[go: up one dir, main page]

NL8204619A - Inrichting en werkwijze voor het nagaan van de omstandigheden in een boorput. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het nagaan van de omstandigheden in een boorput. Download PDF

Info

Publication number
NL8204619A
NL8204619A NL8204619A NL8204619A NL8204619A NL 8204619 A NL8204619 A NL 8204619A NL 8204619 A NL8204619 A NL 8204619A NL 8204619 A NL8204619 A NL 8204619A NL 8204619 A NL8204619 A NL 8204619A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
accumulator
channel
valve
pressure
housing
Prior art date
Application number
NL8204619A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Halliburton Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Halliburton Co filed Critical Halliburton Co
Publication of NL8204619A publication Critical patent/NL8204619A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B47/00Survey of boreholes or wells
    • E21B47/12Means for transmitting measuring-signals or control signals from the well to the surface, or from the surface to the well, e.g. for logging while drilling
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B23/00Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells
    • E21B23/004Indexing systems for guiding relative movement between telescoping parts of downhole tools
    • E21B23/006"J-slot" systems, i.e. lug and slot indexing mechanisms
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B47/00Survey of boreholes or wells
    • E21B47/06Measuring temperature or pressure
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B47/00Survey of boreholes or wells
    • E21B47/06Measuring temperature or pressure
    • E21B47/07Temperature

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Geophysics (AREA)
  • Remote Sensing (AREA)
  • Measuring Fluid Pressure (AREA)
  • Measuring Arrangements Characterized By The Use Of Fluids (AREA)
  • Geophysics And Detection Of Objects (AREA)
  • Investigating Strength Of Materials By Application Of Mechanical Stress (AREA)

