NL8401879A

NL8401879A - Stroomleidingverbindingen.

Info

Publication number: NL8401879A
Application number: NL8401879A
Authority: NL
Original assignee: Hagner Robert C
Priority date: 1983-06-22
Filing date: 1984-06-14
Publication date: 1985-01-16
Also published as: DK159859C; JPH0428956B2; KR850000830A; GB2142106A; FR2549194A1; FR2549194B1; KR930006020B1; SE8403334D0; GB8414922D0; GB2142106B; IE841455L; DK159859B; AU564264B2; IT1177822B; AU2935884A; US4648632A; NO842508L; BR8402949A; DK303884A; DK303884D0

Description

» r '*-·» -1- 23956/CV/mvl

Korte aanduiding: Stroomleidingverbindingen.

De huidige uitvinding heeft algemeen betrekking op hogedruk-stroomleidingverbindingen of sluitingen, en meer in het bijzonder op hogedrux-5 stroomleidingverbindingen of sluitingen, welke zijn voorzien van een mannetjesorgaan met een taps verlopend ringvormig uitwendig oppervlak, een vrouwtjesorgaan, voorzien van een taps verlopend ringvormig inwendig oppervlak en een afdichtring van algemeen trapeziumvormige dwarsdoorsnede, welke daartussen is opgesteld.

10 In het gebied van hogedruk-fluldumbehandeling, zoals bijvoor beeld in industriële warmtewisselaars, zijn een aantal verbindingen of sluitingopstellingen ontwikkeld om strooraleidingen of pijpen met elkaar te verbinden. Een opstelling omvatten een mannetjesorgaan, een vrouwtjesorgaan en een afdichtring. Het mannetjesorgaan heeft een einde met een 15 inwendig taps verlopend, de vorm van een afgeknotte kegel bezittend uitwendig oppervlak. Het vrouwtjesorgaan heeft een einde met een uitwendig taps verlopend, de vorm van een afgeknotte kegel bezittend inwendig oppervlak, voorzien van een tapse hoek ten opzichte van de hartlijn van het orgaan die minder is dan de tapse hoek van het einde van het 20 mannetjesgedeelte. De afdichtring is in het algemeen trapeziumvormig in dwarsdoorsnede en heeft een buitenoppervlak met een hellende hoek, althans nagenoeg gelijk aan die van het inwendige oppervlak van het vrouwtjesorgaan en een inwendig oppervlak met een hellingshoek, welke althans nagenoeg gelijk is aan de hellingshoek van het einde van het 25 mannetjesorgaan. Indien het mannetjes- en het vrouwtjesorgaan in passende ingrijping worden gedrongen, zoals bijvoorbeeld door flenzen, wordt de afdichtring stevig daartussen aangeklemd.

Een tekortkoming van de trapeziumvormige afdichtringver-binding volgens de bekende stand van de techniek is de moeilijkheid met 30 betrekking tot het juist plaatsen van de afdichtring tussen de op elkaar passende oppervlakken van de mannetjes- en vrouwtjesorganen. Indien de afdichtring axiaal niet in lijn liggend is, indien de delen worden samengevoegd, zal de afdichtring worden onderworpen aan ongelijkmatige spanningen, indien het mannetjes- en het vrouwtjesorgaan in stevige /Bk 35 passende ingrijping werden gedrongen, hetgeen kan veroorzaken dat de afdichtring in gebreke blijft door breuk of krullen.

Indien de afdichtring axiaal niet in lijn liggend is maar 8401879 r W' f % -2- 23956/CV/mvl niet breekt of krult, kan bovendien de verbinding toch lekken, hetgeen bij bijzonder hoge drukken-bijzonder ongunstig kan zijn.

Een verbeterde verbinding of sluiting van het beschreven type werd ontwikkeld, waarbij de afdichtring was voorzien van een zich 5 radiaal uitstrekkende lip. De lip gaf een visuele indicatie van de juiste in lijn ligging van de delen, indien de mannetjes- en vrouwtjes-delen in ingrijping met elkaar werden gedrongen. De bekende, van lippen voorziene trapeziumvormige ringverbindingen of sluitingen waren echter niet vrij van gebreken ten gevolge van onjuiste afmetingverhoudingen 10 tussen het mannetjesorgaan, de afdichtring en het vrouwtjesorgaan.

