NL8102523A - Zwenkarminrichting voor magneetschijfgeheugeninrichting. - Google Patents

Description

* Λ . ϊ ΡΗΝ 10.028 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven" "Zwenkarminrichting voor magneetschijfgeheugeninrichting".

De uitvinding betreft een zwenkarminrichting voor het verplaatsen en positioneren van minstens één magneetkop over minstens één oppervlak van minstens één roterende starre magneet-sehijf van een magneetschijfgeheugeninrichting voor het opslaan en 5 reproduceren van gegevens in digitale vorm en omvattende: minstens één om een zwenkas zwenkbare zwenkann, waarbij bij aanwezigheid van meerdere zwenkarmen deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een als geheel can de genoemde zwenkas zwenkbare stapel van zwenkarmen; minstens één met de zwenkann, c.q. met de stapel 10 zwenkarmen, verbonden platte stuurspoel, waarbij indien meerdere stuurspoelen aanwezig zijn deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een stapel van stuurspoelen; een permanent magnetische stator, omvattende: een statorgestel, met het statorgestel verbonden vlakke, axiaal gemagnetiseerde, permanente statormagneten waartus-15 sen een luchtspleet aanwezig is voor iedere platte stuurspoel, zodat iedere stuurspoel beweegbaar is in een axiaal permanent magnetisch veld in een luchtspleet tussen permanente statormagneten en een ijzeren statorsluitplaat aan iedere zijde van de stator, welke statorsluitplaten zich over de tussenliggende stuurspoelen en on statormagneten uitstrekken en waarop de meest naar buiten gelegen statormagneten zijn bevestigd, zodat de axiale permanent magnetische velden van de stator via de ijzeren statorsluitplaten gesloten zijn; alsmede een lageringsinrichting voor het zwenkbaar lageren van de zwenkann, c.q. de stapel zwenkarmen, met een twee- •je . tal kogellagers, ieder met een binnnring en een buitenring als-; mede met een zwenkbare lagerpen waarop zowel de zwenkann, c.q. de stapel zwenkarmen, als de binnenringen van de beide kogellagers zijn bevestigd.

Magneetschijfgeheugeninrichtingen met één of meerdere star-re magneetschijven, waarbij iedere magneetschijf aan minstens één zijde en meestal aan beide zijden dient voor het opslaan en reproduceren van gegevens in digitale vorm, worden op grote schaal gebruikt 81 0 2 5 2 3 PHN 10.028 2 als randapparatuur bij gegevensverwerkende inrichtingen zoals computers.

De magneetschijven draaien met grote snelheid, bijvoorbeeld 3600 omwentelingen per minuut, en de magneetkoppen, welke aan de 5 uiteinden van draagarminrichtingen zijn bevestigd, worden over de oppervlakten van de magneetschijven verplaatst naar van te voren door de gegevensverwerkende inrichting bepaalde plaatsen om aldus in een bepaald spoor op de magneetschijf gegevens op te slaan ofwel gegevens daaruit te reproduceren. De draagarminrichtingen bezitten 10 draagarmen die ofwel in radiale richting lineair worden bewogen ofwel zwenkbaar zijn on een zwenkas evenwijdig aan de rotatieas van de magneetschijven. De uitvinding heeft betrekking op een dragerinrichting van de laatste soort, die hierin zwenkarminrichting wordt genoemd. Er wordt gestreefd naar een zo 15 snel mogelijk bewegen van de magneetkoppen over de magneetschijven teneinde de tijd benodigd voor het vinden van het juiste spoor en het opslaan of reproduceren van de gegevens zo veel mogelijk te verkleinen. De magneetschijven worden met een uitermate grote vlakheid vervaardigd, de magneetkoppen zweven op een zeer dunne 20 luchtlaag vlak boven de magneetschijven.

In vele gevallen is iedere magneetkop bevestigd op een elastisch verende magneetkopdrager teneinde de magneetkop de voor het zweven op de luchtlaag vereiste beweeglijkheid te geven en deze met een nauwkeurig bepaalde aandrukkracht verend te belasten. Uit 25 een streven om magneetschijfgeheugeninrichtingen met zo klein mogelijke buitenaftnetingen te kunnen leveren volgt, dat de verschillende fabrikanten trachten de magneetschijven zo dicht mogelijk bij elkaar te plaatsen, De draagarminrichtingen, vooral wanneer deze zich tussen twee magneetschijven begeven, moeten dus 30 zo plat mogelijk zijn en zich zo dicht als mogelijk is bij het oppervlak van de magneetschijf bevinden. Daarbij mag uiteraard de draagarm nimmer het magneetschijfoppervlak raken aangezien dit tot een onbruikbaar worden van de magneetschijf aanleiding zou geven