Description

Inrichting en werkwijze voor het nagaan van de omstandigheden in een boorput.
De uitvinding heeft in hoofdzaak betrekking op 5 een inrichting en werkwijzen voor het nagaan van omstandigheden in een boorput en voor het leveren van de informatie naar het aardoppervlak nadat de omstandigheden nagegaan zijn.
De uitvinding heeft meer in het bijzonder, maar niet daartoe beperkt, betrekking op een kabelwerktuig en werkwijze voor het 10 leveren van onmiddellijke gegevens aan het aardoppervlak van gegevens uit onderzoek aan de hoorbuis.
Bij het boren en werken in een boorput is het noodzakelijk om omstandigheden in de boorput, zoals temperatuur en druk op te nemen om informatie te verkrijgen welke 15 behulpzaam is bij het bepalen van de aard van de put, zoals wat de put waarschijnlijk zal produceren. Een bepaalde omstandigheid welke bij voorkeur gemeten wordt is de druk in de put gemeten over tijdperioden gedurende welke de put om en om wordt toegestaan om te stromen en wordt weerhouden van stromen.
20 Deze omstandigheid wordt bepaald door middel van een boorpijp-proef welke kan worden uitgevoerd door toepassen van de bekende techniek met een Bourdonbuis. Met deze techniek kan een grafiek worden verkregen waarin de druk ten opzichte van de tijd is uitgezet.
25 Een gebrek van de techniek met de Bourdonbuis is dat geen onmiddellijke of in hoofdzaak onmiddellijke aangifte van de gemeten druk beschikbaar is aan het aardoppervlak terwijl de druk gemeten wordt. Een onmiddellijke aangifte is noodzakelijk om een persoon bij de hoorplaats snel te laten 30 weten wat in het boorgat plaatsheeft gedurende de proefperiode.
Dit gebrek bestaat doordat om een boorpijpproef uit te voeren bij toepassen van de techniek met de Bourdonbuis, een werktuig met daarin een niet beschreven grafiekkaart en een Bourdon-buisinstrument in de put worden neergelaten, de put om en om 8204619 ,:f 2 1 - 11 1 wordt toegestaan om te stromen en wordt weerhouden van te stromen om het instrument van de Bourdonbuis een grafiek van druk ten opzichte van tijd op de kaart te laten schrijven en vervolgens wordt het werktuig uit de put gehaald en de grafiek geanalyseerd 5 op een tijdstip welke betrekkelijk aanzienlijk gelegen is na de werkelijke tijd gedurende welke de drukken werden gemeten en de grafiek tot stand werd gebracht.
De onderhavige uitvinding is gericht op een inrichting en werkwijze welke dit nadeel van de techniek met de 10 Bourdonbuis opheft bij het bepalen van drukken in een boorgat.
In het bijzonder voorziet de uitvinding in een werktuig welke drukken in een boorgat meet en aan het aardoppervlak onmiddellijke of in hoofdzaak onmiddellijke weergaven levert van de gemeten druk in onmiddellijke samenhang met het bepalen van de druk.
15 Andere omstandigheden in een boorput kunnen ook worden bepaald en naar het aardoppervlak worden gezonden in onmiddellijke samenhang met hun bepaling.
De onderhavige uitvinding levert niet alleen een onmiddellijke afgifte aan het aardoppervlak van de gemeten druk 20 (en/of andere gemeten omstandigheden), maar stuurt ook elektro-hydraulisch de put om de periode van stromen en niet stromen te verkrijgen welke noodzakelijk zijn om een boorpijpproef uit te voeren. Dit kenmerk is van\oordeel omdat daardoor het stromen van de put kan worden gestuurd door de werking van het werktuig 25 zelve inplaats van door enig uitwendig toestel zoals een gebruikelijke proefklep waarvan het gebruik bekend is. De onderhavige uitvinding is bedoeld om bruikbaar te zijn zonder een gebruikelijke proefklep opgesteld in een boorpijp waarin het werktuig is opgesteld. Door het vermijden van de noodzaak van 30 het toepassen van een gebruikelijke proefklep in de buis, kan de lengte van de buizenkolom met daarin het uitgevonden werktuig verminderd worden.
De uitgevonden inrichting sluit bovendien de put indien elektrische stuursignalen welke toegepast worden voor 35 het sturen van de uitgevonden inrichting verloren gaan, waardoor 8204619 3 een veilige werking bij onklaar raken wordt geleverd.
De onderhavige uitgevonden inrichting is zodanig geconstrueerd dat deze gemakkelijk in onderhoud is en kan worden opgesteld in een aantal standen in de buizenkolom waardoor ge-5 bieden waarin gruis zich verzamelt, kunnen worden vermeden.
In het algemeen voorziet de uitgevonden inrichting in een oppervlakteeenheid en een puteenheid. De oppervlakte-eenheid is buiten de put opgesteld en omvat middelen voor het aangeven van de druk gemeten door een drukmeettoestel opgesteld 10 in de puteenheid. De oppervlakteeenheid omvat ook stuurmiddelen voor het leveren van stuursignalen aan de puteenheid. De middelen van de oppervlakteeenheid zijn gebouwd en worden toegepast op bekende wijze.
De puteenheid omvat in het algemeen een langwerpig 15 huis met een inwendig oppervlak welke een centrale ruimte begrenst, waarbij de ruimte reikt door het huis tussen een eerste einde en een tweede einde van het huis. Het huis is tevens voorzien van een uitwendig oppervlak reikend tussen de eerste en tweede einden. Een communicatieoppervlak reikt door het huis 20 tussen de inwendige en uitwendige oppervlakken om een opening te begrenzen waardoorheen een fluïdum in de centrale ruimte kan communiceren met het uitwendig oppervlak van het huis.
De puteenheid omvat in het algemeen ook een in het huis opgestelde klep om fluidum toe te staan te stromen 25 van de centrale ruimte door de opening naar het uitwendige oppervlak van het huis of om te vermijden dat het fluidum stroomt van de centrale ruimte door de opening naar het uitwendige oppervlak van het huis. Om de klep te bedienen is de puteenheid ook voorzien van klepbedienmiddelen. De klepbedien-30 middelen omvatten beveiligingsmiddelen bij onklaar raken om de klep te brengen in de stand waarbij vermeden wordt dat het fluidum stroomt door de opening naar het uitwendige oppervlak van het huis wanneer de stuursignalen gezonden vanaf de oppervlakteeenheid niet worden ontvangen door de klepbedienmiddelen.
35 De puteenheid omvat ook in hoofdzaak drukmeetmidde- "'t· ' ' i j? 8204619 4 % 4 len opgesteld in het huis voor het meten van de druk in de put wanneer de klep het stromen van fluïdum hetzij toestaat of tegengaat. De puteenheid is ook voorzien van temperatuurmeetmiddelen of andere meetmiddelen voor het meten van een omstandigheid.
5 Meer in het bijzonder omvat het huis een proef- gedeelte met een opening hierin en met een hierin opgestelde klep, een accumulatorgedeelte verbonden met het proefgedeelte, een meetgedeelte verbonden met het accumulatorgedeelte en een stuurgedeelte verbonden met het meetgedeelte. In het accumulator-10 gedeelte zijn de klepbedienmiddelen opgesteld; in het meetgedeelte is het drukmeettoestel opgesteld en in het stuurgedeelte zijn de elektronische middelen opgesteld. Het accumulatorgedeelte is ook voorzien van kamers en kanalen welke naar wens op elkaar kunnen worden aangesloten om een aandrijvend fluïdum naar het 15 proefgedeelte over te dragen om de klep te bedienen. Behorend bij het proefgedeelte is een grendelelement voor het losneembaar vasthouden van de puteenheid in de put op een gewenste plaats.
Teneinde elektrische signalen te kunnen overdragen 20 tussen het stuurgedeelte en het meetgedeelte omvat de puteenheid een eerste elektrische verbinding behorend bij de meeteenheid en een tweede elektrische verbinding behorend bij de stuur-eenheid. Deze elektrische verbindingen zijn zodanig geconstrueerd dat zijn gemakkelijk vervangbaar zijn.
25 Uit het bovenstaande blijkt dat een algemeen doel van de uitvinding is te voorzien in een nieuwe en verbeterde inrichting en werkwijze voor het meten van omstandigheden in een boorput en voor het leveren van de informatie naar het aardoppervlak terwijl de omstandigheden worden gemeten. Andere 30 kenmerken, doeleinden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van een voorkeursuitvoering in samenhang met de bijgaande tekening.
De figuren 1A-H vormen een schematisch zijaanzicht en gedeeltelijke doorsnede van de uitgevonden puteenheid.
35 Figuur 2 is een vergroot gedeeltelijk aanzicht van 8204619 ·· ^ ï!';:!f|iii|! * * 5 de eersCe en tweede elektrische verbindingen als aangegeven in figuur 1B.
Figuur 3 is een doorsnede langs de lijn 3-3 in figuur IE.
5 Figuur 4 is een doorsnede langs de lijn 4-4 in figuur IE.
Figuur 5 is een doorsnede langs de lijn 5-5 in figuur 1F.
Figuur 6 is een doorsnede langs de lijn 6-6 in 10 figuur 1F.
Figuur 7 is een platte weergave van het lichaam van het accumulatorgedeelte met daarin vier kanalen.
Figuur 8 is een zijaanzicht van een element met J-vormige groeven.
15 Figuur 9 is een schematische weergave van de uit gevonden inrichting in een boorput.
De getekende voorkeursuitvoeringsvorm omvat een stuureenheid 2 aan het aardoppervlak en een puteenheid 4 als schematisch aangegeven in figuur 9. De puteenheid 4 omvat een 20 kabelwerktuig om te worden neergelaten in een boorput 6 voor het ontvangen en weergeven van de druk en andere omstandigheden in de boorput, zoals de temperatuur.
De oppervlakteeenheid 2 is buiten de boorput 6 opgesteld. De oppervlakteeenheid 2 omvat weergeef- of afleesmiddelen 25 welke de gemeten druk aangeven in antwoord op elektrische signalen corresponderende met de druk gemeten door de puteenheid 4. De afleesmiddelen geven ook elke andere omstandigheid aan welke wordt gemeten door de puteenheid 4. De oppervlakteeenheid 2 is verder voorzien van stuurmiddelen voor het leveren van 30 elektrische stuursignalen om de puteenheid 4 te bedienen. De oppervlakteeenheid 2 is opgebouwd uit elementen en op een wijze welke bekend zijn. De stuureenheid 2 aan het aardoppervlak is verbonden met de puteenheid 4 door middel van kabel 8 volgens figuur 9. De tussen de oppervlakteeenheid 2 en de 35 puteenheid 4 overgedragen elektrische signalen worden geleid over 8204619 ύ * 6 de kabel 8.
De voorkeursuitvoering van de puteenheid 4 is aangegeven in de figuren I t/m 8. De figuren 1A-H tonen de voorkeursuitvoering van de puteenheid 4 met een huis bestaande 5 uit vier delen. Deze vier delen omvatten een stuurgedeelte 10 aangegeven in de figuur IA en B, een meetgedeelte 12 aangegeven in de figuren 1B en C, een accumulatorgedeelte 14 aangegeven in de figuren 1C-F en een proefgedeelte 16 aangeven in de figuren 1F-H.
10 Het stuurgedeelte 10 als aangegeven in de figuren IA en B omvat een stuurhuis of constructie met bij voorkeur een bovenste stuurhuis 18 en een koppelelement 22 welke met schroefdraad verbonden is met het bovenste stuurhuis 18 en het meetgedeelte 12.
# 15 Het bovenste stuurhuis 18 is voorzien van een holle ruimte waarin een eerste elektronisch middel en een tweede elektronisch middel zijn opgesteld. Het eerste elektronische middel omvat elektrische circuits voor het overdragen van een signaal welke correspondeert met de maat van de gemeten druk 20 of andere omstandigheden aan een plaats op afstand van de puteenheid 4. In het bijzonder wordt dit signaal overgedragen aan de oppervlakteeenheid 2 voor het in werking stellen van de afleesmiddelen. De elektronische circuitelementen van het eerste elektronische middel vermenigvuldigen naar de oppervlakte-25 eenheid 2 de signalen welke de gemeten omstandigheden vertegenwoordigen.
Het eerste elektronische middel is aangegeven in figuur IA door middel van een eerste plaat 24 met gedrukte circuits welke aangebracht is in de holle ruimte van het bovenste 30 stuurhuis 18. Op de eerste plaat 24 met gedrukte circuits zijn elektronische circuitelementen aangebracht voor het ontvangen van elektrische signalen van het meetgedeelte 12 via een elektrische geleider 26 welke reikt door een geleiderkanaal opgesteld door het koppelelement 22. De elektrische geleider 35 26 eindigt aan het eindevan het koppelelement 22 in een banaan- 3204619 " '«iip
» V
7 stekker 28 welke in het koppelelement 22 is vastgezet door een isolator 30. De stekker 28 levert een elektrische verbinding met een niet getekend passend element opgesteld in het meet-gedeelte 12. Bij voorkeur omvatten de elektronische circuits 5 van het eerste elektronische middel ook een sensor voor het meten van de temperatuur en voor het aan een plaats op afstand van de puteenheid overdragen van een signaal welke de temperatuur weergeeft.
