NL8300887A

NL8300887A - Werkwijze en inrichting voor de bereiding van een voermengsel.

Info

Publication number: NL8300887A
Application number: NL8300887A
Authority: NL
Original assignee: Perlite Gmbh
Priority date: 1982-03-17
Filing date: 1983-03-11
Publication date: 1983-10-17
Also published as: DE3301215A1; DK97383A; DK97383D0; FR2523409A1; FR2523409B1

Description

. N/31.35l-Kp/Pf/vdM - 5 - 1 -

Werkwijze en inrichting voor de bereiding van een voermengsel.

De uitvinding heeft naar de soort betrekking op een werkwijze voor de bereiding van een voermengsel uit verteerbare vaste voedermiddelen, tenminste êên verteerbare vloeistofcomponent en onverteerbare, korrelvormige inerte 5 stoffen in de vorm van poreus gebrand perliet en/of vermicu-liet, waarbij de voedermiddelen en de inerte stoffen op een langzaam roterende voermenginrichting van de soort van een menginrichting voor grof materiaal worden gebracht en waarbij | bovendien de vloeistofcomponent in het mengsel wordt geleid.

10 Bij de uitvinding gaat het in het bijzonder om de bereiding j van een varkensvoermengsel, een pluimveevoermengsel, resp. een rundervoermengsel. In het kader van de uitvinding wordt onderscheid gemaakt tussen verteerbare vaste voedermiddelen, onverteerbare korrelvormige inerte stoffen en een vloeistof-15 component. Het begrip vloeistofcomponent omvat allereerst vaste, pastavormige en vloeibare vetten, in het bijzonder dus ook oliën. Het begrip vloeistofcomponent omvat echter in het bijzonder ook melasse en wel in de vorm van suikerbietmelasse of ruwe suikermelasse in vloeibare vorm. Het voermengsel ver-20 toont in zoverre drie componenten. - De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, welke een langzaam roterende voermenginrichting en een voorraadhouder voor inerte stof omvat. Langzaam roterende voermenginrichting betekent schoepenmenger (verg. Lueger 25 "Lexikon der Verfahrenstechnik", 1970, blz. 328), schroefmenger (verg. DLG-Prüfbericht Nr. 2294). In tegenstelling daarmee is een menginrichting met hoge toeren een menginrichting welke pinnen, slagmiddelen of vleugels laat zien (verg. Lueger, L.

c., blz. 364).

30 De (uit de praktijk) bekende maatregelen van de genoemde soort gaan uit van een werkwijze, waarbij verteerbare vaste voermiddelen en de vloeistofcomponent gemengd worden, en dus een bijmenging van inerte stoffen niet plaatsvindt. In het kader van de bekende maatregelen worden allereerst de voeder-35 middelen gemengd. De vloeistofcomponent wordt telkens afhankelijk van consistentie of viskositiet in de gemengde voeder- 83,0 0 8.8 7 t 1 « >r - 2 - middelen gesproeid of, wanneer het bijv. om een gehard vet gaat, poedervormig ingebracht en wel met behulp van een meng-inrichting met hoge toeren met een veelvoud van slagmiddelen en stootvlakken. Dat is noodzakelijk om te verzekeren dat de 5 vloeistofcomponent in fijne verdeling over de aparte "korrels" van de vaste voedermiddelen gelijkmatig verdeeld wordt. In dit verband past de werkwijze van de genoemde soort, welke echter niet verder dan proefnemingen is gekomen. In het kader van deze proeven heeft men allereerst het mengsel uit de verteer-10 bare vaste voedermiddelen en de inerte stoffen bereid en in dit mengsel wederom met behulp van een menginrichting met hoge toeren de vloeistofcomponent gebracht. Daarbij werd evenwel vastgesteld, dat de vermenging onbevredigend is en de inerte stoffen, d.w.z. het perliet, resp. vermiculiet, als het 15 ware tot fijn stof verkleind worden, hetgeen ongewenst is en de door de toevoeging van de inerte stoffen nagestreefde bekende werking (verbetering van het spijsverteringsproces en van de voedingsmiddelopname, in het bijzonder bij voedering ad libitum) beïnvloedt.

20 Daarentegen ligt aan de uitvinding de opgave ten grondslag een werkwijze voor de bereiding van een voer-mengsel van de in de aanhef weergegeven opbouw te verschaffen, waarbij bij verbeterde vermenging de korrelvormige inerte stoffen, d.w.z. het perliet en/of vermiculiet, geen storende 25 vergruizing ondergaan.

