, vastgemaakt. Bij voorkeur heeft vertikale transparante plaat 120 dezelfde dikte en is van hetzelfde materiaal als transparante plaat 102.

Indien de vertikale transparante plaat 120 niet dezelfde 5 brekingsindex· heeft als transparante plaat 102, zal het beeld geprojekteerd op het oppervlak van de roteerbare trommel 108 niet scherp zijn. Het boveneinde van de vertikale transparante plaat 120 wordt verbonden met een verdeelplaat die zich uitstrekt naar de rechterzijde van huis 100. Verdeelplaat 122 heeft 10 aan de rechterzijde een opening 124 die zich vrijwel horizontaal uitstrekt, ^erder wordt verdeelplaat 160 voor het blokkeren van de verbinding van opening 108 in verdeelplaat 116 met opening 124 in de verdeelplaat 122 verwijderbaar vastgemaakt tussen verdeelplaten 116 en 122.

15 Men zal derhalve begrijpen dat de ruimte tussen de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103 door verdeelplaat 116 wordt verdeeld in een bovenste helft en een onderste helft, waarbij de boven en onderhelften elk worden afgesloten door de samenwerking van verdeelplaten 20 116, 122 en 126 en de vertikale transparante plaat 120, dodat zij niet met elkaar in verbinding staan.

De bovenhelft van de ruimte tussen de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103 omvat een optisch systeem 22, alsmede een aanzuigventilator 130 25 die een koelsysteem vormt voor het koelen van de het origineel belichtende lamp 128 van het optische systeem 22. Zoals hierna zal worden beschreven wordt dezei lamp 128 ingericht om vrijwel horizontaal binnen huis 100 heen en weer te kunnen bewegen. Ventilator 130 voorzien bij het linker einde van de bovenhelft 30 zuigt de lucht door de zuigopening 132 gevormd aan de linkerzij wand van huis 100 naar binnen , zoals weergegeven door pijlen. De luchtstroom ingezogen door de ventilator 130 wordt uit opening 136, gevormd in de verdeelplaat 134» gevoerd, gaat daarna naar de rechterkant van het bovenhelftgedeelte, passesrt via opening 35, 124 van verdeelplaat 122, passeert verder door afvoeropening 138 85 0 1 0 4 b!

BAD ORIGINAL

26 gevormd aan de rechterzijwand van huis 100 en wordt daarna uit huis 100 afgevoerd. Deze luchtstroom koelt effektief de het origineel belichtende lamp 128.

De het origineel belichtende lamp 128 van het op-5 tische systeem 22 bereikt in bedrijf in het algemeen een aanmerkelijk hoge temperatuur. ïïetis derhalve noodzakelijk lucht van buiten het huis 100 in te zuigen, de luchtstroom naar,de lamp 128 te richten om deze af te koelen en daarna de luchtstroom uit huis 100 af te voeren. Het fotogevoelige orgaan 2 met een fotogeleidende laag 10 gemonteerd op het oppervlak van de roteerbare trommel 108 is echter warmte gevoelig. Indien derhalve de luchtstroom die door het koelen van lamp 129 een hogere temperatuur heeft bereikt, in aanraking komt met het oppervlak van roteerbare trommel 108 is er grote kans dat het fotogevoelige orgaan 2 wordt beschadigd.

15 Indien verder de luchtstroom voor het koelen van lamp 128 inwerkt op de ontwikkelinrichting 6 en de reinigingsinrichting 34 voorzien om de roteerbare trommel 108, zal de fijne poedervormige ontwikkelaar door de werking van de koelluchtstroom worden verstrooid. Als gevolg daarvan kan de inrichting worden verontreinigd 20 of het verkregen tonerbeeld worden vervormd.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding als hierbovenbeschreven, is de bovenhelft van huis 100, waarin zich optisch systeem 22 en ventilator 130 bevinden, in niet met elkaar in ' 25 verbinding staande delen verdeeld door de samenwerking van ver- deelplaten 116, 122 en 126 en de vertikale transparante plaat 120 uit de onderhelft van huis 100, waarin de roteerbare trommel 108, de ontwikkelinrichting 6 en andere componenten om de roterende trommel 108 zijn voorzien. Bij gevolg zal de luchtstroom die door 30 ventilator 130 door zuigopening 132 wordt ingezogen en die uit afvoeropening 138 wordt afgevoerd voor het koelen van de origineel belichtende lamp 128 niet inde onderhelft stromen. Aldus zal het fotogevoelige orgaan 22 door de hete luchtstroom niet worden beschadigd, de inrichting niet worden verontreinigd en een ver-35 vorming van het tonerbeeld door verstrooing van tonerdeeltjes ontstaan.

85 0 1 0 4 S

BAD ORIGINAL

27

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische . kopieerinrichting volgens de uitvinding wordt een verdeelplaat 122 voorzien waarvan een gedeelte zich vrijwel horizontaal uitstrekt vanaf de "bovenrand van de uitlaatopening 138 gevormd 5 aan de rechterzijwand van huis 100 in het inwendige van huis 100 onder een vaste afstand. Verdeelplaat 122 heeft opening 124 voor de luchtstroom. Bijgevolg wordt de luchtstroom bestemd voor het koelen via opening 124 en afvoeropening 133 afdoende afgevoerd, maar het licht van de belichtende lamp 128 is grotendeels af-10 geschermd door dat deel van de verdeelplaat 122 en de rechterwand van huis 100 die met elkaar een rechthoek maken. Vandaar dat het licht uit lamp 128 niet uit huis 100 lekt en derhalve niet storend zal inwerken op de ogen van de operator. .Om volledige lichtlekkage uit lamp 128. te voorkomen kan een veel-15 voud van schermplaten (niet weergegeven) met een vaste hellings-hoek-helm op afstanden bij opening 124 en/of afvoeropening 138 worden voorzien.

Verdeelplaten 116, 122 enz. hebben tevens een verstevigende invloed op huis 100 en verhogen de stijfheid ervan.

20 In de uitvoeringsvorm weergegeven in de tekeningen wordt een vertikale transparante plast 120 voorzien op een plaats die op een vaste afstand links van opening 118 van verdeelplaat 116 ligt. Naar keuze kan de transparante plaat 120 rechtstreeks bij opening 118 van verdeelplaat 116 worden voorzien. In dit 25 geval is de bovenhelft van huis 100 met inbegrip van het optische systeem 22 en ventilator 130 slechts door micLdel van verdeelplaat 116 en transparante plaat 120 voorzien bij opening 118 gescheiden van de onderhelft met inbegrip van de roteerbare trommel 108 en ontwikkelinrichting 6 en de andere componenten 30 rond de trommel, en staat daarmede niet in verbinding. Desgewenst kan derhalve de hul over de el plagt 122 worden weggelaten. Indien men echter geen hulpverdeelplaat 122 voorziet, lekt een aanzienlijke hoeveelheid licht van lamp 128 van het optische systeem 22 via afvoeropening 138 uit huis 100. Het is verder 35 waarschijnlijk dat het licht van buiten huis 100 op de gecombineerde spiegellens 144 zal vallen en optische ruis in het optische systeem 85 0 1 0 4 9

BAD ORIGINAL

28 22 veroorzaakt. Wanneer bijgevolg hulpverdeelplaat 122 wordt weggelaten is het gewenst een veelvoud van lichtschermplaten die met een vaste hellingshoek op afstanden in de afvoer-opening 13Θ staan te voorzien.

5 In plaats van dat men een transparante plaat 120 bij opening 118 van verdeelplaat 116 aanbrengt, kan ~<en één of een veelvoud van luchtspuitmondstukken bij opening 118 voorzien zodat het bovengedeelte van huis 100 van het ondergedeelte daarvan is gescheiden en daarmee niet in verbinding 10 staat bij opening 118 door de werking van een luchtstroom die enigszins opwaarts stroomtiin opening 118 via de uiteinden van de luchtspuitmondstukken (de z.g. luchtgordijnwerking).

De druk van de luchtstroming uit de luchtmondstukken dient gelijk te zijn aan of iets hoger dan de druk van de koel-15 luchtstroom die uit het bovengedeelte naar het ondergedeelte van huis 100 door opening 118 zou stromen in afwezigheid van een dergelijke luchtstroom uit de luchtspuitmondstukken. Wanneer een dergelijk luchtmondstuk voorzien is en transparante plaat 120 met dezelfde brekingsindex als transparante plaat 102, 20 waarop het origineel wordt geplaatst, in de lichtweg, die zich uitstrekt van de spiegellens 144 van het optische systeem 22 naar het oppervlak van de roteerbare trommel 108 ontbreekt, dient deze lichtweg te worden ingesteld om de lichtweg op te nemen die zou worden vergroot door de brekings-25 index van transparante plaat 102. Desgewenst kan in plaats van een luchtgordijn als boven te voorzien, luchtstroom uit hec bovengedeelte naar het ondergedeelte naar het huis worden geblokkeerd door een geschikt zuigorgaan in het ondergedeelte van huis 100 om de luchtdruk in het ondergedeelte iets hoger 30 te houden dan de luchtdruk van het bovengedeelte van het huis.

85 ö 10 4 9

BAD ORIGINAL

-29 -

Optisch systeem 22 omvat een origineel-belichtende lamp 128, een eerste reflecterende spiegel 140, een tweede reflecterende spiegel 142, een gecombineerde spiegellens 144 en een derde reflecterende spiegel 146. Belichtingslamp 128 en eerste reflec-5 terende spiegel 140 worden vastgemaakt aan het eerste drager- frame 150 verschuifbaar gemonteerd op een paar ophangende staven 148a en 148¾ die zich vrijwel horizontaal uitstrekken in de bovenhelft van de ruimte tussen de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103· Tweede reflec-10 terende spiegel 142 is vastgemaakt aan het tweede dragerframe 152 verschuifbaar gemonteerd op opgehangen staven 148a en 148b.

De gecombineerde spiegellens 144 is vastgemaakt op een vaste plaats tussen verdeelplaten 116 en 134· De derde reflecterende spiegel 146 is vastgemaakt op een voorafbepaalde plaats tussen 15 verdeelplaten 116 en 122.

Het eerste dragerframe 150 waaraan lamp 128 en de eerste reflecterende spiegel 140 zijn vastgemaakt is heen en weer beweegbaar tussen de stand weergegeven door de getrokken lijn in figuur 9 en de stand weergegeven door de stippellijn in 20 figuur 9, terwijl het tweede dragerframe 152 waaraan de tweede reflecterende spiegel 142 is vastgemaakt heen en weer kan bewegen met een snelheid die de helft is van de snelheid van het eerste dragerframe 150 tussen de plaats weergegeven door de getrokken lijn en de plaats weergegeven door de stippellijn 25 in fig.9·

In figuur 10 wordt een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van eerste dragerframe 150 en tweede dragerframe 152 op deze wijze beschreven. In de achterste vertikale. basisplaat 103 (zie fig. 11) voorzien in huis 100, worden een katrol 156 aan 30 te drijven door een motor via een aandrijfsysteem dat zal worden beschreven en eerste katrol 158 en tweede katrol 160 roteerbaar aangebracht. Een derde volgkatrol 162 is roteerbaar aangebracht in het tweede dragerframe 152. Eerste snaar 164 en tweede snaar 166 worden op de volgende wijze om deze katrollen gewikkeld.

35 De eerste snaar 164 die vastgemaakt is aan de achterste vertikale basisplaat 103 en die zich vanuit een uiteinde 164a uitstrekt

85 0 1 0 4 S

BAD ORIGINAL

30

V

\ wordt eerst gewikkeld om de eerste volgkatrol 158, daarna om katrol 156 en verder om de tweede volgkatrol 160, waarbij het andere uiteinde 164b wordt vastgemaakt aan het eerste dragerframe 150. De tweede snaar 166 vastgemaakt aan de achterste 5 vertikale basisplaat 103 die zich vanuit een uiteinde 166a uitstrekt wordt gewikkeld om de derde volgkatrol 162, terwijl het andere uiteinde 166b wordt vastgemaakt aan het eerste dragerframe 150.