Draagarminrichtingen voor magneetschijfgeheugeninrichting-35 en dienen dus met de nodige precisie vervaardigd te zijn.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 4,150,407 is een zwenkarminrichting van de in de aanhef vermelde soort bekend. De 8102523 ΡΗΝ 10.028 3 ί « bekende zwenkarminrichting bezit één of meer aluminium zwenkarmen in de vorm van tweearmige hefbomen die zwenkbaar zijn om een zwenkas gelegen tussen de beide uiteinden. Nabij het ene uiteinde van iedere zwenkarm bevindt zich een magneetkopeenheid met de 5 magneetkop en een verende magneetkopdrager, welke laatste vast met de zwenkarm is verbonden. Aan het andere uiteinde van de zwenkarm is een stuurspoel bevestigd. Deze behoort tot electromagnetische en electrische bestuurbare aandrijflniddelen waannee de zwenkarm een zwenkbeweging om diens zwenkas kan werden meegedeeld teneinde de 10 magneetkop in min of meer radiale richting over de magneetschijf te kunnen verplaatsen.

Bij een uitvoeringsvorm met meerdere zwenkarmen zijn deze met onderlinge tussenruimten boven elkaar geplaatst en onderling verenigd tot een als één geheel cm de zwenkas zwenkbare stapel van 15 zwenkarmen. Elke zwenkarm draagt zijn eigen platte stuurspoel, zodat ook deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een stapel van stuurspoelen. De stapel van zwenkarmen is op een gestel gelagerd met behulp van een lageringsinrichting welke een tweetal kogellagers omvat alsmede een lagerpen waarop de binnenringen 20 van de kogellagers met behulp van daartoe strekkende middelen, op axiale afstand van elkaar, zijn vastgezet. De buitenringen van de kogellagers passen in een tegen het dek van de magneetschijfgeheugeninrichting geschroefd lagerhuis, waarbij een drukveer tussen de buitenringen axiale speling in de lagers 25 elimineert. De stuurspoelen bewegen zich in een permanente magnetische stator. Deze omvat een statorgestel en een aantal met het statorgestel verbonden vlakke en axiaal gemagnetiseerde permanente statormagneten waartussen luchtspleten aanwezig zijn voor iedere platte stuurspoel, zodat iedere stuurspoel beweegbaar 30 is in een axiaal permanent magnetisch veld in een luchtspleet tussen permanente statormagneten. Aan iedere zijde van de stator zijn ijzeren statorsluitplaten aanwezig die zich over de tussenliggende stuurspoelen en statormagneten uitstrekken en waarop de meest naar buiten gelegen statormagneten zijn bevestigd, zodat 35 de axiale permanent magnetische velden van de stator via de ijzeren statorsluitplaten gesloten zijn. Iedere stuurspoel bestaat uit windingen van elektrisch geleidend materiaal die zijn gewikkeld 81 025 23

> V

PHN 10.028 4 1 op een kunststof spoeldrager die met de spoel door middel van een kunsthars tot een enkele structurele eenheid is verbonden. De stuurspoelen zijn met de zwenkarmen door middel van klemmen en lijmen verbonden, aan de tegenover de magneetkoppen gelegen uit-5 einden van de zwenkarmen.

De magneetkoppen worden met grote snelheid in ruwweg diametrale richting over de magneetschijven verplaatst, teneinde de benodigde tijd voor het vinden van een spoor en het opslaan of reproduceren van de gegevens klein te maken. De zwenkarm, of de 10 stapel zwenkarmen, wordt dus met ruk-vormige bewegingen verplaatst waarbij betrekkelijk grote traagheidskrachten optreden. De lage-ringsinrichting dient robuust en stabiel te zijn. De uitvinding verschaft een zwenkarminrichting van de in de aanhef vermelde soort die robuust en stabiel is, weinig onderdelen vergt en een 15 compacte bouw van de zwenkarminrichting mogelijk maakt, zodat de uitvinding een zwenkarminrichting verschaft die geschikt is voor kleine en betrekkelijk goedkope magneetschijfgeheugens voor toepassing op ruime schaal, bijvoorbeeld als randapparatuur bij computers voor persoonlijk gebruik.

20 De uitvinding heeft tot kenmerk, dat de zwenkarm,, c.q. de stapel zwenkarmen, zich op de lagerpen tussen de beide kogellagers in bevindt en dat ieder der statorsluitplaten van de permanent magnetische stator zich, dwars op de zwenkas van de zwenkarm, c.q. stapel van zwenkarmen, tot voorbij de lagerpen uitstrekt en één der 25 beide kogellagers draagt.

