NL8300994A

NL8300994A - Ster-driehoekschakelaar met nulspanningsverbreking.

Info

Publication number: NL8300994A
Application number: NL8300994A
Authority: NL
Original assignee: Naimer H L
Priority date: 1982-03-25
Filing date: 1983-03-18
Publication date: 1983-10-17
Also published as: BE896189A; IT1158844B; BR8301532A; US4503412A; GB2119572A; SE8301487L; IT8367330A0; FI830895A0; DE3310104A1; ZA831447B; DK150085B; AU556526B2; AU1204683A; FI830895L; GB8307652D0; FI71632C; DK102683A; AT374041B; ATA117382A; GB2119572B

Description

-1- 9 g

833021/AA/VL

Korte aanduiding: Ster-driehoekschakelaar met nulspanningsver- breking

De uitvinding heeft betrekking op een ster-driehoekschake-laar met een verdraaibare nokkenas en door deze te sluiten net-contacten, driehoekcontacten en sterrecontacten, die voor de driehoekcontacten te sluiten zijn, waarbij voorzien is in een 5 ten minste in de uit- en de driehoekpositie rustpositiesomvattend schakelwerk.

Bij bekende schakelaars van deze soort vindt de sturing van de contacten uitsluitend plaats door verdraaiing van de nokkenas. Daarbij treedt echter het nadeel op, dat bij snelle be-10 krachtiging van de schakelaar vanuit de driehoekpositie in de richting van de uit-positie de tijd bij de overgang van de driehoek- in de sterpositie niet voldoende is om de optredende scha-kellichtboog te laten uitdoven voordat de stercontacten sluiten, waardoor kortsluitingen kunnen ontstaan. Dit is ook de re-15 den waarom de tot nu toe bekende ster-driehoekschakelaars nauwelijks met nulspanningsonderbrekingen voorzien worden.

Er is weliswaar reeds een ster-driehoekschakelaar met nul-spanningsonderbreking voorgesteld, die echter in constructief opzicht omvangrijk is. Zo is bij deze bekende schakelaar voor-20 zien in een de schakelas met de aan de stercontacten toegevoegde nokken verbindende ratelkoppeling, die meeneming van deze nokken slechts in de inschakeldraairichting mogelijk maakt.

Bij het uitschakelen volgt daarentegen geen meename van deze nokken, zodat het bij het uitschakelen ook niet tot slui-25 ten van de stercontacten kan komen.

Het nadeel van deze bekende schakelaar wordt gevormd door de door deze ratelkoppeling benodigde gecompliceerde constructie.

Bovendien is het daarbij ook slechts mogelijk om van de 30 driehoekspositie slechts naar de sterpositie te schakelen? daarbij treedt door het openen van de netcontacten een uitschakelen van de motor op, zodat deze tot stilstand komt.

Wanneer dan, zonder de schakelaar in de uit-positie te schakelen, weer in de driehoekspositie wordt geschakeld, dan sluiten 8300994

* V

-2- de netcontacten en wordt de motor direkt in de driehoekschake-ling gebracht.

Het doel van de uitvinding is om een schakelaar van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de hierboven 5 genoemde nadelen vermeden zijn en die opvalt door een eenvoudige constructie.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het schakelwerk voorzien is van een met de in axiale richting tegen het bij de uit- en de driehoekpositie behorende vlak door een 10 veer belaste schakelas draaivast verbonden remschijf met ten minste een afstaand uitsteeksel en ten minste een om een ten opzichte van de behuizing vaste as verdraaibare door een veer belaste pal, alsmede een met een uitsteeksel van de remschijf samenwerkende tegen de as van de schakelas gebogen, bij voor-15 keur schroeflijnvormig verlopende ten opzichte van de behuizing vaste geleidevlakken en dat de geleidevlakken vanaf een met de sterpositie overeenstemmend vlak in de draairichting naar de driehoekspositie tegen het met de uit- en de driehoekspositie overeenstemmende vlak stijgt, en elke pal en resp. of elke daar-20 mee samenwerkend uitsteeksel van de remschijf met slechts een schuin in de draairichting van de driehoekspositie naar de uit-positie tegen de radiale richting gebogen verlopende oploopvlak-ken heeft, waardoor een draaien van de remschijf resp. van de schakelas uit de driehoekspositie in de uitpositie mogelijk is, 25 en dat de nok door draaien van de remschijf bij ingedrukte met de sterpositie overeenkomende toestand daaronder resp. onder het met de nok, resp. de nokken, samenwerkeride uitsteeksel, resp. de uitsteeksels, van de remschijf te brengen is, waarbij door de gebogen geleidevlakken van het schakelwerk de remschijf en 30 daarmee de bij voorkeur met een nulspanningsonderbreker of dergelijke verbonden schakelas in het bij de uit- en de driehoekspositie behorende vlak terugkeert.