Tijdens het vastzetten van de verbinding, beweegt de lip naar het vrouwtjesorgaan. Indien de aanvankelijke tussenruimte tussen de lip en het vrouwtjesorgaan te klein is, zal gedurende het vastzetten de lip en het vrouwtjesorgaan met elkaar in aanraking komen en kan de lip worden 15 afgeschoven of kunnen de door het vrouwtjesorgaan op de lip uitgeoefende krachten een breuk van de ring veroorzaken. Indien anderzijds de aanvankelijke tussenruimte tussen de lip en het vrouwtjesorgaan te groot is, kan er een onvoldoende oppervlakcontact zijn tussen de afdichtring en het vrouwtjesorgaan om een geschikte afdichting te geven.

20 Een verbeterde verbinding of sluiting, voorzien van een afdichtring met een zich radiaal naar buiten uitstrekkende lip, is beschreven in de samenhangende Amerikaanse octrooiaanvrage nr. 411.498, ingediend 25 augustus 1982, waarbij de afdichtring, vrouwtjesorgaan en mannetjesorgaan ten opzichte van elkaar zodanig zijn bemeten, dat een 25 geschikte afdichting wordt ontwikkeld en de lip van de afdichtring ruimtelijk op afstand blijft van het einde van het vrouwtjesorgaan.

Bij toepassingen met bijzonder hoge drukken zijn echter de vereiste boutspanningen zo hoog, dat de lip nog steeds kan worden afgeschoven.

Het is dan ook een oogmerk van de huidige uitvinding een 30 verbinding of sluiting te verkrijgen, met behulp waarvan de tekortkomingen van de bekende stand van de techniek kunnen worden overwonnen. Meer in het bijzonder is het een oogmerk van de huidige uitvinding een verbinding of sluitingopstelling te verkrijgen, waarin de combinatie van het mannetjesorgaan, afdichtring met een zich radiaal naar buiten uitstrekkende Op 35 lip, en een vrouwtjesorgaan ten opzichte van elkaar zodanig zijn bemeten, dat juist de axiale in lijn ligging tussen de delen wordt gehandhaafd en een geschikte afdichting wordt verkregen en de lip of afstand blijft van 8401879 -3- 23956/CV/ravl het einde van het vrouwtjesorgaan onafhankelijk van de boutspanning.

Bovenstaande en andere oogmerken worden verkregen door de hogedruk-stroomleidingverbinding volgens de huidige uitvinding. De verbinding omvat een mannetjesorgaan, een vrouwtjesorgaan, en een afdichtring. 5 Het mannetjesorgaan heeft een eindgedeelte met een binnenwaarts taps verlopende vorm van een afgeknotte kegel bezittend uitwendig oppervlak, met een tapsheidhoek. Het uitwendige oppervlak van het mannetjesorgaan heeft een maximale uitwendige diameter en een minimale uitwendige diameter. De minimale en maximale uitwendige diameters zijn onderhevig aan een ver-10 vaardigingstolerantie. Het mannetjesorgaan omvat een zich radiaal naar buiten uitstrekkende flens nabij de maximale uitwendige diameter van het eindgedeelte. Het vrouwtjesorgaan omvat een eindgedeelte met een naar buiten taps verlopend, de vorm van een afgeknotte kegel bezittend inwendig oppervlak met een tapsheidhoek, welke minder is dan de tapsheidhoek van 15 het eindgedeelte van het mannetjesorgaan. Het inwendige oppervlak van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan eindigt bij een buiteneinde met een maximale inwendige diameter en bij een binneneinde voorzien van een minimale inwendige diameter met een zich radiaal, naar binnen uitstrekkende schouder in de nabijheid ervan. Het vrouwtjesorgaan heeft een axiale 20 diepte. De afdichtring heeft een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend binnenoppervlak met een tapsheidhoek, althans nagenoeg gelijk aan de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan en een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend buitenoppervlak met een tapsheidhoek, althans nagenoeg gelijk aan de tapsheidhoek van het eindgedeelte 25 van het vrouwtjesorgaan. De afdichtring heeft een ringvormige rand, welke zich radiaal naar buiten toe uitstrekt vanaf het buitenoppervlak van de afdichtring, nabij de maximale uitwendige diameter.