Het tweede elektronische middel omvat elektrische 10 circuitelementen voor het leveren van elektrische stuursignalen voor het sturen van nog te beschrijven elementen in het accumu-latorgedeelte 14. In figuur IA is het tweede elektronische middel aangegeven als een tweede plaat 32 met gedrukte circuits welke aangebracht is in het inwendige volle gebied van het 15 bovenste stuurhuis 18. De elektrische circuits van de tweede elektronische middelen omvatten toevoermiddelen voor elektrisch vermogen en logische schakelingen voor het sturen van nog te beschrijven elementen in het accumulatorgedeelte 14. Dit sturen wordt bereikt door middel van elektrische signalen welke worden 20 overgedragen via elektrische geleiders, zoals een draad 34, welke reiken door een tweede kanaal voor elektrische geleiders opgesteld in de koppeling 22. De draad 34 eindigt nabij de buitenomtrek van de koppeling 22 in een elektrische verbinding 36.
25 De elektrische verbinding 36 is in elektrisch contact met een andere elektrische verbinding 38 behorend bij het meetgedeelte 12. Dit elektrische contact is zodanig dat een elektrisch signaal kan worden gevoerd door de verbindingsmiddelen 36 en 38 voor overdracht naar een nog te beschrijven 30 element in het accumulatorgedeelte 14.
Als aangegeven in figuur 2 omvat de elektrische verbinding 36 bij voorkeur een verend orgaan 40 welke losneembaar is opgesteld in een groef gelegen aan de uitwendige omtrek van de verbinding 22. Het verende orgaan 40 heeft een uitwendig 35 oppervlak 42 tegenover het meetgedeelte 12. Een elektrische
8204619 I
4 Λ 8 geleider 44 is opgesteld langs het uitwendige oppervlak 42.
Het verende orgaan 40 is bij voorkeur een uitwendige ring van siliconenrubber welke losneembaar is bevestigd rondom de verbinding 42 door middel van een veerverbinding welke de voor-5 keursuitvoering vormt van de elektrische geleider 44. Deze constructie van de elektrische geleider 36 maakt het mogelijk om deze geleider gemakkelijk uit te wisselen op een wijze welke in hoofdzaak lijkt op een bekende 0-ring, waardoor gemakkelijk vervangen voor onderhoud of andere doeleinden mogelijk is.
10 Zoals aangegeven in de figuren 1B en C omvat het meetgedeelte 12 een huis met een wand 46 voorzien van een inwendig oppervlak 48 welke een holte 50 begrenst. Opgesteld in de wand 46 is een kanaal 52 waardoorheen een elektrische geleider 54 reikt vanaf de elektrische verbinding 38 naar een 15 andere elektrische verbinding 56 volgens figuur 1C.
De wand 46 vormt het meethuis waardoorheen een drukmeetkanaal 58 reikt van de holte 50 naar een groef 60 opgesteld langs de buitenomtrek van het meethuis. Het kanaal 58 reikt ook naar een poort welke gesloten is door een plug 62.
20 Een plug 64 levert een afdichting voor een andere poort welke het kanaal 58 snijdt als volgens figuur 1C. De door de plug 64 geleverde afsluiting wordt vloeistofdicht gemaakt door middel van een 0-ring 65.
Als aangegeven in figuur 2 is de elektrische ver-25 binding 38 behorend bij het meethuis voorzien van een veerkrachtig orgaan 66 welke bij voorkeur een inwendige verbindingsring vormt welke losneembaar is opgesteld in een inwendige groef van de wand 46. Het verende orgaan 66 heeft een inwendig oppervlak 68 welke gekeerd is naar de constructiedelen van het 30 stuurgedeelte 10 wanneer de koppeling 22 en het meethuis zijn verbonden. Opgesteld langs het inwendig oppervlak 68 van het verende orgaan 66 is een elektrische geleider 70 welke in contact is met de elektrische geleider 44 van de elektrische verbinding 36 wanneer de koppeling 22 en het meethuis zijn ver-35 bonden. Zoals bij de elektrische verbinding 36, is de elektrische 820 4 6 1 9 9 verbinding 38 bij voorkeur voorzien van een orgaan van siliconenrubber als het verende orgaan 66 welke in de groef van de wand 46 wordt gehouden zodat het gemakkelijk kan worden uitgewisseld op een wijze als bij een Ο-ring. De elektrische verbinding 5 38 ontvangt het elektrische signaal overgedragen door de elek tronische middelen op de plaat 32 met gedrukte circuits via de elektrische geleider 36 om het elektrische signaal te leiden naar het accumulatorgedeelte 14 via de geleider 54.
Volgens de figuren 1B en C is in de holte 50 een 10 drukmeettoestel 72 opgesteld voor het meten van de druk in de put. De te meten druk wordt in de holte 50 ontvangen door het kanaal 58. De druk wordt in de holte 50 ontvangen zowel wanneer de puteenheid stromen van fluidum toestaat en wanneer de puteenheid stromen van fluidum tegengaat zoals zal blijken 15 na de volgende beschrijving van de accumulator en proefgedeelten. Bij voorkeur is het drukmeettoestel 72 een bekend kwartsdruk-meettoestel. Gedacht wordt dat het drukmeettoestel kan worden geleverd door een combinatietoestel welke zowel de druk als de temperatuur meet, waardoor de noodzaak van een temperatuur-20 meettoestel opgesteld in het stuurgedeelte 10 als hierboven beschreven wordt vermeden.
De voorkeursuitvoering van het accumulatorgedeelte 14 is aangegeven in de figuren 1C-F. Het accumulatorgedeelte 14 omvat een accumulatorhuis met een wand 74 voorzien van een 25 inwendig oppervlak 76 welke de grenzen vormt van een holte welke drie kamers omvat. De drie kamers zijn een drukfluidumkamer 78 voor ontvangen van drukfluidum, een aandrijffluidumkamer 80 voor het ontvangen van aandrijffluidum en een accumu-latorkamer 82. Bij voorkeur ontvangt de drukfluidumkamer 78 30 stikstof en de aandrijffluidumkamer 80 ontvangt hydraulische olie. Bij voorkeur vormt de accumulatorkamer een lagedrukreser-voir of accumulator voor hydraulische olie.
Bepaald in de wand 74 van het accumulatorgedeelte 14 zijn vier kanalen volgens figuur 7. Een kanaal is de eerste 35 accumulatorkamer 84 gevormd in de wand 74 voor het omschakelbaar 8204619 ίο aanvoeren van aandrijffluïdum hetzij van de aandrijffluidum-kamer 80 naar het proefgedeelte 16 of van het proefgedeelte 16 naar de accumulatorkamer 82. Het eerste accumulatorkanaal 84 is voorzien van een eerste einde welke via het inwendige 5 oppervlak van de wand 74 uitmondt via een poort 86 welke op afstand gelegen is tussen de accumulatorkamer 82 en een eerste einde van het accumulatorgedeelte 14. Het eerste accumulatorkanaal 84 heeft een tweede einde welke uitmondt door het uitwendige oppervlak van de wand 74 door middel van een poort 10 88 opgesteld tussen een tweede einde van het accumulatorgedeelte 14 en de drukfluidumkamer 73.
Een andere van deze kanalen is een tweede accumulatorkanaal 90 gevormd in de wand 74 voor het schakelbaar aanvoeren van aandrijffluïdum van het onderzoekgedeelte 16 naar 15 de accumulatorkamer 82 wanneer het eerste accumulatorkanaal 84 de aandrijffluidum voert van de aandrijffluidumkamer 80 naar het proefgedeelte 16 of de aandrijffluidum van de aandrijffluidumkamer 80 voert naar het proefgedeelte 16 wanneer het eerste accumulatorkanaal 84 de aandrijffluidum voert van het 20 proefgedeelte 16 naar de accumulatorkamer 82. Het tweede accumulatorkanaal 90 mondt bij het eerste einde uit door het inwendige oppervlak van de wand 74 in een poort 92 op afstand gelegen tussen de accumulatorkamer 82 en het eerste einde van het accumulatorgedeelte 14. Bij voorkeur is de poort 92 25 verder op afstand van het eerste einde gelegen dan de poort 86. Het tweede accumulatorkanaal 90 mondt uit door het uitwendige oppervlak van de wand 74 bij een andere poort 94 op afstand gelegen tussen het tweede einde van het accumulatorgedeelte 14 en de drukfluidumkamer 78. De poort 94 is op 30 grotere afstand gelegen van het tweede einde van het accumulatorgedeelte 14 dan de poort 88.
Een derde kanaal is een aandrijffluidumkanaal 96 gevormd in de wand 74 voor het voeren van aandrijffluidum van de aandrijffluidumkamer 80 naar hetzij het eerste accumula-35 torkanaal 84 of het tweede accumulatorkanaal 90. Bij voorkeur 8204619 11 is het aandrijffluïdum onder betrekkelijk hoge druk en daarom wordt het kanaal 96 een hogedrukkanaal genoemd. Het kanaal 96 mondt aan een eerste einde daarvan uit door het inwendige oppervlak van de wand 74 bij een poort 98 welke op afstand 5 is gelegen van en is gelegen tussen de poorten 86 en 92. Het kanaal 96 mondt aan een tweede einde daarvan uit door het inwendige oppervlak van de wand 74 in de aandrijffluidumkamer 80 bij een andere poort 100.
Een verder kanaal is een proefdrukkanaal 102 met 10 een eerste einde welke uitmondt door het inwendige oppervlak van de wand 74 bij een poort 104 welke opgesteld is in verbinding met de groef 60 van het meetgedeelte 12. Het drukproef-kanaal 102 mondt ook uit door het inwendige oppervlak van de wand 74 bij een poort 106 welke op afstand is gelegen van het 15 tweede einde van het accumulatorgedeelte 14 op een afstand groter dan de afstanden van hetzij de poort 88 of de poort 94 ten opzichte van het tweede einde. De poort 106 mondt uit in een centraal opgestelde holte 108 welke reikt *in de wand 74 vanaf het tweede einde van het accumulatorgedeelte 14. Het 20 proefdrukkanaal 102 is gevormd in de wand 74 voor het voeren van druk uit de put vanaf het proefgedeelte 16 naar het meetgedeelte 12.
Elk van de vier kanalen is bij voorkeur door machinale bewerking in de wand 74 gevormd, waarbij aanvankelijke 25 groeven binnenwaarts reiken vanaf het uitwendige oppervlak van de wand 74. Bredere groeven zijn gevormd boven de aanvankelijke groeven en afsluitende wandelementen zijn bevestigd in de bredere groeven, bijvoorbeeld door lassen. Deze constructie is aangegeven in de figuren 3 t/m 6 en de vier groeven zijn sche-30 matisch aangegeven in figuur 7, waarbij de verbrede afsluit-wandelementen zijn aangegeven.
Zoals aangegeven in de figuren 3 t/m 6 zijn het eerste accumulatorkanaal 84, het tweede accumulatorkanaal 90 en het proefdrukkanaal 102 op afstand van elkaar gelegen 35 over hoeken van ongeveer 120° en zijn opgesteld nabij de buiten- 8204619 12 omtrek van het in hoofdzaak cilindervormige acculumlatorlichaam. Het aandrijffluidumkanaal 96 is volgens de figuren 3 en 4 op afstand gelegen tussen de eerste en tweede accumulator-kanalen over hoeken van ongeveer 60°. Om fluïdum te kunnen 5 binnenbrengen in de kanalen of uit de kanalen af te voeren zijn poorten en afsluitpluggen aanwezig als volgens figuur 3, 5 en 6. Een vastzetmiddel is aangegeven in figuur 4.
Figuur 3 toont een plug 110 welke een afvoerpoort sluit waarbij deze poort reikt vanaf de accumulatorkamer 82.
10 De plug 110 is voorzien van een 0-ring 111 voor het leveren van een fluidumdichte afdichting.
Figuur 4 toont een vastzetpin 112 en een vastzet-pin 114 welke worden toegepast om een scheidend element 116 vast te zetten in de holte van het accumulatorgedeelte 14.
15 Het scheidende element 116 bepaalt de grens tussen de accumulatorkamer 82 en de aandrijffluidumkamer 80. Het scheidende element 116 levert een fluidumdichte grens door middel van de 0-ringen en steunorganen volgens de figuren 1D en E.
Figuur 5 toont een plug en een terugslagklepstelsel 20 118 en een 0-ring 119 voor het sluiten van een poort welke reikt vanaf het uitwendige oppervlak van de wand 74 naar het eerste accumulatorkanaal 84. Door de plug van het stelsel 118 en de bijbehorende poort wordt het aandrijffluïdum, zoals hydraulische olie, binnengebracht in de aandrijffluidumkamer 25 80.
Figuur 6 toont een plug en terugslagsklepstelsel 120 en een 0-ring 121 voor het afsluiten van een poort welke het uitwendige oppervlak van de wand 74 in verbinding stelt met de drukfluidumkamer 78. Door deze poort kan een drukfluidum, 30 zoals stikstof, binnengebracht worden in de drukfluidumkamer 78.
Het accumulatorgedeelte 14 omvat ook een klep-aandrijfmiddel voor het bewegen van een klep in het proef-gedeelte 16. Het klepaandrijfmiddel omvat een drijvende accumula-35 torzuiger 122 welke verschuifbaar is opgesteld tussen de druk- 8204619 13 fluidumkamer 78 en de aandrijffluidumkamer 80. Bij voorkeur vormt de accumulatorzuiger 122 de grens tussen deze twee kamers.
Deze grens is beweegbaar in antwoord op drukverschillen tussen de fluiden welke kunnen worden ontvangen door de drukfluidum-5 kamer 78 en de aandrijffluidumkamer 80. Bij voorkeur omvat de accumulatorzuiger 122 een in hoofdzaak cilindervormig lichaam met holten 124 en 126 daarin. Het in hoofdzaak cilindervormige lichaam is fluidumdicht opgesteld in de hoofdholte van de wand 74 door middel van 0-ringen 128 en steunorganen 130.