Wanneer aldus katrol 156 in de richting van pijl E 10 met een vaste snelheid wordt geroteenrd, wordt het eerste drager-frame 150 bewogen in de richting van pijl Ξ met de omtreks-snelheid van katrol 156. Het teede dragerframe 152 wordt bewogen in de richting van pijl E met een snelheid die de helft is van de voornoemde omt'reksnelheid volgens het principe van de 15 katrolwerking. Wanneer katrol 156 met vaste snelheid in de richting van pijl F wordt geroteerd, wordt het eersste dragerframe 15Ο met dezelfde omtreksnelheid als katrol 156 in de richting van pijl A bewogen en het tweede dragerframe 152 wordt in de richting van pijl F bewogen met de halve snelheid van de omtrëk-20 snelheid van katrol 156 volgens het principe van de katrolwerking.

Het optische systeem 122 tast vervolgens het beeld van het origineel geplaatst op de transparante plaat 102 af en projekteert dit op het oppervlak van trommel 108, 25 terwijl het eerste dragerframe 150 uit de stand weergegeven door de getrokken lijn beweegt naar de stand weergegeven door de stippellijn met dezelfde bewegingssnelheid als de bewegings-snelheid van de omtrek van de roteerbare trommel 108 en het tweede dragerframe 152 beweegt uit de stand weergegeven door 30 de getrokken lijn naar de stand weergegeven door de stippellijn met de halve snelheid van de bewegingssnelheid van de omtrek van d e roteerbare trommel 108. Het eerste dragerframe 150 en het tweede dragerframe 152 kunnen zodanig worden geconstrueerd dat zij wanneer nodig met grotere snelheden dan hun boven-35 vermelde bewegingssnelheden uit de stand weergegeven door de stippellijn naar de stand weergegeven door de getrokken lijn 85 0 1 0 4 9

BAD ORIGINAL

V

31 X' kunnen worden teruggebracht.

De weg van het reflecterende licht van het origineel belicht door lamp 128 vastgemaakt aan het eerste dragerframe 150 wordt nu kort beschreven. Het reflecterende licht van het ori-5 gineel passeert eerst door de transparante plaat 102 en bereikt eerst de reflecterende spiegel 140. Het wordt gereflecteerd door de eerste reflecterende spiegel 140 en bereikt de tweede reflecterende spiegel 142 waar het verder wordt gereflecteerd.

Het gereflecteerde licht wordt daarna gereflecteerd op de 10 spiegel in de gecombineerde spiegellens 142, passeert door ver-tikale transparante plaat 120 en bereikt de derde reflecterende spiegel· 146· Het wordt gereflecteerd door de derde reflecterende spiegel 146 en bereikt het oppervlak van de roteerbare trommel 108. Wanneer het origineel wordt afgetast door lamp 128, eerste 15 reflecterende spiegel en tweede reflecterende spiegel 142, terwijl het eerste dragerframe 150 en het tweede dragerframe 152 bewegen, bewegen lamp 128 en de eerste reflecterende spiegel 140 met dezelfde snelheid als de omtreksnelheid van roterende trommel 108, terwijl daarentegen de tweede reflecterandè spiegel 20 142 met de halve snelheid hiervan beweegt. Aldus wordt tijdens de gehele trap van het aftasten van het origineel de optische lengte van het origineel tot de gecombineerde spiegellens 144 en de optische lengte van de gecombineerde spiegellens 144 tot het oppervlak van de roterende trommel 108 vrijwel constant ge-25 houden. Indien de vertikale transparante plaat 120 van dezelfde dikte en hetzelfde materiaal is gemaakt als transparante plaat 102 waarop het origineel wordt geplaatst, wcrdt de-in-fluentie (d.w.z. de brekingsindex) van de transparante plaat 102 op de lichtweg die zich uitstrekt vanaf het origineel naar 30 de lens van de gecombineerde spiegellens 144 gelijk aan de influentie (d.w.z. de brekingsindex) van de vertikale transparante plaat 120 op de lichtweg die zich uitstrekt van de lens van de gecombineerde spiegellens 144 naar het oppervlak van de roterende trommel 108. Aldus kunnen de individuele elementen 35 van het optische systeem 22 zonder rekening te houden met de 8501049

BAD ORIGINAL

32 Ν' \ invloed van de transparante plaat 102 en de vertikale transparante plaat 120 op de lichtwegen worden opgesteld.

In het Optische systeem 22 waarin de eerste reflecterende spiegel 140 en tweede reflecterende spiegel 142 met 5 verschillende snelheden langs een paar ophangende staven 148a en 148h bewegen verandert de afstand tussen de reflecterende spiegels naar gelang van de plaats van het eerste dragerframe 150 waaraan de eerste reflecterende spiegel 140 is vastgemaakt en het tweede dragerframe 152 waaraan de tweede reflec-10 terende spiegel 142 is vastgemaakt. Het is aldus op het tijdstip van het vastmaken van beide uiteinden van de eerste snaar 164 alsmede de tweede snaar 166 aan vaste p„laatsen of op het tijdstip van het verwisselen van de gebruikte snaren 164 en 166 bijzonder moeilijk eerste dragerframe 150 en tweede dragerframe 15 152 zodanig in een vaste verhouding op de staven 148a en 148b te plaatsen dat de optische weglengte vanaf het origineel tot de gecombineerde spiegellens 144 gelijk is aan de optische lengte van de gecombineerde spiegellens 144 naar het oppevlak van de roterende trommel 108.

20 Volgens het optische systeem 22 in de voorkeurs- , uitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding kunnen het eerste dragerframe 150 en het tweede dragerframe 152 die verschuifbaar op de staven 148a en 148b zijn gemonteerd echter zeer gemakkelijk en snel in een 25 vaste verhouding worden opgesteld, waarbij de twee uiteinden van de eerste snaar 164 en/of de tweede snaar 166 op voorafbepaalde plaatsen kunnen worden vastgemaakt.

In optisch systeem 22 volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uit-30 vinding worden een deel van het eerste dragerframe 150» b.v. een blokgedeelte 150a met een gat waardoor zich de staaf 148b uitstrekt en een deel van het tweede dragefframe 152» b.v. een blokgedeelte 152a met een gat waardoor zich een staaf 148b uitstrekt, in een voorafbepaalde afmeting gevormd. Deze blok-35 gedeelten 150a en 152a werken samen met een geschikt stoporgaan, 8501049

BAD ORIGINAL

33 '' \ \ b.v. een dragerhoeksteun 168 (zie fig. 8 en 11) vastgemaakt aan het rechter eindgedeelte van de achterste vertikal'e basisplaat 103 dat het rechtereindgedeelte van staaf 148b ondersteunt, waardoor een plaatsingsorgaan wordt gevormd voor he± eerste 5 dragerframe 150 en het tweede dragerframe 252. Het optische systeem 22 weergegeven in de tekeningen is zodanig geconstrueerd dat het eerste dragerframe 150 en het tweede dragerframe 152 geschikt in een vaste verhouding kunnen worden geplaatst door het rechter eindgedeelte van het blokgedeelte 152a van het 10 tweede dragerframe 152 in aanraking te brengen met het linker-eindgedeelte van steun 168 en het rechteruiteinie van het blokgedeelte 150a van het eerste dragerframe 150 in aanraking te brengen met het linkereinde van het blokgedeelte 152a van het tweede dragerframe 152. Bij het samenstellen van de in-15 richting worden bijgevolg blokgedeelte 150a van het eerste dragerframe 150, blokgedeelte 152a van het tweede dragerframe 152 en steun 168 met elkaar als bovenbeschreven in aanraking gebracht, waarbij beide einden van de eerste snaar 164 en/of de tweede snaar 166 worden vastgemaakt aan voorafbepaalde plaatsen van de 20 achterste vertikale basisplaat 103 en het eerste dragerframe 150. Aldus worden het eerste dragerframe 150 en het tweede dragerframe 152 zodanig vastgehouden dat zij in een vast verband ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Daarna kunnen het eerste dragerframe 150 en het tweede dragerframe 152 worden 25 bewogen naar de uitgangsplaats van het aftasten b.v. weergegeven door de getrokken lijn in fig. 9«

Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding is het optische systeem 22 zodanig geconstrueerd dat het plaatsen of stellen 30 van de gecombineerde spiegellens 144» nl. de brandpuntinstelling, gemakkelijker kan worden uitgevoerd dan bij gebruikelijke optische systemen.

Volgens bekende technieken wordt het plaatsen of stellen van de gecombineerde spiegellens 144 uitgevoerd door 35 eerst een beeld geprojekteerd op het oppervlak van d e roterende trommel 108 waar te nemen en te bepalen of het beeld van het 8501049

BAD ORIGINAL

X 34 \ v origineel geplaatst op de transparante plaat 102 correct is gevormd op het oppervlak'van roterende trommel 108, waarna zeer zorgvuldig de plaats van de gecombineerde spiegellens 144 naar gelang van het resultaat van de waarneming wordt ingesteld. Het 5 is echter betrekkelijk moeilijk om het oppervlak van de roteerbare trommel 108 waar te nemene, terwijl de plaat van de gecombineerde spiegellens 144 zorgvuldig wadt ingesteld, omdat de roteerbare trommel 108 vrijwel centraal in huis 100 is opgesteld en de verschillende inrichtingen die rondom de trommel 10 zijn voorzien waarneming voorbij het oppervlak van de roteerbare trommel belemmeren.

In het optische systeem 22 volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatis he kopieerinrichting volgens de uitvinding, kan een half-transparante beeld- focusserende 15 plaat (orgaan 170 weergegeven door de lijn met stippels in fig.9) b.v. gemaakt van geslepen glas tijdelijk worden bevestigd op een plaats op afstand van het oppervlak van de derde reflecterende spiegel en wel met dezelfde lengte als de optische lengte die zich van het oppervlak van de derde reflecterende 20 spiegel 146 uitstrekt naar de roteerbare trommel 108.

In het optische systeem 22 kan de gecombineerde spiegellens 144 betrekkelijk gemakkelijk worden opgesteld door tijdelijk de beeld-focusserende plaat 170 te fixeren voordat de rechter-zijwand van huis 100, de verdeelplaat 126 en de derde 25 reflecterende spiegel worden gemonteerd. Door aldus te werk te gaan wordt het beeld van het origineel, geplaatst op de transparante plaat 102, geprojekteerd op de beeld-focusserende plaat 170. Aangezien de beeldfocusserende plaat 170 opgesteld is bij de rechterzijwand van huis 100 (de wand wordt niet gemonteerd 30 wanneer de gecombineerde spiegellens 144 wordt aangebracht) en gemaakt is van semi-transparant materiaal zoals geslepen glas, kan hot beeld van het origineel dat geprojekteerd is op het brand vlak van de het beeld-focusserende plaat 170 gemakkelijk buiten de reehter zijwand van huis 100 worden waargenomen.

35 (fig. 9). Aldus kan de plaats van de gecombineerde spiegellens 144 gemakkelijk nauwkeurig worden ingesteld terwijl het beeld 85 0 1 0 4 §

BAD ORIGINAL

35 λ \ van het origineel geprojekteerd op het brandvlak van de beeld-focusserende plaat 170 wordt waargenomen. De beeldfocusserende plaat 170 is op een zodanige plaats gemonteerd dat de optische lengte vanaf het oppervlak van de derde reflecterende spiegel 5 146 dat later aan het brandvlak van beeld-focusserende plaat 170 moet worden gegeven gelijk is aan de lengte van het oppervlak van de derde reflecterende spiegel 146 totdat deel van de roteerbare trommel 108 waarop het beeld van het origineel zal worden geprojekteerd. Indien nu de gecombineerde spiegellens 144 10 correct wordt vastgemaakt op een plaats waarbij het beeld van het origineel correkt op het brandvlak van de beeld-focusserende plaat 17Ο wordt gevormd, en de derde reflecterende spiegel 146 wordt later gemonteerd, kan het beeld van het origineel eveneens correct worden gevormd op het oppervlak van d e roteerbare trom-15 mei 108.

