NL8303623A - Werkstoel. - Google Patents

Description

t ' S' N.0. 32097 1

Werkstoel.

De uitvinding heeft betrekking op een werkstoel met een zitschaal en een rugleuningsteun die voor de hellingsverandering beweegbaar met de zitschaal is verbonden en waarvan de flexibiliteit in het gebied van het veryikale middenvlak van de steol tenminste vanaf het einde van het 5 onderste, derde gedeelte van de afstand tussen de scharnierplaats en het aanliggebied van de schouder bedrijfsmatig een achterwaartse door-buiging langs een buiglijn mogelijk maakt, die hoofdzakelijk het verloop van de menselijke wervelkolom benadert.

Het is bekend om werkstoelen te voorzien van een vast aangebrachte 10 zitschaal met een rugleuning waarvan de buiglijn onder belasting van de gebruiker zo dicht mogelijk het natuurlijke verloop van de menselijke wervelkolom moet benaderen. Stoelen van deze soort zijn in het overgangsgebied tussen de zitschaal en de rugleuning respectievelijk de rugleuningsteun voorzien van een betrekkelijk stijve zitsteun die het 15 lichaam van de gebruiker juist in dit gebied een zekere geleiding moet verlenen. Voor het bereiken van de gewenste buiglijn van de rugleuning worden de stoelen bij voorkeur uit één stuk en uit een sterk belastbare kunststof vervaardigd.

Het is weliswaar niet moeilijk om de gewenste buiglijn, namelijk 20 in het bovendeel van de rugleuning met een goede benadering aan het natuurlijke verloop van de menselijke wervelkolom aan te passen. Ook is het mogelijk om het aanliggebied van de schouder aan het bovenste einde van de rugleuning zodanig uit te voeren, dat voldoende zitcomfort kan worden geboden. Echter is het nadelig dat de in het gebied van de zit-25 steun vallende overgang van de zitschaal naar de rugsteun zowel van dwars- als langsverstijvingsmiddelen moet worden voorzien om een aansluiting van de rugleuning met een stabiele vorm mogelijk te maken. Deze maatregelen begrenzen echter het bereikbare hellingsgebied van de rugsteun respectievelijk de rugleuning, omdat het bovenste gedeelte 30 daarvan om redenen van sterkte niet willekeurig "week” kan worden uitgevoerd .

De uitvinding heeft daarom ten doel te voorzien in een werkstoel van in de aanhef genoemde soort, waarbij de scharnierverbinding van de zitschaal met de rugleuning in het gebied van de zitsteun is aange-35 bracht en de organen aan de zitschaal en aan de rugleuningsteun die de hellingsverandering mogelijk maken, zodanig uit te voeren dat met eenvoudige in de stoelkonstruktie op te nemen bouwonderdelen een stabiele blokkeerbare scharnierverbinding kan worden bereikt.

3303623 Ιβ 2

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de schar-nierplaats van de rugleuningsteun aan de zitschaal tenminste even hoog als de diepste oppervlakteplaats in het zitgebied van het zitschaalkus-sen ligt, de zitschaal met een montagegrondplaat is verstijfd en de 5 rugleuningsteun in gaffelvormige naar binnen gerichte steunelementen worden ondersteund, die uit de grondplaat zijn gevormd, en doordat de helling van de ruigleuningsteun door een vergrendelinrichting (14) kan worden gefixeerd, die een losmaakbare ingrijpkoppeling tussen de grondplaat en het bendenuiteinde van de rugleuningsteun vormt.

10 De uitvinding heeft het voordeel, dat de rugsteun en dus de stand van de rugleuning en de gedaante van de zitsteun door een eenvoudig in-stelmechanisme over een betrekklijk groot gebied gemakkelijk aan individuele eisen van de werkplaats kan worden aangepast.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding zal hierna aan de hand van 15 de tekening worden toegelicht. In de tekening toont; figuur 1 een doorsnede volgens ongeveer het vertikale middenvlak van een gedeelte van de zitschaal en de rugleuningsteun in het schar-nierbaar uitgevoerde aansluitgebied, en figuur 2 een aanzicht gezien in de richting van de pijl "A” 'van figuur 1.

20 In de tekening is met het verwijzingsnummer 1 de stoelkolom met een in hoogte verstelbaar bouwonderdeel 2 aangegeven, waarop via een aansluitnaaf 3 de zitschaal 4 tezamen met bekleding 5 is aangebracht.

De zitschaal 4 is op op zichzelf bekende wijze voorzien van een op de kussensteunplaat 6' aangebracht kussen 6 en kan van een armleuning zijn 25 voorzien waarvan eenvoudigheidshalve slechts de steun 7 is getoond, door middel waarvan de armleuning met de zitschaal 4 is verbonden. Het in hoogte instelbare bouwonderdeel 2 is als gasveer getoond, waarvan de besturingspen 2’ door een bedieningsorgaan 9 vanaf de buitenzijde van de zitschaal kan worden bewogen.

30 Aan de binnenzijde van de bij voorkeur uit kunststof bestaande zitschaal 4 is bijvoorbeeld door middel van (niet getoonde) schroeven een bij voorkeur uit plaatmetaal gevormde grondplaat 10 bevestigd, die enerzijds voor het verstijven van de zitschaal 4 en voor het afsteunen van de kussensteunplaat 6' is aangebracht en anderzijds in het achter-35 ste deel steunelementen 11, 12 voor het scharnierbaar opnemen van een wat de helling betreft instelbare rugleuningsteun 13 en de vergrendelinrichting 14 daarvan bevat.

De rugleuningsteun 13 waarvan in de tekening slechts het onderste gedeelte is getoond, is tenminste in dit gedeelte uitgevoerd als hori-40 zontaai en vertikaal verstijfde drager. Zijn midden- en bovendeel zijn 81 ·>. " λ n ^ 3 door een aangepaste verstijving voldoende flexibel uitgevoerd om bij belasting door een naar achteren leunende gebruiker een buigingscontour in langsrichting aan te nemen, die zoveel mogelijk is aangepast aan de natuurlijke buiglijn van de menselijke wervelkolom in de betreffende 5 lichaamshouding. Maatregelen die hiervoor geschikt zijn, namelijk bij uitvoering van de rugleuningsteun uit aangepaste flexibele kunststoffen zijn bekend. De ruigleuningsteun is op dezelfde wijze als de zitschaal 4 voorzien van een kussen 13.1, dat op een kussensteunplaat 13.2 is aangebracht. Het onderste einddeel daarvan grijpt in een U-vormige uit-10 sparing in het zitgebied van de zitschaal 4 respectievelijk van zij-wanddelen 41 van de zitschaal 4, waarin ook de steunelementen 11 van de rugleuningsteun bevindt.

Zoals reeds in de aanhef is vermeld, is de mogelijkheid van de genoemde elastische aanpassing van de contour van de rugleuningsteun be-15 perkt tot bepaalde gekozen hellingsgebieden. Het totaal te bereiken hellingsgebied kan daarom door een vooraf gekozen keuze van de basis-hellingshoek tussen de zitsteun en het onderste, betrekkelijk stijf uit te voeren deel van de rugleuningsteun 13 wezenlijk worden uitgebreid. Uit de tekening blijkt dat hiervoor de rugleuningsteun 13 op een as 15 20 in de zijdelingse steunelementen 11 van de zitschaal-grondplaat 10 draaibaar is gelagerd. De as 15 loopt door de steunelementen 11,11 heen (en dus ook door de zijwanden 131 en de ribbe 13” volgens figuur 2), tenminste op een hoogte die gelijk is aan de hoogte van de bovenste begrenzing van het zitvlakkussen 6 is, bij voorkeur echter met een verti-25 kale afstand h van ongeveer 1-3 cm boven de laagste plaats 6,f van het zitschaalkussen 6, zoals uit figuur 1 blijkt. Daardoor kan worden gewaarborgd, dat bij een gemiddelde rugleuninghoek tussen de nagenoeg tegen elkaar aanstotende kunssensteuneinden van het zitplaat- en rugleu-ningkussen 6 respectievelijk 13.1 geen merkbaar hoogteverschil bestaat 30 en de kussens van de stoel hoofdzakelijk zonder trappen in elkaar overgaan.

Het vergrendelen van de rugleuningsteun in vooraf bepaalde hoek-standen wordt tot stand gebracht door het ingrijpen van een eveneens draaibare grendel 16 respectievelijk de ingrijpklauw 161 daarvan in 35 uitsparingen 17 die aan het benedeneinde van de rugleuningsteun 13 in de wand 18 zijn aangebracht. De uitsparingen 17 kunnen zoals in figuur 1 is getoond, op eenvoudige wijze in de schaalvormige, eventueel extra versterkte wand 13 van de rugleuningsteun worden gevormd, of in een tandingrijpelement worden aangebracht, dat in of aan de wand 18 is be-40 vestigd. Aan beide zijden op de as 15 aangebrachte torsie-schroefveren v o ' j L 0 5 4 21, waarvan de uiteinden elk in bijbehorende opneemopeningen van de steunelementen 11 respectievelijk van de steunzijwanden 13’ zijn ingehangen, verlenen de rugleuningsteun 13 een links draaiende voorspankracht. Door deze kracht heeft de steun 13 de neiging in zijn opstaande 5 stand (geringste hellingshoek) te komen, wanneer de grendel 16 niet in een uitsparing 17 grijpt, die een grotere hellingshoek bepaalt. Het scharniergebied van de rugleuningsteun is door aanslagorganen 22 en 23 begrensd, die aan de zitschaal-grondplaat 10 en aan de eindwand 13 zijn aangebracht.

10 De grendel 16 van de vergrendelinrichting 14 is aan zijn zwenkuit- einde 18 op een as 19 gelagerd, die aan de beide uiteinden wordt vastgehouden in oogvormige omkralingen uit het materiaal van de grondplaat 10. Een torsie-beugelveer 20 waarvan het middendeel afsteunt op de onderzijde van de grondplaat 10 en waarvan de vrije uiteinden afsteunen 15 op de onderzijde van de grendel 16, dwingt de grendel in een richting tegengesteld aan de wijzers van de klok tot deze aanligt tegen respectievelijk in ingrijping komt met een bepaalde uitsparing 17 van de eindwand 18. Met een vanaf de buitenzijde van de zitschaal bedienbare bedieningsstang 24 kan de grendel in onbelaste toestand van de rugleu-20 ning uit de bijbehorende uitsparing 17 worden vrijgegeven. Na het vrijgeven van de bedieningsstang 24 loopt de grendel 16 onder invloed van de torsie-beugelveer 20 in een richting tegengesteld aan de wijzers van de klok terug, totdat de ingrijpklauw 16' inklikt in de in zwenkrich-ting van de rugleuningsteun 13 volgende uitsparing 17.

Η Λ Π 1 6 0 %

» v y J ij 4 J

Claims (4)

1. 2. Werkstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rugleu-20 ningsteun (13) in een U-vormige uitsnijding in het zitgebied van de zitschaal (4) ingrijpt en aan beide zijden grenst aan zijwanddelen (4*) van de zitschaal (4).
2. 3. Wetkstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scharnierplaats van de rugleuningsteun (13) tussen een tot drie centimeter 25 boven de diepste oppervlakteplaats in het zitgebied van het zitschaal-kussen (6) ligt.
3. 4. Werkstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vergren-delinrichting (14) tussen de rugleuningsteun (13) en de zitschaal (4) respectievelijk de grondplaat (10) in beginsel bestaat uit een aan de 30 laatstgenoemde draaibaar gelagerde, door een veer (20) voorgespannen grendel (16) en een aan het benedeneinde van de rugleuningsteun (13) aangebrachte ingrijpvertanding in de vorm van uitsparingen (17), waarin een aan het distale uiteinde van de grendel (16) aanwezige ingrijpklauw (161) kan ingrijpen.
4. 5. Werkstoel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de grendel (16) wordt ondersteund door een in de grondplaat (10) gelagerde as (19). ********** 8302623