Door de symmetrische plaatsing van de lagers ten opzichte van de zwenkarm, c.q. de stapel zwenkamen, treedt een minimale vervorming op van de lagerpen en worden de lagers gelijk belast. De totale bouwhoogte van de zwenkarminrichting kan geringer zijn en de 30 constructie is compact omdat de lagers direct op de statorsluit platen zijn aangebracht. Dit heeft nog als belangrijk bijkomend voordeel, dat de zwenkarminrichting steeds een eenheid vormt, ook voordat deze in de magneetschijfgeheugeninrichting is ingebouwd.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding is van interesse voor

QC

zwenkarminrichtingen waarbij met de zwenkarm, c.q. de stapel zwenkarmen, een tachospoel is verbonden welke beweegbaar is in een permanent magnetisch veld, teneinde een inductiespanning te 81 0 2 5 2 3 5 * PHN 10.028 5 genereren die een maat is voor de snelheid van zwenking van de zwenkarm, c.q. de stapel zwenkaraen. Deze uitvoeringsvorm, die bijdraagt tot de ccxnpacte bouw, heeft tot kenmerk, dat op de naar buiten gekeerde zijde van een statorsluitplaat minstens één vlakke, 5 axiaal gemagnetiseerde, permanente tachomagneet is aangebracht, zodat de statorsluitplaat het axiale magnetische veld daarvan aan één zijde sluit; dat de lagerpen aan de zijde van de statorsluitplaat waarop zich de tachomagne(e)t(en) bevin(t)(en) een vrij uiteinde bezit dat zich door een opening in de betreffende stator-10 sluitplaat uitstrekt tot voorbij de genoemde naar buiten gekeerde zijde; dat de taohospoel plat is;en dat de platte tachospoel op het genoemde vrije uiteinde van de lagerpen is bevestigd en beweegbaar is in het axiale permanent magnetische veld van de tacho-magne(e)t(en). Bij voorkeur wordt hierbij een volgende uitvoerings-15 vorm van de uitvinding gebruikt, die tot kenmerk heeft, dat een tachosluitplaat op enige afstand van en evenwijdig aan de statorsluitplaat aanwezig is, met vrijlating van een luchtspleet waarin de tachospoel evenwijdig aan de vlakke tachomagne(e)t(en) beweegbaar is, zodat het axiale permanent magnetische veld van de 20 tachomagne(e)t(en) door een statorsluitplaat enerzijds en de tachosluitplaat anderzijds gesloten is.

Een volgende uitvoeringsvorm, die bijdraagt tot een geringe bouwhoogte van een magneetschijfgeheugeninrichting, heeft tot kenmerk, dat de tachomagneten en de tachospoel zich bevinden in een 25 uitsparing van het dek van de magneetschijfgeheugeninrichting en dat de tachosluitplaat over de uitsparing is aangebracht aan de zijde van het dek gelegen tegenover de statorsluitplaten.

Eén der statorsluitplaten heeft een extra functie bij een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding, die tot kenmerk heeft· 30 dat één der beide statorsluitplaten tevens een basisplaat van een gestel van de zwenkarrainrichting vormt, waarmede de zwenkarmin-richting bevestigbaar is op een dek van een magneetschijfgeheu-geninrichting.

Een bijdrage tot een eenvoudige opbouw en een geringe kost-35 prijs wordt verschaft door een uitvoeringsvorm van de uitvinding, ’ die tot kenmerk heeft; dat de beide statorsluitplaten bestaan uit vlakke, uit magnetiseerbaar plaatmateriaal gestampte, in hoofdzaak 81 0 2 5 2 3 % ® PHN 10.028 6 gelijke platen; dat de buitenringen van de kogellagers zijn aangebracht in lagerhuizen tegen de, naar de statormagneten gekeerde, zijden van de statorsluitplaten en;dat de stator-sluitplaten evenwijdig aan elkaar op afstand worden gehouden door 5 afstandsstukken.

Ongewenste strooivelden aan de zijkanten van de permanent magnetische stator worden verkleind door toepassing van een uitvoeringsvorm van de uitvinding die tot kenmerk heeft; dat de statormagneten zich, in een richting in hoofdzaak dwars op de 10 zwenkrichting van de stuurspoel(en), uitstrekken tot minstens de randen van de statorsluitplaten.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvorm welke wordt getoond in de tekenig en waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht is van een magneetschijf-15 geheugeninrichting,

Figuur 2 een zijaanzicht is van de magneetschijf-geheugeninrichting van figuur 1,

Figuur 3 een explosieaanzicht is van een zwenkaraiinrichting * zoals toegepast in de magneetschijfgeheugeninrichting volgens de 20 figuren 1 en 2 en

Figuren 4-6' verschillende standen weergeven van de zwenkarm van de zwenkaraiinrichting,

Figuur 7 een zijaanzicht is van een zwenkaraiinrichting met twee zwenkarmen en 25 Figuur 8 een bovenaanzicht is op de zwenkaraiinrichting van figuur 7.