Nadat de gecombineerde spiegellens 144 is geplaatst en vastgezet, wordt de beeldfocusserende plaat 170 verwijderd en worden daarna de derde reflecterende spiegel 146, de verdeelplaat 126 en de rechterzijwand van huis 100 gemonteerd. De ruimte tus-20 sen verdeelplaten 126 en 116 waarin de beeld -focusserende plaat 17Ο tijdelijk wordt vastgezet, wordt gebruikt als een ruimte voor het opnemen van elektrische middelen voor het in bedrijf stéllen en regelen van de verschillende componentdelen van de elektrostatische kopieerinrichting.

25 Roteerbare trommel 108 corona-ontladings-inrichting 20, ontwikkelinrichting 6, corona-ontladingsinrichting 36» statische uitwislamp 32 en reinigingsinrichting 34 die om de roteerbare trommel 108 zijn opgesteld worden aan de hand van . fig. 8, 9 en 12-14 in bijzonderheden beschreven.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding wordt een drager in het algemeen weergegeven bij 172 vastgemaakt aan de voorste vertikale basisplaat 101 en achterste vertikale basistrap 103 8 5 0 1 0 4 Ö

BAD ORIGINAL

V - χ· 36 centraal beneden de verdeelplaat 116 en wellzodanig dat deze vrij vérs?huifbaar is in voorwaartse en achterwaartse richtingen (de richting loodrecht op het veloppervlak van fig. 9)· Aan drager 172 worden de roteerbare trommel 108, de corona-ontla-5 dingsinrichting 20 voor het laden, ontwikkelinrichting 6 en reinigingsinrichting 34 vastgemaakt.

Zoals uit figuren 12 en 13 blijkt omvat drager 172 een vertikale frontplaat 174 en een vertikale achterplaat 176 die vrijwel evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld met een tussen-10 afstand die overeenkomt met bijna de afstand tussen de frontbasis-plaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103» alsmede een paar horizontale orga en 173 en 180 die zich vanuit beide zijdelen van de vertikale frontplaat 174 vrijwel horizontaal over de vertikale achterplaat 176 uitstrekken. Bij voorkeur omvat drager 15 172 verder een deksel 181 dat verwijderbaar is vastgemaakt en het linkergedeelte van de top van drager 172 bedekt, Leirollen 182 en 184 zijn gemonteerd op de achtereinden van de horizontale organen 178 en 180 die zich resp. uitstrekken buiten de vertikale achterplaat 176. De geleidingsrail 188 op het bodemoppervlak 20 voorzien van groef 186 is vastgemaakt aan horizontaal orgaan 178.

De vlakke geleidingsrail 190 is vastgemaakt aan horizontaal orgaan 180, Verder is een inkeping 19 voorzien bij de bovenrand van het horizontale orgaan 178 bij het voorste uiteinde ervan.

De vertikale frontbasisplaat 101 heeft een opening 25 159 met een vorm die overeenkomt met de vorm van de drager 172 zodat drager 172 via opening 195 kan worden ingesteld op een vooraf bepaal.de werkstand. Een paar kanaalvormige geleidingsrails 194 en 196 (zie fig. 14, 13 en 9) zijn vastgemaakt aan de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 30 103. Geleidingsrails 194 en 196 die zich achterwaarts uitstrekken vanaf de voorste vertikale basisplaat 101 boven de achterste vertikale basisplaat 103 ontvangen en geleiden de leirollen 182 en 184 gemonteerd op de achterste uiteinden van de horizontale organen 178 en 180 van drager 172. Leirol 198 ingesteld om aan 35 te grijpen in groef 186 van geleidingsrail 188 en rol 200 ingesteld

BAD ORIGINAL

8501049 37 om aan te grijpen in het bodemoppervlak van geleidingsrail 190 zijn roteerbaar gemonteerd resp. op de voorste vertikale basisplaat 101 nabij de voorste uiteinden van de geleidingsrails 194 en 196, Bij het bovenste gedeelte van de geleidingsrails 194 5 bij het voorste einde daarvan is een sluitorgaan 202 voorzien (zie fig. 11 en 13) dat samenwerkt met inkeping 192 van het horizontale orgaan 179. Sluitorgaan 202 vastgemaakt aan ver-deelplaat 116 kan van elk bekend type zijn en omvat een aan-grijpingsorgaan (niet weergegeven) dat elastisch wordt in-10 gedrukt door elastisch orgaan zoals een veer, zich naar beneden uitstrekt door de openingen gevormd in verdeelplaat 116 en geleidingsrail 194» en in aangrijping komt met inkeping 192» en het bedieningsdeel 204 dat met de hand bedienbaar het aangrijping s orgaan kan optillen.

15 Men zal derhalve begrijpen dat drager 172 zodanig is gemonteerd dat deze verschuifbaar is in voor- en achterwaartse richtingen (de richting loodrecht op het vel oppervlak van fig.9) via opening 195» gevormd in de voorste vertikale basisplaat 101. Algemeen gesteld is drager 172 verschuifbaar gemonteerd door de 20 leirollen 182 en 184 te laten aangrijpen met geleidingsrails 194 en 196 en geleidingsrails 188 en 190 met leirollen 198 en 200. Wanneer drager 172 achterwaarts wordt ingestoken en de bedieningsstand bereikt (d.w.z. de stand waarbij de vertikale frontplaat 174 vrijwel op hetzelfde vlak is opgesteld als de 25 voorste vertikale basisplaat 101 en de vertikale achterplaat 176 is opgesteld nabij de achterste vertikale basisplaat 103) werken sluitorgaan 202 en inkeping 192 samen om drager 172 losneembaar op te sluiten. Teneinde de drager naar voren uit te trekken en deze desgewenst uit het huis 100 te verwijderen, wordt 30 het bedienbare deel 204 van het sluitorgaan 202 bediend om de samenwerkingevan sluitorgaan 202 en inkeping 192 vrij te geven waardoor drager 172 naar voren kan glijden.

De roteerbare trommel 108, corona-ontladings-inrichting 20, ontwikkelinrichting 6 en reinigingsinrichting 34 35 worden op de bovenbeschreven drager 172 gemonteerd.

8501049

BAD ORIGINAL

38

Aan de hand van fig. 12-15 zal het monteren van de roteerbare trommel 108 9p drager 172 worden beschreven.

In elke vertikale voorste plaat 174 en vertikale achterste plaat 176 van drager 172 wordt een sleuf 208 gevormd die 5 zich op een eningszins gebogen manier naar boven uitstrekt vanaf de onderrand va elk van de platen 174 en,17& naar zijn centrale gedeelte. Sleuf 208 is ingericht om asdrager-orgaan 218 roteerbaar vastgemaakt in elk eindgedeelte van as 206 van de roteerbare trommel 208 via een geschikt orgaan zoals een 10 kogellager op te nemen. As 210 is roteerbaar vastgemaakt aan de vertikale frontplaat 174 en de vertikale achterplaat 176 van drager 172, waarbij roteerbare trommeldragende hefboom 212 voor het ondersteunen van het asdragerorgaan 218 op zijn plaats wordt vastgemaakt aan elk van de voorste uiteinden van 15 as 210 die zich naar voren voorbij de vertikale frontplaat 174 en het achterste einde van as 210 uitstrekt, die zich naar achteren uitstrekt buiten de vertikale achterplaat 176.

De roteerbare trommel 108 kan op de volgende wijze worden gemonteerd op en verwijderd van drager 172. Teneinde roteerbare 20 trommel 108 op drager 172 te monteren wordt de steunhèfboom 212 in de richting van de wijzers van de klok over een geschikte hoek uit de stand weergegeven in figuur 13 gedraaid om deze te plaatsen bij een punt dat niet ::al interfereren met sleuf 208. Daarna wordt de roteerbare trommel 108 van onder vastgemaakt 25 in drager 172, waarbij as-ondersteunende organen 218 vastgemaakt in de einddelen van as 206 in de sleuven 208 worden gestoken.

De steunhefbomen 212 worden daarna naar de plaatsen weergegeven in figuur 13 gedraaid en op hun plaats vastgemaakt door schroeven 213· Als resultaat wordt het assteunorgaan 218 vast-30 gemaakt in beide eindgedeelten van as 206 van roteerbare trommel 108 gesteund in vrijwel cirkelvormige opening begrensd door het hoekachtige voorste uiteinde van de steunhefboom 212 en het half cirkelvormige bovenuiteinde van sleuf 208. Teneinde de roteerbare trommel 108 van drager 172 te. verwijderen wordt 35 de klemming van de steunhefbcmen 212 door middel van b.v.

8501040

BAD ORIGINAL

39 schroeven 213 losgemaakt en de steunhefbomen 212 in de richting van de wijzers van de klok uit de standen weergegeven in figuur 13 gedraaid. De roteerbare trommel 108 wordt langs sleuven 208 naar beneden bewogen. Aan het achtereinde van as 206 van 5 roteerbare trommel 208 is tussenstuk 217 vastgemaakt dat ingericht is om aandrijvend gekoppeld te zijn met-tussenstuk 216 dat roteerbaar gemonteerd is op de achterste vertikale basisplaat 103 (tussenstuk 216 wordt door een motor geroteerd via een aandrijfsysteem dat hierna in bijzonderheden zal worden beschreven). 10 Tussenstukken 216 en 217 kunnen van elk bekend type zijn en worden ingericht om met elkaar gekoppeld te worden wanneer hun hoekstanden zoals voorgeschreven corresponderen. Aan het voorste eindgedeelte van as 206 is een handgreep knop 220 vastgemaakt die door de operator kan worden vastgegrepen wanneer 15 de drager 172 uit huis 100 wordt uitgetrokken of verwijderd of wanneer.de roteerbare trommel 108 wordt gemonteerd of verwijderd. Knop 220 (zie tevens fig. 8) is tevens met as 206 verbonden via een daarin opgesteld bekende éénrichtingskoppeling en kan de roteerbare trommel 108 en de as 206 ervan slechts draaien wanneer 20 zij in een voorafbepaalde rotatie-richting van de roteerbare trommel 108 worden gedraaid (d.w.z. de richting aangegeven door pijl B - zie fig. 9)· Aangezien de tussenstukken 216 en 217 aan elkaar zijn gekoppeld wanneer hun hoekstanden zeals voorgeschreven corresponderen, moeten de tussenstukken 216 en 217 25 in correspondentie worden gebracht door de roteerbare trommel 108 en as 206 te draaien wanneer de roteerbare trommel 108 wordt gemonteerd.

Zoals hierna in bijzonderheden zal worden beschreven zijn de ontwikkelinrichting 6 en het ontwikkelaar-dragende orgaan 30 30 van de reinigingsinrichting 34 ingesteld om te worden ge roteerd wanneer de roteerbare trommel 108 wordt gedraaid. Wanneer derhalve de rotee./bare trommel 108 wordt ingericht om tevens in een richting tegengesteld aan de voorgeschreven rotatie-richting te draaien (richting weergegeven door pijl B) worden 35 de ontwikkelinrheiting 6 en de ontwikkelaar-dragende organen 8 en 50 van de reinigingsinrichting 34 geroteerd in de richting 85 0 1 0 4 9

BAD ORIGINAL

40 tegengesteld aan de voorafbepaalde rotatierichting, en is het derhalve mogelijk dat de ontwikkelaar aanwezig in de ont-wikkelaartoevoerinrichting 14 van de ontwikkelinrichting 6 op abnormale wijze daaruit zal overstromen of zich zal 5 ophopen op het oppervlak van de roteerbare trommel. Aangezien echter in de roteerbare trommel 108 als weergegeven in de tekeningen, het rastmaken van knop 220 aan het voorste einde van as 206 plaatsvindt door de éénrichtingskoppeling, zelfs wanneer per ongeluk bij het roteren van de roteerbare trommel 108, 10 de knop 220 wordt geroteerd in een richting tegengesteld aan de voorafbepaalde richting, roteert de roteerbare trommel 108 slechts in de voorafbepaalde richting, waarbij de ontwikkelinrichting 6 en reinigingsinrichting 34 niet de nadelige in-' vloeden als bovenbeschreven ondergaan.

15 Be corona-ontladingsinrichting 20 voor het laden is losneembaar gemonteerd op drager 172 door deze vast te. maken in opening 222, gevormd in de vertikale frontplaat 174*

Het monteren en losmaken van dé corona-ontladingsinrichting 20 kan zeer gemakkelijk worden uitgevoerd door de handgreep-20 knop 224 voorzien aan het voorste einde daarvan vast te grijpen. Het orgaan 225 dat een schermkast voor de corona-ontladingsinrichting 20 vormt wordt vastgemaakt op een stand tussen de vertikale frontplaat 174 en de vertikale achterplaat 176» waar de corona-ontladingsinrichting 20 moet worden voorzien.

25 De ontwikkelinrichting 6 die bij voorkeur van het type is als in bijzonderheden beschreven in figuur 2 wordt tevens gemonteerd op drager 172. Ontwikkelaar-toevoerinrichting 14 in de ontwikkelinrichting 6 wordt op zijn plaats vastgemaakt door een geschikt orgaan zoals-een plaatsingspen 226 die in de front-30 plaat en achterplaat van toevoerinrichting wordt ingestoken via vertikale frontplaat 174 en vertikale achterplaat 176 van drager 172.

Zoals verder in bijzonderheden beschreven met betrekking tot figuur 2 wordt ontwikkeaar-dragend orgaan 8 in de 35 vorm van een holle cilindrische bus met een daarin opgestelde permanente magneet in de vorm van een rol draaibaar ondersteund 8501049

BAD ORIGINAL

41 door draagorgaan 227 voorzien in elk van de voor- en achterplaten van de ontwikkelaar-toevoerinrichting 14· Pen 229 vastgemaakt aan lagerorgaan 227 wordt ontvangen in het instelstuk 228 dat instelbaar is gemonteerd op de vertikale voorplaat 174 en de 5 vertikale achterplaat 176 van drager 172. Aldus kan de afstand tussen het oppervlak van de roteerbare trommel 1C8 en het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan 8 zeer nauwkeurig worden ingesteld. De gehele ontwikkelinrichting 6 bestaande uit ontwikkelaar-dragend orgaan 8 en ontwikkelaar-toevoerinrichting 14 10 kan als een integrale eenheid losgemaakt worden uit drager 172 door slechts de pen 229 vastgemaakt in het lagerorgaan 227 en de plaatsingspen 226 los te maken. Een ontwikkelaar-toevoeropening • geplaatst in de top van de ontwikkelaartoevoerinrichting 14 is aanwezig aan het linkereinde van het topoppervlak van drager 15 172 en is derhalve open zonder bedekt te zijn door deksel 181 (fig. 2). Sorstellengte-instelorgaan bij voorkeur van het als bovenbeschreven type met betrekking tot figuur 2 is aan ont-wikkelaar-tovoerinrichting 14 vastgemaakt.

Drager 172 heeft verder een reinigingsinrichting 34» 20 bij voorkeur van de struktuur als in bijzonderheden beschreven met betrekking tot figuur 7* die daar00 is gemonteerd. De as voor het ontwikkelaar-dragende orgaan 50 van reinigingsinrichting 34 wordt roteerbaar ondersteund door het instelstuk 230 waarbij het instelstuk 230 instelbaar is gemonteerd op de vertikale voor-25 plaat 174 en de vertikale achterplaat 176. Aldus kan door het instellen van de stand van het instelstuk 230 de speling tussen het oppervlak van de roteerbare tromne 1 108 en het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan 50 zeer nauwkeurig worden ingesteld. Verder kan ontwikkelaar-dragend orgaan 50 van drager 30 172 worden losgemaakt door slechts het instelstuk 230 van de vertikale frontplaat 174 en de vertikale achterplaat 176 los te maken. De ontwikkelaar-opvang-inrichting 50 van de reinigingsinrichting 34 is vastgemaakt in een stand tussen de vertikale voorplaat 174 en de vertikale achterplaat 176 van drager 172 en het 35 voorste eindgedeelte daarvan is geplaatst op het frameorgaan 54 • 8501049

BAD ORIGINAL

42 dat tezamen met de onderste rand van de vertikale frontplaat 174 een ontvangopening van de ontwikkelaar-opvangsr 58 afbakent. Sen borstellengte-instelorgaan van het in bijzonderheden bovenbeschreven type met betrekking tot figuur 7 (niet weergegeven in 5 figuur 15) is vastgemaakt aan het frameorgaan 54· Bak 58 ingestoken door de opvangstopening afgebakend bij het voorste gedeelte daarvan en geplaatst op het frameoggaan 54 kan gemakkelijk worden gemonteerd en losgemaakt door de handgreepknop 232 voorzien aan het vooreinde daarvan vast te grijpen.

10 De elektrostatische uitwislamp 32 en de corona- ontladingsinrichting 38 voor de overdracht worden rechtstreeks op de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103 op vooraf bepaalde plaatsen om de roteerbare trommel 108 gemonteerd. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 14 15 wordt de elektrostatische uitwislamp 32 aan de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103 vastgemaakt door geschikte middelen zoals schroeven op een v; oraf-bepaalde plaats met betrekking tot het oppervlakte van de op drager 172 te monteren trommel 108.De corona-ontladingsinrichting 20 36 voor dè overdracht wordt losneembaar gemonteerd op een voor afbepaalde plaats met betrekking tot het oppervlak van de op drager 172 te monteren roteerbare trommel 108 door deze vast te maken in inkeping 234 van een voorgeschreven vorm gevormd in de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale 25 basisplaat 103. De corona-ontladingsinrichting J>6 kan zeer gemakkelijk worden gemonteerd en losgemaakt door de handgreepknop 236 voorzien op het voorste einde vast tegrijpen.

Zoals het beste kan worden gezien in figuur 14» wordt een nagel 40 voor het afnemen van een copievel vastgemaakt 30 aan de achterste vertikale basisplaat 103 via bevestigingsklem 238 bij een plaats die grenst aan de corona-ontaldingsinrichting 36 stroomafwaarts van de bewegingsrichting van het oppervlak van de roteerbare trommel 108 en is nabij het achtereinde van de corona-ontladingsinrichting 38 voor de overdracht. Nagel 40 35 dient voor het afnemen van een copievel van het oppervlak van 8501049

BAD ORIGINAL

43 de roterende trommel 108 dat een tonerbeeld bevat teneinde het oopievel met het tonerbeeld te sturen naar een fixeerinrichting 28 via een passage afgebakend door de copievel-transportrol 240 en de copievel-leiplaat 42. Het oopievel dat is afgeschild van de 5 roteerbare trommel 108 door de inwerking van nagel 40 ondergaat de werking van afschilrol 241 (zie fig. 19) die samenwerkt met transportrol 240 en wordt toegevoerd naar de leiplaat 42. Om het sterk hechtende oopievel van het oppervlak van de roteerbare trommel 108 nauwkeurig af te schillen heeft het de voorkeur nagel 10 40 zodanig te maken dat het voorste einde \0a. daarvan in aan- grijping is met de rand van het oopievel dat uitsteekt uit het oppervlak van de roteerbare trommel 108. ^it kan worden bereikt door het achtereinde van de roteerbare trommel 108 een kleinere diameter te geven dan de rest (het oppervlak van het deel met de IS kleinere diameter wordt niet gebruikt voor het vormen van een elektrostatish latent beeld en een tonerbeeld), of door enigszins de breedte van de roteerbare trommel 1Θ8 te verminderen.

In de elektrostatische kopieerinrichting van het als bovenbeschreven type voor het uitvoeren van de elektro-20 statische kopieerwe kwijze als bovenbeschreven met betrekking tot figuur 5 wordt de ontwikkelaar aanwezig in de ontwikkelaar-toe-voerinrichting 14 verbruikt naarmate de kopieerwerkwijze wordt uitgevoerd. ÏÏandaar dat zo nu en dan ontwikkelaar moet worden toegevoerd aan toevoerinrichting 14» Naarmate de kopieermethode 25 verder voortgaat hoopt zich de ontwikkelaar verwijderd van het oppervlak van de roteerbare trommel 108 op in bak 58 van de reinigingsinrichting 54* Bandaar dat de ontwikkelaar in bak 58 zo nu en dan moet worden teruggewonnen. Daarentegen als beschreven in bijzonderheden met betrekking tot figuur 2 is het teneinde 30 de ontwikkeltrap onder goede omstandigheden uit te voeren, belangrijk de afstand d2 tussen het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan 8 en het oppervlak van de roteerbare trommel 108 en de afstand d1 tussen het ontwikkelaar-dragende orgaan en het voorste einde van het borstellengte-instêlorgaan 16 vastgemaakt aan 35 de ontwikkelaar-toevoerinrichting op geschikte waarden te handhaven. ^oals verder reeds beschreven met betrekking tot fig.7

85 ö 1 0 4 S

bad original 44 is het voor het onder goede omstandigheden uitvoeren van de reinigingstrap belangrijk de afstand d^ tussen het oppervlak van het ontwikkelaar-dragend orgaan 50 en het oppervlak van de roteerbare trommel 108 te handhaven en de afstand d^ tussen het 5 oppervlak van orgaan 50 en het voorste einde van het borstellengte-instelorgaan 5& op geschikte waarden de handhaven.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding als bovenbeschreven, wordt de ontwikkelinrichting 6 tezamen met de roteerbare trommel 10 108 gemonteerd op drager 172 die op zodanige wijze wordt gemonteerd op de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 105 dat deze verschuifbaar is in een voorwaartse en achterwaartse richting, waarbij de toevoeropening van de ont-wikkelaar-toevoerinrichting 14 van de ontwikkelinrichting 6 naar 15 boven wordt geopend. Vandaar dat het toevoeren van ontwikkelaar naar de ontwikkelaartoevoerinrichting 14 uitgevoerd kan worden door slechts drager 172 naar voren te trekken en de ontwikkelaar toe te voeren door de toevoeropening. Het is aldus niet noodzakelijk de inrichting zodanig te construeren dat voor het toe-20 voeren van ontwikkelaar de gehele ontwikkelinrichting 6 naar voren moet worden geschoven ten opzichte van de roteerbare trommel 108 of dé ontwikkelaartoevoer-inrichting 14 naar voren moet worden geschoven ten opzichte van het ontwikkelaar-dragende orgaan 8 van de ontwikkelinrichting 6. Indien de inrichting op deze wijze, 25 zoals bij de gebruikelijke elektrostatis he kopieerinrichtingen, wordt geconstrueerd is het bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk, de afstand nauwkeurig op een voorafbepaalde waarde te handhaven, waarbij het tevens waarschijnlijk is dat de afstand d2 wordt veranderd door het verschuiven van de gehele ontwikkelinrichting 6 30 of de ontwikkelaar-toevoerinrichting 14 in een voorwaartse en achterwaartse richting.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding wordt de reinigings-inrichting 54 tevens op drager 172 gemonteerd ên wordt alleen 35 de bak 58 van reiniging 54 ingesteld om ten opzichte van drager 172 naar voren te bewegen en te worden uitgetrokken. Vandaar 8501049

BAD ORIGINAL

45 dat ontwikkelaar die zich ophoopt in hak 58 snel en gemakkelijk zonder enige nadelige invloed op de afstand d^ kan worden teruggewonnen door slechts de hak 58 naar voren te trekken.