Hierdoor wordt bereikt, dat de inschakelhandeling steeds een sluiten en daarop volgend openen van de stercontacten omvat, 35 maar dat het uitschakelen naar keuze van de driehoekspositie via de sterpositie of direkt naar de uit-positie uitgevoerd kan worden, waarbij in het laatste geval bij geschikte vormgeving / 8300994 <r h -3- « van de nokken sluiten van de stercontacten achterwege blijft.

Het laatste maakt ook het schakelen mogelijk door zekerheids-inrichtingen, zoals een nulspanningsverbreking, welk begrip ook onderspanningsverbrekingsinrichtingen bevat, of dergelijke 5 beschermingsinrichtingen.

Verder is het bij de constructie van de schakelaar volgens de uitvinding mogelijk de sterpositie gemakkelijk als niet ge-arreteerde positie uit te voeren, zodat een langer onbedoeld bedrijf van een door de schakelaar te sturen inrichting bij voor-10 beeld een motor in de sterschakeling zeker vermeden is.

Uit AT-PS 278 143 is weliswaar reeds een stuurschakelaar bekend waarbij de schakelas in axiale richting verend verschuifbaar en met nokken vast verbonden is. Deze stuurschakelaar is echter niet bedoeld voor een ster-driehoekaanloop maar voor al-15 gemene besturingsdoeleinden, bij welke vanuit elke schakelposi-tie naar wens in een nauwkeurige schakelpositie omgeschakeld kan worden.

De nokken zijn daarom bij de bekende stuurschakelaar voor elk van hun axiale werkstanden, die zij in de behuizing ten op-20 zichte van de schakelbrug in kunnen nemen, voorzien van bij de nokkenverdraaiing werkzaam wordende stuurvlakken om in elk van deze axiale standen een schakelprogramma met deze schakelaar aan te kunnen.

Een bijzonder compacte constructie van de schakelinrichting 25 is te verkrijgen wanneer de remschijf ten minste twee radiaal afstaande uitsteeksels heeft, waarvan de ene samenwerkt met de geleidingsvlakken en de nok en de ander, in bij voorkeur in hoofdzaak radiaal verlopende vlakken omvattend uitsteeksel samenwerkt met een de uit-positie vastleggende aanslag van de be-30 huizing van het schakelwerk. Door de radiale oriëntatie van de uitsteeksels is in het bijzonder een in axiale richting gecomprimeerde constructie en een zekere vastlegging van de uit-positie van de schakelaar te bereiken.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is erin voor-35 zien, dat de nulspanningsonderbreker ten minste een tangentieel aan de schakelas of in de omtreksrichting ervan te spannen en tegen een met de schakelas bewegingsvolgend aangrijpende terug- 8300994 -4- « * *

J

haler ondersteunde veer heeft welke terughaler door een met het anker van de nulspanningsonderbreker in verbinding staande pal-stoter bij aangetrokken anker vast te houden is in een stand waarbij de veer gespannen resp. ingedrukt is. Op deze wijze is 5 het ook mogelijk dat de nulspanningsverbreking de uit- en drie-hoekspositie als rustposities vastlegt, waarbij de uit-positie door de kracht van de veer aan de nulspanningsverbreking en een aanslag vastgelegd kan zijn, waartegen de terughaler van de nul-spanningsverbreker of een met de nokkenas draaivast verbonden 10 deel door deze veer in bedrijf te brengen is. De driehoekpositie kan daarentegen door de terughaler en door het anker van de nul-spanningsverbreker beïnvloede palstoter vastgelegd zijn, waarbij een vergrendeling weliswaar slechts bij een voldoend hoge over de nulspanningsonderbreker aanwezige spanning optreedt.