Voor de oplossing van deze opgave leert de uitvinding dat allereerst de inerte stoffen met de vloeistofcomponent worden beladen en dat daarna de beladen inerte stoffen, alsmede de voedermiddelen in de langzaam roterende voermeng-3Q inrichting worden gebracht. Om de inerte stoffen met de vloeistofcomponent te beladen bestaan verschillende mogelijkheden. In het bijzonder kan met een menginrichting worden gewerkt, waarin enerzijds de inerte stoffen intreden en anderzijds de vloeistofcomponent wordt versproeid, waarbij echter deze 35 menginrichting zeer langzaam op zodanige wijze moet roteren, dat de inerte stoffen geen vergruizing ondergaan. Een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft afwijkend daarvan het kenmerk, dat de inerte stoffen bijv. in de vrije val bij het 8300887 X "to - 3 - uitstromen uit de voorraadhouder met de vloeistofcomponent worden besproeid. De inerte stoffen kunnen worden verwarmd en in de verwarmde toestand met de vloeistofcomponent worden beladen. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat vaste of pastavormi-5 ge vetten door verwarming vloeibaar gemaakt moeten worden om versproeid te kunnen worden. Om deze reden worden ook derge-lijke vetten in het kader van de onderhavige uitvinding als vloeistofcomponent aangeduid. In het algemeen zal men de inerte stoffen die met de vloeistofcomponent beladen zijn, bij 10 kamertemperatuur in de langzaam roterende voermenginrichting binnenbrengen. Alle mengbewerkingen kunnen in het kader van de uitvinding continu worden uitgevoerd. Het is duidelijk dat het voermengsel zowel "grof gemalen" als ook tot tabletten samengeperst kan worden gebruikt.

15 In het kader van de uitvinding wordt met inerte stoffen gewerkt, die de in voermengsels gebruikelijke korrel-grootte hebben. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt echter een aantal gekozen, dat het kenmerk heeft, dat de inerte stoffen een korrelgrootte van 0-6 mm, bij voorkeur 0-3 20 mm, hebben en in een hoeveelheid van 10-40 vol.% (betrokken op het verteerbare voedermiddel) worden toegevoegd. Ook de korrelgrootte van 0-1 mm is gunstig gebleken.

Onderwerp van de uitvinding is ook een inrichting voor het uitvoeren van de beschreven werkwijze, welke 25 inrichting met een langzaam roterende voermenginrichting en met een voorraadhouder voor inerte stof werkt. Deze inrichting heeft het kenmerk, dat de voorraadhouder voor inerte stof voor de voermenginrichting is geschakeld en dat tussen de voorraadhouder voor inerte stof en de voermenginrichting een inrich-30 ting voor het sproeien van de vloeistofcomponent op de korrels van de inerte stof is opgesteld. Een andere inrichting heeft het kenmerk, dat de voorraadhouder voor inerte stof alsmede een menginrichting met inrichting voor de invoering van de vloeistofcomponent voor de voermenginrichting zijn geschakeld.

35 De bereikte voordelen moeten worden gezien in het feit, dat in het kader van de uitvinding een voermengsel ontstaat, dat verteerbare voedermiddelen en een vloeistofcomponent maar daarbij bovendien nog inerte stoffen in een ge- 8300887 > , - 4 - wenste, namelijk door de toevoeging van de inerte stoffen zelf ingèsteld, korrelgrootte vertoont. Dat geldt in het bijzonder voor vet en melasse als vloeistofcomponenten. Bij de bereiding van dit voermengsel treedt geen ongeregelde vergruizing van de 5 inerte stoffen meer op. Geheel verrassend houdt zowel poreus gebrand perliet als ook poreus gebrand vermiculiet de opgebrachte vloeistofcomponent zeer goed vast. Waar in de langzaam roterende voermenginrichting door de korrelvormige inerte stoffen, die tevoren met de vloeistofcomponent beladen werden, 10 bestanddelen van de vloeistofcomponent vrijkomen, zetten deze zich weer op de ''korrels" van het voedermiddel zelf af. De korrelvormige inerte stoffen ondergaan geen vergruizing door afschuring of dergelijke. Anderzijds is gebleken, dat juist de vloeistofcomponent, waarmee de korrelvormige inerte stoffen 15 beladen zijn, in het spijsverteringskanaal van de dieren die met het voermengsel gevoederd worden, begerig wordt opgenomen. Ook dat geldt in het bijzonder voor vet, maar ook voor melasse. De werkwijze volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid het voermengsel zonder beïnvloeding van het z.g. vloeien-20 de vermogen met een wezenlijk hoger gehalte aan vloeistofcom-ponenten te beladen dan tot op heden mogelijk was. Het met de werkwijze volgens de uitvinding bereide voedermiddel blinkt tevens uit doordat vet met een zeer hoge mate van benutting wordt verteerd. De inrichting voor het uitvoeren van de werk-25 wijze is eenvoudig en bedrijfszeker. - De werkwijze volgens de uitvinding is een werkwijze in twee trappen. De beide trappen kunnen met een willekeurige tussenliggende tijdsduur worden uitgevoerd. In het bijzonder ligt het in het kader van de uitvinding de eerste trap van de werkwijzé, waarbij het perliet 30 of vermiculiet met de vloeistofcomponent wordt beladen, fabrieksmatig uit te voeren en dit mengsel bij de voedermid-delfabrikant of de veehouder met de andere verteerbare voeder-middelen te mengen.