10 Het klepaandrijvende middel omvat ook een accumula- torklep voor het schakelbaar verbinden van het aandrijffluidum-kanaal 96 met hetzij het eerste accumulatorkanaal 84 of het tweede accumulatorkanaal 90. Bij voorkeur omvat de accumulator-' klep een elektromagnetische klep 132. Als aangegeven/in de 15 figuren 1C en D wordt de elektromagnetische klep 132 in zijn stand binnen het accumulatorgedeelte gehouden door middel van een korte opvulhuls 134 en een lange opvulhuls 136. De korte opvulhuls 134 is*vastgezet door een afstandveer 138. Een eerste einde van de korte opvulhuls 134 steunt het tweede einde 20 van het meetlichaam wanneer het meetlichaam en het accumulator-huis met elkaar zijn verbonden. Een tweede einde van de korte opvulhuls 134 steunt tegen een eerste einde van de elektromagnetische klep 132. De lange opvulhuls 136 is zodanig opgesteld dat een eerste einde daarvan in aanraking staat met een tweede 25 einde van de elektromagnetische klep 132 en een tweede einde daarvan in aanraking is met het einde van het scheidingselement 116 welke een einde vormt van de accumulatorkamer 82.
Bij voorkeur is de elektromagnetische klep 132 een vierwegklep met twee standen met kanalen 138 en 140 volgens 30 figuur 1D. Deze kanalen zijn vloeistofdicht afgedicht ten opzichte van elkaar door middel Van de 0-ringen en de steunelementen volgens figuur 1D. Het kanaal 138 is met een eerste einde in verbinding met de poort 86 van het eerste accumulatorkanaal 84 en het kanaal 140 staat met een eerste einde in verbinding 35 met de poort 92 van het tweede accumulatorkanaal 90. Tweede einden i £ 8204619 14 van de kanalen 138 en 140 zijn schakelbaar verbonden met hetzij de accumulatorkamer 82 of de poort 98 van het aandrijffluidum-kanaal 96 door middel van een niet getekende klep welke opgesteld is binnen de elektromagnetische klep 132 en ingesteld 5 door het elektromagnetische veld van een elektromagneet behorend bij de elektromagnetische klep. Wanneer de klep in zijn ene stand is opgesteld, verbindt het de poort 86 van het eerste accumulatorkanaal 84 met de poort 98 van het aandrijffluidum-kanaal 96 en verbindt tegelijkertijd de poorten 92 van het 10 tweede accumulatorkanaal met de accumulatorkamer 82. Wanneer de klep zich in een tweede stand bevindt, is de poort 86 verbonden met het accumulatorkanaal 82 en de poort 92 verbonden met de poort 98.
De elektromagnetische klep 132 is bij voorkeur 15 zodanig geconstrueerd dat wanneer elektrisch vermogen uitvalt (dat wil zeggen geen elektromagnetisch veld aanwezig is) de klep 132 het aandrijffluïdum onder druk voert naar het proef-gedeelte 16 zodat de zich hierin bevindende klep gesloten is.
Dit levert een veiligheidsmaatregel voor het geval dat de 20 stuursignalen vanaf de oppervlakteeenheid 2 niet worden ont vangen door de elektronische stuurmiddelen van het stuurgedeelte 10. Zulk een verlies aan signalen kan plaatshebben indien de kabel 8 is doorgesneden of op andere wijze wordt beschadigd of indien de toevoer aan elektriciteit aan het aardoppervlak 25 uitvalt.
Het proefgedeelte 16 omvat een huis met een eerste einde, een tweede einde welke bevestigbaar is met een verbindingsdeel 142 volgens figuur 9, een uitwendig oppervlak reikend tussen de eerste en tweede einden en een inwendig opper-30 vlak reikend tussen de eerste en tweede einden en een hol gebied begrenzend tussen de eerste en tweede einden. Het huis is ook voorzien van een opening tussen het inwendige oppervlak en het uitwendige oppervlak. Een voorkeursuitvoerings-vorm van deze constructie is aangegeven in de figuren IF t/m H.
35 De tekeningen van de voorkeursuitvoering tonen de 8204619 15 constructie met inbegrip van een afdichtdoorn 144 met een opening 146 welke overlangs hierdoorheen reikt. De afdichtdoorn 144 reikt tot het tweede einde 148 van de constructie.
Het tweede einde 148 is afgeschuind en is voorzien van O-ringen 5 150 voor het fluidumdicht afdichten van de afdichtdoorn 144 wanneer deze in aanraking is met het verbindingselement 142 welke is aangegeven als verbindingsnippel in figuur 1H. De verbindingsnippel 142 is volgens figuur 1H voorzien van nokken 152 en 154.
10 Behorend bij de afdichtdoorn 144 is een grendel- element in de vorm van een J-groefelement 156 voor het houden van de puteenheid 4 in zijn juiste stand in het boorgat. Het J-groefelement 156 is roteerbaar aangebracht op de afdichtdoorn 144 zodat het J-element 156 vrij is om te roteren bij aanraking 15 met de nokken 152 en 154 of andere nokken opgesteld in de verbindingsnippel 142 wanneer de uitgevonden puteenheid 4 wordt neergelaten in de put 6 en wordt geplaatst in de verbindingsnippel 150. Na nog te beschrijving koppeling, grendelt de J-groefelement 156 op zijn plaats om te vermijden dat druk van 20 benéden het tweede einde 148 het werktuig uit de verbindingsnippel drukt.
Het J-groefelement 156 is meer in het bijzonder aangegeven in figuur 8. Het J-groefelement 156 omvat bevestigingsmiddelen om de puteenheid 4 in de put 6 te bevestigen in 25 antwoord op een eerste, enkelvoudige benedenwaartse beweging en een eerste, enkelvoudige opwaartse beweging van de bevestigingsmiddelen nabij het verbindingselement 142. De verbindingsmiddelen zijn aangegeven in figuur 8 en omvatten een eerste been 158 en een tweede been 160 van een in hoofdzaak vierbenige, 30 sinusvormige groef 162 aangebracht in het orgaan 156. Om de nokken op de verbindingsnippel te geleiden in het eerste been 156, is de J-groefelement 156 voorzien van geleide organen 164 bestaande uit een eerste wand 166 en een tweede wand 168.
De wanden 166 en 168 zijn zodanig gevormd dat ongeacht welke 35 wand door de nok in de verbindingsnippel wordt aangeraakt, de 8204619 16 nok wordt geleid in de groef van het eerste been 158. In het bijzonder komt de wand 166 in aanraking met een wand welke het been 158 vormt en de wand 168 is voorzien van een uitstekend deel voor het leiden van een de wand 168 aanrakende 5 nok in het eerste been 158.
Het J-groefelement 156 is ook voorzien van ont-koppelmiddelen voor het ontkoppelen van de puteenheid uit de koppeling in de boorput in antwoord op een tweede enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede enkelvoudige opwaartse be-10 weging van de ontkoppelmiddelen nabij het verbindingselement 142. De ontkoppelmiddelen zijn in het bijzonder aangegeven in figuur 8 en zijn voorzien van een derde been 170 en een vierde been 172 van de sinusvormige groef 162. Het vierde been 172 mondt uit in een geleidingselement welke gelijk is aan het ge-15 leidingselement 164 maar in de omtrek of afstand is gelegen om het element 156. Terwijl een dergelijk geleidingselement op afstand is gelegen van het geleidingselement 164, omvat het orgaan 156 tevens een tweede sinusvormige groef gelijkend op de groef 162 maar op afstand daarvan gelegen over de omtrek 20 van het orgaan 156.
De constructie van het het proefgedeelte 16 omvat ook een onderste proefhuis 174 met een wand 176 met een inwendig oppervlak welke een doorgang vormt. De wand 176 is ook doorsneden door de bovengenoemde opening welke reikt tussen de in-25 wendige en uitwendige oppervlakken van de constructie van het proefgedeelte. Deze opening 178 is in figuur 1G aangegeven. De voorkeursuitvoering omvat vier van dergelijke openingen welke 90° van elkaar zijn gelegen, waarbij een deel 179 van een tweede van deze openingen is aangegeven in figuur 1G. De 30 afdichtdoorn 144 en het onderste huis 174 zijn verbonden door verbindingsmiddelen 180 zodat de opening 146 in de afdichtdoorn 144 in fluidumverbinding staat met de doorgang in het onderste huis 174.
De constructie van het proefgedeelte 16 omvat 35 ook een bovenste proefhuis 182 welke geschroefd is op het 8204619 , - ί.
17 onderste proefhuis 174. Het bovenste proe£huis 182 omvat een wand 184 welke een holte 186 begrenst, waarbij de holte in verbinding staat met een eerste kanaal 188 en een tweede kanaal 190 gevormd in de wand 184.
5 Het eerste kanaal 188 vormt een eerste proef- kanaal welke in verbinding staat met het eerste accumulatorkanaal 84. Deze verbinding vindt plaats door een poort 192 welke volgens figuur 1F is opgesteld in het inwendige oppervlak van het bovenste proefhuis 182 bij de poort 88. Het kanaal 10 188 is voorzien van een tweede einde behorende bij een poort 194 welke in verbinding staat met de holte 186.
Het kanaal 190 vormt een tweede proefkanaal welke in verbinding staat met het tweede accumulatorkanaal 90 door middel van een poort 196 opgesteld in het inwendige oppervlak 15 van het bovenste proefhuis 188 zodat de poort 196 in verbinding staat met de poort 94 van het tweede accumulatorkanaal 90.
Het kanaal 190 is voorzien van een tweede poort 198 om het kanaal 190 te verbinden met de holte 186 van het bovenste huis 182.
20 De holte 186 van het bovenste proefhuis 182 staat ook in verbinding met de proefdrukkanaal 102 van het accumulator-gedeelte 14.
Het proefgedeelte 16 is tevens voorzien van een klep om toe te staan dat fluïdum uit de boorput de puteenheid 25 4 binnenkomt door de opening 146 om te stromen naar een cen trale ruimte gevormd door de doorgang in het onderste huis 174 naar het uitwendige oppervlak van het werktuig door de opening 178 of om te vermijden dat fluidum stroomt van de centrale ruimte naar het uitwendige oppervlak van het werktuig 30 door de opening 178. De klep 200 is in figuur 1G aangegeven en wordt bewogen langs het inwendige oppervlak van het proefhuis nabij de opening 178 in antwoord op hydraulische stuur-druk geleverd door de klepbedienmiddelen opgesteld in het accumulatorgedeelte 14 in antwoord op stuursignalen van het 35 stuurgedeelte 10. Wanneer de klepbedienmiddelen geen stuur- 8204619 18 signalen ontvangen, brengen de klepbedienmiddelen de klep 200 in een stand om te vermijden dat fluïdum stroomt door de opening 178 naar het uitwendige oppervlak van het werktuig. De stand van de klep 200 volgens figuur 1G is de gesloten stand waarbij 5 fluïdum in de boorput wordt weerhouden van stromen door de opening 146 naar de opening 178. In antwoord op hydraulische druk van het accumulatorgedeelte 14, kan de klep 200 omhoog worden bewogen volgens figuur 1G naar een open stand waarbij het fluïdum in de boorput wordt toegestaan om te stromen van 10 de opening 146 naar en door de opening 178 naar het uitwendige van de puteenheid 4. Aldus opent of sluit de klep het kanaal tussen de eerste opening 146 en de tweede opening 178.
De klep 200 is voorzien van een holle zuiger 202 volgens figuur 1G in de vorm van een dubbelwerkende hydraulische 15 cilinder welke verschuifbaar is opgesteld in de doorgang van het onderste huis 174 en in de holte van het bovenste huis 182 zodat de holte van de zuiger 202 wat druk betreft in verbinding staat met de opening 146. De zuiger 202 is voorzien van een eerste oppervlak 204 waartegen fluidum kan werken 20 welke stroomt in de holte 186 vanuit het eerste proefkanaal 188. De zuiger 202 is voorzien van een tweede oppervlak 206 waartegen een fluidum stromend in de holte 186 vanaf het tweede proefkanaal 190 kan werken. Wanneer het fluidum werkt op het eerste oppervlak 204, heeft het de neiging om de zuiger 25 202 in een eerste richting te bewegen naar de gesloten stand.
Wanneer het fluidum werkt op het tweede oppervlak 206, heeft het de neiging om de zuiger 202 in een tweede richting te bewegen naar de open stand. Het oppervlak 204 en het oppervlak 206 zijn voor fluidum afdichtend van elkaar gescheiden door 30 bijvoorbeeld 0-ringen 210 en steunelementen 212.
De klep 200 is ook voorzien van afdichtmiddelen behorende bij de zuiger 202 zodat wanneer de zuiger zich bevindt in de eerste of gesloten stand, de afdichtmiddelen zijn opgesteld in de doorgang om stromen van fluidum tegen te gaan tussen 35 de openingen 146 en 178 en zodat wanneer de zuiger 202 zich 8204619 19 bevindt in de tweede of open stand, de afdichtmiddelen zijn opgesteld in de doorgang om stromen van fluidum toe te staan tussen de openingen 146 en 178. Bij voorkeur omvatten de afdichtmiddelen een veerkrachtig rubberen afdichtorgaan 214 5 gebonden door twee messingringen 216 welke extrusie van de afdichting 214 tegengaan.