15 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is erin voorzien, dat de nulspanningsonderbreker vast ten opzichte van de behuizing is aangebracht en de terughaler via een vertanding aangrijpend samenwerkt met de schakelas waarbij de lengte van de vertanding van de schakelas overeenkomt met de lengte van de verschuivings-20 weg ervan, waardoor een eenvoudige constructie van een schakelaar verkregen wordt.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening toegelicht. In de tekening tonen: fig. 1 en 2 doorsneden van een schakelaar volgens de uit-25 vinding in de uit- resp. sterpositie ervan; fig. 3 een explosie-afbeelding van het schakelwerk; fig. 4 een bovenaanzicht van het schakelwerk? fig. 5a t/m fig. 5d een gedeelte van een doorsnede door het schakelwerk volgens de lijn V - V bij verschillende posi-30 ties gedurende een schakelcyclus; fig. 6a t/m fig. 6c perspectivische aanzichten van de scha-kelnokken en fig. 7 een explosie-afbeelding van een nulspanningsonderbreker.

35 Zoals te zien in de fig. 1 en 2 is de schakelas 1 van de schakelaar 2 meervoudig onderverdeeld. Zo is de bekrachtigings- as 22, waarop een handgreep te steken is, in het deel 1' van de / 8300994

* I

J> % -5- schakelas 1 gestoken, waarbij spiesleuven en congruente verhogingen voor een draaivaste verbinding zorgen. Dit deel 1' heeft aan het uiteinde ervan een buitenvertanding 3' en een binnen-vertanding 23, waarvan de laatste met het als nokkenas dienen-5 de deel 111 en de buitenvertanding 31 met het deel 1''' van de schakelas 1 samenwerkt. Op de buitenvertanding 3'' van het deel l,f zijn de nokken 24, 25, 26 met afstandstukken 52 geschoven. Bij hun uiteinde is een komvormig eindstuk 27 op de schakelas 1 geschoven, waarbij de verdieping ervan een tegen de bo-10 dem 29 van de schakelaar 2 steunende drukveer 28 steekt zodat de schakelas 1 tegen het behuizingsdeksel 30 van de schakelaar 2 drukt. Hiertegen steunt de schakelas 1 via de band 31 van de bekrachtigingsas 22 en een tussenstuk 32.

Het deel 1' van de schakelas 1 is voorzien van de rem-15 schijf 33 of is als een geheel daarmee uitgevoerd. Deze rem-schijf 33 is zoals in fig. 3 en 4 te zien, voorzien van twee radiaal verlopende tandvormige uitsteeksels 34 en twee radiaal verlopende andere uitsteeksels 35. Deze uitsteeksels komen tijdens het inschakelen tegen een in de behuizing 36 van het scha-20 kelwerk 37 gevormde geleidevlakken 38 van de behuizing 36 en glijden daarover. Bovendien dienen de uitsteeksels 35 voor het | vastleggen van de uit-positie van de schakelaar 2, waarbij zij tegen in de behuizing 36 aangebrachte resp. daaraan gevormde aanslagen 38 steunen.

25 De zaagtandvormige uitsteeksels 34 vormen met twee pal len 40 een pallendrijfwerk, waarbij in de uitpositie van de schakelaar 2 de in hoofdzaak radiaal verlopende vlakken ervan de zaagtandvormige uitsteeksels 34 tegenover de pallen 40 liggen.

30 De pallen 40 hebben doorgangen 41 waarmee zij op pennen 42, die aan de behuizing 36 gevormd zijn, geschoven zijn en om de door de pennen 42 bepaalde assen om een bepaalde hoek tegen de kracht van de veer 43 verdraaibaar zijn. De fig. 5a t/m 5d tonen schematisch de bewegingen van een zaagtandvormig uitsteek-35 sel 34 tijdens een schakelcyclus, waarbij fig. 5a de stand van de pal 40 en van het zaagtandvormige uitsteeksel 34 in de uitpositie van de schakelaar toont, zoals dit ook in fig. 4 ge- 8300994 -6- * k- 4 .

/ toond is.