Het is niet nodig de inrichting zodanig te construeren dat hij 5 het terugwinnen van de ontwikkelaar de gehele reinigingsinrichting 34 voorwaarts kan schuiven ten opzichte van de roteerbare trommel 108, of het orgaan 54 net het daaraan vastgemaakte borstellengte-instelorgaan 58 naar voren kan schuiven ten opzichte van het ontwikkelaar-dragende orgaan 50 van de reinigingsinrichting 34» 10 Bijgevolg kan de afstand d^ nauwkeurig op een voorafhepaalde waarde worden gehandhaafd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting volgens de uitvinding worden verder, zoals gemakkelijk kan v,-orden begrepen uit figuren 9 en 14» wanneer 15 drager 172 naar voren wordt getrokken door een voorwaartse verschuiving, een overdrachts-station met een corona-ontladings-inrichting 36 en een copievel passage daarbij rechtstreeks belicht (het copieveltransportsysteem en de copievelpassage zullen in hun geheel hierna worden beschreven). Aldus kan elk' copievel dat 20 bij deze delen blokkeert gemakkelijk worden verwijderd.

Aangezien de corona-ontladingsinrichting 20 gemakkelijk afneembaar is gemonteerd op drager 172 en corona-ontladingsinrichting 35 op de voorste vertikale basisplaat en de achterste vertikale basisplaat 103, kunnen zij gemakkelijk worden gerepa-25 reerd, gereinigd of vervangen voor het geval zij worden beschadigd, uitgeschakeld of zijn vervuild. Drager 172 met daarop gemonteerd ontwikkelinrichting 6, reinigingsinrichting 34 en corona-ontladingsinrhciting 20 wordt wanneer deae naar voren wordt getrokken naar een voorafbepaalde stand geblokkeerd door 30 een geschikt blokkeringsorgaan om een verdere voorwaartse beweging te stuiten en aldus onvoorzien vallen van drager 172 te voorkomen. Het is tevens mogelijk de inrichting zodanig te construeren dat drager 172 volledig van huis 100 kan worden losgemaakt door deze enigszins op te tillen nadat deze naar een voorafbepaalde 35 stand naar voren is getrokken. Drager 172 op deze wijze volledig losgemaakt van huis 100 kan. tijdelijk worden geplaatst op een 8501049

BAD ORIGINAL

46 hulpframe (niet weergegeven) dat de drager 1J2 kan vasthouden door aangrijping met de bodemoppervlakken van geleidingsrails 188 en 190.

Figuur 1 3A toont een gemodificeerde voorbeeld van 5 een drager die gemonteerd is op voorste vertikale basisplaat 101 en achterste vertikale basisplaat 103 zodat deze in voorwaartse en achterwaartse richting verschuifbaar is (d.w.z. de richting loodrecht op het oppervlak van het veloppervlak van fig. 9) en een roteerbare trommel, een ontwikkeliiirichting en een reinigings-10 inrichting die op de drager zijn gemonteerd,

De drager die in het algemeen is weergegeven bij 472 in het gemodificeerde voorbeeld weergegeven in figuur 13A omvat een vertikale frontplaat 474 en een vertikale achterplaat 476 die vrijwel evenwijdig aan elkaar zijn opgestèld met daar-15 tussen een afstand die overeenkomt met de afstand tussen de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103» alsmede een paar kanaalvormige horizontale organen 478 en 488 die zich vrijwel horizontaal vanuit beide zijden van de vertikale frontplaat 474 voorbij de vertikale 20 achterplaat 476 uitstrekken. De horizontale organen 478 en 480 van drager 472 zijn verschuifbaar in aangrijping resp. een paar geleidingsrails 494 en 496 die verschuifbaar worden opgenomen in een paar geleidingsrails 493 (waarvan in de tekening slechts één daarvan is weergegeven) die zich naar achteren vanuit de 25 voorste vertikale basisplaat 101 uitstrekken (niet weergegeven in figuur 13A) buiten de achterste vertikale basisplaat 103. Hierdoor wordt de drager 472 zodanig op de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103 gemonteerd dat deze verschuifbaar is in voorwaartse en achterwaartse 30 richtingen. Een sluitorgaan 502 van elk bekend type wordt voorzien in h t inwendige bovenrandgedeelte van de vertikale froit-plaat 474 van drager 472. Sluitorgaan 502 grijpt elastisch en afneembaar in in deel 195 a van opening 195 van de voorste vertikale basisplaat 101 wanneer het dragerorgaan 472 wordt 35 ingestoken en bereikt een bedrJ.jfsstand waarin de vertikale voorplaat 474 vrijwel in hetzelfde vlak als de voorste vertikale 8501049

BAD ORIGINAL

47 basisplaat 101 is geplaatst waarbij de vertikale achterplaat 476 grenst aan de achterste vertikale basisplaat 103.

De roteerbare trommel 108, de corona-ontladings-inrichting 20 voor het laden, de ontwikkelinrichting 706 en 5 de reinigingsinrichting 734 zijn op drager 472 gemonteerd.

Roterende trommel 108 weergegeven in figuur 13A is zodanig geconstrueerd dat het cilindrische lichaam 409 met een fotogevoelig materiaal op het oppervla daarvan zonodig gemakkelijk kan worden losgemaakt. Be roteerbare trommel 108 weergegeven 10 in figuur 1 3A heeft in het bijzonder een steunas 406 en een paar schijven 410 en 412 die roteerbaar gemonteerd zijn op drageras 406 via het lagerorgaan 407« Schijven 410 en 412 zijn aan elkaar bevestigd met een veelvoud (drie in de tekening) van stutten 414 die op afstand van elkaar langs de omtreks-15 richting zijn geplaatst. Aan schijf 412 wordt tandwiel 344 "be vestigd dat in aangrijping is met tandwiel 354 van de ontwikkel-inrichting 706 en tandwiel 34Θ van de reinigingsinrichting 734» zoals hierna in meer bijzonderheden zal worden beshreven aan de hand van figuur 19· Het cilindrische lichaam 409 met foto-20 gevoelig orgaan 2 is voorzien met schijven 410 en 412 en stutten 414, ingestoken in een ringvormige uitsparing gevormd in het inwendige gedeelte van het einde van cilinder 409 en op zijn plaats gehouden door 3chijf 416 vastgemaakt aan schijf 410 door een veelvoud van schroeven 415· 25 In het gemodificeerde voorbeeld weergegeven in figuur 13A waarin de drageras 4Ο6 wordt ondersteund op lagerorgaan 407, is het niet noodzakelijk de lineariteit van de as van de as 406a nauwkeurig over zijn gehele lengte te handhaven. Het is met andere woorden gemakkelijk de as te maken 30 aangezien het voldoende is slechts dat deel van as 406 af te maken waar het lagerorgaan 407 wordt geplaatst binnen het trajekt van voorafbepaalde lineairiteit.

De roteerbare trommel 108 van de voornoemde con-struktie wordt losneembaar bevestigd op drager 472 door steunas 35 406 losheembaar vast te maken aan de vertikaal frontplaat 474 8501049

BAD ORIGINAL

48 en vertikale achterplaat 476 van drager 472. In elke vertikale „ voorplaat 474 en vertikale achterplaat 476, wordt een sleuf 408 gevormd die zich naar boven uitstrekt vanuit de lagere rand van elke plaat naar het centrum daarvan op een enigszins hellende 5 wijze. Elke sleuf 408 heeft een deel 408a met een breedte die kleine r is dan de diameter van de steunas 406 volgens een voorafbepaalde afmeting en een cirkelvormig deel 408d waarvan het centrum enigszins afwijkt met betrekking tot de longitudinale axiale lijn van dit deel 408a en dat vrijwel dezelfde diameter heeft als de 10 diameter van de steunas 406. Een snaarachtige groef 405 niet een breedte die overeenkomt met die van de vertikale voorplaat 474 en de vertikale achterplaat 476 wordt op beide einddelen van de steunas 406 gevormd. De inkeping 404 wordt gevormd bij het voorste eindgedeelte van de. steunas 406 om de plaats van groef 405 aan 15 te geven. Om roteerbare trommel 108 op drager 472 te monteren ' wordt de steunas 406 gehandhaafd in de toestand als weergegeven in figuur 13A waarin zijn groeven 405 een vertikale frontplaat 474 en een vertikale achterplaat 476 van drager 472 ontvangen, en ingestoken in sleuf 4Ο8 tot aan het deel 408b via deel 408a.

20 Daarna wordt de steunas 406 in figuur 1 J>L tegen de richting van de wijzers van de klok in gedraaid om de groeven 405 aan beide uiteinden daarvan naar beneden te richten. Vervolgens wordt een stoporgaan 413 met een uitstekend gedeelte 413a dat moet aangrijpen in groef 405 alleen vastgemaakt aan de vertikale voor-25 plaat 474 door middel van schroeven 417 om de rotatie van de steunas 406 te blokkeren, en daardoor de steunas 406 en de roteerbare trommel 108 nauwkeurig op voorafbepaalde plaatsen van drager 472 te monteren. De roteerbare trommel 108 kan van drager 472 worden losgemaakt door voornoemde procedure om te 30 keren. Wanneer de roteerbare trommel 108 op een voorafbepaalde plaats van drager 472 is gemonteerd en drager 472 is ingestoken op een voorafbepaalde plaats (d.w.z. de plaats waarbij de vertikale voorplaat 474 in vrijwel hetzelfde vlak als de voorste vertikale basisplaat 101 is geplaatst en de vertikale achter-35 plaat 477 naburig aan de achterste vertikale basisplaat 105 is), 8501049

BAD ORIGINAL

49 wordt tandwiel 344 van de roteerbare trommel 10Θ aandrijvend verbonden met een te beschrijven aandrijfsysteem.

De aandrijfverbinding van tandwiel 344 met het aandrijfsysteem kan b.v. tot stand worden gebracht door een as 5 (niet weergegeven) die door het aandrijfsysteem moet worden geroteerd roteerbaar te ondersteunen op de achterste vertikale basisplaat 103 en een tandwiel (niet weergegeven) dat moet grijpen in tandwiel 344 vast te maken bij het voorste eind-gedeelte van deze as die zich buiten de vertikale achterplaat 10 476 uitstrekt.

In de roteerbare trommel 108 weergegeven in fig.

13A heeft het cilindrische lichaam 409 bij zijn beide eind-gedeelten 409a en 409b geen fotogevoelige orgaan 2, en deel 409c met kleine diameter grenzend aan deel 409a. Het deel 409o .'15 met kleine diameter wordt overeenkomend met de afschilnagel 440 vastgemaakt aan het binnenoppervlak van de vertikale frontplaat 474 geplaatst. De afschilnagel 440 heeft dezelfde functie als nagel 440 die reeds eerder is beschreven en dient om een stevig hechtend overdrachtsvel van het oppervlak van de rpteerbare 20 trommel 108 af te schillen. In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 13A wordt nagel 440 vastgemaakt aan het binnenoppervlak van de vertikale frontplaat 474· Bijgevolg wordt een afschilrol (niet weergegeven) in fig. 13A) die samenwerkt met nagel 440 niet op de achterste vertikale basisplaat 103 gemonteerd maar 25 op de voorste vertikale basisplaat 101. De corona-ontladings- inrichting 20 voor het laden, dezelfde als in de bovenbeschreven uitvoeringsvorm met betrekking tot figuren 12 en 13 wordt losneembaar gemonteerd op drager 472 door deze in de opening in te steken gevormd in de vertikale frontplaat 474.