De afdichtmiddelen zijn met de zuiger 202 verbonden door verbindingsmiddelen. Bij voorkeur is het veerkrachtige afdichtorgaan 214 verbonden door middel van een vastzet-10 bout of plug 218 welke geschroefd is in het einde van de zuiger 202 welke het dichtsbij het tweede einde 148 is gelegen van de constructie van het proefgedeelte 16. De bout 218 is voorzien van een inwendig opgestelde drukgeleidende weg. De drukgeleidende weg omvat een zijdelings kanaal 220 welke 15 reikt door de kop van de bout 218 en in verbinding staat met een overlangs kanaal 222 welke overlangs reikt door de schacht en het schroefdraadeinde van de bout 218. Bij voorkeur zijn een aantal kanalen 220 op afstand van elkaar langs de omtrek van de kop van de bout 218 opgesteld.
20 Bij voorkeur is- de klep volgens figuur 16 zodanig geconstrueerd dat wanneer de klep 200 in zijn gesloten stand is, de kop van de bout 218 gelegen is nabij het verbindingsorgaan 180 op zodanige wijze dat druk binnenkomend van de boorput door de opening 146 verplaatst om de kop van de bout 218 in 25 het kanaal 220, het kanaal 222 en het holle gedeelte van de zuiger 202. Hierdoor kan druk uit de boorput worden overgedragen op de holte 186, het proefdrukkanaal 102, het kanaal 58 en de holte 50 voor meten door het drukmeettoestel 72 in het meet-gedeelte 12. Deze drukoverdracht vindt plaats met de klep 200 30 in hetzij zijn gesloten of zijn open stand.
Nu de constructie van een voorkeursuitvoering van de uitgevonden inrichting is beschreven, zal de toepassing daarvan in de boorput 6 worden beschreven met betrekking tót figuur 9. In figuur 9 is de oppervlakteeenheid 2 buiten de 35 boorput opgesteld en is de puteenheid 4 opgesteld in de boorput 8204619 20 6. De puteenheid 4 wordt neergelaten in stand binnen een buizenkolom 224 welke in de boorput 6 is opgesteld en waarin de verbindingsnippel 142 is gelegen. Bij voorkeur omvat de boorkolom 224 de constructie als aangegeven in de figuren IA 5 t/m H. In het bijzonder omvat deze concstructie een bovenste huis 226, een onderste huis 228, een overgangshuis 230, een drager 232 (met een veegstuk 234) gehouden tussen het onderste huis 228 en het overgangshuis 230, en de verbindingsnippel 142. Volgens figuur 9 behoort bij de kolom 224 een proefpakker 10 232 en een gebruikelijke proefklep 234 die bekend zijn. Hoewel de voorkeursuitvoering is getekend bij gebruik met een gebruikelijke proefklep, kan de uitgevonden inrichting worden toegepast zonder de gebruikelijke proefklep 234 .
Verbonden met het stuurgedeelte van de puteenheid 15 4 is een bedienend substelsel 236 van bekende soort voor het grendelen van de puteenheid in de kolom 224 en voor het omhoog en omlaag bewegen van de inrichting. Bij voorkeur omvat het bedienende substelsel 236 een topkoppeling met inwendige schroefdraad verbonden met een huis welke verbonden is met een grendel-20 kast. Opgesteld binnen de grendelkast is een vegend inzetstuk.
Ook bevindt zich in de grendelkast een grendelvasthouder en grendel. Het substelsel 236 omvat ook een motor voor het omhoog en omlaag bewegen van de puteenheid 4.
Opgemerkt wordt dat de puteenheid 4 ook vooral boven 25 de proefklep 234 kan worden opgesteld door slechts wijzigen van de plaats van de verbindingsnippel 142. Hierdoor kan de puteenheid 4 opgesteld worden op plaatsen waar geen of weinig afval zich verzamelt, hetgeen kan plaatshebben gedurende het stromen van de boorput. Bovendien kan de puteenheid 4 hetzij 30 boven of beneden het oppervlak van een bekend waterkussen worden opgesteld.
Voorafgaand aan het afstellen van de puteenheid 4 in de boorput 6, wordt het werktuig klaargemaakt. Het klaarmaken vindt plaats door eerst op druk brengen van het accumulator-35 gedeelte 14 door binnenbrengen van stikstof of ander drukmiddel 8204619 -- -. 4 -· · -JM- ..... . .,. . . -.
\ 21 in de drukfluidumkamer 78 via de poort volgens figuur 6 met het hierbij behorende stelsel 120. Dit op druk brengen drukt de accumulatorzuiger 122 naar het scheidende element 116. Zodra het op druk brengen van de kamer 78 voltooid is, wordt de 5 plug van het stelsel 120 weer aangebracht en hydraulische olie of een andere stof wordt gebracht in de aandrijffluidumkamer 80 via de poort behorende bij het stelsel 118 volgens figuur 5.
De binnengebrachte hydraulische olie in de kamer 80 drukt de accumulatorzuiger 122 weg van het scheidende element 116. Wan-10 neer de accumulatorzuiger 122 door deze fasen in de juiste stand is gebracht, wordt het vullen van olie beëindigd en wordt de plug van het stelsel 118 weer aangebracht. Terwijl de puteenheid 4 aldus op druk gebracht is, kan de eenheid neer worden gelaten in de buizenkolom 224 in de boorput 6 op bekende 15 wijze. De puteenheid 4 is elektrisch verbonden met de oppervlakte-eenheid 2 door middel van de kabel 8.
Voorafgaand aan het neerlaten van de puteenheid 4 in de buizenkolom 224, zijn de pakker 232 en de proefklep 234 voor de omstandigheden in de boorput neergelaten terwijl 20 de proefklep 234 gesloten is. Terwijl de puteenheid 4 in de boorput 6 wordt gelaten, wordt de klep 200 in zijn open stand gehouden. Wanneer de puteenheid 4 de verbindingsnippel 142 bereikt, wordt de motor in het bedienende substelselbediend om voort te gaan met het neerlaten van de puteenheid 4 zodat 25 de afdichtdoorn 144 gestoken wordt in de verbindingsnippel 142. Dit omlaag bewegen veroorzaakt dat een nok van de verbindingsnippel het eerste been 158 binnenkomt van de J-groef-element 156 volgens figuur 8 en om hierin te bewegen totdat de nok in aanraking komt met een buffer gevormd door de wand 30 van de J-groef welke de benen 158 en 160 verbindt. De motor wordt dan omgekeerd en de puteenheid 4 wordt opgehaald zodat de nok het tweede been 160 binnenkomt van de J-groefelement en hierin beweegt totdat de nok in aanraking komt met een ander buffergedeelte geleverd door de wand van de J-groefelement 35 verbonden met de benen 160 en 170. Bij deze plaats is de put- 8204619 22 eenheid in zijn vergrendelde stand.
Wanneer de puteenheid 4 in zijn vergrendelde stand is, wordt de bekende proefklep 234 geopend en open gehouden gedurende de rest van de boorpijpproef. Met de proefklep 5 234 in de open stand, zendt de puteenheid 4 elektrische signalen welke de putdruk vertegenwoordigen naar de oppervlakteenheid 2 onmiddellijk volgend op het meten van de druk. De aanvankelijke drukaflezing is de druk gedurende een stroomperiode omdat de klep 200 open is als hierboven is aangegeven. Na een be-10 paald tijdsverloop, wordt zoals bekend de klep 200 gesloten waardoor de boorput wordt uitgesloten en toegestaan wordt om de druk in de put te stijgen en te worden gemeten en aangegeven aan het aardoppervlak. Zulk een aangifte aan het aardoppervlak wordt weer onmiddellijk volgend met het in de put meten 15 van de druk verkregen. Na een ander tijdsverloop wordt de klep zoals gebruikelijk en bekend weer een of twee keren geopend en gesloten voor het uitvoeren van boorpijpproeven. Temperatuur-aflezingen of andere aflezingen van omstandigheden in de put kunnen worden verkregen en onmiddellijk worden overgedragen 20 naar en weergegeven aan het aardoppervlak.
Nadat een proef is uitgevoerd wordt de gebruikelijke proefklep 234 gesloten. De motor in het bedienende sub-stelsel wordt in werking gesteld om de puteenheid 4 omlaag te bewegen zodat de nok het derde been 170 van de J-groefelement 25 binnenkomt en dan wordt de motor omgekeerd om de puteenheid 4 omhoog te bewegen waardoor de nok binnenkomt in het vierde been 172 en de groef van het J-groefelement verlaat waardoor de puteenheid 4 ontgrendeld wordt en uit de put 6 kan worden gehaald op bekende wijze.
30 Uit deze algemene beschrijving van de werking van de uitgevonden inrichting blijkt dat het proefstation 16 werkt om de put 6 te openen en te sluiten gedurende de periode van boorpijpproeven. Het accumulatorgedeelte 14 werkt om hydraulische druk te leveren en te schakelen teneinde de klep 200 van 35 het proefgedeelte 16 te bedienen.
8204619 23
Met betrekking tot de figuren ID t/m G en 7 zal de werking van de klep 200 worden beschreven. Indien geen elektrisch signaal wordt gezonden naar de elektromagnetische klep 132 vanaf het stuurgedeelte 10 via de geleider 54 wordt 5 het kleplichaam van de elektromagnetische klep 132 zodanig ingesteld dat de poort 98 van het aandrijffluidumkanaal 96 verbonden is met de poort 86 van het eerste accumulatorkanaal 84 om een weg te leveren waarlangs hydraulische olie onder druk in de aandrijffluidumkamer 80 wordt overgedragen door 10 de poorten 88 en 192 naar het eerste kanaal 188 van het proef-gedeelte 16 om te werken tegen het eerste oppervlak 204 van de zuiger 202. Het kleplichaam is ook zodanig opgesteld dat de poort 92 van het tweede accumulatorkanaal 90 aangesloten is op de accumulatorkamer 82 zodat fluïdum welke uit het 15 kanaal 190 van het proefgedeelte 16 kan worden gestuwd, wordt gevoerd door de poorten 196 en 94 en het tweede accumulator·* kanaal 90 naar de lagedrukaccumulatorkamer 82. Wanneer het werktuig in onderhoud wordt genomen, wordt het fluïdum afgevoerd uit de lagedrukaccumulatorkamer 82 door verwijderen van 20 de plug 110. Deze kanaalverbindingen veroorzaken dat de klep 200 wordt bewogen naar zijn gesloten stand volgens figuur 1G.
Om de klep 200 naar zijn open stand te bewegen, wordt de elektromagnetische klep 132 bekrachtigd door een elektrisch signaal van het stuurgedeelte 10. De bekrachtiging 25 doet het kleplichaam verplaatsen om de poort 98 van het aandrijf-fluidumkanaal 96 te verbinden met de poort 92 van het tweede accumulatorkanaal 90 waardoor een weg wordt geleverd waardoorheen het aandrijffluïdum kan worden gevoerd naar het kanaal 190 van het proefgedeelte 16 om te werken tegen het tweede 30 oppervlak 206 van de zuiger 202. Deze beweging van het kleplichaam van de elektromagnetische klep 132 verbindt de poort 86 van het eerste accumulatorkanaal 84 met de accumulatorkamer 82 waardoor een weg wordt geleverd waarlangs fluïdum wordt gestuwd door het kanaal 188 door het eerste oppervlak 204 35 van de zuiger 202 en kan worden ontlast.
8204619 24
Uit het bovenstaande blijkt dat het eerste accumulatorkanaal 84 en het tweede accumulatorkanaal 90 wegen leveren waarlangs het aandrijf fluïdum x.;m worden gevoerd hetzij naar de klep of naar de accumulatorkamer. Het aandrijffluidum-5 kanaal 96 levert een weg waarlangs het aandrijffluidum schakel-baar kan worden geleid naar hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulatorkanaal.
Doorgangen door het proefgedeelte 16 en het accu-mulatorgedeelte 14 maken mogelijk om druk uit de aardlagen 10 over te dragen naar het meetgedeelte 12 voor omzetting in proportionele elektrische signalen door middel van het drukmeet-middel 72 en voor overdracht van de signalen naar de oppervlakte-eenheid 2 door middel van het stuurgedeelte 10 en de hierin aanwezige elektronische middelen.
15 Uit het voorgaande blijkt dat de puteenheid 4 in het algemeen bestaat uit een langwerpig huis met een inwendig oppervlak welke een centrale ruimte begrenst welke overlangs reikt door het huis tussen een eerste en een tweede einde daarvan. Dit huis heeft een uitwendig oppervlak reikend tussen 20 de eerste en tweede einden en is verder voorzien van een communicerend oppervlak reikend door het huis tussen de inwendige en uitwendige oppervlakken nabij het tweede einde. Dit communicerende oppervlak begrenst de opening 178. Door deze opening kan een fluidum in de centrale ruimte tussen de opening en 25 het tweede einde van het huis in communicatie worden gebracht met het uitwendige oppervlak van het huis welke reikt tussen de opening en het eerste einde van het huis.
Opgesteld in dit huis zijn een eerste leiding, een tweede leiding en een derde leiding welke in het bijzonder 30 bij voorkeur worden geleverd door de eerste en tweede accumula-torkanalen, de eerste en tweede proefkanalen en het aandrijf-fluidumkanaal. Deze kanalen zijn onderling verbonden door het klepaandrijftoestel om bewegen van de klep in het huis nabij de opening tot stand te brengen.
35 Het huis met de hierboven aangegeven verschillende 8204619 25 elementen is bij voorkeur gemaakt van roestvrij staal of ander materiaal welke bruikbaar is in boorputten. Het huis bestaat uit in hoofdzaak cilindervormige elementen welke met schroefdraad zijn verbonden of aangegeven in de tekening 5 en welke vloeistofdicht afgedicht zijn door 0-ringen en steun-organen zoals aangegeven in de figuren.
10 8204619 t