Wanneer de schakelas 1 tegen de kracht van de drukveer 28 neergedrukt wordt, waardoor de netcontacten 45 en de stercontac-ten 44 gesloten worden, dan neemt het zaagtandvormige uitsteek-5 sel 34 de in fig. 5b getoonde positie in, waarbij de vorige positie van het zaagtandvormige uitsteeksel 34 met streepjes aangegeven is.

Wanneer in de ingedrukte stand van de schakelas 1, waarbij ook de remschijven met een zaagtandvormige uitsteeksel onder de 10 onderkanten ervan de pallen 40 gedrukt is, de schakelas 1 in de richting van de pijl 46 (fig. 4) draait, dan verplaatst het zaagtandvormige uitsteeksel 34 zich onder de pal 40 en schuin naar boven achter de pal, zoals getoond in fig. 5c. Dit wordt bereikt doordat het zaagtandvormige uitsteeksel 34 bij het 15 draaien over de geleidingsvlakken 38 oploopt en in het bij de uit- en driehoekspositie behorende vlak gedwongen wordt, waardoor ook de schakelas 1 door de drukveer 28 tegen het behuizings-deksel 30 van de schakelaar 2 gedrukt wordt. Dit heeft, zoals later nog toegelicht zal worden, tot gevolg dat de stercontac-20 ten 44 geopend worden en daarna de niet getoonde driehoekcon- tacten gesloten worden, waarbij de netcontacten 45 gesloten blijven.

Bij het uitschakelen, dus bij een verdraaiing van de schakelas 1 tegen de richting van de pijl 46 in kan neerdrukken van 25 de schakelas 1 achterwege blijven en kan de verdraaiing in het met de driehoek- en uit-positie overeenkomende vlak optreden, zoals getoond in fig. 5d. Daarbij komen de schuine oploopvlak-ken 47 van de zaagtandvormige uitsteeksels 34 tegen de schuine oploopvlakken 48 van de pallen 40 te steunen, waardoor de pal-30 len tegen de kracht van de veer 43 naar buiten gedrukt worden en de beide oploopvlakken 47 en 48 elkaar voorbij glijden. Zoals nog toegelicht zal worden, veroorzaakt deze verdraaiing een openen van de netcontacten 45 en van de driehoekcontacten zonder dat daarbij tussentijds de stercontacten 44 gesloten en weer 35 geopend worden.

Zoals in de fig. 1 en 2 te zien is worden de contacten 44 en 45 alsmede de niet getoonde driehoekcontacten, die echter als 8300994 '1 « i -7- de ster- en netcontacten uitgevoerd zijn, door stoters 49 gestuurd, die de onder de belasting van de veer 50 staande, als bruggen uitgevoerde contacten van de vaste contacten 51 kunnen heffen.

5 De stoters 49, die ten opzichte van de schakelas 1 radiaal verschuifbaar zijn binnen in de fig. 1 en 2 niet getoonde geleidingen, worden door de in de fig. 6a t/m 6c getoonde nokken 24 t/m 26 gestuurd, waarbij de punten 56 waartegen de stoters 49 steunen op een zich axiaal uitstrekkende lijn liggen en de 10 pijlen 57 de richting aangeven waarin de nokken 24 t/m 26 door het indrukken van de schakelas 1 geschoven worden. Deze nokken 24 t/m 26 hebben een binnenvertanding 24 die samenwerkt met de buitenvertanding 3'’ van het deel 1'' van de schakelas 1.

Elk van deze nokken 24 t/m 26 heeft drie gelijksoortige om de 15 omtrek ervan verdeelde stuursleuven 53, 54, 55. Daarbij dient de nok 24 met de drie stuursleuven 53 voor het sturen van de stercontacten 44, de nok 25 met de drie stuursleuven 54 voor het sturen van de driehoekcontacten en de nok 26 met de drie stuursleuven 55 voor het sturen van de netcontacten 45, waarbij 20 zich steeds drie contacten met stoters 49 in een schakelvlak bevinden.

