NL8402348A - Voertuig, in het bijzonder landbouwmachine, met tenminste twee verend aan het gestel opgehangen loopwielen. - Google Patents

Description

i? £ fe. «Η*

Voertuig, in het bijzonder landbouwmachine, met tenminste twee verend aan het gestel opgehangen loopwielen.

De uitvinding betreft een voertuig, in het bijzonder een landbouwmachine, omvattende een gestel, tenminste twee met veren aan het gestel opgehangen loopwielen en een door het gestel gedragen werktuig.

5 Bij een voertuig van de in de aanhef beschreven soort is het gewenst, dat het voertuig de bodem nauwkeurig volgt en bovendien over de breedte van het werktuig een constante bodemdruk heeft voor het gelijkmatig uitvoeren van de bewerking. Vaak wordt het voertuig schuin voor of schuin ach-10 ter een trekker of dergelijke geleid. Door dwarse zwaarte-puntsverplaatsingen van de landbouwmachine wordt verhinderd, dat het werktuig over de breedte van het voertuig een constante bodemdruk heeft. Ook in holtes of bij bulten moet de vering van het voertuig een constante bodemdruk verschaffen.

15 Een bijkomend probleem is het verschil in gewicht tussen een schone en een vervuilde landbouwmachine, waarbij zich ook het probleem van een veranderde bodemdruk voordoet.

Voorheen waren aan een gebruikelijke uitvoering van een landbouwmachine vaste schroefveren aangebracht. Geen van 20 bovengenoemde problemen kon met deze vaste schroefveren worden opgelost.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren weg te nemen en verschaft daartoe een voertuig, dat zich onderscheidt, doordat elk loopwiel met een gasveer aan het gestel 25 opgehangen is, waarin de heersende gasdruk verschillend kan zijn ten opzichte van een in een andere gasveer heersende gasdruk.

Bij voorkeur zijn ook regelmiddelen aanwezig voor het regelen van de in de gasveren heersende drukken.

30 Door toepassing van een boven beschreven vering kunnen de veren afzonderlijk met een bepaalde veerdruk worden ingesteld, zodat bij een vervuilde of een scheef getrokkken of geduwde landbouwmachine toch een constante bodemdruk gehandhaafd kan worden.

8402348 1 f ' i -2- · -

Voorts kan de veerkarakteristiek progressief zijn, _ hetgeen tot gevolg heeft, dat de afwijkingen bij een vuile of schone machine ongeveer gelijk zijn wanneer de machine door een gat in de bodem respektievelijk over een steen op de bo-5 dem rijdt.

Voorts zijn bij voorkeur bij een van om een staande as ten opzichte van het gestel zwenkbare boom voor het aankoppelen aan een trekker of degelijke voorziene voertuig, middelen aangebracht voor het waarnemen van de hoek tussen 10 boom en gestel, die de regelmiddelen besturen.

Bij voorkeur omvatten de hoekwaarneemmiddelen tenminste één aan de boom toegevoegd curve-element.

Bij een eerste voorkeursuitvoeringsvorm staat de gasdrukaccumulator in verbinding met een tussen loopwiel en 15 gestel aangebrachte hydraulische veercylinder. De bewegingen van het loopwiel zorgen hierbij voor een volumeverandering in de veercylinder, die door de gasaccumulator wordt opgevangen.

De instelling van de gewenste veerkarakteristiek per loopwiel wordt hierdoor vereenvoudigd door het meer of minder toevoe-20 ren van vloeistof in de hydraulische veercylinder.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is tusen het loopwiel en het gestel een hydraulische hoogte-verstelcylin-der aangebracht, waarmee de hoogte van het gestel ten opzichte van de cylinder kan worden geregeld.

25 De hoogte-verstelcylinders van de wielen staan hierbij bij voorkeur in serie geschakeld, waardoor de verplaatsing van de zuiger in de ene cylinder gelijkmatig wordt overgedragen op die van de andere cylinder.

