NL8105697A - Aanslaginrichting voor het vasthouden van een boeilijn die een meeranker verbindt met de bijbehorende boei. - Google Patents

Description

♦ 11^ 813264/Keijser

Korte aanduiding: Aanslaginrichting voor het vasthouden van een boeilijn die een meeranker verbindt met de bijbehorende boei.

De uitvinding heeft betrekking op een aanslaginrichting voor het vasthouden van een boeilijn die een meeranker verbindt met de bijbehorende boei wanneer tenminste een deel van dé lijn aan boord van een oceaanvaartuig is gelierd. δ Bij het boren naar of de produktie van olie en gas buiten gaats, worden de boorplatforms vastgemeerd aan de zeebodem met grote ankers. Van tijd tot tijd is het noodzakelijk deze ankers te verplaatsen, wat gedaan wordt door ze aan boord te hijsen van bijvoorbeeld een verzorgingsschip. De verbinding met het anker wordt 10 tot stand gebracht via een boei die op de wateroppervlakte drijft en met het anker verbonden is door een boeilijn. Een kabeltouw vanaf de lier aan boord van het schip wordt met de boei verbonden en dan kan de boei aan boord van het vaartuig worden gehesen. Als gevolg van de afmetingen van de boei - hij kan een middellijn van 15 verschillende meters hebben met een hoogte die groter is dan de middellijn - moet de boei worden losgemaakt van de boeilijn en de lierkabel en de laatste twee lijnen moeten aan elkaar worden gekoppeld alvorens het eigenlijke ophijsen van het anker kan beginnen. Wanneer de boei aan boord van het dek van het vaartuig is ge-20 hesen, zal de boeilijn die naar het anker loopt zeer strak gespannen zijn, en er zijn tot nu toe verschillende typen gebruikt van grote en zware aanslagmiddelen en bijbehorende bevestigingskabels om ervoor te zorgen dat de boeilijn aan boord op zodanige manier wordt vastgehouden dat men de lier kan gebruiken om zowel de lier-25 kabel als het aan dek liggende deel van de boeilijn voldoende slap te maken om de boei en de verbinding van de boeilijn met de lier-kabei te kunnen losmaken, waarop het anker dan vanaf de zeebodem kan worden opgetild en aan boord van het verzorgingsschip kan worden gebracht. .

30 De krachten die onder deze omstandigheden werken zijn groot, en de arbeid van het vastzetten en verwijderen van de aanslagmiddelen voor de kabel die tot nu toe werden gebruikt, vergt tijd; bovendien zijn er, omdat deze arbeid moet worden uitgevoerd in de buurt van de boei, elementen van gevaar aanwezig in dit werk 8105697 - 2 - wanneer men de kontrole over de boei verliest, bijvoorbeeld in moeilijke weersomstandigheden. In dit verband zijn meerdere ongelukken gebeurd waarin mensen werden gewond en gedood. De uitvinding beoogt dan ook tot een inrichting te komen die het mogelijk maakt 5 om de boeilijn die een meeranker met de bijbehorende boei verbindt, aan dek vast te houden zonder dat daarvoor de aanwezigheid nodig is van bemanningsleden aan dek, totdat de boeilijn en de lierkabel vrij van spanning zijn om dan in korte tijd de sluitingen te kunnen verwijderen.

10 Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat een of meer aanslagmiddelen beweegbaar zijn aangebracht in het dek van het schip, waardoor ze teruggetrokken onder het vlak van het dek kunnen worden gehouden als ze niet in gebruik zijn, zodat ze dan geen op-stakels vormen, bijvoorbeeld bij het aan dek hijsen van de boei, of 15 bij ander werk dat op het dek wordt uitgevoerd. Wanneer de boeilijn aan dek moet worden vastgezet worden de aanslagmiddelen omhoog gebracht achter een kous voor een kabeltouw, een zadelmof of een ander expansie-orgaan aan de boeilijn, en dan kunnen de delen van de lijn die binnen dit opstakel in de lijn liggen, tezamen met de 20 lierkabel, vrij van spanning worden gemaakt, zodat zonder risico de verbinding kan worden gemaakt of losgenomen.

De wijze waarop dit wordt gerealiseerd is omschreven in de toegevoegde conclusies en wordt hierna toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

25 Fig. 1 illustreert, op zeer vereenvoudigde manier, hoe het lichten van een anker wordt uitgevoerd;

Fig. 2 toont een aanslaginrichting volgens de uitvinding, gezien van opzij en in gedeeltelijke doorsnede;

Fig. 3 toont de inrichting volgens de uitvinding in gedeel-30 telijke doorsnede, gezien in de richting naar de achtersteven van het vaartuig, en

Fig. 4 toont de inrichting volgens de uitvinding van boven gezien, met de verschillende onderdelen tot een eenheid gemonteerd.

Men ziet in fig. 1 een gedeeltelijk opengebroken doorsnede 35 door de achtersteven 1 van een bevoorradingsschip. De achtersteven heeft een rol 2 aan de reling waar de boeilijn 3 overheen getrokken wordt wanneer de boei 4 wordt ingehaald. De boeilijn 3 wordt 8105697 * - 3 - bevestigd ααη het anker 5 en aan de boei 4, die normaal op de wateroppervlakte drijft om de plaats van het anker 5 te markeren. Het anker 5 heeft een ketting 6 die verbonden is met een boor-platform of een andere installatie die vastgemeerd is aan de zee-5 bodem 7. Wanneer men het anker 5 wil verplaatsen of lichten/ nadert het bevoorradingsschip de boei 4 en bevestigt een lierkabel 8 aan de boei, en dan kan het anker worden ingehaaid door middel van een lier 9. Wanneer de boei 4 aan boord van het schip is getrokken moet hij losgemaakt worden van de boeilijn 3 en de lierkabel 8 voordat 10 het anker verder kan worden opgelicht, waarbij het losmaken van de boei bereikt wordt door het openen van de sluitingen 10. Dit werk kan echter niet worden gedaan als de lijn 3 en de kabel 8 strak gespannen zijn; tot nu toe werden grote en zware aanslagmiddelen, die met de hand moesten worden bevestigd aan de boeilijn 3, en die 15 verbonden waren met bijvoorbeeld lieren aan dek, gebruikt voor het vasthouden van het gedeelte van de boeilijn 3 dat zich aan boord van het schip bevond, zodat het deel van de boeilijn 3 binnen de aanslagmiddelen en de kabel 9 naar de lier 2 in voldoende mate vrij van spanning konden worden gemaakt om toe te staan dat de slui-20 tingen 10 werden geopend en de boei 4 losgemaakt. Als gevolg van de krachten die werkzaam zijn, en door de afmetingen van de boei, die in hoogte en diameter enkele meters groot kan zijn, is het gevaarlijk om zelfs maar aan dek te zijn wanneer de boei 4 aan boord wordt gehesen. Zoals eerder werd vermeld zijn er bij ongelukken 25 doden gevallen in verband met dit werk.

Dit probleem wordt echter volgens de uitvinding opgelost door middel van een op afstand bediende aanslaginrichting die in het algemeen is aangeduid bij 11 in fig. 1 en in verdere bijzonderheden is weergegeven in fig. 2, 3 en 4. De aanslaginrichting kan 30 een enkel aanslagmiddel zijn, maar in het weergegeven uitvoerings-voorbeeld worden twee aanslaginrichtingen gebruikt, die naast el-. kaar zijn opgesteld in dwarsrichting van het schip. Elke aanslag heeft een vorkvormig orgaan 12, dat het beste zichtbaar is in fig. 2. In de weergegeven uitvoering wordt het vorkvormige orgaan 35 12 gedragen op een cilinder 13 die past en naar beneden kan glijden in een cilinder 14. De cilinders 14 voor de verschillende aanslagen zijn permanent geïnstalleerd in het dek of in een eenheid die een 8105697 - 4 - stijve konstruktie vormt die nog zal worden beschreven.

De cilinders 13 met de vorkvormige organen 12 kunnen ten opzichte van het dek 15 omhoog en omlaag gebracht worden door middel van hydraulische cilinders 16, die bediend kunnen worden vanaf 5 een op afstand gelegen bedieningsplaats, bijvoorbeeld het stuurhuis van het vaartuig. Als ze niet in gebruik zijn, zijn de beide aanslagen 12, 13, 14 teruggetrokken onder het niveau van het dek, zodat ze niet in de weg staan. Achter de aanslagen 12, 13, 14 bevinden zich kabelgeleide pennen 17, die de lierkabel geleiden wan-10 neer hij gevierd wordt vanaf de lier en over het achterschip, lopend over de rol 2 aan de reling van de achtersteven en dan van het schip af, zoals weergegeven in fig. 1. De relatieve plaatsing van de geleidingspennen 17 en de aanslagen 12, 13 ziet men in fig. 4, die de onderdelen toont die aangebracht zijn in een stijve, 15 doosvormige konstruktie 18 die permanent aangebracht kan zijn in een opening in het scheepsdek. De geleidingspennen 17 kunnen ook omhoog en omlaag gebracht worden in het dek, zodat ze, als ze niet nodig zijn, niet in de weg staan, hetgeen kan worden gedaan met gebruikmaking van dezelfde hydraulische installatie die gebruikt 20 wordt voor het doen werken van de aanslagen 12.

De opeenvolging van handelingen wanneer de boei wordt ingehaald en het anker wordt gelicht is als volgt. De lierkabel 8 wordt bevestigd aan de boei 4 terwijl deze laatste in zee drijft.

De boeilijn 3 die verbonden is met het anker, is steeds aanzienlijk 25 langer dan de waterdiepte, zodat de boei 4 goed ingetrokken kan worden tot op het dek van het bevoorradingsschip zonder dat het anker 5 loslaat. Afhankelijk van weer en wind en stroming zal de boeilijn 3, wanneer hij aan boord wordt gebracht, aan stuurboords-of aan bakboordszijde van de rol 2 aan de reling van de achter-30 steven liggen, en het om deze reden dat de twee stellen geleidingspennen 17 en aanslagen 12 aanwezig zijn. Wanneer de boei aan boord gebracht is, wordt hij zo gemanoeuvreerd dat de boeilijn 3 zo dicht bij de midscheepslijn komt dat de boeilijn komt te liggen tussen de geleidingspennen 17 wanneer die laatste omhoog gekomen zijn vanuit 35 hun teruggetrokken positie onder de dekhoogte. De boeilijn 3 (zie fig.-2 en 4) zal dan naar alle waarschijnlijkheid tegen het ene of het andere exemplaar van de geleidingspennen 17 aanliggen en als 8105697 - 5 - dat niet zo is zou een kleine korrektie tijdens het manoeuvreren ervoor zorgen dat er kontakt ontstaat tegen de pen, zoals weergegeven in fig. 4. De boeilijn 3 zal dan over een aanslagmiddel 12 heen lopen, en wanneer die aanslaginrichting in werking wordt ge-5 zet, bijvoorbeeld vanuit de stuurkamer, wordt het vorkvormige orgaan omhoog gebracht zodat de armen ervan de boeilijn 3 tussen zich insluiten, zoals weergegeven in fig. 3. Daarna wordt de lierkabel 8 afgewikkeld (zie fig. 1) met behulp van de lier 9 totdat een verdikt gedeelte aan de boeilijn 3, bijvoorbeeld een zadelmof 19 voor 10 een kabelkous 20 stoot tegen een zijde van het vorkvormige orgaan 12 van de aanslaginrichting, zoals weergegeven in fig. 2. De boeilijn 3 wordt daardoor met zekerheid op zijn plaats vastgehouden en vangt het gewicht van het anker 5 op totdat dit laatst© vanaf de zeebodem 7 wordt losgemaakt. Met de hand wordt een grendelbout 21 15 ingestoken (zie fig. 3) zodat die boven op de boeilijn 3 komt te liggen, waardoor een extra beveiliging wordt verschaft om onbedoeld loskomen van de boeilijn 3 uit de aanslag, bijvoorbeeld als gevolg van een plotselinge en onverwachte beweging van het vaartuig, te voorkomen.

20 Door nu de lier 9 enigszins te vieren kan de spanning in het gedeelte van de boeilijn dat rechts van de aanslag 11 ligt (binnen boord) aan de achtersteven 1 van het schip en de spanning in de lierkabel 8 worden weggenomen, zodat het mogelijk is de boei 4 los te maken en de lierkabel 8 te verbinden met de boeilijn 3, 25 zodat de boeilijn 3 en het anker 5 verder kunnen worden ingehaald.

In dit verband dient te worden opgemerkt dat eenvoudigheidshalve de afmetingen van het schip en de diepte van de oceaanbodem in fig. 1 zeer ver buiten de werkelijke schaalwaarde zijn getekend.

Nadat de boei 4 is losgemaakt en op een veilige plaats is 30 gestouwd, kan het inhalen van het anker verder gaan en worden de geleidingspennen en aanslaginrichtingen ingetrokken tot onder het niveau van het dek, zodat ze uit de weg zijn wanneer het anker 5 tenslotte aan boord komt.

Wanneer men een anker laat vieren en een boei wordt uitge-35 zet, wordt de bovenstaande volgorde van handelingen omgekeerd.

Zodra de boei verbonden is met de boeilijn en de grendelbout 21 is verwijderd, is de boei gereed om te gaan.

8105697 - ó -

De aanslagmiddelen zijn zo gekonstrueerd dat de boei uitgezet kan worden door hem rechtstreeks vanaf de aanslaginrichting los . te laten, zelfs wanneer er een belasting op de boeilijn staat. Wanneer de aanslag snel omlaag gebracht wordt in de ingetrokken 5 stand, zal de boeilijn vrij komen van de vork en zal de aanslaginrichting onder het dek beschermd zijn voordat de boei naar achteren loopt.

De getekende en beschreven uitvoeringsvorm dient slechts ter illustratie van de uitvinding, deze kan ook andere uitvoeringen 10 omvatten, bijvoorbeeld een uitvoering met slechts één aanslaginrichting die samenwerkt met een of twee geleidingspennen voor de kabel.

8105697

Claims (8)

1. Aanslaginrichting aan een vaartuig voor het vasthouden van een boeilijn die een meeranker verbindt met een bijbehorende boei, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste een vorkvormig aanslagorgaan omvat dat zo is aangebracht dat het kan worden 5 opgeheven en omlaag gebracht tot in het dek, met afstandbediening vanaf een besturingsplaats, waarbij de opening tussen de armen van de vork om de lijn loopt terwijl een kabelkous of dergelijk middel aan de lijn wordt tegengehouden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk 10 dat deze een cilindrische geleiding heeft die permanent in het dek is aangebracht, met een inwendig glijdend deel dat het vorkvormige aanslagorgaan draagt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, m e t het kenmerk, dat het inwendig glijdende orgaan voorzien is van 15 een aandrijving, bijvoorbeeld hydraulisch.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een paar inrichtingen naast elkaar iri dwarsrichting van het schip is aangebracht, die vanaf de bedienings-plaats naar keuze in werking kunnen worden gesteld afhankelijk van 20 het feit of de boeilijn aan stuurboord of aan bakboord binnenkomt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat bij elk aanslagorgaan een pen behoort voor geleiding van de kabel, die de boeilijn geleid over het vorkvormige aanslagorgaan wanneer de lijn in de richting van de lier loopt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de pennen voor de geleiding van de kabel zo aangebracht zijn dat ze omhoog gebracht en teruggetrokken kunnen worden in het dek.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de aanslagorganen en de geleidingspennen worden aangedreven 30 door het zelfde hydraulische systeem, bestuurd vanaf de bedienings-plaats.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanslagorganen en de geleidingspennen met de bijbehorende hydraulische aandrijfmiddelen aangebracht zijn 35 in een stijve, bij voorkeur doosvormige konstruktie, die een ge- 8105697 <** f* - 8 - zamenlijke eenheid vormt voor installatie in een opening in het dek van het vaartuig. 8105697