Claims (50)

1. Inrichting voor het meten van een druk in een boorput en voor het onmiddellijk aangeven van de gemeten druk, waarbij de inrichting bestaat uit een puteenheid voor het in de put neerlaten voor het ontvangen van de druk in 5 de put, waarbij de puteenheid voorzien is van: een langwerpig huis met een inwendig oppervlak welke een centrale holte begrenst reikend door het huis tussen een eerste en tweede einde van het huis, verder voorzien van een uitwendig oppervlak reikend tussen en tweede einden van 10 het huis en bovendien voorzien van een communicerend oppervlak reikend door het huis tussen de inwendige en uitwendige oppervlakken van het huis en een opening begrenzend waardoorheen een fluidum in de centrale holte tussen de opening en het tweede einde in communicatie kan worden gebracht met het 15 uitwendige van het huis; een klep opgesteld in het huis om toe te staan dat het fluidum stroomt of het fluidum van stromen te weerhouden door de opening van de centrale holte naar het uitwendige oppervlak van het huis en 20 een drukmeettoestel opgesteld in het huis tussen de opening en het eerste einde voor het meten van de druk in de boorput wanneer de klep het stromen van fluidum hetzij toestaat of tegengaat.
2. Inrichting volgens conclusie 1, verder voorzien 25 van een oppervlakteeenheid opgesteld buiten de boorput, waarbij de oppervlakteeenheid voorzien is van middelen welke werken in antwoord op het drukmeettoestel voor het aangeven van de druk gemeten door het drukmeettoestel onmiddellijk na het meten van de druk door het drukmeettoestel.
3. Inrichting volgens conclusie 2 waarbij de puteenheid verder voorzien is van een klepaandrijftoestel voor het bewegen van de klep langs het inwendige oppervlak van het 8204619 X huis nabij de opening; de oppervlakteeenheid verder voorzien is van middelen voor het leveren van stuursignalen naar het klepaan-drijftoestel en 5 het klepaandrijftoestel voorzien is van middelen voor het opstellen van de klep om te vermijden dat fluïdum stroomt door het opening naar het uitwendige van het huis wanneer de stuursignalen niet worden ontvangen door het klepaandrijf toestel.
4. Inrichting voor het meten van de druk in een boorput, voorzien van een huis met een eerste opening voor het binnenbrengen van fluidum uit de boorput in het inwendige van het huis, tevens met een tweede opening voor het voeren van fluïdum van het inwendige naar het uitwendige 15 van het huis en verder met een kanaal in het inwendig? van het huis voor het verbinden van de eerste opening met de tweede opening; een klep in het huis; een klepaandrijftoestel opgesteld in het huis 20 om de klep te bewegen tussen een gesloten stand waarbij het fluïdum in de boorput wordt weerhouden van stromen door de eerste opening naar de tweede opening en een open stand waarbij het fluïdum in de boorput wordt toegestaan om te stromen van de eerste opening naar de tweede opening; 25 een drukmeettoestel opgesteld in het huis voor het meten van de druk in de put zowel wanneer de klep zich bevindt in zijn gesloten stand als wanneer de klep zich bevindt in zijn open stand en elektronische middelen opgesteld in het huis en 30 werkend in antwoord op het drukmeettoestel voor het voeren van een signaal corresponderend met de maat van de gemeten druk naar een plaats op afstand van het huis.
5. Inrichting volgens conclusie 4, verder voorzien van tweede elektronische middelen opgesteld in het huis voor 35 het leveren van elektrische stuursignalen voor het sturen van 8204619 I het klepaandrijftoestel.
6. Inrichting volgens conclusie 4, verder voorzien van middelen voor het meten van de temperatuur in de boorput en voor het voeren van een ander signaal welke de gemeten tem-5 peratuur vertegenwoordigt naar een plaats op afstand van het huis.
7. Inrichting volgens conclusie 4, verder voorzien van weergeefraiddelen voor het ontvangen van het signaal van de elektronische middelen en voor het leveren van een onmid-10 dellijke weergave van de gemeten druk.
8. Inrichting volgens conclusie 4 waarbij het huis voorzien is van een aandrijffluidumkamer, een accumulator-kamer, een eerste leiding in verbinding met een eerste deel van de klep, een tweede leiding in verbinding met een tweede 15 deel van de klep en een derde leiding in verbinding met de aandrijffluidumkamer en waarbij het Hepaandrijftoestel voorzien is van een tweede klep voor het door schakelen in verbinding stellen van hetzij de derde leiding met de eerste leiding en de tweede 20 leiding met de accumulatorkamer of de derde leiding met de tweede leiding en de eerste leiding met de accumulatorkamer zodat de klep is opgesteld in hetzij gesloten of open stand.
9. Inrichting volgens conlusie 8, verder voorzien van weergeefmiddelen voor het ontvangen van het signaal van 25 de elektronische middelen voor het leveren van een onmiddellijke weergave van de gemeten druk.
10. Inrichting volgens conclusie 9, verder voorzien van middelen voor het meten van de temperatuur in de put en voor het overdragen van een ander signaal vertegenwoor-30 digende de gemeten druk naar een plaats op afstand van het huis.
11. Inrichting volgens conclusie 10, verder voorzien van tweede elektronische middelen opgesteld in het huis voor het leveren van elektrische stuursignalen voor het sturen 35 van het klepaandrijftoestel. 8204619
12. Inrichting volgens conclusie 8, verder voorzien van middelen voor het meten van de temperatuur in de put en voor het overdragen van een ander signaal vertegenwoordigende de gemeten druk naar een plaats op afstand van het huis.
13. Inrichting volgens conclusie 12, verder voor zien van tweede elektronische middelen, opgesteld in het huis, voor het leveren van elektrische stuursignalen voor het sturen van het klepaandrijftoestel.
14. Inrichting volgens conclusie 8, verder voor-10 zien van tweede elektronische middelen opgesteld in het huis voor het leveren van elektrische stuursignalen voor het sturen van het klepaandrijftoestel.
15. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het huis voorzien is van een afdichtdoom waarbij de eerste 15 opening overlangs hierdoorheen reikt, een grendelelement behorend bij de afdichtdoom, een onderste huis met een eerste wand welke de doorgang begrenst en waarbij de tweede opening hierdoor bepaald is; middelen voor het verbinden van de afdicht-20 doom met het onderste huis zodat de eerste opening in voor fluïdum aangesloten verbinding is met de doorgang en een bovenste huis verbonden met het onderste huis en voorzien van een tweede wand welke een holte begrenst, waarbij de tweede wand is voorzien van een eerste kanaal en een 25 tweede kanaal, waarbij elk van de beide kanalen in verbinding staat met holte en waarbij de klep voorzien is van: een holle zuiger welke verschuifbaar opgesteld is in de doorgang en in de holte zodat het holle inwendige van 30 de zuiger voor druk aangesloten is op de eerste opening, waarbij de zuiger voorzien van een eerste oppervlak waartegen een fluïdum stromend in de eerste holte vanuit het eerste kanaal kan werken en verder voorzien van een tweede oppervlak waartegen een'fluïdum stromend in de holte vanuit het tweede kanaal 35 kan werken en 8204619 I afdichtmiddelen behorend bij de zuiger zodat wanneer de zuiger zich in de gesloten stand van de klep bevindt, de afdichtmiddelen zijn opgesteld in de doorgang om stromen van fluidum te vermijden tussen de eerste en tweede openingen 5 en wanneer de zuiger zich bevindt in de open stand van de klep, de afdichtmiddelen zijn opgesteld in de doorgang om stromen van fluidum toe te staan tussen de eerste en tweede openingen.
16. Inrichting volgens conclusie 15 waarbij het grendelelement is voorzien van een J-groefelement welke bestaat 10 uit bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de inrichting in de boorput in antwoord op een eerste enkelvoudige neerwaartse beweging en een eerste enkelvoudige opwaartse beweging en losneemmiddelen voor het losnemen van de inrichting uit de bevestiging in de boorput in antwoord op een 15 tweede enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede enkelvoudige opwaartse beweging.
17. Inrichting volgens conclusie 15, verder voorzien van weergeefmiddelen voor het ontvangen van· het signaal 20 van de elektronische middelen en voor het leveren van een onmiddellijke weergave van de gemeten druk.
18. Inrichting volgens conclusie 17, verder voorzien van middelen voor het meten van de temperatuur in de boorput en voor het overdragen van een ander, de gemeten tem- 25 peratuur vertegenwoordigend signaal naar een plaats op afstand van het huis.
19. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het huis voorzien is van een wand met een inwendig oppervlak welke de zijdelingse grenzen bepaalt van een drukfluidumkamer 30 voor het ontvangen van drukfluidum, een aandrijffluidumkamer voor het ontvangen van aandrijffluidum en een accumulator-kamer, waarbij de wand voorzien is van: een eerste accumulatorkanaaL voor het schakelbaar voeren van de aandrijffluidum van hetzij de aandrijffluidum- 35 kamer naar de klep of van de klep naar de accumulatorkamer 8204619 \ % een tweede accumulatorkanaal hierin gevormd voor het echakelbaar voeren van aandrijffluidum van de klep naar de accumulatorkamer wanneer het eerste accumulatorkanaal het aandrijffluidum voert van de aandrijffluidumkamer naar de klepy 5 of het aandrijffluidum voert van de eerste aandrijffluidumr kamer naar de klep wanneer de eerste accumulatorkamer het aandrijffluidum voert van de klep naar de accumulatorkamer en een aandrij ffluidumkanaal hierin aanwezig om het aandrijffluidum van de aandrijffluidumkamer te voeren naar 10 hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulatorkanaal en het klepaandrijftoestel voorzien is van: een accumulatorzuiger welke verschuifbaar is opgesteld tussen de drukfluidumkamer en de aandrijffluidumkamer, 15 waarbij de accumulatorzuiger beweegbaar is in antwoord op drukverschillen tussen de fluiden welke ontvangbaar zijn door de drukfluidumkamer en de aandrijffluidumkamer; en een accumulatorklep voor het schakelbaar verbinden van het hogedrukkanaal met hetzij het eerste accumulator-20 kanaal of het tweede accumulatorkanaal.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de wand verder voorzien is van een proefdrukkanaal voor het voeren van de druk in de boorput van de doorgang naar het drukmeet-toestel.
21. Inrichting volgens conclusie 20, verder voor zien van weergeefmiddelen voor het ontvangen van het signaal van de elektronische middelen en voor het leveren van een onmiddellijke weergave van de gemeten druk.
22. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het 30 huis voorzien is van een proefhuis met een eerste opening, de tweede opening en de doorgang hierin aangebracht en verder voorzien van de hierin opgestelde klep; een accumulatorhuis verbonden met het proefhuis, waarbij het klepaandrijftoestel hierin is opgesteld; 35 een meethuis verbonden mét het accumulatorhuis, 8204619 V waarbij het drukmeettoestel hierin is opgesteld en een stuurhuis verbonden met het meethuis, waarbij de elektronische middelen hierin zijn opgesteld.
23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij 5 het proefhuis voorzien is van: een afdichtdoorn nabij de eerste opening overlangs hierdoorheen reikend, een grendelelement behorend bij de afdichtdoorn; een onderste huis met een eerste wand welke de 10 doorgang begrenst, waarbij de tweede opening hierdoorheen reikt; middelen voor het verbinden van de afdichtdoorn met het onderste huis zodat de eerste opening in fluide verbinding staat met de doorgang en 15 een bovenste huis, verbonden met het onderste huis, met een tweede wand welke een holte begrenst, waarbij de tweede wand voorzien is van een eerste kanaal en een tweede kanaal hierin aangebracht, waarbij elk van de beide kanalen in verbinding staat met de holte en waarbij 20 de klep voorzien is van: een holle zuiger welke verschuifbaar is opgesteld in de doorgang en de holte zodat de holle ruimte van de zuiger voor druk in verbinding staat met de eerste opening, waarbij de zuiger voorzien is van een eerste oppervlak waartegen 25 een fluidum stromend door de holte vanaf het eerste kanaal kan werken en verder voorzien van een tweede oppervlak waartegen een fluidum stromend in de holte vanuit het tweede kanaal kan werken; en afdichtmiddelen behorende bij de zuiger zodat 30 wanneer de zuiger in de gesloten stand van de klep is, de afdichtmiddelen zijn opgesteld in de doorgang om stromen van fluidum'iitegen te gaan tussen de eerste en tweede openingen en wanneer de zuiger zich bevindt in de open stand van de klep, de afdichtmiddelen zijn gelegen in de doorgang om stromen 35 van fluidum toe te staan tussen de eerste en tweede openingen. 8204619 * W
24. Inrichting volgens conclusie 23 vaarbij het grendelelement voorzien is van een J-groeforgaan met: bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de 5 inrichting in de boorput in antwoord op een eerste, enkelvoudige neerwaartse beweging en een eerste enkelvoudige, opwaartse beweging en ontkoppelmiddelen voor het ontkoppelen van de inrichting uit de bevestiging in de boorput in antwoord op 10 een tweede, enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede, enkelvoudige opwaartse beweging.
25. Inrichting volgens conclusie 23 waarbij het accumulatorhuis voorzien is van een wand met een inwendig oppervlak welke de zijdelingse grenzen bepaalt van een druk- 15 fluiduxnkamer voor het ontvangen van een drukfluidum, van een aandrijffluidumkamer voor het ontvangen van een aandrijf-fluïdum en van een accumulatorkamer, waarbij de wand voorzien is van: een eerste accumulatorkanaal hierin gevormd voor 20 het schakelbaar voeren van het aandrijffluidum hetzij van de aandrijffluidumkamer naar het eerste kanaal van het bovenste huis of van het eerste kanaal van het bovenste huis naar de accumulatorkamer; een tweede accumulatorkanaal hierin gevormd voor 25 het schakelbaar voeren van het aanddrijffluidum van het tweede kanaal van het bovenste huis naar de accumulatorkamer wanneer het eerste accumulatorkanaal het aandrijvende fluidum voert van de aandrijffluidumkamer naar het eerste kanaal of het aandrijffluidum voert van de aandrijffluidumkamer naar het 30 tweede kanaal van het bovenste huis wanneer het eerste accumulatorkanaal het aandrijffluidum voert van het eerste kanaal naar de accumulatorkamer; en een aandrijffluidumkanaal hierin gevormd voor het voeren van het aandrijffluidum van de aandrijffluidumkamer 35 naar hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumula- 8204619 torkanaal; en het klepaandrijftoestel voorzien is van: een accumulatorzuiger verschuifbaar opgesteld tussen de fluidumdrukkamer en de aandrijffluidumkamer, waarbij de accu-5 mulatorzuiger verplaatsbaar is in antwoord op drukverschillen tussen de fluiden welke ontvangbaar zijn door de drukfluidum-kamer en de aandrijffluidumkamer en een accumulatorklep voor het schakelbaar verbinden van het aandrijffluidumkanaal met hetzij het eerste accumulator-10 kanaal of het tweede accumulatorkanaal.
26. Inrichting volgens conclusie 25, waarbij het grendeleleraent voorzien is van een J-groeforgaan met: bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de inrichting in de boorput in antwoord op een eerste, enkel-15 voudige neerwaartse beweging en een eerste, enkelvoudige opwaartse beweging en ontkoppelmiddelen voor het ontkoppelen van de inrichting uit de bevestiging in de boorput in antwoord op een tweede, enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede, enkel-20 voudige opwaartse beweging.
27. Inrichting volgens conclusie 25, waarbij de wand verder voorzien is van een proefdrukkanaal hierin gevormd voor het voeren van druk van de boorput vanaf het proefhuis naar het meethuis.