In een eerste uitvoeringsvorm zijn de veer- en 30 hoogte-verstelcylinders tussen een gesteldeel en een zwenk-baar aan het gestel gekoppelde draagarm van het loopwiel opgenomen, waarbij het de voorkeur verdient dat de kopeinden van de veer- en hoogte-verstelcylinders aan elkaar zijn bevestigd. Doordat bij het omhoogheffen van het gestel in deze 35 uitvoering de veercylinder bijdraagt aan het heffen kan de slag van de tweede cylinder en daardoor de lengte daarvan worden beperkt.

Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is tussen die einden van de cylinders een schakelblok voor een ge- 8402348 1 ' i v -3- - - -· " .

meenschappelijke voeding geplaatst, waarop de gasaccumulator,__ uitgevoerd als een drukvat met een door membraan gescheiden vloeistof- respektievelijk gassektie met de vloeistofsektie daarvan is aangesloten.

5 ‘ In een andere uitvoeringsvorm bedienen de hoekwaar- neemmiddelen, te weten curve-elementen, gasregelkleppen voor het regelen van de in de gasveren heersende gasdruk bij alternatieven uitvoeringsvormen van gasveren ter linker-, respektievelijk ter rechterzijde van het voertuig.

10 Enkele kenmerken van de eerste uitvoeringsvorm zijn ook aangebracht in de tweede uitvoeringsvorm.

Deze en andere kenmerken van de eerste en tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zullen aan de hand van een tekening verduidelijkt worden.

15 In de tekening stellen schematisch voor:

Figuur 1 een perspektivisch achteraanzicht van een door loopwielen ondersteund landbouwwerktuig, in de vorm van een maaier, die is getrokken door een landbouwtrekker, figuur 2 een zijaanzicht van de maaier uit figuur 20 1, figuur 3 een perspektivisch aanzicht van de verende ophanging van de loopwielen ten opzichte van het gestel in figuur 1, figuur 4 een detail van de in de ophanging van de 25 figuur 3 toegepaste hydraulisch cylinders van de gasaccumulator, figuur 5 een staande doorsnede door de cylinders van het veersysteem, figuur 6 een met figuur 1 overeenkomend perspekti-30 visch achteraanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm, figuren 7 en 8 elk een perspektievisch achteraanzicht van een uitvoering met standcorrectiemiddelen van de trekboom, figuur 9 een bovenaanzicht van hoekwaarneemmidde-35 len, toegepast in de uitvoering volgens figuur 7 en 8, figuur 10 in perspektivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de gasveren en regelmiddelen, figuur 11 een uitvoering van het gassysteem voor het regelen van de in de gasveren heersende druk, 8402348 1 i ' i -4- · figuur 12 detail XII van figuur 10, figuur 13 detail XIII van figuur 10, figuren 14 en 15 in bovenaanzicht curve-elementen van figuur 10 en 12, 5 figuren 16-18 drie randen in doorsnede van de gas- regelklep voor het regelen van de gasdruk, figuur 19 een schema van de eerste uitvoeringvorm met een bodemdrukmeetorgaan, en figuur 20 een hydraulisch schema van de eerste uit-10 voeringsvorm met een bodemdrukmeetorgaan en hoogtemeter.

In figuur 1 is met het cijfer 1 een gestel van een landbouwwerktuig aangegeven, welk gestel op willekeurige wijze kan zijn uitgevoerd. In het onderste deel van het gestel 1 is een maaibalk 2 opgehangen, welke met een sleepvoet 15 3 op de bodem rust. Boven de maaibalk is een stel kneusrollen 4 aangebracht voor het kneuzen van het afgemaaide gewas. Aan de achterzijde van de inrichting zijn zwadborden 5 geplaatst voor het op zwad brengen van het gemaaide en gekneusde gewas. De aandrijving van de maaiorganen op de maaibalk 2 en 20 de kneusrollen 4 vindt plaats via een transmissie in een aan het gestel 1 gekoppelde trekboom 6 die naar een trekker 7 voert, waarbij de transmissie in de trekboom wordt aangedreven door de aftakas 8 van de trekker.

