NL8105425A

NL8105425A - Inrichting ter voorkoming van het onbedoeld wisselen van een informatiedrager.

Info

Publication number: NL8105425A
Application number: NL8105425A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1980-12-16
Filing date: 1981-12-01
Publication date: 1982-07-16
Also published as: AU7792381A; NL189786B; US4460930A; AU546863B2; AT374032B; NL189786C; DE3149849A1; FR2496312B1; GB2090226A; ATA516281A; JPS6343643Y2; KR830002133U; CA1162644A; FR2496312A1; BR8107994A; JPS57102049U; CH655404B; GB2090226B; KR880003723Y1

Description

* Λ·*· Τ tJ/JS/Sony 1346

Inrichting ter voorkoming van het onbedoeld wisselen van een informatiedrager.

De uitvinding heeft betrekking op een mechanisme ter.' voorkoming van het onbedoeld wissen van een informatiedrager, welk mechanisme bedoeld is voor een opneem en weergeefinrichting van een bandcassette, een schijfcassette of dergelijke.

5 ' Een mechanisme ter voorkoming van het onbedoeld wissen van opgenomen signalen is in het algemeen opgenomen in een een magneetsband bevattende bandcassette of een een magneetschijf bevattende schijfcassette.

In fig.1 is te zien dat op een bepaalde plaats van een 10 conventionele audiocassette 1, bijvoorbeeld aan de achterzijde van de cassette 1 een uitsparing 2 is gevormd terwijl een het onbedoeld wissen voorkomende lip 3 één geheel met de cassette vormt voor het afsluiten van de uitsparing 2. De bandrecorder heeft een detectie-orgaan 4 op een* positie die overeenkomt 15 met dè uitsparing 2 van de in de recorder geplaatste cassette 1, zodanig dat het detectie-orgaan 4 zich in de uitsparing 2 uit kan strekken. Dit detectie-orgaan 4 regelt de werking van een microschakelaar 5 zoals in fig.1 is aangegeven.

Bij de aanvangstoestand van een bandcassette, dat wil 20 zeggen met een blanke bandcassete, sluit de lip 3 de uitsparing 2 zoals aangegeven is met de getrokken lijn in fig.1, en het detectie-orgaan 4 kan zich niet tot in de uitsparing 2 uitstrekken. In deze toestand kan de bandrecorder signalen opnemen op een magneetband in de bandcassette 1.

25 Teneinde het onbedoeld wissen van opgenomen signalen te voorkomen kan de lip 3 ter voorkoming van het ongewenst wissen afgebroken worden waardoor de uitsparing 2 wordt geopend. Wanneer de bandcassette met de afgebroken lip 3 in de bandrecorder wordt geplaatst, is de uitsparing 2 dus open.

30 Zoals in fig.1 met de onderbroken lijn is aangegeven kan het detectie-orgaan 4 dus tot in de uitsparing 2 uit steken. Daardoor wordt de microschakelaar 5 bediend, zodat de bandrecorder geen opnamen uit kan voeren. Dus zelfs wanneer de gebruiker de opneemtoets van de bandrecorder per ongeluk bedient, zal 35 geen opname plaatsvinden en zullen de op de band opgenomen 8105425 _ i' · _ -2- ' signalen niet per ongeluk worden gewist.

Op deze wijze wordt, bij het mechanisme ter voorkoming van het onbedoeld wissen voor een conventionele audio-compactcassette,.de aanwezigheid of afwezigheid van de het .

5 ongewenst wissen voorkomende lip 3 van de bandcassette · 1 gedetecteerd door het detectie-orgaan 4 van de bandrecorder, waardoor de microschakelaar 5 wordt bediend en de opneemwerking van de bandrecorder wordt geregeld. Bij deze conventionele uitvoering waarbij de lip 3 ter voorkoming van het onbedoeld 10 wissen van de cassette 1 wordt afgebroken, vereist het opnieuw opnemen van signalen op de magneetband in de cassette 1, waarvan de lip 3 afgebroken is, het sluiten van de uitsparing 2 met een ander orgaan zoals kleefband, hetgeen onhandig is.

Mechanismen ter voorkoming van het onbedoeld 15 wissen, die herhaald gebruik toelaten zijn bekend. De uitsparing 2 daarbij wordt gesloten met een losmaakbaar sluitorgaan, of de uitsparing 2 wordt geopend of gesloten met een schuif-dekseltje. Bij het eerstgenoemde mechanisme raakt het sluitorgaan, wanneer het eenmaal losgemaakt is, snel zoek. Daar 20 bovendien het sluitorgaan afzonderlijk moet worden vervaardigd worden de fabricagekosten hoger terwijl bij de laatste methode de constructie ingewikkeld wordt hetgeen ook resulteert in hogere fabricagekosten.

Een belangrijk doel van de onderhavige uitvinding is het 25 verschaffen van een nieuw..systeem ter voorkoming van het onbedoeld wissen, toegepast op een cassette voor magnetische media.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting ter voorkoming van onbedoeld wissen waarbij een detectie-orgaan verschuifbaar en op-30 nieuw aanbrengbaar op een cassettehuis is aangebracht.

Weer een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verschuifbaar, opnieuw monteerbaar detectie-orgaan van een systeem ter voorkoming van het onbedoeld wissen waarbij een bovenste of onderste helft van het 35 huis tegelijkertijd in één vormgevingsproces wordt gevormd.

Nadat het detectie-orgaan in een magneetband of magneetschijfcassette is gemonteerd, kan dit op elk moment uit de cassette worden genomen en opnieuw verschuifbaar op het cassettehuis worden aangebracht.

4°:- 8 1 0 5 4 2 5 -3-

Fig.1 is een gedeeltelijke doorsnede van een cassette met een conventionele lip ter voorkoming van onbedoeld wissen;

Fig.2 is een onderaanzicht van een schijfcassette 5 volgens de onderhavige uitvinding;

Fig.3 is een bovenaanzicht op grotere schaal van het mechanisme ter voorkoming van onbedoeld wissen zoals getoond in fig.2;

Fig.4 is een .doorsnede volgens ;de lijn IV-IV in 10 fig.3;. ... :·. ·

Fig.5 is een vergroot bovenaanzicht van fig.3, waarbij het detectie-orgaan weggebroken is;

Fig.6 is een doorsnede volgens de lijn VI-VI in fig.5;

15 Fig.7 is een doorsnede volgens de lijn VII-VII

in fig.5.

In fig.2 wordt een schijfcassette 7 getoond met het cassettedek zoals 8 van een kunsthars zoals ABS-hars. De cassettedek zoals 8 omsluiten een magneetschijf 9. Op een be-20 paalde plaats van de cassettedeksels aan de achterzijde van de schij f cassette 7, dat wil zeggen aan de zijde van de schijf-cassette 7 die naar de bandrecorder toegekeerd is wanneer de cassette daarop is aangebracht, is een mechanismé 10 opgeno-raen ter voorkoming van het onbedoeld wissen. Het verwijzings-25 cijfer 6 betreft een verschuifbare sluiter.

In de figuren 3 tot en met 7 waarin de cassettedeksels zodanig getekend zijή..dat het in fig.2 getoonde bovenoppervlak ondersteboven is gehouden, is te zien dat de cassettedeksels 8 uit een bovenhelft 11 en een onderhelft 12 30 bestaan. Het mechanisme 10 ter voorkoming van het onbedoeld wissen omvat een op een bepaalde plaats van het cassette-deksel 8 gevormde uitsparing 13, en een detectie-orgaan 14 in deze uitsparing 13 dat gelijktijdig daarmee is gevormd. Aan de zijde van de onderste helft 12 heeft de· uitsparing 13 een 35 rechthoekige opening aan de lange zijde waarvan respectievelijk schuifhoeven 15 zijn gevormd. Het detectie-orgaan 14 omvat een rechthoekig plat lichaam 18 en elastische aanslagen 19 en 20 die aan de korte zijde van het lichaam 18 zijn gevormd en een in hoofdzaak omgekeerde U-vormige doorsnede heeft. De 8 1 0 5 4 2 5

V

-4- lengte i van de lange zijde van het lichaam 18 is in hoofdzaak gelijk aan de breedte w. van de korte zijde van de uitsparing 13.

Zoals in fig.3 en 4 wordt getoond, is het de- - 5. tectieorgaan 14 als één geheel met de onderhelft 12 van de cassettedeksels 8 gevormd met een werkwijze zoals een spuit-gietwerkwijze. Het detectie-orgaan 14 is door middel van een elastische aanslag 19 en een verbindingsdeel 17 van de uitsparing 13 met de onderhelft 12 verbonden. In het verbin-10 dingsdeel 17 is een uitsparing 21 gevormd ter vergemakkelijking van het af scheuren van het detectiedeel 14. In deze toestand bevindt het detectie-orgaan 14 zich op een positie die overeenkomt met de positie waarop een detectie-orgaan 22 van de schij frecorder in contact komt met het lichaam 18.

15 Wanneer de schijf cassette 7 dus op de schijf recorder wordt aangebracht, komt het detectie-orgaan 22 van de schijf recorder in contact met het lichaam 18 waardoor dit niet in de uitsparing binnen kan dringen. De 'schijfrecorder kan derhalve in deze toestand signalen op de magneetschijf 9 registreren.

20 Teneinde het onbedoeld wissen van de op de mag neetschijf 9 opgenomen signalen te voorkomen, wordt het detectie-orgaan 14 bij de uitsparing 21 losgescheurd zoals het geval is bij de conventionele lip ter voorkoming van het onbedoeld wissen. In fig.5 tot en met 7 is te zien dat het 25 af gescheurde detectie-orgaan 14 over 90° verdraaid is om een verticale as ten opzichte van het lichaam 18 en vervolgens in de uitsparing 13 wordt gedrukt om daarin opgenomen te worden. Zoals in fig.6 wordt getoond hebben bij deze uitvoeringsvorm de elastische aanslagen 19 en 20 van de opening van de. uit-30 sparing 13 en het detectie-orgaan 14 respectieve toelopende oppervlakken 23 en 24. Door de toelopende oppervlakken 23 en 24 kan bij het in de richting naar de uitsparing 13 toe uitoefenen van een drukkracht op het detectie-orgaan 14 dit detectie-orgaan 14 gemakkelijk in de uitsparing 13 worden aan- 35 gebracht. Zoals in fig.6 te zien is grijpen de oppervlakken 25 van de elastische aanslagen 19 en 20 aan op de oppervlakken 26 van de schuifgroeven 15, zodat het aangebrachte detectie-....... orgaan 14 niet naar buiten kan vallen en zodanig vastgehouden 8105425 '™ "" ~ -5- « wordt dat dit, op de in fig.5 en 7 getoonde wijze, langs de groeven 15 kan verschuiven.

Teneinde het onbedoeld wissen van op de magneet-schijf 9 opgenomen signalen te voorkomen, behoeft het detec-5 tie-orgaan 14 slechts naar de in fig.5 en 7 met getrokken lijnen aangegeven positie bewogen te worden- Wanneer de schijf-cassette 7 in deze toestand op de schijf recorder wordt aangebracht, steekt het detectie-orgaan 22 daarvan uit tot in de uitsparing 13, zoals in fig.7 wordt getoond- In deze toestand 10 kan de schijfrecorder de registratiebeweging niet uitvoeren. Zelfs wanneer de gebruiker· per ongeluk de opnametoets van de recorder indrukt, wordt daardoor het wissen van de op de magneetschijf 9 opgenomen signalen verhinderd.

Voor het weer opnemen op de schijf cassette 7, 15 wordt het detectie-orgaan 14 naar de met de streep-stippellijn in fig.5 en 7 aangegeven stand geschoven- In deze toestand komt het detectie-orgaan 22 van de schij f recorder in contact met het lichaam 18 van het detectie-orgaan 14 zodat dit zich niet tot in de uitsparing 13 uit kan strekken, zoals in het 20 geval van fig. 4, waardoor de schijf recorder geen opname uit kan voeren.

Volgens de uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding kan, nadat het detectie-orgaan 14 af gescheurd is en in de uitsparing 13 is aangebracht, de schijf cassette 7 voor 25 herhaald gebruik dienen door eenvoudig het detectie-orgaan 14 te verschuiven uit de met de getrokken lijn aangegeven stand naar de stand aangegeven met de streep-stippeliijn in fig.5 en 7.

In deze uitvoeringsvorm zijn de elastischeaan-30 slagen 19 en 20 stevig in contact met het binnenoppervlak van de uitsparing 13 ten gevolge van de elasticiteit daarvan, teneinde het detectie-orgaan 14 op de bepaalde plaats vast te houden. Er kan echter een andere vorm worden gebruikt. Er kan bijvoorbeeld een uitsteeksel 27 aangebracht worden dat zich 35 uitstrekt van het detectie-orgaan 14 en dit uitsteeksel 27 kan opgenomen worden in een gat 28 dat op een bepaalde plaats van de uitsparing 13 is gevormd, zodat het detectie-orgaan 14 een klikstand heeft.

40 8 1 0 5 4 2 5 -6- ** 2;

De onderhavige uitvinding is beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een mechanisme ter voorkoming van het onbedoeld wissen voor een schrijfcassette. De onderhavige uitvinding is echter niet alleen toepasbaar op een 5 mechanisme ter voorkoming van het onbedoeld wissen voor schrijfcassettes maar ook op de mechanismen ter voorkoming van het onbedoeld wissen voor verschillende andere soorten opneem en/of weergeefinrichtingen die registratiemedia in omhullingen/ zoals audiobandcassettes/ videobandcassettes of 10 dergelijke/ opnemen. De detectie van het detectie-orgaan 14 kan ook geschieden door optische detectiemiddelen. Het bodem-oppervlak van de uitsparing 13 kan bijvoorbeeld een doorzichtig lichaam omvatten en het door een lichtbron uitgezonden en daardoorheen vallende licht kan geblokkeerd worden door 15 het detectie-orgaan 14/ waardoor het detectie-orgaan 14 gedetecteerd kan worden.

Zoals boven werd beschreven is, in het mechanisme ter voorkoming van het onbedoeld wissen volgens de onderhavige uitvinding een uitsparing met aangrijpingsdelen in de cassette-20 deksels gevormd die het registratiemedium opnemen. Als een geheel met de deksels is een detectie-prgaan met elastische aangrijpingsdelen gevormd op een plaats binnen de uitsparing, waardoor de registratiebewerking van de opneem en/of weergeef-inrichting toègelaten wordt. Wanneer het detectie-orgaan van 25 het huis wordt losgemaakt, grijpen de elastische aangrijpingsdelen van het detectie-orgaan aan op de aangrijpingsdelen van de uitsparing, zodat het detectie-orgaan verschuifbaar in de uitsparing kan zijn tussen de stand die.de registratiebewer--king toelaat en de stand die de registratiebewerking van de 30 opneem en/of weergeefinrichting verhindert. Daardoor kan een bandcassette of dergelijke worden verkregen waarop herhaaldelijk opgenomen kan worden. Bovendien behoeft geen afzonderlijk orgaan zoals kleefband gebruikt te worden zoals het geval is bij de conventionele lippen ter verhindering van het onbe-35 doeld wissen. Daar bovendien het detectie-orgaan als ëên geheel met het deksel wordt gevormd, zijn de fabricagekosten daarvan even laag als de conventionele onbedoeld-wissen-ver-hinderende lip. Daar het af gescheurde detectie-orgaan constant 8 1 0 5 4 2 5 ....... -7- in de uitsparing wordt vastgehouden, kan het detectie-orgaan niet per ongeluk zoekraken.

8105425

Claims

1. Inrichting voor een cassette ter voorkoming van het onbedoeld wissen daarvan omvattende een in één van de door een vormgevingsbewerking gevormde deksels aan gebrachte rechthoekige detectie-opening; en een paar aan elke lange 5 zijde van de rechthoekige detectie-opening gevormde geleidingsgedeelten, gekenmerkt door een detectie-orgaan (14) dat gelijktijdig met het ene deksel (11,12) is gevormd daar waar de opening (13) wordt gevormd, waarbij het detectie-orgaan (14) aen lengte heeft die groter is dan de breedte van de recht-10 hoekige detectie-opening (13)teneinde na het van de ene deksel (11,12) losmaken daarvan opnieuw in de opening (13) monteer-baar te zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het detectie-orgaan (14) een verheven bovengedeelte 15 (19,20) heeft met een lengte ongeveer gelijk aan de breedte van de rechthoekige detectie-opening (13).

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken- \ merk, dat het detectie-orgaan (14) een paar haakdelen omvat die in aangrijping kunnen komen met het paar gelei dings ge-20 deelten (15) van de opening (13),

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het paar haakdelen schuine geleidingsgedeelten omvat en dat het detectie-orgaan (14) gemakkelijk in de detectie-opening (13) gestookt kan worden door de flexibiliteit en de 25 schuine geleidingsgedeelten daarvan. 8 1 0 5 4 2 5