28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij het grendelelement voorzien is van een J-proeforgaan met: bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de inrichting in de boorput in antwoord op een eerste, enkelvoudige neerwaartse beweging en een eerste, enkelvoudige opwaartse 30 beweging en ontkoppelmiddelen voor het ontkoppelen van de inrichting uit de bevestiging in de boorput in antwoord op een tweede, enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede, enkelvoudige opwaartse beweging.
29. Inrichting volgens conlusie 27, verder voorzien 8204619 V* ' * % van weergeefmiddelen voor het ontvangen van het signaal van de elektronische middelen en voor het leveren van een onmiddel-lijke weergave van de gemeten druk.
30. Inrichting volgens conclusie 29, verder voor-5 zien van middelen voor het meten van de temperatuur in de boorput en voor het overdragen van een ander, de gemeten temperatuur vertegenwoordigend signaal naar een plaats op afstand van het huis.
31. Inrichting volgens conclusie 22 waarbij het 10 accumulatorhuis voorzien is van een wand met een inwendig oppervlak welke de zijdelingse grenzen bepaalt van een druk-fluidumkamer voor het ontvangen van een drukfluidum, van een aandrijffluidumkamer voor het ontvangen van een aandrijffluidum en van een accumulatorkamer, waarbij de wand voorzien 15 is van: een eerste accumulatorkanaal hierin gevormd voor het schakelbaar voeren van het aandrijffluidum hetzij van de aandrijffluidumkamer naar het proefhuis of van het proefhuis naar de accumulatorkamer; 20 een tweede accumulatorkanaal hierin gevormd voor het schakelbaar voeren van het aandrijffluidum van het proefhuis naar de accumulatorkamer wanneer het eerste accumulatorkanaal het aandrijffluidum voert van de aandrijffluidumkamer naar het proefhuis, of het aandrijffluidum voert van de aan-25 drijffluidumkamer naar het proefhuis wanneer het eerste accumulatorkanaal het aandrijffluidum voert van het proefhuis naar de accumulatorkamer en een aandrijffluidumkanaal hierin gevormd om het aandrijffluidum te voeren van de aandrijffluidumkamer naar 30 hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulatorkanaal en het klepaandrijftoestel voorzien is van: een accumulatorzuiger welke verschuifbaar is opgesteld tussen de drukfluidumkamer en de aandrijffluidum-35 kamer, waarbij de accumulatorzuiger verplaatsbaar is in antwoord . J 8204619 op drukverschillen tussen de fluiden welke ontvangbaar zijn door de drukfluidumkamer en de aandrijffluidumkamer en een accumulatorklep voor het schakelbaar verbinden van het aandrijffluidumkanaal met hetzij het eerste accumulator-5 kanaal of het tweede accumulatorkanaal.
32. Inrichting volgens conclusie 31, waarbij de wand verder voorzien is van een proefdrukkanaal hierin gevormd voor het voeren van druk in de boorput van het proef-huis naar het meethuis.
33. Werktuig aan een kabel voor het meten van de druk in een boorput, waarbij een buizenkolom in de boorput is opgesteld en in de buizenkolom een verbindingselement is opgesteld, waarbij het werktuig voorzien is van: een onderzoekgedeelte met: 15 een eerste constructie met een eerste einde, een tweede einde welke in aangrijping gebracht kan worden met het verbindingselement, een uitwendig oppervlak reikend tussen de eerste en tweede einden en een inwendig oppervlak reikend tussen de eerste en tweede einden en een holte begrenzend 20 tussen de eerste en tweede einden, waarbij de constructie ook voorzien is van een hierin gevormde opening tussen het inwendige oppervlak en het uitwendige oppervlak; vasthoudmiddelen behorend bij de eerste constructie voor het losneembaar vasthouden van het tweede einde in 25 aanraking met het verbindingselement en een klep voor het openen en sluiten van de opening; een accumulatorgedeelte verbonden met het proef-gedeelte waarbij het accumulatorgedeelte voorzien is van een eerste wand welke een eerste holte begrenst en een klepaandrijf-30 toestel opgesteld in de eerste holte voor het bedienen van de klep; een meetgedeelte verbonden met het accumulatorgedeelte waarbij het meetgedeelte voorzien is van een tweede wand welke een tweede holte begrenst, drukmeetmiddelen opge-35 steld in de tweede holte voor het meten van de druk in de boor- 8204619 » · put en eerste elektrische geleiders behorend bij de tweede wand voor het ontvangen van een eerste elektrisch signaal en voor het geleiden van het eerste elektrische signaal 5 naar het klepaandrijftoestel en een stuurgedeelte verbonden met het meetgedeelte waarbij het stuurgedeelte voorzien is van een tweede constructie, tweede elektrische verbindingsmiddelen behorend bij de tweede constructie voor het elektrisch contact maken 10 met de eerste elektrische verbinding zodat het eerste elektrische signaal wordt gevoerd door de eerste elektrische verbinding naar de tweede elektrische verbinding; een eerste elektrische circuit opgesteld in het stuurgedeelte voor het overdragen van het eerste elektrische 15 signaal naar de eerste elektrische verbinding en een tweede elektrisch circuit opgesteld in het stuurgedeelte voor het ontvangen van een tweede elektrisch signaal vertegenwoordigende de gemeten druk van het druk-meettoestel.
34. Inrichting volgens conclusie 33, waarbij het verbindingelement voorzien is van een nok en de vastzet-middelen van het proefgedeelte voorzien is van een J-groeforgaan welke roteerbaar is aangebracht op het eerste constructiedeel en bestaat uit: 25 bevestigingsmiddelen voor het aangrijpen van het J-groeforgaan door de nok in antwoord op een eerste, enkelvoudige neerwaartse beweging en een eerste enkelvoudige opwaartse beweging van het bevestigingsmiddel nabij de nok en 30 ontkoppelmiddelen voor het ontkoppelen van het J-groeforgaan ten opzichte van de nok in antwoord op een tweede, enkelvoudige neerwaartse beweging en een tweede, enkelvoudige opwaartse beweging van de ontkoppelmiddelen nabij de nok.
35. Inrichting volgens conclusie 33 waarbij de 35 eerste elektrische verbinding voorzien is van een eerste veer- 'M. 8204619 N krachtig orgaan, welke losneembaar opgesteld is in de tweede wand met een inwendig oppervlak gekeerd naar het tweede con-structiedeel van het stuurgedeelte en een eerste elektrische geleider opgesteld langs 5 het inwendige oppervlak en waarbij de tweede elektrische verbinding voorzien is van een tweede verend orgaan, welke losneembaar is opgesteld in het tweede constructiedeel en welke voorzien is van een uitwendig oppervlak gekeerd naar de tweede wand en 10 een tweede elektrische geleider opgesteld langs het uitwendige oppervlak in elektrisch contact met de eerste elektrische geleider.
36. Inrichting volgens conclusie 33 waarbij de klep voorzien is van een holle zuiger, welke verschuifbaar is 15 opgesteld in de holte en met een eerste oppervlak waartegen een fluïdum kan werken om de zuiger te verplaatsen naar een eerste stand en verder met een tweede oppervlak waartegen een fluïdum kan werken om de zuiger te verplaatsen naar een tweede stand; 20 afdichtmiddelen voor het sluiten van de opening van het tweede einde van het eerste constructiedeel wanneer de zuiger wordt bewogen naar de eerste stand en voor het openen van de opening naar het eerste einde wanneer de zuiger is bewogen naar de tweede stand en 25 verbindingsorganen voor het verbinden van de af dichtmiddelen met de zuiger.
37. Inrichting volgens conclusie 36 waarbij de afdichtmiddelen een verend orgaan omvatten en de verbindingsmiddelen een bout voor het vasthouden van een afdichting om- 30 vatten voor het bevestigen van het verende orgaan aan het einde van de zuiger welke het dichtstbij het tweede einde van het eerste constructiedeel is gelegen, waarbij de bout voorzien is van een drukgeleidende weg in de bout.
38. Inrichting volgens conclusie 36 waarbij het 35 accumulatorgedeelte verder voorzien is van een scheidend orgaan 8204619 ΐ opgesteld in de eerste holte voor het hierin begrenzen van een accumulatorkamer; waarbij de klepaandrijving voorzien is van een accumulatorzuiger welke verschuifbaar is opgesteld in de eerste 5 holte voor het begrenzen van een drukfluidumkamer en een aandrijffluidumkamer hierin en waarbij de eerste wand voorzien is van een eerste accumula-torkamer hierin gevormd voor het vormen van een weg waardoorheen een aandrijffluïdum kan worden geleid naar hetzij het 10 eerste oppervlak van de klep of naar de accumulatorkamer; een tweede accumulatorkamer hierin gevormd voor het leveren van de weg waardoorheen een aandrijvend fluidum kan worden geleid naar hetzij de accumulator of naar het tweede oppervlak van de klep; 13 een hogedrukkamer hierin gevormd voor het leveren van een weg waardoorheen aandrijffluidum schakelbaar kan worden geleid naar hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulatorkanaal vanaf de aandrijffluidumkamer.
39. Inrichting volgens conclusie 38 waarbij de 20 eerste wand verder voorzien is van een proefdrukkanaal hierin gevormd» waarbij de holte van het eerste constructiedeel in verbinding staat met het proefdrukkanaal en het proefdrukkanaal in verbinding staat met de tweede holte van de tweede wand.
40. Inrichting volgens conclusie 39 waarbij het 25 verbindingselement voorzien is van een nok en de vastzet- middelen van het proefgedeelte voorzien zijn van een J-groef-orgaan welke roteerbaar is op het eerste constructiedeel en voorzien is van bevestigingsmiddelen voor het aangrijpen van het 30 J-groeforgaan door de nok in antwoord op een eerste» enkelvoudige neerwaartse beweging en een eerste» enkelvoudige opwaartse beweging van de bevestigingsmiddelen nabij de nok en ontkoppelmiddelen voor het ontkoppelen van het 35 J-groeforgaan ten opzichte van de nok in antwoord op een tweede 8204619 i -. > enkelvoudige neerwaatse beweging en een tweede, enkelvoudige opwaartse beweging van de ontkoppelmiddelen nabij de nok.
41. Inrichting volgens conclusie 39 waarbij de eerste elektrische verbinding voorzien is van een eerste 5 verend orgaan welke losneembaar opgesteld is in de tweede wand en voorzien is van een inwendig oppervlak gekeerd naar het tweede constructiedeel van het stuurgedeelte en een eerste geleider opgesteld langs het inwendige oppervlak en waarbij 10 de tweede elektrische verbinding voorzien is van een tweede verend orgaan welke losneembaar opgesteld is in het tweede constructiedeel en voorzien is van een uitwendig oppervlak gekeerd naar de tweede wand en waarbij een tweede elektrische geleider is opgesteld 15 langs het uitwendige oppervlak in elektrisch contact met de eerste geleider.
42. Inrichting volgens conclusie 39 waarbij de afdichting voorzien is van een verend orgaan en de verbinding voorzien is van een de afdichting vasthoudende bout voor het 20 bevestigen van het verende orgaan aan het einde van de zuiger dat dichter gelegen is bij het tweede einde van het eerste constructiedeel, waarbij in de bout een drukgeleidende weg is opgenomen waarbij deze weg in verbinding staat met het holle gebied van het eerste constructiedeel.
43. Inrichting volgens conclusie 39 waarbij de klepaandrijfmiddelen verder voorzien zijn van een elektromagnetische klep welke werkt in antwoord op het eerste signaal voor het schakelbaar verbinden van het hogedrukkanaal met hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulator- 30 kanaal.
44. Inrichting volgens conclusie 33 waarbij het accumulatorgedeelte verder voorzien is van een scheiding opgesteld in de eerste holte voor het hierin begrenzen van een accumulatorkamer; 35 waarbij het aandrijftoestel voor de klep voorzien 8204619 . / τ ~~ --- m-y·· i ^ς, V V . . is van een accumulatorzuiger welke verschuifbaar is opgesteld in de eerste holte voor het begrenzen van een drukfluidum-kamer en een aandrijffluidumkamer hierin en de eerste wand voorzien is van een hierin ge-5 vormde eerste accumulatorkanaal voor het vormen van een weg waardoorheen een aandrijfffluïdum kan worden geleid naar hetzij de klep of de accumulatorkamer; een hierin gevormde tweede accumulatorkanaal voor het leveren van een weg waardoorheen een aandrijffluïdum kan 10 worden geleid naar hetzij de accumulator of naar de klep en een hierin gevormde hogedrukkanaal voor het leveren van een weg waardoorheen een aandrijffluidum schakelbaar kan worden geleid naar hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulatorkanaal vanaf de aandrijffluidumkamer.
45. Inrichting volgens conclusie 44 waarbij de eerste wand verder voorzien is van een proefdrukkanaal hierin gevormd om druk in de boorput vanaf het proefgedeelte naar het meetgedeelte te voeren.
46. Inrichting volgens conclusie 44 waarbij de 20 klepaandrijfmiddelen verder een elektromagnetische klep omvatten welke in antwoord werkt op het eerste signaal voor het schakelbaar verbinden van het hogedrukkanaal met hetzij het eerste accumulatorkanaal of het tweede accumulatorkanaal.
47. Inrichting volgens conclusie 44 waarbij de 25 klep voorzien is van een zuiger welke verschuifbaar is opgesteld in de holte, met een eerste oppervlak waartegen een aandrijffluidum kan werken om de zuiger in een eerste richting te verplaatsen en verder voorzien van een tweede oppervlak waartegen een fluïdum kan werken om de zuiger in een tweede 30 richting te verplaatsen; waarbij het eerste constructiedeel voorzien is van een eerste proefkanaal in verbinding met het'eerste accumulatorkanaal en het eerste oppervlak van de zuiger en het tweede proefkanaal in verbinding met het tweede 35 accumulatorkanaal en het tweede oppervlak van de zuiger. 8204619 j
48. Inrichting volgens conclusie 33 waarbij de eerste wand voorzien is van een proefdrukkanaal hierin gevormd, waarbij het holle gebied van het eerste constructie-deel in verbinding staat met het proefdrukkanaal en het proef- 5 drukkanaal in verbinding staat met de tweede holte van de tweede wand.
49. Werkwijze voor het aan het aardoppervlak bij een boorput leveren van een onmiddellijke weergave van de druk in de boorput welke gemeten is gedurende een boorstangproef, 10 waarbij in de boorput een proefklep is opgesteld en een verbindingselement opgesteld is boven de proefklep, gekenmerkt door het neerlaten van een werktuig aan een kabel in de boorput, waarbij het werktuig voorzien is van een klep 15 voor het openen of sluiten van de boorput en verder voorzien is van drukmeetmiddelen voor het meten van de druk in de boorput wanneer de klep hetzij de put sluit of opent; bevestigen van het werktuig nabij het bevestigings- element; 20 openen van de proefklep; openen van de klep van het werktuig om stromen van de boorput mogelijk te maken; meten van de druk in de boorput wanneer de klep open is; 25 naar het aardoppervlak bij de boorput overdragen van de gemeten druk in de stromende boorput onmiddellijk bij het meten van de druk in de stromende boorput; sluiten van de klep van het werktuig om de boorput van stromen te weerhouden; 30 meten van de druk in de boorput wanneer de klep gesloten is en overbrengen naar het aardoppervlak bij de boorput van de gemeten druk bij gesloten boorput onmiddellijk bij het meten van de druk in de gesloten boorput.
50. Werkwijze volgens conclusie 49 waarbij de fase 8204619 * % ......: i' ‘ van het bevestigen van het werktuig nabij het bevestigings-element omvat: voortgezet neerlaten van het werktuig in de boorput zodra het werktuig het bevestigingselement aangrijpt totdat 5 het bevestigingselement een eerste nok van het werktuig aangrijpt en ophalen van het werktuig nadat het bevestigingselement de eerste nok aangrijpt totdat het bevestigingselement een tweede nok van het werktuig aangrijpt. 10 8204619
NL8204619A 1981-12-02 1982-11-29 Inrichting en werkwijze voor het nagaan van de omstandigheden in een boorput. NL8204619A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US32654081 1981-12-02
US06/326,540 US4426882A (en) 1981-12-02 1981-12-02 Apparatus and method for sensing downhole conditions