Thans wordt de uitvinding nader toegelicht aan 35 de hand van een een enkel uitvoeringsvoorbeeld weergevende tekening. De enkele figuur toont schematisch een inrichting voor de uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding voor de toevoeging van vet als vloeistofcomponent.

83 0 0 8 8 7 - 5 - · -É. - «fc !

Tot de in de figuur weergegeven inrichting behoort allereerst een langzaam roterende voermenginrichting 1 en een voorraadhouder 2 voor inerte stoffen. De voorraadhou-der 2 voor inerte stoffen is in de werkwijzestroom voor de 5 voermenginrichting 1 geschakeld. Tussen de voorraadhouder 2

voor inerte stof en de voermenginrichting 1 bevindt zich een I

inrichting 3 voor het beladen van de korrels 5 van de inerte stof met het vet. Daarbij kan het gaan om een inrichting voor het opsproeien van vet op de korrels van de inerte stof 5 of 10 om een langzaam roterende menginrichting. In elk geval wordt bereikt dat het eerst de inerte stoffen 5 met het vet 4 worden beladen, terwijl daarna de met vet beladen inerte stoffen 5, alsmede de voedermiddelen 6 in de langzaam roterende voermenginrichting 1 worden gebracht, - waar weliswaar intensieve ver-15 menging, maar geen ongeregelde afschuring of ongeregelde vergruizing van de inerte stoffen 5 plaatsvindt. Het zo bereide voermengsel is in het bijzonder geschikt voor de voedering van mest- en fokvarkens in het kader van de zogenaamde voedering ad libitum, waarbij een proteïnen en energiedragers bevattend, 20 aan de leeftijd van de varkens aangepast mengsel van voedermiddelen wordt gebruikt en in de voedertrog van de aparte varkens wordt gebracht en waarbij de aparte varkens drinkwater wordt aangeboden. Daarbij wordt uit de voedermiddelen 6, evt. j water en inerte stoffen 5, in de vorm van poreus gebrand per-25 liet of vermiculiet met korrelgrootte van 0-6 mm, bij voorkeur 0-3 mm, in een hoeveelheid van 10-40 vol.%, een droog of maximaal kruimelvochtig mengsel bereid, waarbij dit mengsel continu (ad libitum) in de voedertrog aan de aparte varkens of aan het pluimvee ter beschikking wordt gesteld en waarbij het 30 drinkwater met behulp van een door de aparte varkens, alsmede het pluimvee te bedienen drinkinrichting wordt aangeboden.

Op eendere wijze wordt bij de toevoeging van melasse of andere vloeistofcomponenten gewerkt.

35 8300887

Claims

1. Werkwijze voor de bereiding van een voer-mengsel uit verteerbare vaste voedermiddelen, tenminste één verteerbare vloeistofcomponent en onverteerbare korrelvormige 5 inerte stoffen in de vorm van poreus gebrand perliet en/of vermiculiet, waarbij de vaste voedermiddelen en de inerte stoffen op een langzaam roterende voermenginrichting van de soort van een menginrichting voor grof materiaal worden gebracht en waarbij bovendien in het mengsel de vloeistofcompo- 10 nent wordt geleid, met het kenmerk, dat allereerst de inerte stoffen met de vloeistofcomponent worden beladen en dat daarna de beladen inerte stoffen, alsmede de vaste voedermiddelen in de langzaam roterende voermenginrichting worden gebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk , dat de inerte stoffen, bijv. in de vrije val bij het uitstromen uit een voorraadhouder, met de vloeistofcomponent worden besproeid.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met 20. e t kenmerk, dat de inerte stoffen en de vloeistofcomponent in een langzaam roterende menginrichting worden gemengd en daardoor met de vloeistofcomponent worden beladen.

4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de inerte stoffen worden 25 verwarmd en de verwarmde inerte stoffen met de vloeistofcomponent worden beladen.

5. Werkwijzé volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de met de vloeistofcomponent beladen inerte stoffen bij kamertemperatuur in de lang- 30 zaam roterende 'voermenginrichting worden geleid.

6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de inerte stoffen een korrelgrootte van 0—6Γ mm, bij voorkeur Q-3 mm, hebben en in een hoeveelheid van 10-40 vol.% (betrokken op het volume van 35 het totale mengsel) worden toegevoegd.

7. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der conclusies l, 2 alsmede 4 tot 6 - met een langzaam roterende voermenginrichting en met een voorraad- 8300887 « - 7 - houder voor inerte stof, met het kenmerk, dat de voorraadhouder (2) voor inerte stof vóór de voermengin-richting (1) is geschakeld en dat tussen de voorraadhouder voor inerte stof (2) en de voermenginrichting (l) een inrich-5 ting (3) voor het sproeien van de vloeistofcomponent op de korrels (4) van de inerte stof is opgesteld.

8. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der conclusies 1 alsmede 3-6, met het kenmerk , dat de voorraadhouder (2) voor inerte stof, 10 alsmede een menginrichting (3) met inrichting voor de inleiding van de vloeistofcomponent vóór de voermenginrichting (1) zijn geschakeld. 15 j 8300887