Zoals in de fig. 6a t/m 6c te zien is, rusten alle stoters 49 in de uit-positie van de schakelaar 2 op de cilindermantel van de nokken 24 t/m 26, zodat alle contacten geheven, resp. ge-25 opend zijn (fig. 1). Wanneer nu de schakelas 1 ingedrukt wordt, dan worden de nokken 24 t/m 26 in de richting van de pijlen 57 verschoven, waardoor elke stoter 49, die de ster- en de netcontacten 44, 45 sturen, in de stuursleuven 53 resp. 55 zakken en de contacten 44, 45 sluiten (fig. 2), waarbij echter de door 30 de nok 25 gestuurde stoters 49 op de cilindermantel ervan blijven steunen en daardoor de driehoekscontacten geopend blijven.

Wanneer na het indrukken van de schakelas 1 deze in de richting van de pijl 58 verdraaid wordt, dan komen de op de nok 24 gesteunde stoters 49 via de schuine zijbanden van de 35 stuursleuven 53 omhoog en heffen daarbij de contacten 44 resp. openen deze. De op de nok 26 gesteunde stoters 49 glijden daarentegen over de bodem van de stuursleuven 55, waardoor de netcon- 8300994

J

-8- tacten 45 gesloten blijven. Tegelijk treedt met het voortgaan van de verdraaiing van de schakelas 1 een verschuiving op van de schakelas in axiale richting tegen de door de pijl 57 aangegeven richting wat door het langsglijden van de uitsteeksels 34 5 van de remschijf 33 over de geleidingsvlakken 38 bepaald is.

Door deze de draaibeweging overstemde axiale verschuiving zakt elke stoter 49, die de niet getoonde driehoekcontacten sturen, in de stuursleuven 54 van de nok 25, waardoor de driehoekscon-tacten sluiten.

10 Wanneer de schakelas 1 uit de driehoekspositie in de uit- positie teruggedraaid wordt zonder de schakelas in te drukken, dan glijden de de driehoek- en de netcontacten sturende stoters 42 over de schuine wanden van de stuursleuven 54 en 55 van de nokken 25, 26 omhoog en openen de contacten. De de stercon-15 tacten sturende stoters 49 glijden daarbij over de cilinderman-‘tel van de nok 2.4 en blijven geopend.

Fig. 7 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van een nulspan-ningsonderbreker. Deze bestaat in hoofdzaak uit de potmagneet7 die samen met het anker 8 ervan in de behuizingshelften 5, 6 in 20 overeenstemmende sleuven ervan vastgehouden wordt, waarbij de kern 9 van de magneet hol uitgevoerd is door de asdelen 1'' en 1''1 doorlopen wordt. De spoel van de magneet 7 wordt bij voorkeur via een gelijkrichterbrug vanuit het net gevoed.

Het anker 8 heeft uitsteeksels 12, die in uitsparingen 14 25 van palstoters 13 grijpen, die in sleuven van de behuizings-helft 5.gevoerd zijn en in de richting van de langsas van de aandrijf- resp. schakelas 1 verschuifbaar zijn. Daarbij zijn de palstoters 13 via tegen de uitsteeksels 12 steunende druk-veren 11 tegen het anker 8 ondersteund, waarbij bij aangetrok-30 ken resp. afgevallen anker 8 verschillende voorspanningen van de drukveren 11 optreden.

Om een zeker afvallen van het anker 8 bij het onderschrijden van een bepaalde ondergrensspanning van het net te garanderen, is in het tegenover de kern 9 van de potmagneet 7 liggende 35 bereik van het anker 8 een indrukking 15 gevormd, welke de benodigde luchtspleet zeker stelt.

De palstoters 13 worden door de drukveren 11 tegen de te- 8300994 * "· ' * ί -9- rughalers 16 gedrukt, die met de schakelas 1 beweegbaar verbonden zijn, waarbij de palstoters 13 voorzien zijn van een met schuine flanken 17 uitgevoerde neus 18, waarmee zij tegen de zich in axiale richting van de aandrijf- resp. schakelas 1 uit-5 strekkende uitsteeksels 19 van de terughalers 16 te brengen zijn. De uitsteeksels 19 hebben ook schuine flanken 20, waarvan de hoek overeenkomt met elk van de flanken 17 van de neuzen 18 van de palstoters 13 en samen met deze een hoek van ongeveer 90° vormen.