Het landbouwwerktuig is gedragen door een stel 25 loopwielen 9 aan de achterzijde van het gestel 1 en wel aan weerseinden daarvan. Elk loopwiel is draaibaar bevestigd aan een zwenkbaar aan het gestel 1 gekoppelde arm 10, waarbij tussen de arm 10 en een steun 11 van het gestel een veersys-teem 12 is aangebracht, dat hiervan tevens dient voor de 30 hoogte-verstelling van het gestel 1 ten opzichte van de bodem. Met het veersysteem, waarin elke veer afzonderlijk van een gasdruk kan worden voorzien, wordt tevens de druk van de sleepvoet 3 over de bodem geregeld, hetgeen hieronder aan de hand van de figuren 3 tot en met 5 nader wordt toegelicht.

35 Het veersysteem 12 bestaat in hoofzaak uit een gas- veer 99, in de vorm van hydraulische cylinder 13, waarvan de zuigerstang 14 scharnierend aan de steun 11 is gekoppeld. Voorts is een hoogte-verstelcylinder 15 aangebracht, waarvan de zuigerstang 16 scharnierend aan de arm 10 is gekoppeld. De 8402348 a P ♦ -5- · - - kopeinden van beide cylinders 13, 15 zijn bevestigd aan een schakelblok 17 dat is voorzien van kanalen voor het verzorgen va de verbinding tussen de cylinders en diverse daarop aan te sluiten andere organen.

5 Een van die organen is een gasaccumulator 18, die hier de vorm heeft van een drukvat met een daarin ondergebracht membraan 19. Het membraan zorgt voor de scheiding van de gassektie 20 en de vloeistofsektie 21 aan de voor- respek-tievelijk achterzijde van het membraan 19 in figuur 4. Het 10 schakelblok 17 is verder voorzien van een aansluiting voor een toevoerleiding 22, die hetzij van de hoofdvoeding van de trekker komt, hetzij van een in serie staande hoogte-verstel-cylinder van een bij een ander loopwiel behorend veersysteem (zie figuur 3).

15 Het schakelblok 17 is voorts uitgevoerd met een aansluiting voor een drukmeter 23, waarmee de vloeistofdruk in het hydraulische systeem kan worden vastgesteld.

Tenslotte is het schakelblok 17 uitgevoerd met een schroeforgaan 24 dat door middel van .een moer 25 te borgen 20 is. Het schroeforgaan 24 verzorgt de scheiding tussen het kanaal 45, dat de gasaccumulator 18 verbindt met de drukruimte in de cylinder 13, en het kanaal 46, dat de verbinding vormt tussen de toevoerleiding 22 en de drukruimte in de cylinder 15.

25 Tenslotte zij vermeld, dat elke leiding 22 afsluit baar is door een handbediende kraan 26.

Het hoogte-verstelsysteem dat tussen de hoofdvoe-dingsleiding 22 en het andere veersysteem is opgenomen, dat wil zeggen het linker systeem in figuur 3 respektievelijk fi-30 guur 5, is uitgevoerd met vereveningsmiddelen. Daartoe is in de zuiger 27 een door een kogel 28 afsluitbare opening 29 aangebracht. De opening 29 verzorgt een doorlaat van de drukruimte boven de zuiger in cylinder 15 naar de drukruimte daaronder en derhalve met de leiding 22 naar de andere cylin-35 der 15. De afsluiting van de opening 29 komt tot stand doordat de kogel 28 tegen een zitting 20 respektievelijk een door een schroefhuls 32 gevormde zitting 31 rust. In de schroef-huls 32 is een drukpen 33 axiaal verschuifbaar opgenomen. Aan de tegenoverliggende zijde van de kogel 28 is een tweede 8402348 -6-.

* *. I

y » drukpen 34 axiaaal verschuifbaar in de zuigerkop 27 ppgeno-men, waarbij de zuigerkop 27 tevens is voorzien van een dwarspen 35, die op en neer verschuifbaar is in een sleufgat 36 van de zuigerkop 27. De pen 35 steekt aan weerszijden in 5 een ringvormige mof 37, rond de zuigerstang 16. De mof 37 is over de hoogte van het sleufgat 36 op en neer langs de kop van de stang 16 beweegbaar.