De desbetreffende relatieve afmetingen van de afdichtring en de de vorm van afgeknotte kegels bezittende oppervlakken van de mannetjes-30 en vrouwtjesorganen zijn zodanig gekozen, dat de effectiviteit van de gevormde afdichting maximaal zal zijn en de kansen, dat de afdichtring axiaal uit lijn kan worden geplaatst of beschadigd kan worden tijdens samenbouw en gebruik minimaal zullen zijn. Meer in het bijzonder is de __ axiale lengte van de afdichtring tussen de lip en het einde met de L 'U 35 maximale uitwendige diameter nagenoeg gelijk aan de diepte van het \ vrouwtjesorgaan. De maximale inwendige diameter van het inwendige opper vlak van de afdichtring is minder dan de maximale uitwendige diameter van 8401879 « 1 % -A- 23956/CV/mvi het eindgedeelte van het mannetjesorgaan, terwijl de minimale inwendige diameter van de afdichtring minder is dan de minimale uitwendige diameter van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan. De maximale uitwendige diameter van het buitenoppervlak van de afdichtring nabij de lip is 5 groter dan de maximale inwendige diameter van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan, zodanig, dat de lip op afstand blijft van het einde van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan, indien de mannetjes- en vrouwtjesorganen worden saraengedrongen. Onafhankelijk van hoe stevig de mannetjes- en vrouwtjesorganen worden samengedrongen, zal echter het 10 einde van de afdichtring de schouder van het vrouwtjesorgaan grijpen, voordat de lip afschuift.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

15 Fig. 1 toont een kwartdoorsnede-aanzicht van een hogedruk- stroomleidingverbinding, waarbij de huidige uitvinding is toegepast.

Fig. 2 toont een gedetailleerde doorsnede van het mannetjes-orgaan, afdichtring en vrouwtjesorgaan volgens de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding.

20 In de figuren en in het bijzonder in fig. 1 is een hogedruk- stroomleidingverbinding 11 volgens de huidige uitvinding weergegeven. De verbinding 11 omvat in het algemeen een mannetjesorgaan 13, een vrouwtjesorgaan 15 en een afdichtring 17- Het mannetjesorgaan 13 is hoofdzakelijk buisvormig en is aangepast voor verbinding met een hogedruk-25 leiding door lassen of dergelijke bij 19. Het mannetjesorgaan 13 omvat een zich radiaal naar buiten uitstrekkende flens 21, welke is voorzien van een aantal boutgaten, waaronder een boutgat 31.

Het vrouwtjesorgaan 15 is althans in hoofdzaak buisvormig en aangepast voor bevestiging aan een hogedrukleiding, bijvoorbeeld door 30 een lasverbinding 33. Het vrouwtjesorgaan 15 omvat een zich radiaal naar buiten uitstrekkende flens 35, welke is voorzien van een aantal boutgaten, waaronder een boutgat 37. De flens 35 is dus aangepast om te worden verbonden met de flensring 21 met behulp van een aantal bouten -c-v of dergelijke, waarbij het mannetjesorgaan 13 en het vrouwtjesorgaan 15 35 met elkaar worden verbonden en axiaal naar elkaar toe worden gedrongen.

\Het vrouwtjesorgaan 15 omvat een radiaal vergroot, naar buiten taps verlopend eindgedeelte 39. Het eindgedeelte 39 vormt een de vorm van 8401879 -5- 23956/CV/mvl een afgeknotte kegel bezittend inwendig oppervlak, welke een tapsheidhoek heeft ten opzichte van de hartlijn van het vrouwtjesorgaan 15. Het eindgedeelte 39 is verbonden met de boring 41 van het vrouwtjesorgaan 15 door een zich radiaal naar binnen uitstrekkende schouder 43.

5 Het mannetjesorgaan 13 omvat een inwendig taps verlopend eind gedeelte 45, dat een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend uitwendig oppervlak vormt. De tapsheidhoek van eindgedeelte 45 ten opzichte van de hartlijn van mannetjesorgaan 13 is groter dan de tapsheidhoek van eindgedeelte 39 van vrouwtjesorgaan 15.

10 De afdichtring 17 omvat een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend buitenoppervlak 47 en een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend inwendig oppervlak 49. De tapsheidhoeken van buitenoppervlak 47 en binnenoppervlak 49 zijn althans nagenoeg gelijk aan de tapsheidhoeken van eindgedeelte 39 van vrouwtjesorgaan 15, respectievelijk eind-15 gedeelte 45 van mannetjesorgaan 13. Afdichtring 17 is dus geklemd tussen eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 en eindgedeelte 39 van vrouwtjesorgaan 15. Inwendige druk binnen verbinding 11 werkt in op afdichtring 17 om de afdichtring in stevigere ingrijping te dringen met eindgedeelten 45 en 39, waardoor de afdichtring 17 op doelmatige wijze zelfbekrachtigend 20 wordt gemaakt. Hoe groter de inwendige druk, des te effectiever is de afdichting.