10 Indien gewenst kan in de stroomkring van de spoel 10 van de magneet 7 ook een niet getoonde, bij het wegschakelen van de schakelaar vanuit de uitgangspositie ervan naar de contacten van de schakelaar 2 in de zin van een sluiten van deze stroomkring bekrachtigde schakelaar opgenomen zijn. Met een dergelijke 15 schakelaar wordt bereikt, dat de uitgangspositie van de stroomkring van de spoel onderbroken is en daardoor in de uitgangspositie geen elektrische energie verbruikt wordt. Het is gunstig wanneer het sluiten van deze in de spoelkring aanwezige schakelaar reeds direkt bij het wegschakelen uit de uitgangspositie 20 plaats vindt om met geringe magneetkrachten het aantrekken van het anker 8 door de magneet 7 te bereiken en te vermijden dat reeds bij aantrekken van het anker 8 de drukveren 11 gespannen worden, waartoe overeenkomstig grote magneetkrachten reeds bij afgevallen anker 8 nodig zouden zijn. De schuine flanken 20 van 25 de terughaler 16 raken pas de flanken 17 van de palstoters 13 nadat de magneet 7 gesloten heeft resp. het anker 8 ervan aangetrokken is en het daardoor grote houdkrachten van de magneet 7 werkzaam zijn, en glijden over elkaar, waarbij de tegen het anker 8 resp. de uitsteeksels 12 ervan en de palstoters 13 steu-30 nende drukveren 11 gespannen resp. ingedrukt worden. Omdat de schuine flanken 20 van de uitsteeksels 19 van de terughalers 16 in de uitgangspositie van de schakelaar resp. de terugstelinrich-ting van de flanken 17 van de palstoter 13 niet beroeren en daardoor de door het anker 8, de drukveer 11 en de palstoter 13 35 gevormde eenheid in het bereik van de mogelijke slag vrij beweegbaar is kan de magneet 7, wanneer het bekrachtigd wordt, met een geringe aantrekkingskracht het anker 8 tot aanlegging brengen.

8300994 -10-

• V

« *

In de van de uitgangspositie van de schakelaar resp. van de terugstelinrichting verschillende schakelpositie liggen daarentegen de schuine flanken 20 van de terughalers 16 tegen de schuine flanken 17 van de palstoters 13 omvat de drukveren 11 5 de palstoters 13 tegen de terughalers 16 drukt. Voor zover de magneet bekrachtigd is en de houdkracht ervan in staat is de drukveren 11 gespannen te houden, verhinderen de tegen elkaar liggende uitsteeksels 19 van de terughalers 16, 16' en de neuzen 18 van de palstoters 13, dat de terughaler 16 ondanks de 10 toelaat door de gespannen drukveren 21 de aandrijf- resp. scha-kelas 1 in het uitgangspositie terug kunnen draaien, zodat de terugsteleenheid in de van de uitgangspositie verschillende schakelpositie verblijft en de rustpositie van de driehoekspo-sitie van de schakelaar 2 bepaalt, waarbij voor het aanleggen 15 van de terughaler 16 tegen de behuizingswand en resp. of de aanslagen 39 van de behuizing 36 van het schakelwerk 37 in verbinding met de uitsteeksels 35 van de remschijf 33 een over-draaiing van de driehoekspositie verhinderen (fig. 3 en 4). Wanneer in deze positie de houdkracht van de magneet 7 door 20 spanningsverlaging resp. wegvallen van de spanning over de spoel kleiner wordt, dan is deze niet meer voldoende om de door de drukveren 11, resp. de palstoters 13, die ook via de schuine flanken 17 van hun neuzen en de flanken 20 van de uitsteeksels 19 van de terughaler 16 door de drukveren 21 belast zijn, uit-25 geoefende kracht op te nemen, waardoor het anker 8 afvalt en daarmee de voorspanning van de drukveren 11 en zo ook de op de terughalers inwerkende remwerking van de palstoters 13 afneemt. Daardoor is dan de kracht van de veren 21 voldoende om de terughalers 16 en de daarmede aandrijf- resp. schakelas 1 onder over-30 winning van de contactkrachten van de schakelaar in de uitgangspositie terug te draaien.

De terughalers 16 zijn als tandstangen uitgevoerd, die met de extra buitenvertanding 3 van het deel 1'11 van de schakelas 1 samenwerken en waartegen de tegen de behuizingshelft 6 on-35 dersteunde drukveren 21 steunen, waarbij bij het getoonde uit-voeringsvoorbeeld bij afbuigen van de aandrijf- resp. schakelas 1 uit hun met de uitgangspositie van de schakelaar 2 overeenkomende positie de veren 21 van de beide terughalers ingedrukt en daarmee gespannen worden.

8300994

Claims

1. Ster-driehoekschakelaar met een verdraaibare nokkenas en door deze te sluiten netcontacten, driehoekcontacten en sterre-contacten, die voor de driehoekcontacten te sluiten zijn, waarbij voorzien is in een ten minste in de uit- en de driehoekpo-5 sitie rustpositie omvattend schakelwerk met het kenmerk dat het schakelwerk (37) voorzien is van een met de in axiale richting tegen het bij de uit- en de driehoekpositie behorende vlak door een veer belaste schakelas (1) draaivast verbonden remschijf (33) met ten minste een afstaand uitsteek-10 sel (34) en ten minste een om een ten opzichte van de behuizing vaste as verdraaibare door een veer belaste pal (40), alsmede een met een uitsteeksel (34) van de remschijf (33) samenwerkende tegen de as van de schakelas (1) gebogen, bij voorkeur schroeflijnvormig verlopende ten opzichte van de behuizing vaste gelei-15 devlakken (38) en dat de geleidevlakken (38) vanaf een met de sterpositie overeenstemmend vlak in de draairichting naar de driehoekspositie tegen het met de uit- en de driehoekspositie overeenstemmende vlak stijgt, en elke pal (40) en resp. of elke daarmee samenwerkend uitsteeksel (34) van de remschijf (33) met 20 slechts een schuin in de draairichting van de driehoekspositie naar de uitpositie tegen de radiale richting gebogen verlopende oploopvlakken (47, 48) heeft, waardoor een draaien van de remschijf (33) resp. van de schakelas (1) uit de driehoekspositie in de uit-positie mogelijk is, en dat de nok (40) door draaien 25 van de remschijf (33) bij ingedrukte met de sterpositie overeenkomende toestand daaronder resp. onder het met de nok, resp. ! de nokken (40), samenwerkende uitsteeksel, resp. de uitsteeksels, (34) van de remschijf (33) te brengen is, waarbij door de gebogen geleidevlakken (38) van het schakelwerk (37) de rem-30 schijf (33) en daarmee de bij voorkeur met een nulspanningson-derbreker of dergelijke verbonden schakelas (1) in het bij de uit- en de driehoekspositie behorende vlak terugkeert.

2. Ster-driehoekschakelaar volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de remschijf (33) ten minste twee radiaal 35 afstaande uitsteeksels (34, 35) heeft, waarvan de ene samenwerkt 8300994 % -12- met de geleidingsvlakken (38) en de nok (40) en de ander, in bij voorkeur in hoofdzaak radiaal verlopende vlakken omvattend uitsteeksel (35) samenwerkt met een de uit-positie vastleggende aanslag (39) van de behuizing (36) van het schakelwerk (37).

3. Ster-driehoekschakelaar volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat de nulspanningsonderbreker ten minste een tangentieel aan de schakelas (1) of in de omtreksrichting ervan te spannen en tegen een met de schakelas (1) bewegingsvol-gend aangrijpende terughaler (16) ondersteunde veer (21) heeft 10 welke terughaler door een met het anker (8) van de nulspanningsonderbreker in verbinding staande palstoter (13) bij aangetrokken anker (8) vast te houden is in een stand waarbij de veer (21) gespannen resp. ingedrukt is.

4. Ster-driehoekschakelaar volgens conclusie 1, 2 of 3 met 15 h e t kenmerk dat de nulspanningsonderbreker vast ten opzichte van de behuizing is aangebracht en de terughaler (16) via een vertanding aangrijpend samenwerkt met de schakelas (1) waarbij de lengte van de vertanding (3) van de schakelas (1) overeenkomt met de lengte van de verschuivingsweg ervan. 8300994