Het zal wel duidelijk zijn, dat de kogel 28 van de betreffende zitting wordt gelicht als hetzij de drukpen 33, 10 hetzij de pen 34 tegen de kogel drukt, hetgeen enerzijds tot stand komt doordat de pen 33 in de bovenste stand van de zuiger 27 tegen de bovenwand van de cylinder 15 stuit, en anderzijds als de zuiger 27 in de onderste stand tegen de mof 37 komt te liggen die vooraf tegen de bodem van de zuiger 15 is 15 gedrukt. Dit betekent dat in de uiterste standen van de zuiger 27 in de cylinder 15 een verbinding tussen de drukruimte van die cylinder en de voedingsleiding 22 naar de volgende cylinder tot stand wordt gebracht.

Bovenbeschreven veersysteem werkt als volgt: 20 Uitgaande van de stand van de inrichting, waarbij de sleepvoet 3 en de loopwielen 9 vol op de grond rusten en uitgaande van geopende kranen en vrije verbinding tussen de diverse cylinders zal bij het toevoeren van vloeistof in het systeem eerst in het gestel 1 worden opgedrukt, waarbij de 25 beide hoogte-verstelcylinders 15 met vloeistof gelijkmatig worden gevuld, doordat de zuigerkop 27 in de onderste eindstand staat. Vervolgens zal de tweede cylinder 13 worden gevuld tegen de gasdruk in de gassektie 20 van de gasaccumulator 18 in. De druk is afleesbaar op de drukmeter 23.

30 Bij voldoende toevoer van olie zal het gestel 1 maximaal zijn opgedrukt. Het schroeforgaan 24 wordt nu dichtgedraaid, zodat veer- en hefsysteem van elkaar zijn gescheiden. De druk in het hefsysteem wordt vervolgens ontlaten, waardoor het gestel 1 zakt, zodanig dat het grondwerktuig de 35 bodem net raakt. De veercylinder is nog maximaal gevuld, en bodemdruk in thans instelbaar door het schroeforgaan open te draaien en zoveel vloeistof uit cylinder 13 te laten ontsnappen, dat de gewenste bodemdruk is bereikt.

8402348 « -7- - - -·" - .,

Na sluiten en borgen van het schroeforgaan-is het veersysteem permanent ingesteld voor bijvoorbeeld een schone machine. De veerkarakteristiek is progressief. Indien de machine is vervuild en daardoor een hoger gewicht heeft, moet 5 de gewenste werkstand van zuiger 14 in cylinder 13 op bovengeschetste wijze opnieuw worden ingesteld. De veerkarakteristiek is door de hogere gemiddelde gasdruk in de accumulator nu progressiever dan bij de schone machine, hetgeen gunstiger uitwerkt bij het passeren van holtes of bulten in het veld.

10 In de transportstand wordt het gestel 1 geheven door de hoog-te-verstelcylinder uit te drukken. Bij de gekozen geometrie „ van wielarm en hoogte-verstelcylinder zal door het heffen de momentarm verkleinen (zie figuur 2), waardoor de veercylinder uit zichzelf maximaal zal uitveren, hetgeen bijdraagt aan de 15 hefhoogte. De hoogte-verstelcylinder kan daardoor met een geringere slag volstaan. De kranen 26 kunnen ter slangbreukbe-veiliging tijdens wegtransport worden gesloten. Br wordt tenslotte opgemerkt, dat zowel in de werk- als in de wegstand het vanaf de trekker gevoede hydraulisch systeem drukloos kan 20 zijn.

Figuur 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij de hoogte-verstelcylinder 40 centraal is aangebracht en tussen het gestel 1 en een hefboom 41 werkzaam is. De hefboom 1 is verbonden aan een draaibaar gelegerde dwarsas 42, 25 die aan weerszijden gekoppeld is aan telkens een bovenste zwenkarm 43 van de veercylinder 44. De werking van het hef-veersysteem is gelijk, met dien verstande, dat een met schroeforgaan 24 overeenkomende ontlastklep slechts bij de veercylinder is aangebracht.

30 De figuren 7 en 8 tonen een uitvoeringsvorm, waar bij de trekboom 6 is voorzien van compensatiemiddelen, waarmee de gewichtsverdeling over de loopwielen 9 ter linker en ter rechter zijde van de inrichting, ten gevolge van de hoek-verdraaiing van de trekboom 6, ten opzichte van het gestel 1 35 kan worden gecompenseerd. Immers zal de inrichting zich in diverse standen achter de trekker kunnen bevinden, hetgeen een hoekverdraaiing van de trekboom 6 met zich meebrengt, en daardoor een zijdelingse zwaartepuntverplaatsing, met als gevolg veranderende wieldrukken tussen linker- en rechterwiel.