30 De ontwikkelinrichting 706 weergegeven in figuur. 13A

omvat de ontwikkelaartoevoer 714* het ontwikkelaar-dragende orgaan 708 in de vorm van een holle cilindrische bus vastgemaakt aan de voor- en achterplaten van de ontwikkelaar-toevoer-inrichting 714» en een permanente magneet in de vorm van een rol 35 (niet weergegeven) roteerbaar gemonteerd door een geschikte lager 8501049

BAD ORIGINAL

50 binnen het ontwikkelaar-dragende orgaan 708. In de ontwik-kelinrichting 706 weergegeven in figuur 1 3A blijft anders dan de ontwikkelinrichting 6 weergegeven in fig. 2 het ontwikkelaar-dragende orgaan 708 stationair terwijl de permanente magneet die 5 zich daarin bevindt roteert. De ontwikkelaar toegevoerd uit de ontwikkelaar-toevoerinrichting 714 op het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan 708 wordt over het oppervlak van het orgaan 708 bewogen door de rotering van de permanente magneet in de vorm van een rol. De permanente magneet in de vorm 10 van een rol wordt geroteerd door de aandrijvende kracht overgebracht door tandwiel 354 vastgemaakt aan een as (niet weergegeven) voor de permanente magneet in de vorm van een rol die zich uitstrekt door de steunas 707 die één geheel is met het ontwikkelaar-dragende orgaan 708.

15 Ontwikkelinrichting 706 van de voornoemde construktie wordt losneembaar bevestigd aan drager 472 door hulpklempennen 715 vastgemaakt aan de voor- en achterplaten van de ontwikkelaar-toevoerinrichting 714 te steken in sleuven 444 gevormd in de vertikale frontplaat 474 en de vertikale achterplaat 476· van 20 drager 472, beide eindgedeelten van de steunas 707 voor het ontwikkelaar-dragende orgaan 708 te steken in sleuven 446 gevormd in de vertikale voorplaat 474 en de vertikale achterplaat 476, het stoporgaan 448 (bij voorkeur gemaakt van elastisch materiaal) uit de plaats weergegeven door de getrokken lijn 25 naar de plaats weergegeven door de lijn met stippellijn te draaien, deze op een pen' aan te brengen en daaraan vast te maken om de steunas 707 in sleuven 446 vast te houden. Bijgevolg kunnen zowel de ontwikkelaar-toevoerinrichting 714 als het ontwikkelaar-dragende orgaan 708 zeer gemakkelijk losneembaar op drager 472 30 worden gemonteerd. De afstand tussen het oppervlak van de roteerbare trommel 108 en het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan 708 wordt naar wens ingesteld door een paar ringen 711 roteerbaar gemonteerd op beide eindgedeelten van de steunas 707 via lager 708 en met een diameter die een vooraf-35 bepaalde afmeting groter is dan de diameter van het ontwikkelaar- 8501049

BAD ORIGINAL

51 dragende orgaan 708, bij beide u teinden van de roteerbare trommel 108 in kontakt te brengen met delen 409a en 409b.

Reinigingsinrichting 734 geïllustreerd in figuur 1 3A omvat dragerframe 754» ontwikkelaar-dragend orgaan 750 in 5 de vorm van een holle cilindrische bus vastgemaakt aan dragerframe 750, een permanente magneet 749 in ie vorm van een rol d.m.v. een geschikt lager (niet weergegeven) roteerbaar gemonteerd binnen het ontwikkelaar-dragende orgaan 750 en ontwikkelaar-ontvangstinrichting 758. In de reinigingsinrichting 10 734 volgens deze struktuur, vrijwel gelijk aan die van de ontwikkelinrichting 706, blijft het ontwikkelaar-dragende orgaan 750 stationair en wordt magneet 749 geroteerd door de aandrijvende kracht overgebracht door tandwiel 348 vastgemaakt aan de as (niet weergegeven) voor magneet 749 die zich 15 uitstrekt door de binnenkant van de steunas 751 die één geheel vormt met het ontwikkelaar-dragende orgaan 750.

Reinigingsinrichting 734 van de bovenbeschreven construktie is op de volgende wijze losneembaar gemonteerd op drager 472. Hulpklempennen 755 vastgemaakt aan de twee 20 uiteinden van dragerframe 754 worden gestoken in sleuven 482 gevormd in de vertikale frontplaat 474 en de vertikale achterplaat 478. Een deel van drageras 751 dat bij elk einde daarvan is ingestoken in sleuf 484 gevormd in elke vertikale voorplaat 474 en achterplaat 476» terwijl elk van de stoporganen 486 bij 25 voorkeur gemaakt van een elastisch materiaal wordt gedraaid vanuit de stand weergegeven door de getrokken lijn naar de stand weergegeven door de lijn met stippels, op een pen gebracht en daar vastgemaakt om de drageras 751 binnen sleuven 484 vast te houden. Ais resultaat daarvan worden zowel dragerframe 30 754 als ontwikkelaar-dragend orgaan 750 die daaraan zijn vast gemaakt zeer gemakkelijk losneembaar gemonteerd op drager 472.

De afstand tussen het oppervlak van de roteerbare trommel 108 en het oppervlak van het ontwikkelaar-dragende orgaan 750 wordt ingesteld als voorgeschreven door een paar ringen 752 35 roteerbaar gemonteerd via lagers 753 aan de einddelen van de steunas 751 en met een diameter die een voorafbepaalde afmeting 85 0 1 O i f

BAD ORIGINAL

52 groter is dan de diameter van het ontwikkelaar-dragend orgaan 750 , in kontakt te brengen met delen 409a en 409b bij beide einddelen van de roteerbare trommel 108 waar geen foto-gevoelig materiaal 2 aanwezig is. Bak 758 is losneembaar 5 gemonteerd op dragerframe 754 door een L-vormige flens 759 gevormd aan zijn ene randdeel in aangrijping te brengen met stut 761 vastgemaakt aan dragerframe 754 en het bodemoppervlak van bak 758 op een geschikt draagorgaan (niet weergegeven) te plaatsen dat uitsteekt uit het binnenoppervlak van het dragerframe 754· 10 Aldus kan men naar behoefte de gehele reinigingsinrichting 754 uit drager 472 verwijderen, waarbij houder 758 bevestigd blijft aan dragerframe 754· Houder 758 kan ook alleen zeer gemakkelijk worden losgemaakt van drager 472 onafhankelijk van dragerframe 754 en ontwikkelaar-dragend orgaan dat daaraan is bevestigd 15 (d.w.z. zonder de gehele reinigingsinrichting 754 te ver wijderen). Hierdoor is een zeer gemakkelijke inspectie en een eenvoudig onderhoud mogelijk.

Uiteraard kunnen de ontwikkelinrichting en reinigingsinrichting in de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektro-20 statische kopieerinrichting volgens de uitvinding als bovenbeschreven zeer gemakkelijk aan de drager worden vastgemaakt of daarvan losgemaakt.

Copievel transportsysteem

Het copievel transportsysteem 112 wordt be-25 schreven in figuren 9t 16, 17A en 17B.

Copievel transportsysteem 112 voor het transporteren van een copievel bestaat uit een cassette ontvangende sectie die een deel van de papiercassettes 110a of 110b ontvangt, alsmede een copievel transportsysteem voor het transporteren 30 van een vel opgeslagen in cassette 110a of 110b naar ontvangst-bak 30 via een overdrachtsstation waarin een corona-ontladings-inrichting 36 voor overdracht is opgesteld en een fixeerstaticm waarin een fixeerinrichting 28 is opgesteld.

De cassette-ontvangstsectie wordt eerst be-35 schreven met betrekking tot figuren 16, I7A en 17B. De papier- 8501048

BAD ORIGINAL

53 _· toevoerende cassettes 110a en 110b ve schillen van elkaar wat hun eigen afmetingen en de afmetingen van de daarin gestapelde vellen betreft (b.v. bevat cassette 110a vellen met een afmeting van JIS-B5 en cassette 110b bevat vellen met een af-5 meting van JIS-A4)♦ Anderszins zijn hun construkties vrijwel gelijk en de cassette ontvangende sectie voor het ontvangen van een deel van cassette 110a is vrijwel gelijk aan de ontvangst-sectie voor het ontva-.gen van een deel van cassette 110b. De volgende beschrijving is derhalve in hoofdzaak gericht op papier-10 toevoercassette 110a en de cassette-ontvangst-sectie voor het ontvangen ervan.

De papiertoevoercassette 110a is samengesteld uit een vrijwel rechthoekige parallelopipidiumvormige kast 242a met een open top, waarbij kast 242a een hulpbodemplaat 15 244a omvat gemaakt van een betrekkelijk stijf materiaal, zoals karton, metaal of synthetische hars en laag 246a van copievellen van een voorafbepaalde afmeting (b.v. B5)·

In figuur 16 worden dé bodemplaat 244a en de copievellaag 246a weggelaten. De uitsparing 248a die de fitting-20 hefboom opneemt is aan beide zijden van kast 242a gevormd waarbij opening 250a voor het o nemen van de copievel-optillende hefboom 286a centraal is gevormd bij het voorste uiteinde van de bodemplaat van huis 242a. Nagels 252a voor het blokkeren van het voorste einde van h^-t copievel worden vastgemaakt aan het 25 topeinde van elke hoek van kast 242a bij het voorste uiteinde daarvan. Een wigvormige inkeping 253a wordt in de bovenrand van het voorste gedeelte van elke zijplaat van kast 242a gevormd.

De werking van de fittinghefboom-opnemende uitsparingen 248a, de optilhefboom-opnemende opening 250a, de blokkerende nagels 30 252a en inkepingen 253a zullen in bijzonderheden worden be schreven.

Openingen 254a en 254¾ worden gevormd aan de rechterwand van huis 100 van de elektrostatische kopieer— inrichting voor het ontvangen van de papier toevoercassettes 35 110a en110b (zie fig. 9). Binnen openingen 254a en 254¾ zijn 8501043

BAD ORIGINAL

54 opneemorganen 256a en 256b voorzien (weggelaten in fig. 16) die inwerken op de voorste delen van de papiertoevoercassettes 110a en 110b die door deze openingen 254a en 254b dienen te worden ingestoken. Gemakshalve wordt een van de opneemorganen 5 256a beschreven. Orgaan 256a heeft een cassettebodem geleidings- gedeelte 258a dat zich naar beneden en hellend uit een stand onmiddellijk binnen opening 245a uitstrekt naar het inwendige van huis 100 en het bodemoppervlak van de papiertoevoercassette 110a geschoven door opening 254a, cassette eindstuitgedeelte 10 260a waarop het voorste einde van de papiertoevoercassette 110a die door de opening 254a moet worden ingestoken, stuit, en copie-vel geleidingsgedeelte 2é2a dat zich verder uitstrekt naar het inwendige van huis 100 vanuit het topeinde van het aanliggende gedeelte 260a geleid en het copievel uit cassette 110a naar 15 het copievel transportsysteem geleidt, zoals hierna zal worden beschreven.

Bij een stand boven het cassette bodemgeleidingsgedeelte 258a op een voorafbepaalde afstand daarvan, is een as 266a die selectief in de richting van pijl 3 dient te worden geroteerd 20 (in de richtingvan de wijzers van de klok in figuren 16, 17A, 17B) door de inwerking van koppeling MC3 die een elektro-magnetisch koppeling of een combinatie van een roterende veerkoppeling en een elektro-magnetische solenoide kan zijn roteerbaar gemonteerd op de vaste vertikale basisplaat 101 en de achterste verticale 25 basisplaat 103. Een paar papiertoevoerrollen 268a worden bij voorbeeld vastgemaakt aan as 266a. Een paar stopplaten 270a waarmee wigvormige inkepingen 253a gevormd in de papiertoevoercassette 110a in aangrijping komen zijn vastgemaakt aan da voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basis -30 plaat 103 op een stand boven het cassette bodemgeleidingsgedeelte 258a.

Onmiddellijk binnen het orgaan 265a, is een as 272a roteerbaar gemonteerd op de voorste vertikale basisplaat 101 en de achterste vertikale basisplaat 103· Een bijna waaiervormig 35 plaatsingsorgaan 274a wordt vastgemaakt aan een uiteinde (het OR A 1 ί! L 0 O v) -a i %i i ω

BAD ORIGINAL

55 voorste uiteinde in fig. 16) van as 272a. Nabij as 272a is een ~ stoppen 276a opgesteld en vastgemaakt aan de voorste vertikale basisplaat 101. Een trekveer 278a is vastgemaakt tussen de stop pen 2JJa en dat uiteinde van het plaat sings orgaan 274& hat het 5 verste weg is van stoppen 276a. Een paar uitstekende secties 280a en 282 die in aangrijping dienen te komen met stoppen 276a worden bij dat uiteinde van plaatsingsorgaan 274^ gevormd dat het dichtste bij stoppen 2J6& is, waarbij dat gedeelte van het plaatsingsorgaan 274a dat tussen de twee uitstekende secties 10 280a en 282a ligt een boog vormt met een voorafbepaalde kromte straal. De stoppen 276a, het plaatsingsorgaan 274a en de trekveer 278a zijn zodanig geconstrueerd, dat zij als volgt werken:

In de toestand weergegeven in figuren 16 en 17A waarin één uitstekende sectie 280a van plaatsingsorgaan 274a 15 in aangrijping komt met stoppen 276a, wordt as 272a door de elastische werking van de trekveer 278a in de richting van de wijzers van de klok geduwd, waardoor de as 272a in positie wordt gebracht door het aangrijpen van uitstekende sectie 280a met stoppen 276a. Indien als hierna beschreven as 272a tegen de richting 20 van de wijzers van de klok in figuren 16 en 17a wordt gedraaid tegen de elastische werking van de trekveer 278a in als resultaat van het bedienen van de papiertoevoercassette 110a, trekt de trekveer 278a zich terug uit zijn meest uitgerekte toestand en duwt as 272a tegen de richtingvan de wijzers van de klok in.

25 Bijgevolg wordt as 272a door de elastische werking van trekveer 278a gedraaid in de toestand geïllustreerd in figuur 17B,waarin een andere uitstekende sectie 282a van plaatsingsorgaan 274a in .aangrijping kómt met stoppen 276 a en in positie gebracht. Met andere woorden zijn stoppen 276a, plaatsingsorgaan 274a en trek-30 veer 278a zodanig geconstrueerd dat zij as 272a elastisch in een eerste hoektoestand duwen waarbij de uitstekende sectie 280a in aangrijping kornet met stoppen 276a (de hoekstand weergegeven in fig. 16 en 17A), of naar een tweede hoekstand waarbij de uitstekende sectie 282a in aangrijping komt met pen 276a (de hoek-35 stand weergegeven in figuur 17b).

3501049

BAD ORIGINAL

56 „ Aan as 272a als boven beschreven zijn een paar cassette verbindin^shefbomen 284a vastgemaakt met daartussen een afstand die vrijwel overeenkomt met de breedte van de papiercassette 110a. Wanneer cassette 110a wordt ingestoken door zijn bodemoppervlak in 5 aanraking te brengen met het cassette bodemgeleidingsgedeelte 258a van opneem-orgaan 256 waarbij de as 272a in de als bovenbeschreven eerste hoekstand is, worden de cassette verbindings-hefbomen 284 a bevestigd in de uitsparingen 248 van cassette 210a. Tussen de cassette verbindingshefbomen 284a is een copievel-10 optilhefboom 286a roteerbaar gemonteerd op as 272a. copievel-optilhefboom 286a kan zich uitstrekken door opening 250a centraal gevormd bij het voorste eindgedeelte van de bodemplaat van cassette 110a en een inkeping (niet weergegeven) gevormd in het opneemorgaan 256a bij een stand die overeenkomt met opening 250a, 15 en kan rechtstreeks werken op de hulpbodemplaat 244a en de copievellaag 246a geplaatst in cassette 110a. Wanneer as 272a zich in de eerste hoekstand bevindt wordt hefboom 286a in de stand gehouden weergegeven in fig. 16 en 17A waarbij het voorste uiteinde van hefboom 286a uit opening 250a wordt teruggetrokken.

20 Wanneer as 272a naar de tweede hoekstand als bovenbeschreven wordt gedraaid, wordt hefboom 286a in fig, 16, 17A, 17B elastisch tegen de richting van de wijzers van d e klok in in een richting waarbij hulpbodemplaat 244a en copievellaag 246a in cassette 110a worden opgetild) geduwd door een elastisch orgaan zoals een veer 25 288a waarvan het ene einde is vastgemaakt aan as 272a en het andere einde aan de optilhefboom 286a.

Aangenomen wordt dat het uit bovenstaande reeds duidelijk is hoe de papiertoevoercassette 110a in de cassette opneem-sectie gestoken wordt en hoe een copievel uit de vellaag in 30 cassette 110a wordt toegevoerd. Het mechanisme wordt echter in het kort samengevat.

Teneinde cassette 110a in het ontvangststation via opening 254a gevormd aan de rechterwand van huis 1Φ0 in te steken is het eerst noodzakelijk het bodemoppervlak van cassette 110a 35 met het bodemgeleidingsgedeelte 258a van opneemorgaan 265a in

O t) U i Ü “} Ö BAD ORIGINAL

57 kontakt te brengen en cassette 110 in te steken tot het voorste uiteinde daarvan stuit tegen het stuitgedeelte 260a van orgaan 256a waarbij aldus de toestand weergegeven in figuren 16 en 17A wordt bereikt. Op dit tijdstip wordt de as 272a bij de eerste 5 hoekstand geplaatst waarbij een van de uitstekende secties 280a van plaatsingsorgaan 274a in aangrijping is met stoppen 276a.

Aldus worden bij het insteken van cassette 110a als bovenbeschreven , cassette verbindingshefbomen 284a vastgemaakt aan as 272a bevestigd in uitsparingen 248a gevormd aan beide zijden van 10 het voorste eindgedeelte van cassette 110a, De overdrachts- vel-optilhefboom 286a gemonteerd op as 272a wordt vastgemaakt bij een teruggetrokken stand waarbij zijn voorste uitende vrijwel in hetzelfde vlak is alshet cassette bodemgeleidings-gedeelte 258a van opneemorgaan 256a.

15 Daarna wordt de papiertoevoercassette 110a ge draaid in een richting waarbij zijn voorste uiteinde gestoken in de opneemsectie naar boven beweegt. Als resultaat daarvan komen, zoals weergegeven in figuur 17b, inkepingen 253a van cassette 110a in aangrijping met stopplaten 270a om het draaien van de papier-20 toevoercassette 110a door de trekveer 278a te stoppen en achterwaartse beweging daarvan te voorkomen. Tegelijkertijd worden met het draaien van de papiertoevoercassette 110a de cassette verbindingshefbomen 284a tegen de richting van de wijzers van de klok in gedraaid, waarbij as 272a naar de tweede stand wordt 25 gebracht waarbij andere uitstekende secties 282a van het plaatsingsorgaan 274a in aangrijping komen met stoppen 276a. AxcLus wordt de optilhefboom 286a losgemaakt en wordt deze door de inwerking van veer 288a elastisch tegen de richting van de wijzers van de klok in geduwd, waardoor zijn voorste uiteinde uitsteekt 30 uit opening 250a van cassette 110a en elastisch de hulpbodem-plaat 244a en de copievellaag 246a in cassette 110a optilt en het bovenste copievel elastisch tegen de papiertoevoerrol 268a aanduwt. Twee hoeken van het voorste uiteinde van het hoogste copievel opgetild door hefboom 286a vanuit laag 246a komen in 35 aangrijping met blokkeringsnagels 252a om de opwaartse beweging daarvan te stuiten. Wanneer in een dergelijke toestand de 850104©

BAD ORIGINAL

58 v papiertoevoerrollen 268a in de richting van pijl S worden 0 geroteerd wordt het er elastisch tegengedrukte bovenste vel afgegeven naar het overdrachtsstation, bewogen langs het geleidingsgedeelte 262a van opneemorgaan 256a en toegevoerd 5 in een copievel transportsysteem als hierna te bes hrijven.

Wanneer het gewenst is de papiertoevoercassette 110a nadat alle vellen in de cassette 110a zijn verbruikt, uit de opneemsectie uit te nemen, wordt cassette 110a in de toestand weergegeven in figuur 17B gedraaid in een richting waarbij 10 zijn voorste gedeelte naar benéden beweegt tot de toe stand weergegeven in figuur 17A. Bijgevolg gaan inkepingen 255a van de papiertoevoercassette 110a af van de stopplaten 270a, en is de papiertoevoeecassette 110a in de toestand voor achterwaartse beweging. Tegelijkertijd met het draaien van de papier-15 toevoercassette 100a, worden véle cassette verbindingshefbomen 284a en de as 272a in de richting van de wijzers van de klok gedraaid, waarbij as 272a wordt teruggevoerd naar zijn eerste stand waarbij een van de uitstekende secties 280a van het plautsingsorgaan 271a in aangrijping komt met stoppen 276a.

20 Het voorste ui einde van de papier-toevoercassette 110a dat naar beneden beweegt doet de copievel-optilhefboom 286a in de richting van de wijzers van de klok draaien en terugkeren naar zijn teruggetrokken stand waar het wordt vastgezet. Daarna wordt de papiertoevoercassette 110a naar achteren bewogen . 25 en uit de opneemsectie genomen.

In de papiertoevoercassette 110a als weergegeven in de tekeningen, is de hulpbodemplaat 244a- vrijwel van dezelfde afmeting van het er op geplaatste vel, en slechts de voorste einddelen van de hulpbodemplaat 244a en de copievel-30 laag 246a worden door de werking van de copievel-optilhefboom 2?6a opgetild. Bijgevolg helt de copievellaag 246 onder een bepaalde hoek. In dit geval verandert de hoek van het bovenste copievel met betrekking tot de blokkeernagels 252a enigszins, naar genalg van een verandering in de dikte van de copie-35 vellaag 246a. Vandaar dat de werking van de blokkeernagels op het copievel enigszins anders wordt, en dit kan soms

85 0 1 0 4 S

BAD ORIGINAL

59 θ de werking alleen het bovenste receptorvel nauwkeurig af te ·* leveren storen. Om met deze situatie rekening te houden is het mogelijk hulpbodemplaat 244-s. te gebruiken die slechts beneden de voorste helft van de copie-vellaag 246a is geplaatst en een 5 geschikt geleidingsorgaan op het binnenoppervlak van elk van de twee zijwanden van kast 242a te voorzien waardoor de hulpbodemplaat 244a vrijwel evenwijdig met de bodemplaat van cassette 110a of 110b door de werking van de optilhefboom 286a wordt opgetild. Volgens dese construktie kan de voorste helft van de copievel-10 laag vrijwel evenwijdig aan de bodemplaat van cassette 110a of 110b worden opgetild, waarbij de hoek van het. bovenste vel met betrekking tot de blokkeernagel 252a verder constant kan worden gehouden, waardoor de werking van de blokkeernagel 252a op het vel in de meest geschikte toestand kan worden gehandhaafd.

15 Hu zal h.-t copievel transportsysteem 112 in bijzonderheden worden beschreven aan de hand van in hoofdzaak figuur 9. Copieveltransportsysteem 112 voor het ontvangen van een vel uit cassette 110a of 110b op de ontvangstbak 30 via het overdrachtsstation en de fixeerinrichting 28 bestaat b.v. uit 20 rolparen 290, 292, 294 en 296 die elk bestaan uit een aangedreven rel en losse rol, een copievel geleidingsplaat tussen de rollen in elk paar, en copievel transportrol 240 en geleidingsplaat 42 als reeds beschreven met betrekking tot figuur 14. Het is uiteraard mogelijk zoals in bijzonderheden met betrekking tot 25 figuur 5 beschreven, elektrostatische uitwissers 44 en 46 boven de geleidingsplaat 42 en/of boven het inwendige eindgedeelte van de ontvangstbak 30 te voorzien teneinde het transport van het vel te vergemakkelijken. Het is belangrijk het vel transportsysteem 112 zodanig te construeren dat blokkering van papier 30 dat bij elk deel van het veltransportsysteem 112 kan plaatsvinden snel en gemakkelijk kan worden gecorrigeerd, Voor dit doel worden b.v. stroomopwaarts van transportsysteem 112, de rollen en geleidingsplaat die de onderkant van het transportsysteem afbakenen, gemonteerd op dragerframe 300 dat roteer-35 baar is vastgemaakt op pen 298 zodat indien in dit gedeelte pa-pierblokkering zou optreden het dragerframe 300 in de richting — «« Λ Λ A f 8$ Ü

BAD ORIGINAL

60 y van de wijzers van de klok zal worden gedraaid met het penèinde <· 298 als centrum om de papierblokkade snel en gemakkelijk te verhelpen. Het blokkeren van het papier dat plaatsvindt in of nabij het overdrachtsstation kan gemakkelijk en snel worden 5 bestreden door in voorwaartse richting (de richting loodrecht op het veloppervlak in figuur 9) drager 172 met roteerbare trommel 108, ontwikkelinrichting 6 en er op gemonteerde reini-gingsinrichting 34» zoals reeds beschreven, in voorwaartse richting te schuiven. Bij het meest stroomopwaartse gedeelte en hit meest 10 stroomafwaartse gedeelte van het transportsysteem 112 kan de papierblokkering gemakkelijk en snel worden verholpen door eerst de papiertoevoercassette 110a of 110b of de ontvangst-bak 30 door de opening te verwijderen, die vrij is gemaakt door het verwijderen van cassette 110a of 110b of ontvangst-15 bak 30.