De afdichtring 17 omvat een zich radikaal naar buiten uitstrekkende lip 51. De lip 51 is zodanig op de afdichtring 17 geplaatst, dat deze op afstand is gelegen van het einde 53 van het vrouwtjesorgaan 25 15 en flens 21 van mannetjesorgaan 13. Tijdens samenbouw van verbinding 11 kan de werkman de stand van de lip 51 ten opzichte van het mannetjesorgaan 13 en vrouwtjesorgaan 15 inspecteren en controleren of de afstand tussen lip 51 en einde 53 van vrouwtjesorgaan 15, althans nagenoeg gelijk is rondom de verbinding 11. De lip 51 geeft dus een visuele indicatie of 30 de delen al dan niet op de juiste wijze in lijn zijn gebracht.

Nu verwijzend naar fig. 2 zijn de details weergegeven van de constructie van de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De tapsheidhoek van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 is ontworpen als hoek a en is in het de voorkeur gegeven uitvoerings-35 voorbeeld 20 graden. De tapsheidhoek van eindgedeelte 47 van vrouwtjes-orgaan 15 is aangeduid als hoek b en bedraagt in de de voorkeur gegeven ^ uitvoeringsvorm 10 graden. Het is empirisch vastgesteld, dat er een V 8401879

* # » V

-6- 23956/CV/ravl optimale dwarsdoorsnedevormgeving is voor de afdichtring 17 onafhankelijk van de diameter. In de optimale vormgeving is de axiale lengte van de afdichtring 17 0,875 inches, terwijl de maximale dikte van de ring 0,316 inches is. De optimale tussenruimte tussen lip 51 en einde 53 van 5 vrouwtjesorgaan 15, aangeduid als L^, is 0,151 inches. In de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm is de dikte van de lip 51 0,125 inches. Voor een gegeven maximale uitwendige diameter d^ van mannetjesorgaan 13 is het noodzakelijk de axiale lengte te bepalen van eindgedeelte 45 van mannetjes-orgaan 13, de maximale inwendige diameter d^ van eindgedeelte 47 van 10 vrouwtjesorgaan 15, de axiale diepte van eindgedeelte 47 van vrouwtjes-orgaan 15 en althans een diameter van afdichtring 17, zoals bijvoorbeeld de maximale inwendige diameter van afdichtring 17.

In het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is de axiale lengte van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 gelijk aan 15 L, + - L,. waarin L,, de axiale afstand is tussen d., de maximale

I ά O d I

diameter van eindgedeelte 45, en B^, de maximale inwendige diameter van afdichtring 17, en Lg de axiale afstand is tussen d^, de minimale uitwendige diameter van eindgedeelte 45, en C^, de minimale inwendige diameter van afdichtring 17. De minimale lengte van wordt bepaald 20 door de gecombineerde vervaardigingstoleranties op de diameter van vrouwtjesorgaan 13 en afdichtring 17 en een gekozen ruimte tussen flens 21 en lip 51, welke ruimte is aangeduid door de letter X.

In het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is bijvoorbeeld de vervaardigingstolerantie op de diameter van mannetjesorgaan 13 25 plus 0,000 inches en minus 0,010 inches, en de vervaardigingstolerantie op de diameter van afdichtring 17 is plus of minus 0,003 inches. moet altijd minder dan d^ zijn. B^ moet dus minder zijn dan d^ minus de totale negatieve tolerantie van mannetjesorgaan 13 en afdichtring 17. Trigonometrie wordt dus het minimum L_ als volgt uitgedrukt: t t "I \ « 30 L„. = ^n cot a, waarin tol de absolute waarde is van 2 2 n de totale negatieve tolerantie van mannetjesorgaan 13 en afdichtring 17.

Lg, de afstand tussen C^, de minimale inwendige diameter van afdichtring 17 en D^, de minimale uitwendige diameter van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13, is gelijk aan de gecombineerde positieve Q35 vervaardigingstoleranties van mannetjesorgaan 13 en afdichtring 17 en wordt mathematisch als volgt uitgedrukt: ^ Lc = cot a, waarin tol de abosolute waarde is

\ 6 2 P

\ van de totale positieve tolerantie van mannetjesorgaan 13 en afdichtring 17.

8401879 * 5 -7- 23956/CV/mvl

De axiale lengte van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 is dus - Lg. Daarbij kan de minimale uitwendige diameter van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 als volgt worden uitgedrukt: d_ = d, - 2(L~ + L. - L,) cot a.