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8204619A true NL8204619A (nl) 1983-07-01

Family

ID=23272653

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8204619A NL8204619A (nl) 1981-12-02 1982-11-29 Inrichting en werkwijze voor het nagaan van de omstandigheden in een boorput.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4426882A (nl)
AU (1) AU551050B2 (nl)
BR (1) BR8206944A (nl)
CA (1) CA1189726A (nl)
DE (1) DE3242905A1 (nl)
GB (1) GB2110743B (nl)
IT (1) IT1154604B (nl)
NL (1) NL8204619A (nl)
NO (1) NO824021L (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4553428A (en) * 1983-11-03 1985-11-19 Schlumberger Technology Corporation Drill stem testing apparatus with multiple pressure sensing ports
NO844838L (no) * 1984-12-04 1986-06-05 Saga Petroleum Fremgangsmaate ved registrering av forbindelse mellom oljebroenners reservoarer.
US4926188A (en) * 1986-05-21 1990-05-15 Develco Incorporated Gimballed antenna
FR2606070B1 (fr) * 1986-10-30 1992-02-28 Flopetrol Etu Fabr Outil permettant la mesure de la pression dans un puits de petrole
US4790378A (en) * 1987-02-06 1988-12-13 Otis Engineering Corporation Well testing apparatus
US4787447A (en) * 1987-06-19 1988-11-29 Halliburton Company Well fluid modular sampling apparatus
US4878538A (en) * 1987-06-19 1989-11-07 Halliburton Company Perforate, test and sample tool and method of use
US4883123A (en) * 1988-11-23 1989-11-28 Halliburton Company Above packer perforate, test and sample tool and method of use
US4915171A (en) * 1988-11-23 1990-04-10 Halliburton Company Above packer perforate test and sample tool and method of use
US5234057A (en) * 1991-07-15 1993-08-10 Halliburton Company Shut-in tools
US5332035A (en) * 1991-07-15 1994-07-26 Halliburton Company Shut-in tools
US5279363A (en) * 1991-07-15 1994-01-18 Halliburton Company Shut-in tools
GB2341679B (en) * 1995-09-29 2000-05-24 Sensor Dynamics Ltd Apparatus for preventing fluid moving up a conduit
US6026915A (en) * 1997-10-14 2000-02-22 Halliburton Energy Services, Inc. Early evaluation system with drilling capability
US6924745B2 (en) * 2002-06-13 2005-08-02 Halliburton Energy Services, Inc. System and method for monitoring packer slippage
US6865934B2 (en) * 2002-09-20 2005-03-15 Halliburton Energy Services, Inc. System and method for sensing leakage across a packer
US20040065436A1 (en) * 2002-10-03 2004-04-08 Schultz Roger L. System and method for monitoring a packer in a well
US20040112597A1 (en) * 2002-12-13 2004-06-17 Syed Hamid Packer set monitoring and compensating system and method
US7063146B2 (en) * 2003-10-24 2006-06-20 Halliburton Energy Services, Inc. System and method for processing signals in a well
US7234517B2 (en) * 2004-01-30 2007-06-26 Halliburton Energy Services, Inc. System and method for sensing load on a downhole tool

Also Published As

Publication number Publication date
AU9103382A (en) 1983-06-09
US4426882A (en) 1984-01-24
NO824021L (no) 1983-06-03
GB2110743B (en) 1985-11-27
IT8224567A0 (it) 1982-12-02
IT1154604B (it) 1987-01-21
AU551050B2 (en) 1986-04-17
IT8224567A1 (it) 1984-06-02
BR8206944A (pt) 1983-10-11
DE3242905A1 (de) 1983-06-16
CA1189726A (en) 1985-07-02
GB2110743A (en) 1983-06-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8204619A (nl) Inrichting en werkwijze voor het nagaan van de omstandigheden in een boorput.
EP0344060B1 (en) Well tool control system and method
US5473939A (en) Method and apparatus for pressure, volume, and temperature measurement and characterization of subsurface formations
US4915168A (en) Multiple well tool control systems in a multi-valve well testing system
US4573532A (en) Jacquard fluid controller for a fluid sampler and tester
US6003834A (en) Fluid circulation apparatus
US6688389B2 (en) Apparatus and method for locating joints in coiled tubing operations
CA2334115C (en) A device and method for regulating fluid flow in a well
CA2147027C (en) Method and apparatus for acquiring and processing subsurface samples of connate fluid
US5269180A (en) Borehole tool, procedures, and interpretation for making permeability measurements of subsurface formations
EP0620893B1 (en) Formation testing and sampling method and apparatus
SU839448A3 (ru) Устройство дл исследовани скважинныхфОРМАций
EP2027365B1 (en) Measurement while drilling tool with interconnect assembly
EP0076912A2 (en) Apparatus for testing earth formations
EP0646215B1 (en) Method and apparatus for pressure, volume, and temperature measurement and characterization of subsurface formations
US3217806A (en) Fluid testing apparatus
CN113700476B (zh) 一种随钻井下样品往复泵装置
RU2812492C1 (ru) Аппаратура для гидродинамического каротажа скважин и отбора проб
CA2593440C (en) Apparatus and method for locating joints in coiled tubing operations
GB2297567A (en) Well logging device
NO317270B1 (no) Fremgangsmate og anordning for testing av en formasjonsfluidprove innhentet fra en geologisk formasjon gjennomboret av en bronn

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed