NL8301523A - Afbinder. - Google Patents

Description

V 7-

Afbinder

De uitvinding heeft betrekking op een chirurgische afbinder voor het aanbrengen van knijpkleamien op aders, slagaders, bloedvaten en andere lichaamsweefsels, en meer in het bijzonder op een zodanige afbinder gekenmerkt door een soepele, gemakkelijke 5 werking, die weinig kracht vereist van de kant van de chirurg, en voorzien van een buitengewoon bedrijfszéker, in hoofdzaak zonder vastzitten werkend klartoevoersysteem.

Qn een indruk te geven van de stand van de techniek als achtergrond wordt opgemerkt dat er de laatste tijd een toenemend 10 aantal chirurgen geweest is, die kleumen gébruiken, in plaats van de gebruikelijke hechtverbindingen, cm bloedvaten af te sluiten.

Bij een typerende chirurgische procedure moeten vele aders, slagaders en bloedvaten afgebcnden worden, voor de afscheiding daarvan, teneinde de cperatieplaats te bereiken. Dit is een vaak moeilijke en tijd-15 rovende procedure, daar vele vaten zich bevinden in gebieden waar er weinig ruimte is cm te werken. Het is van belang dat de afsluiting absoluut is cm het bloeden tot een miitiiinum te beperken en gezien het feit dat wanneer deze eenmaal afgescheiden zijn de bloedrhoudende vaten de neiging hébben cm zich terug te trekken in het onringende 20 weefsel en moeilijk terug te vinden zijn.

Vroegere werkers op dit gebied hébben talrijke soorten van chirurgische afbindinstrumenten ontworpen, die er qp berekend zijn cm bloedvaten dicht te klarnen, Zoals hier en in de conclusies gebezigd, moet de uitdrukking "bloedvat" of "bloedvaten" beschouwd 25 worden in de brede zin van aders, slagaders en dergelijke te omvatten, waarop afbindklenmen gewoonlijk aangebracht worden, De vroegere afbinders cp dit gebied kunnen verdeeld worden in een aantal algemene groepen of categorieën.

In de eerste plaats zijn opnieuw te gébruiken afbinders 30 van een permanent type ontwikkeld, die gelijkenis vertonen met een hemostaat. Dergelijke afbinders zijn voorzien van klauwen die qua vorm berekend zijn op het aannemen, verwijderen en vasthouden van een 8301523 fc i 2 enkele "V'-vormige of "U"-vormige klem van een geheel gescheiden afgeefpatroon. De Amerikaanse octrooien 3.631.707 en 4.187.712 beschrijven voorbeelden van hemostatische klemaahbrengers die binnen deze algemene categorie vallen. Dergelijke instrumenten zijn ge-5 karakteriseerd door bepaalde bezwaren. Zij vergen bijvoorbeeld constant onderhoud en moeten worden gereinigd na elke procedure en gesteriliseerd vóór elke procedure. Dergelijke instrumenten zijn gewoonlijk duur en teergevoelig. Wanneer dergelijke instrumenten aangewend worden, worden gewoonlijk twee of neer daarvan gebruikt 10 zodat de verpleegster het ene kan latten terwijl de chirurg de andere gébruikt. De chirurg moet elke keer wanneer hij instrumenten verwisselt zijn ogen weer instellen qp het vat bij de afbindplaats. Bovendien kan een klem gemakkelijk uit de instrumentklauwen vallen, indien de verpleegster of chirurg het handvat iets indrukt en dan 15 ontspant vóór het vastklemmen. Bij vele van dergelijke instrumenten is het vaak mogelijk cm de klemmen te vast te vormen.

Een tweede afbindercategorie behelst afbindinstrumenten, welke uit permanente, opnieuw te gebruiken instrumenten bestaan, die gelijkenis vertonen met een pistool. Dergelijke instrumenten 20 nemen voorgesteriliseerde patronen aan, dié een veelheid van klennen inhouden. De klemmen worden achtereenvolgens toegevoerd als de meest voorste klem gevormd wordt cm een vat af te sluiten. Dit type instrument ondervang sommige van de tekortkomingen van de in het voorgaande beschreven op een enkele klem inwerkende inrichtingen, 25 maar creëert sormige nieuwe eigen problemen van zichzelf. Dergelijke afbinders zijn bijvoorbeeld buitengewoon duur en zijn ingewikkeld, zwaar en lijvig. Het instrument moet worden gedemonteerd en gereinigd na elk gébruik en gesteriliseerd vóór elk gébruik en vergt derhalve constant onderhoud. Ook kan het weer mogelijk zijn cm klemmen te vast 30 te vormen. Voorbeelden van afbinders, die binnen deze tweede categorie vallen, zijn beschreven in de Amerikaanse octrooien 2.968.041 en 4.246.903.

De derde algemene categorie betreft afbinders, die bedoeld zijn als uit de weg te ruimen, voor enkel gébruik bestemde 35 instrumenten met meervoudige toevoer. Als een voorbeeld wordt vermeld 8301523 i s 3 dat uit de weg te ruimen instrumenten vervaardigd zijn volgens de leerstellingen van het Amerikaanse octrooi 4.299.224 en de gepubliceerde Europese octrooiaanvrage 0.000875. Dergelijke inrichtingen ook zijn' gekarakteriseerd door bepaalde, onvermijdelijk daaraan verbonden 5 problemen. De klenfaelasting is beperkt en het klemboevoermechanisme is ingewikkeld en wat onhandig. In scnmige gevallen moeten de handvatten van de afbinder van elkaar af gespreid worden cm een klem in de instrumentklauwen aan te brengen, waarna de handvatten dan weer naar elkaar toe geknepen moeten worden on de meest voorste 10 klem dicht te knijpen. In andere gevallen vereist het klemtoevoer-mechanisme manipulatie met de hand van buiten tussen elke klem-dicht-knijpverrichting. Als gevolg hiervan moeten dergelijke instrumenten dikwijls verwijderd worden uit bepaalde beperkte operatieplaatsen cm de nodige klemvooruitbewegingmanipulaties uit te voeren, en in 15 sommige gevallen is het mogelijk cm de klanten te los te vormen.

Het instrument volgens de onderhavige uitvinding ondervangt al de in het voorgaande vermelde tekortkomingen. Het instrument kan voorgesteriliseerd worden en vormt een uit de weg te ruinen, voor enkel gebruik bestand instrument. Het is voorzien van een buitenr-20 gewoon eenvoudig en bedrijfszeker, in hoofdzaak zonder vastzitten werkend, automatisch klemtcevoersysteem dat weinig kracht of extra manipulatie van de kant van de chirurg vergt. Het instrument knijpt een klem vast en presenteert de volgende klem voor het gebruik in een enkele handbeweging.

25 De afbinder volgens de onderhavige uitvinding is licht, verschaft maximum zicht op de klem gedurende het gebruik en heeft een één geheel daarmee vormende aanslagpen cm te voorkomen dat het weefsel en de klem achter de instrumentklau&punten schuiven, zodat de maximum hoeveelheid weefsel aangevat kan worden. Een voldoende 30 bestendige en telkens weer aan te wenden kracht wordt qp elke klem uitgeoefend gedurende de klemvastknijpprocedure zodat de vastgeknepen klem maximum veiligheid verschaft zonder beschadiging van het vat, die door overmatige druk veroorzaakt wordt. De onderhavige afbinder heeft een grote klemcapaciteit en kan in verschillende afmetingen 35 vervaardigd worden. Deze kan met evenveel gemak gebruikt worden door 8301523 * t 4 zowel linkshandige als rechtshandige chirurgen. Ben klem kan gedeeltelijk gevormd worden zonder de reeks van verrichtingen voor de toevoer van de volgende klem te onderbreken. Tenslotte kan automatisch uitsluitaspect verschaft worden cm het instrument onwerk-5 zaam te maken wanneer het leeg is.

De bedrijfszekerheid van het klemtoevoersysteem is van het hoogste belang. Bij instrumenten van het type, waarbij een verwisselbare klempatroon aangewend wordt, moeten wanneer een vast-zitting optreedt de patroon en die klemmen, welke daarin verblijven, 10 worden verwijderd en vervangen door een nieuwe patroon. Bij die uit de weg te ruimen instrumenten, waarbij het klerrmagazijn een permanent niet-verwijderbaar deel van het instrument vormt, moet het gehele instrument af gedankt en vervangen worden wanneer een vastzitting optreedt.

15 Vroegere werkers op dit gebied hebben vele soorten afbindklemtoevoersystemen ontworpen. Bijvoorbeeld beschrijven de Amerikaanse octrooien 4.166.466 en 4.316.468 afbindinstrumenten, waarbij · klertmagazijnen of patronen aangewend worden, die stapels klemmen bevatten. De meest onderste klem van de stapel wordt daarvan 20 af gestreken door een duwelement gedurende het klem-aanbrengproces. Magazijnen van dit soort zijn beperkt ten aanzien van hun klemcapaci-teit en, daar zij zich zijdelings van het instrument uitstrekken, hebben zij de neiging cm het zicht te beperken en tot de lijvige cmvang van het instrument bij te dragen.

25 Het Amerikaanse octrooi 4.316.468 beschrijft ook een magazijn, waarbij de klemmen in hetzelfde vlak liggen en achter elkaar aangebracht zijn. De klemmen worden mechanisch voortbewogen in het magazijn door de wisselwerking van een serie bladveren, die zich naar binnen uitstrekken van het huis van het magazijn, en een serie 30 bladveren, die aan een klerribelastingblad gekoppeld zijn. Het klentoe-lastingblad wordt bediend door een vrij slagverbinding. De in het voorgaande genoemde gepubliceerde Europese octrooiaanvrage 875 beschrijft een magazijn waarbij de klemmen weer achterelkaar in hetzelfde vlak liggen. In dit geval worden de klommen mechanisch voortbewogen door 35 middel van de samenwerking van een toevoerblad en een ratelpalblad.

8301523 \ J. \t 5

Het Amerikaanse octrooi 4.296.751 beschrijft een klemyocartiewegingsys-teem, waarbij de klemnen achterelkaar in hetzelfde vlak liggen binnen een magazijn en constant vooruitgedrukt worden door een onder veerdruk staande volger. Wanneer de meest voorste klem van 5 de rij eenmaal tussen de vormingsklauwen van het instrument aangebracht is, wordt de rest van de kleumen van de rij teruggetrokken tegen de aandrukking van de volger, cm speelruimte voor de instrumentklauwen te verschaffen cm te sluiten en de meest voorste klem vast te knijpen.

Al deze bij wijze van voorbeeld genoemde systemen zijn vrij ingewikkeld, 10 waarbij de meeste daarvan de wisselwerking van talrijke elementen vereisen.

Zoals in het voorgaande aangegeven is, voorziet de afbinder volgens de onderhavige uitvinding in een buitengewoon eenvoudig klemtoevoersysteem, dat in hoofdzaak zonder vastzitten werkt 15 en buitengewoon bedrijfszeker is. De klemnen, die achterelkaar in hetzelfde vlak liggen, worden in een klembuis aangebracht en warden constant vooruitgedrukt door een onder veerdruk staande toevoerschoen.

De meest voorste klem van de rij wordt overgebracht naar een evenwijdige duwbaan door een eenvoudige oplocpcmstructie die geen bewegende 20 delen vereist. Het duworgaan, dat verschuifbaar gemonteerd is in de duwbaan, brengt de klemnen een voor een in hun juiste positie tussen de instrumentklauwen voor het vastklemmen. De toetreding van elke klem uit de klenfeuis in de duwbaan is goed op tijd afgesteld omdat dit geregeld wordt door het duworgaan zelf, zoals in het volgende 25 beschreven zal worden.

Nu wordt de uitvinding nader beschreven.

Volgens de uitvinding is voorzien in een uit de weg te ruimen afbinder voor het aanbrengen van knijpklemmen op aders, slagaders, bloedvaten en ander geschikt weefsel. De afbinder cravat 30 een eerste handvat, dat aan het vooreinde daarvan in een eerste klauw uitmondt. Een tweede klauw is zwenkbaar gemonteerd aan het eerste handvat cm zodoende samen te werken met de eerste klauw. Een tweede handvat is zwenkbaar gemonteerd aan het vooreinde daarvan aan het eerste handvat en is voorzien van een uitsteeksel cm de tweede klauw 35 te bedienen.

8301523 * * 6

De handvatten zijn verplaatsbaar tussen open en gesloten posities, en verplaatsen de eerste en tweede klauwen tussen open en gesloten klem-vastknijpposities.

Ben klenfcsuis, die een aantal klemmen bevat, welke 5 achterelkaar in hetzelfde vlak liggen, is in het eerste handvat gemonteerd. Ben toevoerschoen is in de klerribuis gemonteerd en drukt de rij kleumen daarin constant vooruit door toedoen van een schroef-veer die een constante kracht levert. Aangrenzend aan en langs de klembuis is een duworgaan gemonteerd in het eerste handvat in een 10 duwbaan die zich tot de vooreinden van de klauwen voortzet. Het duworgaan is verplaatsbaar door de eerste en tweede handvatten tussen een teruggetrokken positie, wanneer de handvatten gesloten zijn, en een uitgezette positie om een klem in de duwbaan te brengen tussen de vooreinden van de klauwen, wanneer de handvatten epen zijn. Het 15 eerste handvat vormt een cplocpccnstructie die voert naar de duwbaan aan het vooreinde van de klembuis. De cploopccnstructie wordt bedekt door het duworgaan, wanneer deze zich in zijn uitgezette positie bevindt. De oploop wordt blootgesteld door het duworgaan wanneer deze zich in zijn teruggetrokken positie bevindt, waardoor de 20 meest voorste klem van de rij overgebracht kan worden van de klembuis, via de oploop, naar de duwbaan voor het duworgaan, als gevolg van de vooruitdrukking van de kleumen door de toevoerschoen.

Wanneer de eerste en tweede handvatten van hun gesloten naar hun open posities verplaatst worden, zullen de eerste en tweede 25 klauwen ook van hun gesloten naar hun open posities verplaatsen en zal het duworgaan een klem in de duwbaan in een positie tussen de vooreinden van de klauwen brengen, gereed voor het vastknijpen. Wanneer de eerste en tweede handvatten naar elkaar toe geknepen worden, zal het duworgaan naar zijn teruggetrokken positie verplaatsen waardoor 30 de volgende meest voorste klem van de rij oploopt tot in de duwbaan. Onmiddellijk daarna zullen de eerste en tweede klauwen sluiten, waarbij de klem daartussen cm het af te sluiten vat vastgeknepen wordt.

Deze opeenvolgende reeks van gebeurtenissen wordt herhaald bij elk openen en sluiten van de handvatten, waarbij het klemtoevoersysteem 35 geen kracht van de kant van de chirurg vereist om de bedoeling daar- 8301523 t si 7 van na te kanen. De eerste klauw kan voorzien zijn van een één geheel daarmee vormende aanslagpen die voorkomen zal dat een vat en een klem, die tussen de klauwpunten gebracht zijn, achter da klauw-punten geschoven worden.

5 De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld daarvan.

Fig. 1 is een afbeelding in perspectief van de afbinder volgens de uitvinding, waarin de handvatten en klauwen 10 in hun normale, epen positie voorgesteld zijn.

Fig. 2 is een afbeelding in perspectief van de afbinder van fig. 1, waarin al de delen daarvan in hun betrekkelijke verband losgenomen beschouwd worden.

Fig. 3 is een bovenaanzicht van het eerste handvat zonder 15 het deksel daarvan.

Fig. 4 is een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven bovenaanzicht van het instrument, waarin de klembuis, de toevoerschoen en de een constante kracht leverende schroefveer voorgesteld zijn.

Fig. 5 is een gedeeltelijke afbeelding in perspectief, 20 waarin de klenbuis, de toevoerschoen, de een constante kracht leverende schroefveer en verscheidene klemmen in hun he trektelijke verband los van elkaar beschouwd worden.

Fig. 6 is een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven gedeeltelijk bovenaanzicht, waarin de klemoploop van het eerste 25 handvat voorgesteld.

Fig. 7 is een gedeeltelijke verticale doorsnede van de cplocpconstructie van fig. 6.

Fig. 8 is een gedeeltelijke afbeelding in perspectief van de oploopoonstructie van fig. 6 en 7.

30 Fig. 9 is een vereenvoudigd, half-schematisch bovenaan zicht van de afbinder volgens de uitvinding met de handvatten en klauwen daarvan in hun normale open positie.

Fig. 10 is een vereenvoudigd, half-schematisch bovenaanzicht, waarin het instrument van fig. 9 met de handvatten daarvan 35 in hun êênkwart gesloten positie voorgesteld is.

8301523 « * 8

Fig. II is een vereenvoudigd, half-schematisch bovenaanzicht van het instrument van fig. 9 met de handvatten en klauwen daarvan in hun geheel gesloten positie.

Fig. 12 - 14 zijn gedeeltelijke afbeeldingen in perspec-5 tief, die een voorstelling geven van de aanbrenging en vastknijping van een klem op een vat.

Nu volgt een gedetailleerde beschrijving van de uitvinding.

Eerst wordt fig. 1 beschouwd, waarin de afbinder 10 volgens de uitvinding met de handvatten en klauwen daarvan in normale open posities voorgesteld is. De afbinder is algeneen aangegeven met 1 en heeft een eerste handvat 2, dat in een eerste klauw 3 aan het vooreinde daarvan uitloopt. De afbinder heeft een tweede handvat 4 en een tweede klauw 5. Zoals in het volgende 15 beschreven zal worden, zijn de klauw 5 en het vooreinde van het tweede handvat 4 zwenkbaar verbonden aan het eerste handvat' 2 op een zodanige wijze dat de tweede klauw 5 bediend wordt door het tweede handvat 4. Opgemerkt zal worden dat het handvat 2 voorzien is van een vingerlus 2a en het handvat 4 op overeenkomstige wijze 20 voorzien is van een vingerlus 4a. De rand van het handvat 2 aangrenzend aan de vingerlus 2a is voorzien van een zaagvormig grijpoppervlak 2b dat zich gedeeltelijk tot op de vingerlus 2a uitstrekt. Op een identieke wijze is het handvat 4 voorzien van een grijpoppervlak 4b langs de rand daarvan aangrenzend aan de vingerlus 4a en zich gedeelte-25 lijk tot qp de vingerlus 4a uitstrékkend.

Vervolgens wordt fig. 2 beschouwd. Deze figuur is een afbeelding van de afbinder van fig. 1, waarin al de delen daarvan in hun betrékkelijke verband losgenomen beschouwd worden. Te dien einde

Z

is het eerste handvat'weergegeven, dat in de eerste klauw 3 uitloopt.

30 Hét tweede handvat 4 is ook weergegeven, samen met de tweede klauw 5.

Het eerste handvat 2 wordt geccrnple.—.teerd door een dekselonderdeel 6 op overeenkomstige wijze wordt het tweede handvat 4 geoompla-—- teerd door een dekselonderdeel 7. De afbinder is voorzien van een magazijn of klembuis 4, een klemtoevoerschoen 9, een aantal 35 klemmen, waarvan'vier bij 10 weergegeven zijn, een schroefveer 11, die 8301523 I -4· ' 9 een constante kracht levert, en een deksel 12 voor de een constante kracht leverende schroefveer. De afbinder omvat voorts een duworgaan 13, een schroefveer 14 voor het duworgaan en een draadverbinding 15. Om de constructie te Gompie..—--teren, zijn er een handvataandruk-5 veer 16, een klauwaandrukveer 17 en een dekselschroef 18. Al deze elanenten zullen in het volgends in detail beschreven worden.

Hoewel de afbinder volgens de uitvinding gefabriceerd zou kunnen worden als een permanent, weer opnieuw te gebruiken chirurgisch instrument, leent deze zich goed tot het produceren daar-10 van als een uit de weg te ruimen, voor enkel gebruik bestemd instrument. Te dien einde kunnen al de delen van het instrument zonder neer van kunststof gevormd worden met uitzondering van het deksel 6 en de klenbuis 8, veren 11, 14, 16 en 17, draadverbinding 15 en schroef 18.

Deze laatstgenoemde elementen worden bij voorkeur van metaal ver-15 vaardigd. De klauw 5 wordt bij voorkeur van een gevulde kunststof vervaardigd voor extra sterkte. De kunststof- en metaalmaterialen, waaruit de elementen vervaardigd worden, moeten gekozen worden uit die welbekende groepen daarvan, welke met een chirurgisch milieu verenigbaar zijn en gesteriliseerd kunnen worden door 20 autoclaaf-, etheenoxyde-, bestralings-, of andere standaard methodes.

Vervolgens wordt fig. 3 beschouwd, waarin, in de vorm van een bovenaanzicht, het binnenoppervlak van het eerste handvat 2 voorgesteld is. Het handvat 2 vormt een langwerpig, als één geheel uitgevoerd, in één stuk gevormd onderdeel. Aan het achtereinde 25 daarvan loopt het handvat uit in de vingerlus 2a. Aan het vooreinde daarvan loopt het uit in de eerste klauw 3. Het handvat 2 is in hoofdzaak angeven door cmtrekswandgedeelten 19, 20 en 21. De wand 21 strekt zich tot de eerste klauw 3 uit en eindigt in een afgerond einde 21a, dat een boring 22 bevat, die bestaand is cm de eerste hamd-30 vatdekselschroef 18 cp te nemen, (zie fig. 2), zoals in het volgende beschreven zal worden.

Een inwendige langswand (231 verloopt in evenwijdig uiteengelegen verband met het grootste gedeelte van de wand 21, en samen vormen zij een langskanaal 24. Het kanaal 24 strekt zich van.

35 het vooreinde van het handvat 2 uit, cm bij 24a te eindigen. Nabij het 8301523 « ψ· 10 vooreinde daarvan bevat het kanaal 24 een paar sokopeningen 25 en 26.

Het handvat 2 is voorzien van een tweede zich in langs-richting uitstrékkende inwendige wand 27, die samenwerkt met de 5 wand 23 cm de schroefveer 14 van het duworgaan op te sluiten (zie fig. 2), zoals in het volgende beschreven zal worden.

Een één geheel daarmee vormende post 28 dient als een montering voor één einde van de schroefveer 14 van het duworgaan. Een enigszins ingezette voortzetting 27a van de wand 27 werkt samen met een aan-10 grenzende inwendige wand 29 cm de draadverbinding 15 op te sluiten, zoals ook weer in het volgende beschreven zal worden. Tussen de cmtrekswand 21 en inwendige wand 29 is het handvat 2 voorzien van een langwerpige opening of sleuf 30, waarvan de bedoeling hier in het volgende duidelijk zal worden.

15 Het vooreinde van het handvat 2 is ingekeept zoals bij 31 gezien wordt en is voorzien van een algemeen met 32 aangegeven oploopoonstructie in het kanaal 24. De keep 31 en cplocpconstructie 32 zullen in het volgende volledig beschreven worden. Cm het handvat 2 te completeren, is een zwenkpuntboring 33. aangebracht cm zwenkorganen 20 pp te nemen, waarmee de tweede klauw 5 en het tweede handvat 4 zwenk-baar aan het handvat 2 verbonden worden. Een lang kanaal of sleuf 34 is ook in het handvat 2 gevormd cm het basisgedeelte 16a van de veer handvataandruk'16 op te nemen (zie fig. 2) waardoor de handvatten naar hun open positie gedrukt worden, zoals in het volgende beschreven 25 zal worden.

Vervolgens worden fig. 2 en 5 beschouwd. Zoals uit deze figuren duidelijk is, bestaat de klembuis 8 uit een metalen onderdeel van C-vormige doorsnede, waarbij de langsranden van de klembuis 8 een langwerpige langssleuf 35 begrenzen, die zich over de lengte van 30 de klembuis uitstrékt.

Hoewel de afbindklemmen van elke geschikte en welbekende vorm kunnen zijn, zijn zij elk voorgesteld als bestaande uit een V-vormige kroon 10a, die in zich naar voren uitstrekkende benen 10b en 10c uitloopt. Het vooreinde van de klembuis 8 is ingekeept zoals 35 bij 36 wordt gezien cm zich zodoende te conformeren aan de vorm van 8301523 i Λ 11 de krocn 10a van de afbindklenitien.

De toevoerschoen 9 bestaat uit een langwerpig kunststof onderdeel van. zodanige afmetingen dat deze qpgenoraen zal worden g binnen de klentouis'mst een schuifpassing . Aan het vooreinde.

5 daarvan is de toevoerschoen 9 voorzien van gevorkte aftakkingen 9a en 9b die bestand zijn cm aan weerszijden van het kroongedeelte 10a van de meest achterste afbindklem van de rij aan te liggen.

Aan het achtereinde daarvan heeft de toevoerschoen een opstaand uitsteeksel 9c dat zo gedimensioneerd is dat het zich door de klem-10 buissleuf 35 uitstrekt met een schuifpassing.

De een constante kracht leverende veer 11 (zie fig. 2) behelst een bandvormige veer, die in een U-vorm uitgevoerd is, niet een basis 11a en beengedeelten, die in schroefwindingen 11b en 11c uitlopen. De veer 11 is van het welbekende type dat een in hoofdzaak 15 constante kracht uitoefent ongeacht de mate waarin het uitgezet wordt. Dergelijke veren worden verkocht onder de handelsnaam "Neg^A-Tor". Zoals in fig. 5 gesuggereerd wordt, is de basis 11a van de veer 11 bestemd om aangelegd te worden cm het opstaande uitsteeksel 9c van de toevoerschoen 9.

20 Weer bij beschouwing van fig. 3 zal worden opgemerkt dat het handvat 2 voorzien is van een richel of lijstvormige constructie 37 die zich langs de inwendige ópstaande wand 23 binnen het kanaal 24 uitstrekt. De regel 37 cmgeeft ook de sokopeningen 25 en 26. Aan de andere zijde van het lange kanaal 24 is het cmtreks-25 wandgedeelte 21 voorzien van een aantal zich naar binnen uitstrekkende uitsteeksels 38. Het bovenoppervlak van deze uitsteeksels 38 en het bovenoppervlak van de richel 37 (in fig. 3 beschouwd) liggen In êên vlak en bevinden zich op enige afstand boven de bodem van het kanaal 24. De uitsteeksels 38 en richel 37 zijn bestemd voor het 30 opnemen en ondersteunen van de klenfouis 8, met de sleuf 35 van de klaifouis 8 toegekeerd naar de bodem van het kanaal 24 van het handvat 2. Het zal duidelijk zijn dat wanneer de klembuis 8 in het handvat 2 gemonteerd is, het vooreinde daarvan (dat de keep 36 bevat) aangrenzend aan de oploopconstructie 32 zal liggen (zie fig. 3).

35 Fig. 4 is een bovenaanzicht van het afbindinstrunent 8301523 < ψ 12 van fig. 1, dat een voorstelling geeft van de tegenovergestelde zijde van het eerste handvat 2 ten aanzien van hetgeen in fig. 3 weergegeven is. Het eerste handvat 2 en het tweede handvat 4 en de tweede Hauw 5 zijn gedeeltelijk weggebroken cm de klembuis 8 op zijn 5 plaats binnen het handvat 2 gemonteerd te laten zien. Het zal de ter zate deskundige duidelijk zijn dat de klembuis 8 een rij afbindklemmen 10 en de toevoerschoen 9 bevatten zal. Wanneer de toevoerschoen 9 binnen de klembuis 8 aangebracht is en de klembuis 8 in het eerste handvat 2 gemonteerd is, zal het ópstaande uitsteeksel 9c van de toevoerschoen 10 9 zich tot in het lange kanaal 24 van het handvat 2 uitstrekken. De een constante kracht leverende schroefveer 11 zal gemonteerd worden binnen het lange kanaal 24 met het basisgedeelte 11a daarvan zich cm het toevoerschoenuitsteeksel 9c uitstrekkend en de schroefwinding-gedeelten 11b en llc daarvan respectievelijk in de sokopeningen 25 en 15 26 aangebracht, zoals door fig. 4 gesuggereerd wordt. De schroef-windinggedeelte 11b en llc zullen in de sokopeningen 25 en 26 gehouden worden door het deksel 12 (zie fig. 21. Als gevolg van deze constructie dient de klembuis 8 als een magazijn voor de afbindklemmen 10 en worden de afbindklemmen 10 constant vooruitgedrukt (d.w.z. naar de 20 instrumentklauwenl binnen de klembuis 8 onder inwerking van de een constante kracht leverende veer 11 op de toevoerschoen 9.

Bij het weer beschouwen van fig. 2 wordt gezien dat het duworgaan 13 bestaat uit een langwerpig, buigzaam kunststof onderdeel dat een keep 13a aan het vooreinde daarvan heeft. De keep 13a 25 correspondeert met de V-vormige kroon 10a van elke afbindklem 10.

Aan het achtereinde daarvan is het duworgaan 13 voorzien van één geheel daarmee vormend, zich in dwarsrichting uitstrekkend, cilindrisch uitsteeksel 13b. Aan een einde heeft het uitsteeksel 13b een kleine sleuf 13d daarin gevormd, waarvan de bedoeling hier in het volgende 30 duidelijk zal worden.

Het duworgaan 13 is bestemd cm over de klembuis 8 heen te liggen binnen het kanaal 24 van het handvat 2. Het cilindrische uitsteeksel 13b van het duworgaan 13 strékt zich door de langwerpige sleuf 30 van het handvat 2 uit (zie fig. 3). De wanden 21 en 23 van 35 het handvat' 2 werken met de klembuis 8 samen cm een duwbaan 13c voor 8301523 ί ' 13 het duworgaan 13 te vonten.

Zoals het duidelijkst in fig. 1 en 2 gezien wordt, zijn de eerste klauw 3 en de tweede klauw 5 enigszins gebogen, zoals typerend is voor vele afbinders, cm het gebruik van het 5 instrument te vergemakkelijken en het zicht qp de klem gedurende de klemvastknijpprocedure te verhogen. Zoals in 'fig. 3 weergegeven is, heeft de eerste klauw 3 een groef 39 daarin gevormd en zich nagenoeg tot het einde van de klauw uitstrekkend. Fig. 2 toont een corresponderende groef 40 in de tweede klauw 5. De groeven 39 10 en 40 vormen verlengstukken van de duwbaan 13c. Als gevolg hiervan zit het duworgaan steeds gevat binnen het instrument over de gehele bewegingsbaan daarvan.

Het duworgaan 13 is verplaatsbaar binnen de duwbaan 13c tussen een teruggetrokken positie en een uitgezette positie.

15 De teruggetrokken positie van het duworgaan is in fig. 11 voorgesteld. Opgemerkt zal worden dat het vooreinde 13a van het duworgaan 13, wanneer het duworgaan zich in zijn teruggetrokken positie bevindt, vlak achter het ingekeepte vooreinde 36 van de klenbuis 8 ligt.

De meest voorste positie van het duworgaan. 13 is in fig. 9 voorgesteld.

20 In zijn meest voorste positie bevindt het ingekeepte vooreinde 13a van het duworgaan zich nabij de vooreinden van de klauwgroeven 39 en 40 zodat deze een afbindklem 10 aan de meest voorste einden van deze groeven aanbrengen kan. De middelen, waarmee het duworgaan 13 tussen zijn teruggetrokken en uitgezette posities verplaatst wordt, 25 zullen hier in het volgende beschreven worden.

Vfeer bij beschouwing van fig. 2 wordt gezien dat de duwveer 14, die een schroefveer behelst, een haakvormige vormgeving 14a aan het vooreinde daarvan en een overeenkomstige haakvormige vormgeving 14b aan het achtereinde daarvan heeft. De draadverbinding 30 15 heeft een haakvormig vooreinde 15a en een kort zich naar voren uitstrekkend gedeelte 15b aan het achtereinde daarvan. Zoals het duidelijkst in fig. 9 weergegeven is, is het vooreinde 14a van de veer 14 gemonteerd op de post 28 van het handvat 2. Het achtereinde 14b van de veer 14 wordt aangegrepen door het haakvormige vooreinde 35 15a van de draadverbinding 15. Het zich naar voren uitstrekkende 8301523 * r 14 achtereinde 15b van de draadverbinding 15 wordt aangebracht in de sleuf 13d van het uitsteeksel 13b. aan het achtereinde van het duworgaan 13. Als gevolg hiervan drukt de schroefveer 14 constant het duworgaan 13 naar voren, om redenen die hier in het volgende duidelijk zullen 5 worden.

De aandacht wordt nu gericht qp fig. 2, 3 en 9.

De handvataandrukveer 16 is uitgevoerd in de vorm van een bladveer, die een basisgedeelte 16a heeft. Het basisgedeelte 16a wordt aangebracht in de sleuf 34 die in het handvat 2 gevormd is. De handvataandrukveer 10 16 is voor het overige bestemd cm tegen het tweede handvat 4 en het deksel 7 daarvan aan te liggen cm het tweede handvat naar zijn meest epen positie te drukken, zoals in fig. 9 voorgesteld is.

Wanneer de een constante kracht leverende veer 11 en het deksel 12 daarvan, de klembuis 8 en de toevoerschoen 9 daarvan 15 en de rij afbindklemren 10, het duworgaan 13 en de bijbehorende veer 14 en draadverbinding 15, en handvataandrukveer 16 alle binnen het handvat 2 gemonteerd zijn, kan het eerste handvatdeksel 6 aan het handvat 2 aangebracht worden cm deze constructie te completeren én cm al de in het voorgaande genoemde élementen daarin op hun plaats 20 te houden. Zoals duidelijk'in fig. 2 weergegeven is, heeft het eerste handvatdekselonderdeel 2 een flens 41 met een ingebogen rand 42.

De flens 41 is bestemd cm over een deel van de amtrekswand 21 van het handvat 2 heen te liggen. De amtrekswand 21 is voorzien van een smalle sleuf 43. De ingebogen rand 42 van de flens 41 is bestemd 25 cm met de sleuf 43 in aangrijping te komen met een snappassing.

Het dekselanderdeel 6 heeft een tweede flens 44 met is bestemd een ingebogen rand 45, De flens 44/om over een deel van de amtrekswand 19 van het handvat 2 heen te leggen. De amtrekswand 19 is voorzien van een (niet weergegeven) langssleuf die overeenkomstig is aan de 30 sleuf 43 van de cmtrekswand 21 en bestemd is cm door de ingebogen rand 45 van de flens 44 aangegrepen te worden met een snappassing.

Het deksel 6 heeft een derde flens 46. Deze flens ligt over het cmtreksgedeelte van het handvat 2, dat de sleuf 34 bevat, waarin de basis 16a van de handvataandrukveer 16 gemonteerd is. Bijgevolg zit 35 de basis 16a van de handvataandrukveer 16 op gevatte wijze gemonteerd binnen het eerste handvat 2. Tenslotte is het deksel 6 voorzien van 830 1 52 3 15 een vierde flens 47 die bes tend is cm het meest voorste gedeelte van het handvat 2 en het bovenste deel van de eerste klauw 3 te artslui ten. Het zal duifelijk zijn dat het vooreinfe van het deksel 6 en fe flens 47 passend gebogen zullen zijn cm samen te gaan met de 5 gebogen vorm van fe eerste klauw 3. Qm te verzekeren dat het deksel nauwsluitend tegen het eerste handvat 2 ter plaatse van het klauw gebied daarvan past, is het deksel voorzien van een perforatie 48 waardoor fe schroef 18 zich uitstrékt en geschroefd wordt in fe boring 22 van het eerste handvat 2 (zie fig. 3). Tenslotte is het deksel 6 10 voorzien van een keep 49. De keep 49 treedt op cm fe zwenkpuntboring 33 in het eerste handvat 2 bloot te stellen.

Zoals het duidelijkst in fig. 2 weergegeven is, cmvat fe gemodelleerde kunststof klauw 5 een massief voorste klauwgedeelte, dat fe duwbaangroef 40 bevat. Het achterste gedeelte van fe klauw 15 is hol, en heeft een zijwand 5a, een zijwand 5b, een bodeirwand 5c en een ondereindwand 5d. Deze wanden begrenzen een kamer die bestemd is cm fe klauwaardrukveer 17 qp te nemen (zie ook fig. 9).

De tweede klauw 5 is gemonteerd op het eerste handvat 2 met het voorste gedeelte van het eerste handvat 2 opgenomen tussen 20 tweede klauwwanden 5a en 5b en het voorste gedeelte van fe tweede klauw 5 aangrenzend aan fe eerste klauw 3. De wand 5b van fe tweede klauw 5 heeft een perforatie 50 daarin gevormd, die bestemd is cm coaxiaal met fe zwenkpuntboring 33 van het eerste handvat 2 aangebracht te worden. Opgemerkt zal worden uit fig. 9 dat wanneer fe tweede 25 klauw 5 zich in positie op het eerste handvat 2 bevindt, het ingekeepte gedeelte 31 van het eerste handvat 2 fe door fe wanden 5a t/m 5d van fe tweede klauw 5 gevormde kamer sluit. De klauwaandrukveer 17 werkt cp het oppervlak van fe keep 31 van het eerste handvat 2 en fe wand 5c van fe tweede klauw 5 in cm fe tweede klauw 5 naar zijn 30 epen positie te drukken zoals in fig. 9 voorgesteld is.

Weer bij beschouwing van fig. 2 wordt gezien, dat fe wand 5b van fe tweede klauw 5 een keep 31 daarin gevormd heeft.

Deze keep werkt samen met een (niet weergegeven) een geheel daarmee vormend uitsteeksel cp het eerste handvat cm fe meest open positie 35 van fe tweede klauw 5 vast te leggen. De wand 5b van de tweede klauw 8301523 i m 16 5 heeft ook een kamoppervlak 52 daarop, waarvan de bedoeling hier in het volgende blijken zal.

Wanneer de tweede klauw 5 en de daarmee samenhangende klauwaandrukveer 17 op het eerste handvat 2 gemonteerd zijn, kan 5 de afbinder 1 nu gecompleteerd worden door de toevoeging van het tweede handvat 4 en het deksel 7 daarvan. Het tweede handvat 4 heeft een zich in dwarsrichting uitstrekkende flens 53, die een gedeelte van de vingergreep 4b bevat en zich cm het vooreinde van de vingerlus 4b uitstrekt, zoals in fig. 2 weergegeven is. Het 10 tweede handvatdeksel 7 heeft een complementaire zich in dwarsrichting uitstrekkende flens 54, die ook een gedeelte van de vingergreep 4b Asti bevat, 'het vooreinde daarvan is het tweede handvat 4 een tweede zich in dwarsrichting uitstrekkende flens 55. Het tweede handvatdeksel 7 heeft een corresponderende flens 56. De samengaande randen van de 15 tweede handvatflens 53 en tweede handvatdekselflens 54 zijn bestemd cm onderling verbonden te worden door elk passend middel zoals lijmen, lassen of dergelijke. Hetzelfde geldt ten aanzien van de samengaande randen van de tweede handvatflens 55 en de tweede handvatdekselflens 56. Door toedoen van deze verbinding bevinden het tweede handvat 4 en 20 het deksel 7 daarvan zich op een afstand van elkaar die voldoende is cm net keurig het eerste handvat 2 en de daarmee samenhangende delen op te nemen.

Het tweede handvat 4 heeft aan het vooreinde daarvan een zich zijdelings uitstrekkend, cilindrisch uitsteeksel 57 met 25 een boring 58 daarin. In een corresponderende positie heeft het tweede handvatdeksel 7 een cilindrisch uitsteeksel 59 dat in een pen 60 uitloopt. De uitsteeksels 57 en 59 zijn bestemd cm onderling verbonden te worden, waarbij de pen 60 zich in de boring 58 uitstrekt. De cilindrische uitsteeksels 57 en 59 strekken zich door de perforatie 30 50 in de wand 5b van de eerste klauw 5 en de zwenkpuntboring 33 van het tweede handvat 2 uit, onder het zodoende dienen als een zwenkpen voor de handvatten 2 en 4, en de tweede klauw 5.

Het tweede handvat 4 heeft nabij het vooreinde daarvan een uitsteeksel 61. Het uitsteeksel 61 is zo ingesteld dat het in 35 contact kcrnt met het kamoppervlak 52 van de tweede klauw 5 cm de klauw te sluiten, wanneer het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 8301523 17 gesloten worden.

Het tweede handvat 4 is, zoals in fig. 2 weergegeven is, voorzien van een Ir-vormige groef 62 qp het binnencppervlak daarvan, nabij zijn achtereinde. De L-vormige groef 62 heeft een eerste been 5 62a en een been 62b. Zoals net stippellijnen in fig. 2 weergegeven is, heeft het tweede handvatdeksel 7 een corresponderende L-vormige groef 63 met benen 63a en 63b. De groeven 62 en 63 vormen eikaars spiegelbeeld.

Fig. 9 wordt nu beschouwd. Fig. 9, die een enigszins z 10 vereenvoudigde tekening voorstelt, toont het eerste handvat' zonder het deksel 6 daarvan en het tweede handvat 4, zonder het deksel 7 daarvan. Daarbij is de tweede klauw 5 gedeeltelijk weggebreken. Opgemerkt zal worden dat het dwarse cilindrische uitsteeksel 13b van het duworgaan 13 zich cmlaag uitstrekt door de rechte sleuf 15 30 van het eerste handvat 2 en in de groef 62 van het tweede handvat 4 grijpt. Het zal duidelijk zijn dat het andere einde van het dwarse cilindrische uitsteeksel 13b cp overeenkomstige wijze aangebracht zal worden in de groef 63 van het tweede handvatdeksel 7, onder het daarin innemen van dezelfde relatieve, positie.

20 In fig. 9 zijn het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 in hun open posities weergegeven, zoals bepaald wordt door het dwarse cilindrische uitsteeksel 13b van het duworgaan 13 dat aan het vrije einde van het tweede handvatgroefbeen 62a aangebracht wordt. Wanneer het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 samengeknepen worden, 25 zullen de sleuf 30 van het eerste handvat 2 en het groefbeen 62a van het tweede handvat 4 samenwerken cm het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan naar achter te verplaatsen, onder het zodoende verplaatsen van het duworgaan 13 naar zijn teruggetrokken positie. Wanneer de handvatten 2 en 4 in samenhang bewogen worden cm zodoende ongeveer 30 éénkwart gesloten te worden (zoals in fig. 10 weergegeven is), zal het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan nagenoeg de verbindingsplaats van de tweede handvatgroefbenen 62a en 62b bereikt hebben. Als gevolg hiervan zal het vooreinde 13a van het duworgaan 13 van tussen de klauwen 3 en 5 verwijderd zijn en zal het duworgaan 13 bijna zijn geheel 35 teruggetrokken positie bereikt hebben, waarin het vooreinde 13a van 8301523

4 'T

18 het duworgaan 13 zich vlak achter het voorste of ingekeepte einde 36 van de klenfauis 8 bevindt. Het is qp dit punt dat het uitsteeksel 61 van het tweede handvat 4 in contact kant met het kamcppervlak 52 van de tweede klauw 5 cm te beginnen met het sluiten van de 5 klauw naar de eerste klauw 3 (zie ook fig. 2}.

Fig. 11 toont het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 in hun geheel gesloten positie. Wanneer het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan eenmaal het tweede handvatgroefbeen 62b binnengegaan is, zal het in zijn teruggetrokken positie gehouden worden, 10 maar zal het niet verder verplaatsen naar de achterzijde van het instrument. Wanneer de handvatten 2 en 4 zich in hun gesloten positie bevinden, nadert het dwarse cilindrische uitsteeksel 13b van het duworgaan het vrije einde van het tweede handvatgroefbeen 62b.

Als het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 naar hun 15 epen positie verplaatst worden, zal het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan aanvankelijk langs het been 62b van de handvatgroef 62 bewegen zander verdere beweging van het duworgaan 13. In de tussentijd zullen de klauwen 3 en 5 echter geopend zijn, zoals in fig. 10 weergegeven is. Als het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 verplaatst 20 worden over de rest van de afstand naar hun epen posities, zal het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan het tweede handvatgroefbeen 62a binnengaan en daarlangs bewegen, waardoor het duworgaan 13 de klauwen 3 en 5 binnengaat en zijn uitgezette positie bereikt, zoals in fig. 9 weergegeven is. Het zal duidelijk zijn dat het cilindrische 25 uitsteeksel 13b van het duworgaan 13 met de tweede handvatdekselgroef 63 op dezelfde wijze samenwerkt als het dit met de tweede handvatgroef 62 doet.

tot

Uit de beschrijving'dusver zal duidelijk zijn dat teneinde het duworgaan 13 een afbindklem aan de meest voorste einden van de 30 klauwen 3 en 5 te laten aanbrengen, het nodig is cm elk van de kleumen in de klembuis 8 zich op zijn beurt te laten verplaatsen van de klem-buis 8 in de duwbaan 13c zodat deze aangegrepen kan worden door het ingékeepte voereinde 13a van het duworgaan 13. Om elke klem 10 zich te laten verplaatsen van de klerribuis 8 naar de duwbaan, wordt de 35 algemeen met 32 in fig. 3 aangegeven oploop gebruikt. De oploop 32 vormt één geheel met het eerste handvat 2.

83 0 1 52 3 19

De oplocp 32 is het best voorgesteld in fig. 6-8.

Bij het eerst beschouwen van fig. 8 wordt gezien dat er zich vlak achter de oplocp 32 een oppervlak 64 bevindt. Het oppervlak 64 ligt in hetzelfde vlak als de richel 37 en -uitsteeksels 38 die de klembuis 5 8 ondersteunen. Het oppervlak 64 is bestand on het meest voorste einde van de klanbuis 8 te ondersteunen. Aan het vooreinde van het oppervlak 64 bevinden zich kragen 65 en 66 met in hoofdzaak in ëen vlak gelegen verticale kragen 67 en 68. De kragen 65-68 vormen aanlegvlakken voor het vooreinde van de klembuis 8 en deze aanlegvlakken zijn van 10 een afmeting iets kleiner dan de dikte van het net aal waaruit de klembuis 8 vervaardigd is.

De oploop 32 erarat evenwijdig uiteengelegen cploopvlakken 69 en 70 die geleidelijk schuin athoog en naar voren verlopen. De cploopvlakken 69 en 70 eindi^^u^^hD^vlakken 71 en 72 die schuin 15 naar voren en arihoog verlopen een steilere hoek. De vlakken 69 en 71 zijn van de vlakken 70 en 72 gescheiden door een wand of .uitsteeksel 73 dat, aan het achtereinde daarvan, V-vormig is en uitloopt in onhoog en naar voren schuinstaande oppervlakken 74 en 75. De onhoog en naar varen schuinstaande oppervlakken 71 en 72 en de onhoog en naar voren 20 schuinstaande oppervlakken 74 en 75 lopen uit in het vlakke bovenoppervlak 76 van de oplocp 32, dat in hoofdzaak in één vlak ligt met het bovenoppervlak van de klembuis 8 en deel uitmaakt van de duwbaan 13c voor het duworgaan 13. De vlakken 69 en 71 werken samen met ëen been van een meest voorste klem van de rij, die over de oploop beweegt, 25 en de vlakken 70 en 72 werken met het andere been daarvan samen. De oppervlakken 74 en 75 werken met het kroongedeelte 10a van de meest voorste klem samen cm de klem zich te laten verplaatsen van de klembuis 8 naar de duwbaan 13c onder het steeds in een vlak in hoofdzaak evenwijdig aan dat van de klembuis 8 en dat van de duwbaan 13 c blijven 30 daarvan. Dit wordt in fig. 6 en 7 gedemonstreerd.

Men zal zich herinneren dat de rij klemmen 10 in de klembuis 8 constant vooruitgedrukt worden ender inwerking van de toevoerschoen 9 en de een constante kracht leverende veer 11. Men zal zich voorts herinneren dat, wanneer het eerste handvat 2 en tweede 35 handvat 4 zich in hun normale, open posities bevinden, het duworgaan 8301523 ·* · 20 13 zich in zijn uitgezette positie met het vooreinde daarvan tussen de klauwen 3 en 5 bevinden zal. Zodoende zal het duworgaan 13 in ... . . heen· zijn uitgezette positie over het bovenvlak 76 van de oploop 32 > liggen onder het sluiten van de doorgang tussen de klerrbuis 8 en de duwbaan 5 13c. Onder deze omstandigheden kan de meest voorste klem in de klem-buis 8 gedeeltelijk uit het vooreinde van de klembuis steken, maar als deze langs de vlakken 69 en 70 beweegt en begint op te komen, zal deze tegen het duworgaan 13 komen te liggen, dat de verdere vooruitbeweging. van de meest voorste klem tegengaan zal.

10 Wanneer het duworgaan 13 zich in zijn teruggetrokken positie bevindt, zal het ingekeepte vooreinde 13a daarvan zich vlak achter het ingekeepte vooreinde 36 van de klembuis 8 bevinden. Zodoende ligt het duworgaan 13 niet langer over het bovenvlak 76 van de oploop 32 heen. De meest voorste klem, die met lOd in fig. 6 en 7 15 weergegeven is, zal onder de aandrukking van de daaropvolgende klem 10e langs de vlakken 69 en 70 bewegen tot de vooreinden van de benen daarvan in aangrijping komen met de vlakken 71 en 72 van de oploop 32. Tegelijkertijd zal het kroongedeelte van de meest voorste klem lOd in aangrijping kamen met de achteroppervlakken 74 en 20 75 van de wand 73. Het verder vooruitdrukken van de klem lOd zal tot het opkanen daarvan in de duwbaan 13c leiden. De vooreinden van de tweede' klem 10e zullen uiteindelijk het contact met het kroongedeelte van de eerste klem lOd verliezen en zullen onder de eerste klem lOd beginnen te glijden onder het voltooien van de verplaatsing 25 daarvan in de duwbaan 13c en in aanliggend verband met de deksel 6. Wanneer het duworgaan 13 weer naar zijn uitgezette positie verplaatst wordt, zal het de meest voorste klem lOd tussen de klauwen 3 en 5 brengen met de vooreinden van de benen van de klem lOd aanliggend tegen de einden van de klauwgroeven 39 en 40, die deel uitmaken van de duwbaan 13c.

30 Intussen ligt het duworgaan 13 weer over het bovenvlak 76 van de oploop 32 heen onder het tegengaan van een verdere vooruitbeweging van de tweede klem 10e onder de aandrukking van de derde klem lOf.

Op deze wijze wordt elke klem op zijn beurt van de klembuis 8 naar de duwbaan 13c verplaatst door de oploopconstructie 32 die op een 35 eenvoudige en doelmatige wijze zonder bewegende delen werkt.

8301523 21

Van de afbinder 1 volgens de uitvinding, die in detail beschreven is, kan de werking als volgt uiteengezet worden. De afbinder zal gemonteerd, met klemmen geladen, verpakt en gesteriliseerd worden volgens één willekeurige van de in het voorgaande vermelde methodes.

5 Tegen de tijd van het gebruik daarvan zal de afbinder uit zijn verpakking verwijderd en aan de chirurg overhandigd worden met zijn eerste handvat 2 en tweede handvat 4 in hun normale, epen posities. De afbinder kan verpakt worden met een eerste klem tussen tussen de kaken 3 en 5 aangebracht. Zo niet, dan zal de 10 chirurg de cyclusbeweging van de afbinder weer eens qp gang moeten brengen om een eerste klem in positie te brengen voor het vastknijpen daarvan tussen de kaken 3 en 5. Het instrument, gereed voor gebruik, is in fig. 1 en 9 voorgesteld.

De chirurg plaatst de meest voorste klem (tussen de 15 kaken 3 en 5) cm het dicht te drukken vat en knijpt dan de handvatten 2 en 4 samen. Zoals in het voorgaande aangegeven is zal, als de handvatten over ongeveer éénkwart van de afstand tot hun geheel gesloten positie samengeknepen zijn (zie fig. 4}, de wisselwerking van de groeven 62 en 63 van het tweede handvat 4 en het deksel 7 20 daarvan met de sleuf 30 van het handvat 2 en het dwarse cilindrische uitsteeksel 13b van het duworgaan 13 er toe leiden dat het duworgaan zich naar achter naar zijn teruggetrokken positie verplaatst, coder het vrijmaken van het duworgaan van tussen de klauwen 3 en 5. Als de handvatten 2 en 4 naar hun geheel gesloten posities verplaatst 25 worden (fig. 11), kant het uitsteeksel 61 van het tweede handvat 4 in contact met het kamoppervlak 52 van de tweede klauw 5, waardoor de klauwen 3 en 5 gesloten worden, onder het cm het vat vastknijpen van de klem.

Intussen wordt, wanneer het duworgaan 13 eenmaal zijn 30 teruggetrokken positie bereikt (fig. 10), hierdoor de oploop 32 blootgesteld. De rij kleunen binnen de klembuis 8 is dan vrij cm vooruit te bewegen onder de invloed van de toevoerschoen 9 en de veer 11 die een constante kracht levert. Door toedoen van de oploop 32 wordt de volgende meest voorste klem van de rij schuin cnhoog 35 bewogen in de duwbaan. Zodoende wordt de volgende klem van de rij 8301523 I * 22 in de duwbaan 13c gebracht terwijl de chirurg de klem-vastknijp-verrichting voltooit. Deze werking is automatisch en vergt geen door de chirurg uit te oefenen kracht en geen bijkomende manipulatie van zijn kant.

5 Uit een vergelijking van fig. 10 en 11 zal ppgemerkt worden dat gedurende de klem-vastknL jpprocedure, wanneer het duworgaan 13 eenmaal zijn teruggetrokken positie bereikt heeft, het in zijn teruggetrokken positie blijven zal terwijl de handvatten geheel gesloten worden, zoals in fig. 11, omdat het cilindrische uitsteeksel 10 13b van het duworgaan 13 in de benen 62b en 63b van de groeven 62 en 63 van het tweede handvat 4 en het deksel 7 daarvan bewegen zal.

Wanneer de klem-vastknijpprocedure eenmaal voltooid is, ontspant de chirurg eenvoudig zijn greep cp de afbinder 1, onder het zich laten verplaatsen van het eerste handvat 2 en tweede handvat 4 15 naar hun geheel open positie onder de invloed van de handvataandruk-veer 16. Weer bij beschouwing van fig. 11 en 10 wordt gezien dat als de handvatten 2 en 4 zich uit hun geheel gesloten posities (fig. Hl naar hun driekwart epen posities (fig. 10). verplaatsen, het duworgaan 13 in zijn teruggetrokken positie blijven zal, cmdat het uitsteeksel 20 13b van het duworgaan 13 in de groefbenen 62b en 63b van het tweede handvat 4 en het deksel 7 daarvan beweegt. Tegelijkertijd werkt het uitsteeksel 61 van het tweede handvat 4 met het kamcppervlak 52 van de tweede klauw 5 op een zodanige wijze samen dat de klauwaandruk-veer 17 de tweede klauw 5 in zijn epen positie terugbrengen kan.

25 Wanneer de handvatten hun driekwart open posities bereiken, zoals in fig. 10 weergegeven is, zal het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan 13 de groefbenen 62a en 63a van het tweede handvat 4 en het deksel 7 daarvan binnengaan. Dit zal resulteren in de verplaatsing van het duworgaan 13 naar zijn uitgezette positie 30 als de handvatten 2 en 4 zich uit hun driekwart epen positie (fig. 10) naar hun geheel open positie (fig. 9) verplaatsen. Als het duworgaan 13 zich naar zijn uitgezette positie verplaatst, zal het de eerder over de oploop bewogen klem, die zich in de duwbaan 13c bevindt, opvatten en deze naar voren verplaatsen naar de meest voorste einden 35 van de klauwgroeven 39 en 40, in positie voor de volgende klem-vastknijpprocedure. Cp dit punt is de cyclusbeweging van de afbinder 1 voltooid.

8301523 23

De cyclusbeweging kan even veel malen uitgevoerd worden als er kleumen in de klenfouis 8 zijn. De klenbuis 8 kan 35 of meer kleumen inhouden. Wanneer de afbinder leeg is, wordt deze eenvoudig uit de weg geruimd en wordt een nieuwe afbinder in gereedheid gebracht voor het gebruik.

5 Hoewel dit voor de werking van de afbinder 1 niet vereist is, verdient het de voorkeur dat de eerste klauw 3 van een ëén geheel daarmee vormende pen voorzien is. Ben dergelijke pen is met 77 weergegeven in fig. 2. Het vrije einde van de pen 77 is bestemd on opgeocmen te worden in een perforatie 78 in de tweede klauw 5 (zie fig. 2}. De 10 pen 77 is van zodanige lengte dat het vrije einde daarvan zich in de perforatie 78 van de tweede klauw 5 uitstrekt, zelfs wanneer de klauwen 3 en 5 zich in hun epen posities bevinden. Wanneer de klauwen 3 en 5 naar hun gesloten positie verplaatst worden, wordt de pen 77 geheel opgenemen binnen de perforatie 78.

15 De pen 77 is zo op de klauw 3 cpgesteld dat deze naar de. zijde van en aangrenzend aan de tep van het kroongedeelte van de meest voorste klem ligt wanneer deze zich in zijn vastknijppositie aan het vooreinde van de klauwen 3 en 5 bevindt. Dit is in fig. 12 en 14 voorgesteld.

20 Om tot fig. 12 terug te keren, deze figuur toont een klem 10 die cm een dicht te knijpen vat 79 aangebracht wordt. Het vat wordt opgenemen tussen de benen van de klem 10 en het afbindr instrunent 1 wordt naar voren verplaatst tot het vat 79 in contact kant met de pen 77. De pen 77 voorkomt het te diep tussen de klauwen 25 3 en 5 aanbrengen van het vat 79, onder het onbedoeld naar achter schuiven van de klem 10 en het duworgaan 13. Zodoende verzekert de pen 77 de goede instelling van het vat 79 en wordt hierdoor verzekerd dat de klem 10 in zijn juiste positie blijven zal ten opzichte van de klauwen 3 en 5 voor het vastknijpen.

30 Gedurende de vastknijpprocedure verplaatst het duworgaan 13 zich naar achter en beginnen de klauwen 3 en 5 dan te sluiten.

Door toedoen van de vorm daarvan zullen, als de klem aanvankelijk samengeknepen wordt, de vrije einden van de benen daarvan samenkansn zoals in fig. 13 weergegeven is, onder het verzekeren dat de klem 35 10 het vat 79 omhult. Bij het verder sluiten van de klauwen zal 8301523 , 24 de klem 10 grondig afgeplat worden onder het dichtknijpen van het vat 79. De vormgeving van het afbindinstrument en de groeven 62 en 63 is zodanig dat te veel dichtknijpdruk niet qp de klem uitgeoefend kan worden en de klem niet te ver dichtgeknepen kan worden.

5 Wanneer de handvatten teruggebracht zijn naar hun normale open posities, wordt de klem vrijgegeven uit de klauwen 3 en 5 en wordt een nieuwe klem 10 ingesteld voor de volgende vastknijp-procedure, zoals in fig. 15 weergegeven is.

Modificaties kunnen uitgevoerd worden in de uitvinding 10 zonder buiten het kader daarvan te treden. Het afbindorgaan kan bijvoorbeeld voorzien worden van (niet weergegeven) aanwijsorganen of een (niet weergegeven) venster cm de chirurg een visuele aanwijzing te verschaffen aangaande het aantal kleumen dat nog in het instrument at..

15 Het is ook binnen het kader van de uitvinding cm het instrument te voorzien van een veiligheidsorgaan voor het opsluiten van het eerste handvat en tweede handvat 4 (en zodoende de klauwen 3 en 5) in hun epen posities nadat de laatste afbindklem dichtgeknepen is. Dit kan op een aantal wijzen uitgevoerd worden. Een zeer eenvoudige 20 wijze is in fig. 2 voorgesteld. Om de veiligheidsuitsluiting tot stand te brengen, is het alleen nodig cm de vrije einde van het groefbeen 62a van het tweede handvat 4 en het groefbeen 63a van het tweede handvatdeksel 7 te verlengen. Deze verlengstukken zijn met stippellijnen bij 62c en 63c weergegeven in fig. 2. De verleng-25 stukken 62c en 63c worden zo ingesteld dat deze evenwijdig verlopen aan de sleuf 30 van het eerste handvat 2 wanneer de handvatten zich in hun epen posities bevinden zoals in fig. 9 weergegeven is. Wanneer een klem aan de einden van de klauwgroeven 39 en 40 van de klauwen 3 en 5 aangebracht is, zal een dergelijke klem de uitgezette positie 30 van het duworgaan 13 vastleggen. Onder deze omstandigheden kan het dwarse cilindrische uitsteeksel 13b van het duworgaan de groefverleng-stukken 62c en 63c niet binnengaan. Wanneer de laatste afbindklem echter dichtgeknepen is, en de handvatten 2 en 4 naar hun normale open posities verplaatst zijn, zal er zich echter geen klem aan de ' 35 vooreinden van de klauwsleuven 39 en 40 bevinden zodat het duworgaan 8301523 25 13 zich naar voren verplaatsen zal tot het vooreinde daarvan tegen de vooreinden van de klauwsleuven 39 en 40 kant te liggen. Deze geringe extra vooruitbeweging van het duworgaan 13 is genoeg om het dwarsuitsteeksel 13b van het duworgaan de groefverlengstukken 5 62c en 63c te laten binnengaan. Daar de groefverlengstukken evenwijdig aan de langwerpige sleuf 30 van het handvat 2 verlopen, zal een poging tot het samenknijpen van de handvatten 2 en 4 niet tot beweging van het duworgaan 13 leiden en zal het instrument zich in hoofdzaak opgesloten bevinden in zijn normale, cnbediende, open positie. Bij 10 dit type veiligheidsuitsluiting, zal het nodig zijn cm de afbinder met een eerste klem tussen de klauwen 3 en 5 aangebracht te verpakken.

Kort samengevat is in het voorgaande een uit de weg te ruimen afbinder voor het aanbrengen van vastknijpklenmen op aders, slagaders en bloedvaten beschreven. De afbinder omvat een eerste 15 handvat, dat aan het vooreinde daarvan uitloopt in een eerste klauw en een tweede klauw en een tweede handvat, die beide zwenkbaar gemcn-teerd zijn op het eerste handvat nabij het vooreinde daarvan. De handvatten zijn verplaatsbaar tussen epen en gesloten posities en verplaatsen de kaken tussen epen en gesloten klem-vastknijpposities.

20 Een kleirfouis, met daarin een aantal kleumen, en een onder veerdruk staande toevoerschoen om de kleumen daarin constant vooruit te drukken, is in het eerste handvat gemonteerd. Een duworgaan is in het eerste handvat evenwijdig aan de klembuis in de duwbaan, die zich naar de vooreinden van de klauwen uitstrekt, gemonteerd. Het duworgaan is 25 verplaatsbaar door de eerste en tweede handvatten tussen een teruggetrokken positie wanneer de handvatten gesloten zijn en een uitgezette positie cm een klem in de duwbaan aan de vooreinden van de klauwen aan te brengen wanneer de handvatten epen zijn. Het eerste handvat vormt een cplocpconstructie die naar de duwbaan voert aan 30 het vooreinde van de klembuis die door het duworgaan bedekt wordt wanneer deze zich in zijn uitgezette positie bevindt en blootgesteld wordt door het duworgaan wanneer deze zich in zijn teruggetrokken positie bevindt, waardoor de meest voorste klem overgebracht kan worden naar de duwbaan vóór het duworgaan door het vooruitdrukken 35 van de klemmen in de klembuis, en zender de noodzaak van bewegende overbrengdelen.

8301523

Claims (31)

1. Afbinder voor het aanbrengen van vastknijpklemnen cp bloedvaten, welke afbinder voorzien is van een eerste handvat die aan het vooreinde daarvan uitloopt in een eerste klauw, een tweede handvat en een tweede klauw die beide zwenkbaar gemonteerd 5 zijn qp het eerste handvat nabij het vooreinde daarvan, waarbij de eerste en tweede handvatten net de hand verplaatsbaar zijn tussen open en gesloten posities, de eerste klauw verplaatsbaar is door het eerste handvat en de tweede klauw verplaatsbaar is door het tweede handvat tussen open en gesloten klem-vastkni jpposities, een lang-10 werpig magazijn binnen het eerste handvat en zich in langsrichting daarin uitstrekkend, een rij kleumen die binnen het magazijn aangebracht worden in samenhang met organen voor het constant naar het vooreinde van het magazijn drukken van de rij klemmen, een duworgaan dat gemonteerd is binnen het tweede handvat evenwijdig aan en aangrenzend 15 aan het magazijn in een duwbaan die zich naar de vooreinden van de eerste en tweede klauwen uitstrekt, welk duworgaan verplaatsbaar is door de eerste en tweede handvatten tussen een teruggetrokken positie verwijderd van de handvatten wanneer de handvatten zich in hun gesloten posities bevinden en een uitgezette klem-aanbrengpositie 20 tussen de klauwen wanneer de handvatten zich in hun epen posities bevinden, en een cplocp in het eerste handvat aan het vooreinde van het magazijn en naar de duwbaan voerend, welke oploop door het duworgaan bedekt wordt wanneer het zich in zijn uitgezette positie bevindt en door het duworgaan blootgesteld wordt wanneer het in zijn teruggetrokken 25 positie bevindt om de meest voorste klem van de rij van het magazijn naar de duwbaan te kunnen overbrengen onder de invloed van de toeveer-schoen.

2. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de kleirmen een kroongedeelte hebben, dat in benen uitloopt, waarbij de 30 klemmen met hun benen het meest naar voren achterelkaar in hetzelfde vlak binnen het magazijn liggen, de oploop eerste en tweede cploop-vlakken voor elk klembeen heeft cm de benen van elke klem in de duwbaan te lichten, de eerste oploopvlakken schuin naar voren en naar de duwbaan verlopen onder een geringe hoek en uitlopen in de tweede oploopvlakken 8301523 ο 27 en die schuin naar voren/naar de duwbaan verlopen onder een steilere hoek cm bij de duwbaan te eindigen, de eerste en tweede oploopvlakken voor het ene klerabeen gescheiden zijn van de eerste en tweede oploopvlakken voor het andere kletifceen door een wandgedeelte, dit wandgedeel-5 te een achtereinde aangrenzend aan het vooreinde van het magazijn heeft, en dit achtereinde van het wandgedeelte uitloopt in tenminste één cploopvlak dat zich naar voren en naar de duwbaan uitstrekt om de kroon van elke klem in de duwbaan te lichten.

3. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat deze 10 veerorganen cmvat, die de handvatten naar hm epen posities drukken.

4. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat deze veerorganen omvat cm de tweede klauw naar zijn open positie te drukken.

5. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt door een rechte sleuf in het eerste handvat, die zich achter de duwbaan bevindt 15 en zich evenwijdig daaraan uitstrekt, waarbij het eerste handvat een deksel heeft, dat de duwbaan cxnsluit en de sleuf blootstelt, het tweede handvat een deksel daaraan bevestigd heeft in evenwijdig uiteengelegen verband, het tweede handvatdeksel zich op een zodanige afstand van het tweede handvat bevindt dat een gedeelte van het 20 eerste handvat net keurig daartussen qpgenaten wordt, het tweede handvat en het tweede handvatdeksel tegenovergestelde corresponderende spiegelbeeldgroeven daarin gevormd hebben, deze groeven L-vormig zijn roet corresponderende eerste en tweede benen, het duworgaan een achtereinde heeft, uitlopend in een cilindrisch uitsteeksel, dat zich 25 dwars cp het duworgaan door de sleuf van het eerste handvat uitstrekt en met zijn einden respectievelijk in het tweede handvat en de tweede handvatdekselgroeven aangébracJitf^^ eerste gröefbenen zo gevormd zijn dat deze met de sleuf en de einden van het uitsteeksel van het duworgaan samenwerken om het duworgaan naar zijn teruggetrokken 30 positie te verplaatsen wanneer de handvatten ongeveer de eerste 25 percent van de afstand van hm open naar hm gesloten posities afgelegd hebben en cm het duworgaan naar zijn uitgezette positie te verplaatsen wanneer de handvatten ongeveer de laatste 25 percent van de afstand van hm gesloten naar hm epen posities afgelegd hebben, 35 en de tweede gröefbenen zo gevormd zijn dat deze met de sleuf en het uitsteeksel van het duworgaan samenwerken cm het duworgaan in de 8301523 „ 28 » V teruggetrokken positie te houden wanneer de handvatten ongeveer de laatste 75 percent yan de afstand van hun open tot hun gesloten posities en de eerste 75 percent van de afstand van hun gesloten naar hun open posities afgelegd hebben.

6. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de tweede handvat een uitsteeksel nabij het vooreinde daarvan heeft, waarbij de tweede klauw een kamoppervlak daarop heeft, het uitsteeksel van het tweede handvat en het kamoppervlak van de tweede klauw zo ingesteld en gevormd zijn dat als de eerste en tweede handvatten 10 van hun epen naar hun gesloten posities verplaatst worden het uitsteeksel van het tweede handvat in contact komen zal met het kamoppervlak van de tweede klauw cm de tweede klauw naar zijn gesloten positie te verplaatsen nadat het duworgaan naar zijn teruggetrokken positie verplaatst is en wanneer de eerste en tweede 15 handvatten uit hun gesloten naar hun open posities verplaatst worden het uitsteeksel het kamoppervlak vrijgeven zal om de tweede klauw naar zijn epen positie te kunnen verplaatsen voordat het duworgaan naar zijn uitgezette positie verplaatst wordt.

7. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het 20 magazijn een langwerpig buisvormig onderdeel van C-vormige doorsnede anvat, waarbij de klemmen verschuifbaar gemonteerd zijn binnen dit buisvormige onderdeel, elk van de kleumen een kroongedeelte hebben, dat in benen uitloopt, en de kleumen met hun been het meest naar voren achterelkaar in hetzelfde vlak liggen binnen het buisvormige 25 onderdeel.

8. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat een pen op de eerste klauw zich naar de tweede klauw uitstrekt, waarbij de tweede klauw een perforatie heeft, de pen een vrij einde heeft, dat binnen de perforatie van de tweede klauw epgenemen wordt wanneer 30 de klauwen zich in hun epen posities bevinden, de pen opgenemen wordt binnen de perforatie van de tweede klauw wanneer de klauwen zich in hun gesloten posities bevinden, elk van de klemmen een kroongedeelte heeft, dat in benen uitloopt, en de pen zo aangebracht is op de eerste klauw dat deze zich aangrenzend aan het kroongedeelte van een klem 35 in de vastknijppositie tussen de klauwen bevindt cm de achteruit-beweging van de klem tegen te gaan als deze cm een dicht te klemmen 8301523 - , 29 bloedvat aangebradxt wordt.

9. Afblader volgens conclusie 1, gekenmerkt door organen, cm de handvatten in hun open posities op te sluiten nadat de laatste van de klemmen dichtgeknepen is.

10. Afbinder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de afbinder uit een voor enkel gebruik bestemd, uit de weg te ruimen instrument bestaat.

11. Afbinder volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de oploop uit een één geheel daarmee vormend, in één stuk uitgevoerd 10 deel van het eerste handvat bestaat.

12. Afbinder volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat deze verlengstukken van de vrije einden van de eerste groefbenen omvat, welke groefverlengstukken evenwijdig aan de eerste handvatsleuf verlopen wanneer de eerste en tweede handvatten zich in hun open 15 posities bevinden, waarbij de einden van het uitsteeksel van het duworgaan de groefverlengstukken binnengaan bij het verplaatsen van de handvatten van hun gesloten naar hun open posities na het dichtknijpen van de laatste van de kleunen cm de handvatten in hun epen posities cp te sluiten.

13. Afbinder volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de genoemde organen cm de rij kleumen constant naar het vooreinde van het magazijn te drukken een toevoerschoen behelzen, die verschuifbaar gemonteerd is binnen het buisvormige onderdeel achter de rij kleunen daarin en een veer, die een constante kracht levert, deze 25 schoen aangrijpt en de schoen en de kiemen constant naar het voor-einde van het buisvormige onderdeel drukt.

14. Afbinder volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat deze veer>organen cmvat, die de handvatten naar hun open posities drukken.

15. Afbinder volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat deze veer>organen cmvat om de tweede klauw naar zijn epen positie te drukken.

16. Afbinder volgens conclusie 15, gekenmerkt doordat deze een rechte sleuf in het eerste handvat cmvat, die achter de 35 duwbaan aangebracht is en zich evenwijdig daaraan uitstrekt, waarbij het eerste handvat een deksel heeft, dat de duwbaan cmsluit en de sleuf 8301523 o 30 'r > blootstelt, het tweede handvat een deksel in evenwijdig uiteengelegen verband daaraan verbonden heeft, het tweede handvatdeksel zich qp een zodanige afstand van het tweede handvat bevindt dat een gedeelte van het eerste handvat net nauwkeurig daartussen cpgenanen 5 wordt, het tweede handvat ai het tweede handvatdeksel tegenovergestelde corresponderende spiegelbeeldgroeven daarin gevormd, de groeven L-vormig zijn met corresponderende eerste en tweede tenen, het duw-orgaan een achtereinde heeft, uitlopend in een cilindrisch uitsteeksel dat zich dwars op het duworgaan door de sleuf van het eerste handvat 10 uistrekt en met zijn einden respectievelijk in het tweede handvat en de tweede handvatdekselgroeven aangebracht wordt, de eerste groettenen zo gevormd zijn dat deze met de sleuf en de einden van het uitsteeksel van het duworgaan samenwerken cm het duworgaan naar zijn teruggetrokken positie te verplaatsen wanneer de handvatten onge-15 veer het eerste kwart van de afstand van hun open naar hun gesloten posities afgelegd hebben en cm het duworgaan naar zijn uitgezette ver positie te''plaatsen wanneer de handvatten ongeveer het laatste kwart van de afstand van hun gesloten naar hun open posities afgelegd hébben, en de tweede groeftenen zo gevormd zijn dat deze met de 20 sleuf én het uitsteeksel van het duworgaan samenwerken cm het duworgaan in de teruggetrokken positie te houden wanneer de handvatten ongeveer de laatste driekwart van de afstand van hun epen naar hun gesloten posities en de eerste driekwart van de afstand van hun gesloten naar hun open posities afgelegd hébben.

17. Afbinder volgens conclusie 16, gekenmerkt doordat het tweede handvat een uitsteeksel nabij het vooreinde daarvan heeft, waarbij de tweede klauw een kamoppervlak daarop heeft, het uitsteeksel van het tweede handvat en het kamoppervlak van de tweede klauw zo ingesteld en gevormd zijn dat als de eerste en tweede handvatten van 30 hun epen naar hun gesloten posities verplaatst worden het uitsteeksel van het tweede handvat in contact kant met het kamoppervlak van de tweede klauw on de tweede klauw naar zijn gesloten positie te verplaatsen nadat het duworgaan naar zijn teruggetrokken positie verplaatst is en wanneer de eerste en tweede handvatten van hun gesloten 35 naar hun epen positie verplaatst zijn dit uitsteeksel het kamoppervlak 8301523 * " Jf « 31 Λ. vrijgeven zal cm de tweede klauw zich. naar zijn open positie te laten verplaatsen voordat het duworgaan naar zijn uitgezette positie verplaatst wordt.

18. Afbinder volgens conclusie 17/ gekenmerkt doordat 5 het magazijn bestaat uit een langwerpig buisvormig onderdeel van C-vormige doorsnede, waarbij de kleumen verschuifbaar gemonteerd zijn binnen dit buisvormige onderdeel, elk van de klemmen een kroccr-gedeelte hebben, dat in benen uitloopt, αα de klemmen met het been het meest naar voren achter elkaar in hetzelfde vlak liggen binnen 10 dit buisvormige onderdeel.

19. Afbinder volgens conclusie 18, gekenmerkt doordat deze een pen op de eerste klauw omvat, die zich naar de tweede klauw uitstrekt, waarbij de tweede klauw een perforatie heeft, de pen een vrij einde heeft, dat binnen de perforatie van de tweede klauw opge- 15 nonen wordt wanneer de klauwen zich in hun epen posities bevinden, de pen binnen de perforatie van de tweede klauw cpgenonen wordt wanneer de klauwen zich in hun gesloten posities bevinden, elk van de klemmen een kroongedeelte heeft, dat in benen uitloopt, en de pen zo cp de eerste klauw aangebracht wordt dat deze zich aangrenzend 20 aan het krocngedeelte van een klem in vastknijppositie tussen de klauwen bevindt om achteruitbeweging van de klem tegen te gaan als deze cm een dicht te knijpen bloedvat aangebracht wordt.

20. Afbinder volgens conclusie 19, gekenmerkt doordat deze verlengstukken van de vrije einden van de eerste groefbenen 25 cravat, welke groefverlengstukken evenwijdig aan de eerste handvat-sleuf verlopen wanneer de eerste en tweede handvatten zich In hun epen positie bevinden, waarbij de einden van het uitsteeksel van het duworgaan de groefverlengstukken binnengaan bij het verplaatsen van de handvatten uit hun gesloten naar hm epen posities na het 30 dichtknijpen van de laatste van de klemmen cm de handvatten in hm epen posities cp te sluiten.

21. Afbinder voor het aanbrengen voor liet aanbrengen van knijpklertmen cp bloedvaten, welke afbinder voorzien is van een eerste handvat dat aan het vooreinde daarvan uitloopt in een 35 eerste klauw, een tweede handvat en een tweede klauw die beide 8301523 η 32 Φ 1 Ο gekoppeld zijn aan het eerste handvat, waarbij de eerste en tweede handvatten met de hand verplaatsbaar zijn tussen open en gesloten posities, de eerste klauw verplaatsbaar is door het eerste handvat en een tweede klauw verplaatsbaar is door het tweede handvat tussen 5 epen en gesloten klem-vastknijpposities, een langwerpig magazijn dat aan het eerste handvat gekoppeld is, een rij klenmen die binnen het magazijn aangebracht warden, klemtoevoerorganen die binnen een klemtoevoerbaan gemonteerd zijn, welke klemtoevoerbaan zich evenwijdig aan en aangrenzend aan het magazijn bevindt en zich naar de vooreinden 10 van de eerste en tweede klauwen uitstrekt, de klemtoevoerorganen verplaatsbaar zijn door de eerste en tweede handvatten tussen een teruggetrokken positie verwijderd van de klauwen wanneer de handvatten zich in hun gesloten posities bevinden en een uitgezette klem-vast-kni jppositie tussen de klauwen waarin de handvatten zich in hun 15 epen posities bevinden, doorgangsorganen die het magazijn en de klemtoevoerbaan verbinden, en organen voor het overbrengen van elke klem van het vooreinde van het magazijn naar de klemtoevoerbaan via de doorgangsorganen, waarbij de overbrengorganen belermerd worden wanneer de klemtoevoerorganen zich in hun uitgezette positie bevinden, 20 en in staat gesteld wordt cm, wanneer de klemtoevoerorganen zich in hun teruggetrokken positie bevinden, de meest voorste klem van de - rij van het magazijn naar de klemtoevoerbaan over te brengen.

22. Afbinder volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat deze veerorganen omvat, die de handvatten naar hun open posities 25 drukken.

23. Afbinder volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat deze veerorganen omvat om de tweede klauw naar zijn open positie te drukken.

24. Afbinder volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat het magazijn een langwerpig buisvormig onderdeel omvat, waarbij de klemmen 30 verschuifbaar gemonteerd zijn binnen dit buisvormige onderdeel, elk van de klenmen een kroongedeelte heeft, dat in benen uitloopt, en de klemmen met het been het meest naar voren achter elkaar in hetzelfde vlak liggen binnen dit buisvormige onderdeel.

25. Afbinder volgens, conclusie 21, gekenmerkt doordat 35 de afbinder uit een voor enkel gebruik bestemd, uit de weg te ruimen 8301523 instrument bestaat.

26. Afbinder volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat de klaitfcoevoerorganen zich in hoofdzaak verwijderd bevinden van de klauwen wanneer de eerste en tweede handvatten tenminste ëénkwart 5 van de afstand van hun open naar hun gesloten posities afgelegd hebben.

27. Afbinder volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat de doorgangsorganen tot hun functie in staat gesteld worden voordat de eerste en tweede handvatten geheel naar hun gesloten posities bewogen zijn.

28. Afbinder volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat de overbroigorganen qplooporganen eraratten, die tenminste één oppervlak hebben, dat schuin naar voren onder een hoek naar de klemtoevoerbaan verloopt.

29. Afbinder volgens conclusie 28, gekenmerkt doordat 15 de oplooporganen voorts tenminste één eerste qploqpvlak eraratten, dat schuin naar voren en naar de klemtoevoerbaan verloopt ender een geringe hoek en in tenminste één tweede qplocpvlak uitloopt, dat schuin naar voren en de klemtoevoerbaan verloopt ander een steilere hoek on uit te Iepen ter plaatse van de klemtoevoerbaan, welke . 20 eerste en tweede cploopvlakken voor één. klembeen uiteen gehouden worden door een scheidingsgedeelte.

30. Afbinder volgens conclusie 29, gekenmerkt doordat het scheidingsgedeelte uit een wandgedeelte bestaat, welk wandgedeelte een achtereinde aangrenzend aan het vooreinde van het magazijn heeft, 25 en het achtereinde van dit wandgedeelte in tenminste één cploopvlak uitloopt, dat zich naar voren en naar de klemtoevoerbaan uitstrekt on de kroon van elke klem in de klemtoevoerbaan te lichten.

31. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 830 1 52 3