ά i aio 5 De afmetingen van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 bepaald hebbende en de optimale dwarsdoorsnedevormgeving van afdichtring 17 gegeven zijnde, worden de overblijvende afmetingen van afdichtring 17 verhoudingsgewijs eenvoudig bepaald. Uit de berekening van kan worden gezien dat B^, de maximale inwendige diameter van de afdichtring 17 10 als volgt kan worden uitgedrukt: B * d, - 2(L0 + X) tan a = d. - (tol ).

r I d lp

Op soortgelijke wijze kan de minimale inwendige diameter van afdichtring 17 als volgt worden uitgedrukt: C = d. - 2CL- + L0 + X) tan a.

Γ. 1' la 15 De minimale uitwendige diameter van afdichtring 17, welke wordt uitgedrukt als D^, wordt dus als volgt uitgedrukt:

Dp a Cr + Τρ, waarin de maximale dikte van afdichtring 17 is. De maximale uitwendige diameter van afdichtring 17 nabij rand 51, welke is aangeduid met E^, is als volgt: 20 E = D + 2(L, - L_) tan b, waarin L_, de dikte van lip 51 r r 1 3 3 gegeven is 0,125 inches te zijn.

De afmetingen van eindgedeelte 45 van mannetjesorgaan 13 en afdichtring 17 bepaald hebbende, blijft er slechts de afmetingen van eindgedeelte 47 van vrouwtjesorgaan 15 te berekenen. De maximale 25 inwendige diameter van eindgedeelte 47 van vrouwtjesorgaan 15, welke is aangeduid met B^, moet zodanig worden gekozen, dat optimale tussenruimte tussen lip 51 en einde 53 van eindgedeelte 47 wordt gehandhaafd.

De maximale inwendige diameter wordt dus als volgt uitgedrukt: d, = E - 2L, tan b.

4 r 4 30 De diepte L·^ van eindgedeelte 47 van vrouwtjesorgaan 15 is zodanig gekozen, dat het einde van afdichtring 17 de schouder 43 raakt voordat de lip 51 de flens 53 raakt. De diepte van eindgedeelte 47 is dus gelijk aan de axiale lengte van afdichtring 17 verminderd met de Q breedte van lip 51, of L„ = L. - L_. De diepte L„ van eindgedeelte 47 <13 / 35 van vrouwtjesorgaan 15 bepaald hebbende, is de overblijvende afmeting \ d3de minimale inwendige diameter van eindgedeelte 47 van vrouwtjes- orgaan 15 als volgt: 6401879 * φ r w -8- 23956/CV/mvl = d^ - ,2L^ tan b.

Het is uiteraard de bedoeling van de uitvinder hiervan dat de geest en beschermingsomvang van de uitvinding voor de hand liggende wijzigingen en/of aanvullingen van het hier beschreven en afgebeelde 5 uitvoeringsvoorbeeld zal omvatten.

^ 8401879

Claims

1. Hogedruk-stroomleidingverbinding welke is voorzien van: een buisvormige mannetjesorgaan met een eindgedeelte, voorzien 5 van een inwendig taps verlopend, de vorm van een afgeknotte kegel bezittend uitwendig oppervlak met een maximale uitwendige diameter en een tapsheidhoek ten opzichte van de hartlijn van het mannetjesorgaan en een axiale lengte, waarbij het taps verlopende uitwendige oppervlak eindigt in een einde met een minimale uitwendige diameter, waarbij de 10 minimale en maximale uitwendige diameter onderhevig zijn aan ver- vaardigingstoleranties en het mannetjesorgaan is voorzien van een zich radiaal naar buiten uitstrekkende flens nabij de maximale inwendige diameter; een buisvormig vrouwtjesorgaan coaxiaal en passend in lijn gebracht met het mannetjesorgaan en voorzien van een eindgedeelte met 15 een uitwendig taps verlopend, de vorm van een afgeknotte kegel bezittend inwendig oppervlak met een tapsheidhoek ten opzichte van de hartlijn van het vrouwtjesorgaan, welke minder is dan de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan, waarbij het inwendige oppervlak van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan eindigt bij een buiteneinde 20 met een maximale inwendige diameter en bij een binneneinde met een minimale inwendige diameter en het vrouwtjesorgaan is voorzien van een zich radiaal uitstrekkende flens nabij de maximale inwendige diameter en een radiaal naar binnen uitstekende schouder nabij de minimale inwendige diameter en het inwendige oppervlak van het vrouwtjesorgaan een 25 axiale lengte heeft tussen de schouder en de flens van het vrouwtjesorgaan; middelen om de flenzen van de mannetjes- en vrouwtjesorganen naar elkaar te dringen; en een afdichtring, voorzien van een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend binnenoppervlak met een tapsheidhoek, althans nagenoeg gelijk aan de tapsheidhoek van het uitwendige oppervlak 30 van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan en een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend buitenoppervlak met een tapsheidhoek, althans \ nagenoeg gelijk aan de tapsheidhoek van het inwendige oppervlak van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan en de afdichtring voorzien zijnde van een ringvormige rand, welke zich radiaal vanaf het buitenoppervlak 35 van de afdichtring naar buiten toe uitstrekt nabij de maximale uitwendige diameter van het oppervlak van de afdichtring, waarbij de afdichtring coaxiaal is opgesteld tussen de mannetjes- en vrouwtjesorganen met het 8401879 Λ '·> » - -10- 23956/CV/ravl binnenoppervlak van de afdichtring in ingrijping zijnde op het uitwendige oppervlak van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan en een gedeelte van het buitenoppervlak van de afdichtring in ingrijping zijnde met het inwendige oppervlak van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan, en de 5 afdichtring een minimale· inwendige diameter heeft, minder dan de minimale uitwendige diameter van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan en een maximale inwendige diameter, minder dan de maximale uitwendige diameter van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan, waarbij, indien de afdichtring is opgesteld op het eindgedeelte van het mannetjesorgaan, het 10 maximale inwendige diametereinde van de afdichtring op afstand is gelegen van de flens van het mannetjesorgaan en het minimale inwendige diametereinde van de afdichtring zich axiaal uitstrekt voorbij het einde van het mannetjesorgaan, waarbij de minimale en maximale inwendige diameters van de afdichtring onderworpen zijn aan vervaardigingstoleranties, en de 15 afdichtring een axiale lengte heeft tussen de lip en het minimale inwendige diametereinde daarvan, althans nagenoeg gelijk aan de diepte van het vrouw-tjesorgaan, en de maximale uitwendige diameter van het buitenoppervlak van de afdichtring nabij de lip groter is dan de maximale inwendige diameter van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan.

2. Hogedruk-stroomleidingverbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de maximale inwendige diameter van de afdichtring minder is dan de maximale uitwendige diameter van het mannetjesorgaan verminderd met de som van de absolute waarden van de negatieve toleranties van de maximale uitwendige diameter van het mannetjesorgaan en de 25 maximale inwendige diameter van de afdichtring.

3. Hogedruk-stroomleidingverbinding volgens conclusie 2, waarin de axiale lengte van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan gelijk is aan de som van: (a) de axiale lengte van de afdichtring; 30 (b) het negatief van de halve som van de absolute waarden van de negatieve toleranties van de uitwendige diameter van het mannetjesorgaan en de maximale inwendige diameter van de afdichtring, vermenigvuldigd door de cotangens van de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan; G\,35 (c) het negatief van de halve som van de absolute waarden f van de positieve tolerantie van de minimale uitwendige diameter van het mannetjesorgaan en de minimale inwendige diameter van de afdichtring, . 8 4 0 18 7 9 -11- 23956/CV/mvl vermenigvuldigd met de cotangens van de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan; (d) het produkt van de afstand waarover de lip op afstand is gelegen van het einde van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan, de 5 cotangens van de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het mannetjesorgaan, en de tangens van de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan; en (e) een gekozen tussenruimte tussen de flens van het mannetjesorgaan en de lip van de afdichtring.

4. Hogedrukverbinding volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maximale inwendige diameter van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan gelijk is aan de maximale uitwendige diameter van het buitenoppervlak van de afdichtring nabij de lip, verminderd met het produkt van twee maal de afstand waarover de lip op afstand is gelegen 15 van het einde van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan en de tangens van de tapsheidhoek van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan,

5· Hogedrukverbinding volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de afstand waarover de lip op afstand is gelegen van het eindgedeelte van het vrouwtjesorgaan, althans nagenoeg gelijk is aan 20 0,150 inch.

6. Hogedruk-stroomleidingverbinding volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de axiale lengte van de afdichtring, althans nagenoeg gelijk is aan 0,875 inch en de axiale lengte van de lip, althans nagenoeg gelijk is aan 0,125 inch. Eindhoven, juni 1984 8401??* 0