8402348 -8-.

* ί * a r ~

Bij het achtereinde van de trekboom 6 nabij de ver-tikale draaiingsas 50 daarvan, is de trekboom 6 uitgevoerd met hoekwaarneemmiddelen 51, welke bestaan uit een aan de ! trekboom 6 bevestigd curve-element 52, waarlangs een volgrol 5 53 die tot regelmiddelen 98 behoort, kan bewegen. De volgrol 53 is draaibaar gelegerd in een zwenkarm 54, welke bij pen 55 zwenkbaar aan het gestel 1 is aangebracht (zie ook detail figuur 9). Nabij de volgrol 53 is de zwenkarm 54 voorzien van een scharnierverbinding 56, met het uiteinde van een zuiger-10 stand 57 van een bovenop het gestel 1 aangebrachte liggende cylinder 58. De cylinder 58 staat in open verbinding met een smaller cylinderdeel 59 en is vast daaraan bevestigd. Het cy-linderdeel 59 is bij 60 scharnierend met het gestel 1 verbonden.

15 Opgemerkt zij, dat de gasaccumulatoren 18 in deze uitvoeringsvorm telkens paarsgewijs op het cylindergedeelte 59 zijn aangebracht, in plaats van direkt op de eerste cylinder van het cylinderstelsel tussen zwenkarm 10 van het loopwiel 9 en het gestel 1. Het cylindergedeelte 59 staat via een 20 flexibele leiding 61 daarentegen in verbinding met de eerste .cylinder 13. Volledigsheidshalve zij vermeld, dat de flexibele leiding 61 direkt aansluit op het kanaal 45 (zie figuur 4). De funktie van de beide gasaccumulatoren 18’ is overeen- * stemmend met die van de hierboven beschreven uitvoering in de 25 figuren 1-6.

Afhankelijk van de zwaartepuntverplaatsingsbaan is de vorm van het curve-element 52 bepaald, zodat bij een bepaalde hoekverdraaiing van de trekboom 6 de volgrol 53 zodanig ten opzichte van de draaiingsas 50 van de trekboom 6 30 wordt verplaatst dat meer of minder olie als compensatie in het veer-cylindersysteem 13 kan worden gevoerd. De beweging van de volgrol 53 veroorzaakt namelijk een verplaatsing van de zuigerstang 57 en derhalve een verandering van het inwendige volume van de cylinder 58, 59. Hierdoor zal er olie uit 35 de cylinder worden gedrukt en via de flexibele leiding 61 naar de cylinder 13 worden vervoerd en’vice versa, waardoor de compensatie van een gas-veersysteem bij een loopwiel 9 kan worden bereikt,

In figuur 7 is een dubbel compensatiesysteem toege- 8402348 £ « -9- . . .· - - pastf dat ter weerszijden van de trekboom 6 is aangebracht.

Het is vanzelfsprekend mogelijk ook slechts een enkelzijdig compensatiesysteem aan te brengen, zoals in figuur 8 is getoond, indien de trekboom 6 slechts een beperkte hoekver-5 draaiing van het gestel 1 van de inrichting ondergaat en een compensatie van de andere zijde daardoor niet nodig is.

In de tweede uitvoeringsvorm (zie figuur 10) bedienen de hoekwaameemmiddelen 51 in de vorm van curve-elementen 80 regelmiddelen 98 in de vorm van gasregelkleppen 81 die via 10 leidingen 82 in verbinding staan met gasveren 99. Aan het gestel 1 zijn voorts (slechts schematisch getoond in figuur 11) een luchtfilter 84, een compressor 85, een koelleiding 86, een regelaar 87 en een van een aftap 89 voorzien gasreservoir 88 voor het toevoeren van gas, bij voorkeur lucht, aan de 15 gasregelkleppen 81 en de gasveren 99 aangebracht.