Het aandrijfsysteem wordt nu in hoofdzaak beschreven met betrekking tot figuren 18 en 19. In figuur 18, de voorkeursuitvoeringsvorm van de elektrostatische kopieerinrichting van de uitvinding, worden optisch systeem 22, roteerbare trommel 108, 20 ontwikkelinrichting 6, reinigingsinrichting 34» fixeerinrichting 28 en veltransportsysteem 112 aangedreven door een hoofdmotor DM (zie figuur 9)· Bet hoofd aandrijvehde dubbele kettingwiel 304 is vastgemaakt aan de uitgangsas van hoofdmotor DM. Rond een orgaan van kettingwiel 304 zijn een eerste band 306 zonder 25 einde en een tweede band 308 zonder einde gewikkeld. De eerste band 306 zonder einde begint bij een orgaan van kettingwiel 304» strekt zich uit door aandrijfwiel 312 voor het aandrijven van het optische aftastsysteem 22 (welk kettingwiel selectief is bevestigd aan aangedreven katrol 156(zie figuur 10) van het optische 30 systeem 22 door een aftastende elektromagnetische koppeling MC1 (zie figuur 20), kettingwiel 316 voor het terugvoeren van het optische systeem 22 (welk wiel selectief is bevestigd aan aangedreven katrol 156 van het optische systeem 22 door de retour

85 0 1 0 4 S

BAD ORIGINAL

61 elektromagnetische koppeling MC2 (zie figuur 20), verbindings-t kettingwiel 318 uitgerust met een verbindingstandwiel, ketting- wiel 320 voor het aandrijven van de roteerbare trommel 108 (welk wiel aandrijvend is verbonden met as 206 van roteerbare 5 trommel 108 als reeds beschreven met betrekking tot figuur 15» of aandrijvend verbonden met tandwiel 344 van roteerbare trommel 108 via een aangedreven as en een daaraan bevestigd tandwiel zoals bovenbeschreven met betrekking tot figuur 13A) en los kettingwiel 322, en keert terug naarhet ene orgaan van ketting-10 wiel 304· Sen tweede band 308 zonder einde begint bij het andere orgaan van het kettingwiel 304» strekt zich uit door kettingwiel 324 vastgemaakt aan een van de assen van een paar persrollen voor het aandrijven van fixeerinrichting 28, kettingwiel 326 vastgemaakt aan één as. van rolpaar 294 voor het transporteren van 15 het copievel, los kettingwiel 328 en kettingwiel 330 vastgemaakt aan één as van het rolpaar 296 voor het aandrijven van de copie-veltransportrollen, en keert terug naar het andere orgaan van kettingwiel 304· Kettingwiel 332 uitgerust met een verbindingstandwiel wordt aandrijvend bevestigd aan verbindingskettingwiel 20 318 waarover eeste band 306 zonder einde is uitgestrekt, waarbij een derde band 344 zonder einde gewikkeld wordt rond kettingwiel 332. Een derde band 334 zonder einde begint bij kettingwiel 332, strekt zich uit via kettingwiel 336a selectief bevestigd aan as 266a van papiertoevoerrol 26&a door elektromagnetische koppeling 25 CM3 (zie figuur 20), kettingwiel 336b selectief bevestigd aan as 266b van papiertoevoerrol 268b door elektromagnetische koppeling MC4 (zie figuur 20), het losse kettingwiel 338» kettingwiel 340 bevestigd aan één as van rolpaar 290 voor het aandrijven van de copieveltransport rollen en kettingwiel 342 vastgemaakt aan één 30 as van rolpaar 292 voor het aandrijven van de copieveltransport-rol, en keert terug naar kettingwiel 332.

Zoals duidelijk wordt weergegeven in figuur 19 is tandwiel 344 (zie ook figuur 15) vastgemaakt aan roteerbare trommel 108. Dit tandwiel 344 is aandrijvend bevestigd aan tand-35 wiel 348 vastgemaakt aan de as van ontwikkelaar-dragend orgaan 50 van reinigingsinrichting 34 via snelheids-verhogende tand- 8501048

BAD ORIGINAL

62 » ’ wielinrichting 346 en tevens met tandwiel 354 vastgemaakt aan de as van het ontwikkelaar-dragende orgaan 8 van ontwikkel-inrichting 6 via snelheidsverhogende tandwielinrichting 350 en los tandwiel 352. Een tandwiel (niet weergegeven) is vastgemaakt 5 aan de as van de copievel-transportrol 240 onmiddellijk geplaatst stroomafwaarts van het overdrachtsstation en wordt aandrijvend bevestigd aan het losse kettingwiel 322 via een los tandwiel.

Men zal derhalve begrijpen dat optisch systeem 22, roteerbare trommel 108, ontwikkelinrichting 6, reinigingsinrichting 10 34 en het copieveltransportsysteem 112 op de juiste wijze door de hoofdmotor DM worden aangedreven.

& s Π 1 n /, o

BAD ORIGINAL

Claims

1. Elektrostatische kopieerinrichting omvattende een behuizing met esizich op het bovenvlak daarvan bevindende transparante plaat, waarop het te kopiëren origineel geplaatst kan worden, een binnen de behuizing draaibaar bevestigde trommel met een lichtgevoelige laag op het opper-5 vlak daarvan, een een elektrostatisch.ladingsbeeld. vormende inrichting voor het vormen van een met het originele beeld overeenstemmend elektrostatisch ladingsbeeld op de lichtgevoelige laag, waarbij de het ladingsbeeld vormende inrichting een optisch systeem voor het projecteren van het beeld van het origineel op de lichtgevoelige laag van de draaibare 10 trommel omvat, een ontwikkelinrichting voor het opbrengen van een toner-materiaal op het op de lichtgevoelige laag gevormde elektrostatische ladingsbeeld voor het vormen van een tonerbeeld en een overdrachtsinrichting voor het overdragen van het tonerbeeld op een opnamevel, met het kenmerk, dat in de behuizing een draagorgaan is aangebracht, dat in 15 voorwaartse en achterwaartse richting,tussen een bedrijfsstand binnen de behuizing en een uit de behuizing getrokken stand,verschuifbaar is aangebracht en dat de draaibare trommel en de ontwikkelinrichting op zodanige , wijze op het draagorgaan zijn aangebracht, dat deze gescheiden en onafhankelijk van het draagorgaan afgenomen kunnen worden. 20 2. 'Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draag orgaan een loodrechte voorplaat en een loodrechte achterplaat, die in wezen evenwijdig aan elkaar met een tevoren bepaalde tussenruimte in de voorwaartse en achterwaartse richting zijn aangebracht, en een paar loodrechte organen, die zich in wezen loodrecht op de achterwaartse richting 25 van de beide zijden van de loodrechte voorplaat en over beide zijgedeel-ten van de loodrechte achterplaat uitstrekken en de loodrechte voorplaat en de loodrechte achterplaat met elkaar verbinden, waarbij het draagorgaan binnen de behuizing in de voorwaartse en achterwaartse richting glijbaar is doordat het paar loodrechte organen glijbaar op een paar 30 binnen de behuizing aangebrachte geleidingsorganen is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de lood rechte voorplaat en de loodrechte achterplaat van de drager een daarin 85 0 1 0 4 h BAD ORIGINAL 4¾ * - 64 - gevormde sleuf met een open uiteinde bézitten, en dat de draaibare trommel loosneembaar op de drager is aangebracht doordat binnen de genoemde sleuf een as, die in de beide einddelen van de draaibare trommel is aangebracht, losneembaar is bevestigd.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de ontwikkelinrichting losneembaar op het draagorgaan is aangebracht door tenminste twee paar tappen, die aan het voordeel en het achterdeel van de ontwikkelinrichting bevestigd zijn en door de loodrechte voorplaat en de loodrechte achterplaat van het draagorgaan opgenomen kunnen worden. 10 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tenminste één paar van de tappen instelbaar in de voorplaat en de achterplaat van het draagorgaan kunnen worden opgenomen, waarbij door de instelling van de stand van dit paar tappen ten opzichte van de voorplaat en de achterplaat van het draagorgaan,de afstand tussen het oppervlak van een holle 15 cilindrische bus, die deel uitmaakt van de ontwikkelinrichting, en het oppervlak van de aan het draagorgaan aangebrachte draaibare trommel ingesteld kan worden.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk> dat de toevoerinrichting voor ontwikkelaar aan de bovenzijde een opening voor 20 het toevoeren van ontwikkelaar bezit, waarbij de opening bij het bovenvlak van het draagorgaan open is.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat voorzien is in een grendelinrichting voor het losneembaar vergrendelen van het draagorgaan in de bedrijfsstand binnen de behuizing.

8. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, dat het achtereinde van de draaibare trommel voorzien is van een verbindingsdeel, dat met een aandrijfverbindingsdeel verbonden kan worden, wanneer de draaibare trommel op het draagorgaan en het draagorgaan in zijn bedrijfsstand binnen de behuizing gebracht is, waarbij de aandrijf-30 verbindingsinrichting binnen de behuizing is aangebracht en verbonden is met een aandrijfbron.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het aan het achtereinde van de draaibare trommel bevestigde verbindingsdeel zodanig gevormd is, dat dit met het aandrijfverbindingsdeel verbonden wordt, 35 wanneer het in een tevoren bepaalde hoekstand ten opzichte van de aandrijf verbindingsdeel gelegen is, waarbij het vooreinde van de draaitrommel BS 0 1 Π 4 § BAD ORIGINAL : - 65 - » ά een knop bezit, die daarmee via een eenrichtingskoppeling verbonden is.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de ontwikkelinrichting een draaibaar aangebrachte holle cilindrische bus bezit, die via een aantal aandrijfwielen in verbinding staat met de 5 draaibare trommel.

11. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk, dat de het.elektrostatische ladingsbeeld vormende inrichting een corona-ontladingsinrichting voor het opbrengen van een corona-ontlading op het lichtgevoelige materiaal van de draaibare trommel omvat, waarbij de 10 corona-ontladingsinrichting losneembaar aan het draagorgaan bevestigd is, doordat het in voorwaartse en achterwaartse richting ten opzichte van het draagorgaan kan glijden.

12. Inrichting volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat draag-organen voor de draaibare trommel en de ontwikkelinrichting aangebracht 15 zijn in afzonderlijke sleuven met een open uiteinde, die in de voorplaat en de achterplaat van het draagorgaan gevormd zijn, en dat de draaibare trommel en de ontwikkelinrichting onafhankelijk van het draagorgaan losneembaar zijn in een richting die in wezen loodrecht gelegen is ten opzichte van de voorwaartse en achterwaartse bewegingsrichting 20 van het draagorgaan. 85 0 1,0 4 9 BAD ORIGINAL