Eveneens zijn bij deze tweede uitvoeringsvorm gasveren 99 die gaszakken 90 en aansluitingen 91 voor het toe te voeren gas omvatten, en hoogte-verstelcylinders 15 met hun kopeinden tegen elkaar tussen een draagarm 10 en een gestel 1 20 aangebracht (figuur 12). Ook kunnen de hoögte-verstelcylin-ders 15 van twee loopwielen 9 weer in serie zijn geschakeld.

Afhankelijk van de stand van de boom 6 drukken de curve-elementen 80 meer of minder een gasregelklep 81 in, die de druk in de gaszakken 90 ter compensatie van de zwaarte-25 puntverplaatsing instelt (figuur 13).

Bij voorkeur zijn curve-elementen 80 en boom 6 om dezelfde aslijn 96 gelegerd. De curve-elementen 80 zijn vast met de boom 6 verbonden door middel van een leger 92. De gasregelkleppen 81 zijn aangebracht aan een drager 97 die bij 30 93 zonder speling wordt tegengehouden of bij 93 is vastgezet aan het gestel 1.

De curve-elementen 80 hebben een vorm die afwjkt van een cirkelsector (figuur 14, 15), waarbij in figuur 14 het bovenste curve-element 80 voor het instellen van de druk 35 voor het linker loopwiel 9 (in de rijrichting gezien) en figuur 15 het onderste curve-element 80 voor het rechter wiel 9 laat zien» De curve-elementen 80 zijn met schroeven 94 aan platen 49 aangebracht.

8402348 -10- ·

Bij voorkeur zijn einden 48 ven de curve-elemeriten 80 verstelbaar door middel van in de einden 48 bij de beyes-tigingsschroeven 94 aangebrachte sleuven 95. Door het vastschroeven van de bevestigingsschroeven 94 of borgschroeven 47 5 wordt een stand van het curve-element 80 gefixeerd.

De werking van de gasregelklep 81 is als volgt (zie figuur 16, 17, 18):

Wanneer vanuit een evenwichtstoestand (figuur 16) door het curve-element 80 de kogel 103 wordt ingedrukt, wordt 10 het binnenhuis 104 omlaag bewogen en wordt de klep 105 van de zitting 106 gelicht (figuur 17), zodat gas langs pijl V van de inlaat 101 tot in de uitlaat 102 naar de gasveren 99 kan stromen. Is de druk in de uitlaat 102 overeenkomstig aan de stand van het curve-element geworden, dan duwt deze uitlaat-15 druk de veer 112 in, zodat klep 105 weer wordt gesloten.

Wordt (eventueel vanuit een andere evenwichtspositie) de kogel 103 ietwat naar boven bewogen, dan wordt door de uitlaat-druk en de beweging klep 107 van zitting 108 gelicht (figuur 18), maar wordt klep 105 op zitting 108 gehouden door veer 20 110, zodat gas van de uitlaat 102 door een gas doorlatende onderzijde 117 van een in een huis 115 van de klep 81 ver-schroefbare kap 116 stroomt, totdat de druk weer een zodanige waarde heeft bereikt, dat de veer 112 klep 107 weer sluit. Door de kap 116 te verdraaien, kan de evenwichtsdruk worden 25 veranderd, zoals dat bijvoorbeeld nodig is bij een vervuild voertuig.

Ook andere.kenmerken volgens de conclusies kunnen in de tweede uitvoeringsvorm zijn aangebracht.

De uitvinding stelt voor om de bodemdruk permanent 30 te meten, hetgeen in figuur 19 en 20 schematisch is aangegeven, aan de hand van het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2-9.

Het gestel 1 is aan de onderzijde voorzien van een sleepvoet 62, die bij 63 scharnierend aan het gestel 1 is 35 verbonden. Tussen de sleepvoet 62 en het gestel 1 is een zui-ger-cylindersysteem 64 van willekeurige aard aangebracht, waarvan het aan het gestel 1 bevestigde deel via leiding 65 is verbonden met een omzettingselement 66 voor het omzetten van de vloeistofdruk in een elektrisch signaal, welke via een lijn 67 een stappenmotor 68 bestuurt. De stappenmotor 68 8402348 9 9 * -11-· - -· drijft een rondsel 69 aan, dat samenwerkt met een tandheugel 70, welke in het verlengde van de zuigerstang 71 van een com-pensatiecylinder 72 is aangebracht* De compensatiecylinder 72 is voorzien van gasaccumulatoren 18. De cylinder 72 is op de 5 hierboven beschreven wijze hydraulisch verbonden met het zui-gersysteem 12, 13 tussen gestel 1 en arm 10 van het loopwiel 9. .

Bij een toenemende bodemdruk, dat wil zeggen dat het gestel 1 dichter de bodem nadert, zal de sleepvoet 62 de 10 cylinder 64 qua inhoud verkleinen, hetgeen een drukverhoging in het hydraulische systeem tot gevolg heeft. Deze druk wordt omgezet in een electrisch signaal voor het besturen van de stappenmotor 68 in de gewenste zin, namelijk een toename van olie in de cylinder 13, waardoor het gestel 1 omhoog 15 wordt gebracht. Deze correctie kan volledig automatisch plaatsvinden totdat de gewenste bodemdruk is bereikt.

Figuur 11 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de cylinder 64 van de sleepvoet 62 is vervangen door een dubbel-werkende hydraulisch cylinder 73, waarmee de hoogte van het 20 gestel 1 ten opzichte van de bodem kan worden ingesteld. Dit vindt plaats door de cylinderruimte van cylinder 73 boven respektievelijk onder de zuiger 74 met een vloeistof 73 te voeden door middel van een pomp 75, en een hydraulisch stuur-ventiel 76. Is eenmaal de gewenste hoogte ingesteld, hetgeen 25 kan worden afgemeten op meter 77, die wordt bestuurd door een om de zwenkas 63 aangebrachte hoekstandmeter, bijvoorbeeld potentiometer 78, dan wordt de hoogte vastgehouden, dat wil zeggen de stand van de zuiger 74 in de cylinder 73 vastgelegd. De drukzijde van de cylinder 73 staat in verbinding met 30 het omzetelement 66 volgens figuur 10, welke verder leidt naar een compensatiesysteem volgens die figuur. Tussen cylinder 73 en omzetelement 66 is een hydraulische-pneumatische omzetter 79 aangebracht.

Met het voorgestelde systeem kan vooraf de hoogte 35 van de sleepvoet 62 nauwkeurig ten opzichte van het gestel 1 worden ingesteld, waarna de gewenste bodemdruk wordt afgeregeld door middel van het hoofdveersysteem volgens de voorgaande figuren. Met een dergelijke inrichting is derhalve niet alleen de bewerkingshoogte van de inrichting ten opzich- 8402348 -12-· te van de grond nauwkeurig aan te houden, maar tevens de’bo-demdruk. Het voorgestelde systeem, voorzien van bodemdrukme-ter en hoogtemeter kan ook worden aangebracht aan een tweede uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 10-18.

5 De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven be schreven uitvoeringsvormen. Zo kan de landbouwinrichting zijn vervangen door elk ander type voertuig met een bodembewer-kingsorgaan of dergelijke.

@402348

Claims (26)

1. Voertuig, in het bijzonder een landbouwmachine, omvattende een gestel (1), tenminste twee met veren aan het gestel (1) opgehangen loopwielen (9) en een door het gestel (1) gedragen werktuig, met het kenmerk, dat elk loopwiel (9) 5 met een gasveer (99) aan het gestel (1) is opgehangen, waarin de heersende gasdruk verschillend kan zijn ten opzichte van een in een andere gasveer (99) heersende gasdruk.

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat regelmiddelen (98) aanwezig zijn voor het regelen van in 10 de gasveren (99) heersende drukken.

3. Voertuig volgens conclusie 2, voorzien van een om een staande as ten opzichte van het gestel (1) zwenkbare boom (6) voor aankoppeling aan een trekker of dergelijke, met het kenmerk, dat hoekwaarneemmiddelen (51) voor het waarnemen 15 van de hoek tussen boom (6) en gestel (1), die de regelmiddelen besturen, zijn aangebracht.

4. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoekwaarneemmiddelen (51) tenminste één aan de boom (6) toegevoegd curve-element (52, 80) 20 omvatten.

5. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gasveren (99) gasdrukaccumala-toren (18) omvatten.

6. Voertuig volgens conclusie 5, met het kenmerk, 25 dat de gasdrukaccumulator (18) in verbinding staat met een tussen loopwiel (9) en gestel (1) aangebrachte hydraulische cylinder (13).

7. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de regelmiddelen (98) een met de 30 hydraulische cylinder (13) in verbinding staande voedingsbron voor de drukvloeistof omvatten.

8. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voedingsbron een hydraulische . cylinder (58) is, waarvan de drukruimte is verbonden met die 35 van de eerste hydraulische cylinder. 8402348 -14- . » s

9. Voertuig volgens één van de conclusies 1-4, .met het kenmerk, dat de regelmiddelen (98) tenminste één door een curve-element (80) te bedienen gasregelklep (81) omvatten.

10. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, 5 dat tenminste twee curve-elementen (80) voor elk loopwiel (9) één, aan de boom (6) zijn aangebracht.

11. Voertuig volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de boom (6) en de twee curve-elementen (80) boven elkaar en om dezelfde as (96) zijn gelegerd.

12. Voertuig volgens één van de conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de einden (48) van de curve-elementen (80) verstelbaar zijn door middel van in de einden bij bevestigingsschroeven (94) aangebrachte sleuven (95).

13. Voertuig volgens één van de voorgaande conclu- 15 sies, met het kenmerk, dat de loopwielophanging een hydraulisch hoogte-verstelcylinder (15) voor de hoogteverstelling omvat.

14. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukruimten van de hoogte-ver- 20 stelcylinders (15) onderling zijn verbonden.

15. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoogte-verstelcylinders (15) in serie staan geschakeld.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het ken- 25 merk, dat de zuiger in de in serie geschakelde cylinder is voorzien van een door een afsluitorgaan te sluiten doorlaat-opening.

17. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gasveren (99) en de hoogte-ver- 30 stelcylinders (15) tussen een gesteldeel en een zwenkbaar aan het gestel gekoppelde draagarm (10) voor het loopwiel (9) zijn opgenomen.

18. Voertuig volgens conclusie 17, met het kenmerk dat de kopeinden van de gasveren (99) en de hoogte-verstelcy- 35 linders (15) aan elkaar zijn bevestigd.

19. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de kopeinden van de gasveren (99) en hoogte-verstelcylinders (15) een schakelblok. (17) voor een gemeenschappelijke voeding is geplaatst. f4 02 3 4 8 -15-' ' '

20. Voertuig volgens één van de voorgaande conclu- --sies, met het kenmerk, dat de gasaccumulator (18) is uitgevoerd als drukvat met een door een membraan (19) gescheiden vloeistof- respektievelijk gassektie, waarbij de vloeistof- 5 sektie op het schakelblok (17) is aangesloten.

21. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schakelblok (17) een aansluit-opening voor een drukmeter (23) vertoont.

22. Voertuig volgens één van de voorgaande conclu- 10 sies, met het kenmerk, dat het schakelblok (17) is voorzien van een afsluitbare opening tussen het de hydraulische cylinder (13) en een het drukvat (18) verbindend kanaal (45) en het de gemeenschappelijke voeding en de hoogte-verstelcylin-der (15) verbindend kanaal. 15

23, Voertuig volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het gestel is voorzien van een bo-demdrukmeetorgaan (64), waarvan de meetwaarde de regelmidde-len (98) bestuurt.

24. Voertuig volgens conclusie 23, met het kenmerk, 20 dat het meetorgaan (64) een elektrische stappenmotor (68) stuurt, die via een rondsel-tandheugeloverbrenging (69, 70) de zuigerstang van de cylinder (13) verplaatst.

25. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel (1) is voorzien van een 25 hoogtemeter.

26. Voertuig volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de hoogtemeter is uitgevoerd met een hydraulisch druk-meetcylinder (73), waarvan de drukruimte is verbonden met een omzetelement (60) voor het afgeven van een signaal voor de 30 besturing van de regelmiddelen (98) van de hoogte van het werktuig ten opzichte van de bodem. 8402348