De raagneetschijfgeheugeninrichting van de figuren 1 en 2 omvat een gestel 1, waarop een zwenkaraiinrichting 2_vast is aangebracht. Een tweetal starre magneetschijven 3 en 4 zijn coaxiaal 30 aangebracht op afstand van elkaar op een gemeenschappelijke spil 5 en roteren cm een rotatieas 6. De zwenkaraiinrichting 2 en de magneetschijven 3 en 4 worden afgedekt door een kunststof kap 7.

Deze kap dient voor het tegen stof en omgevingsvervuiling beschermen van de magneetplaten 3 en 4. Voor de uitvinding niet van belang 35 zijnde delen van de magneet schijf inrichting worden kortheidshalve niet besproken en worden in de tekening ook niet getoond, afgezien van een doosvormige eenheid 8 waarin zich electronische circuits 81 0 2 5 2 3 1 ” * PHN 10.028 7 bevinden ten behoeve van het functioneren van de magneet-schijfgeheugeninrichting.

Met verwijzing naar figuur 3 zal nu een eerste uitvoeringsvorm van de zwenkarminrichting volgens de uitvinding, zoals 5 toegepast in de magneetschijfgeheugeninrichting van figuren 1-2, nader worden besproken. De zwenkarminrichting dient voor het verplaatsen en positioneren van een viertal magneetkoppen 9 tot en met 12 over de twee roterende starre magneetschijven 3 en 4. Deze magneetkoppen zijn op afstand van elkaar, overeenkomend met de 10 onderlinge afstand tussen de magneetschijven 3 en 4, geplaatst en zijn gezamenlijk aangebracht cm de, on een zwenkas 13 zwenkbare, enkele zwenkarm 14. De magneetkoppen zijn gezamenlijk bevestigd op een enkele bevestingsinrichting _15 welke is voorzien van de pasvlakken, uitsparingen en schroefgaten nodig voor het op de 15 zwenkarm positioneren en bevestigen van de magneetkoppen. De bevestigingsinrichting 15 is door lijmen star met de zwenkarm 14 verbonden met gebruikmaking van een werkwijze zoals door Aanvraagster eerder aangevraagd in haar aanvrage no. 81 01 824 (PHN 10.007) (herewith incorporated by reference).

20 Ieder der magneetkoppen 9 tot en met 12 is aangebracht op een verende magneetkopdrager, respectievelijk 9a tot en met 12a, die aan zijn uiteinde is voorzien van een bevestigingsdeel, respectievelijk 9b tot en met 12b, dat is voorzien van een felsbus, respectievelijk 9c tot en met 12c. De bevestigingsinrichting 15 is 25 voorzien van een doorgaande opening 16 waarin de felsbussen met enige ruimte passen. Ten behoeve van de bevestiging van een magneetkopeenheid (bestaande uit een magneetkop, de elastische kop-drager en het bevestigingsdeel) op de bevestigingsinrichtig 15 wordt een kogel met een geringe overmaat door de betreffende 30 felsbus gedrukt waardoor de speling tussen de felsbus en de doorgaande opening wordt opgeheven. Dergelijke magneetkopeenheden zijn in de handel verkrijgbaar.

Het zwaartepunt van het geheel bestaande uit de bevestigingsinrichting 15 en de daarop bevestigde magneetkoppen 9 tot en 35 met 12 is in hoofdzaak gelegen in het denkbeeldige vlak van zwenking van de zwenkarm 14. Hetzelfde geldt overigens voor de overige delen van de magneetkopeenheden. Deze hebben evenwel 81 02 5 23

t V V

PHN 10.028 8 een aanmerkelijk geringere massa dan de magneetkoppen en de bevestigingsinrichting.

De bevestigingsinrichting _15 bezit een aantal uitsteeksels 17, 18 en 19 voor het bevestigen van de magneetkoppen 9 tot en met 5 12 op regelmatige afstanden van elkaar zodat de uitsteeksels een kam vormen. De bevestigingsinrichting bestaat uit meerdere, losneembaar op elkaar bevestigde delen 20, 21 en 22 die ieder een uitsteeksel van de kam bevatten. De delen 20 en 22 zijn met behulp van boutjes 23 en 24 op het middelste deel 21 vastgeschroefd. Het 10 deel 21 wordt met behulp van de eerder genoemde werkwijze op de zwenkara 14 gelijmd alvorens de magneetkoppen 10 en 11 met behulp van de felsbussen 10c en 11c met het uitsteeksel 18 worden verbonden. De magneetkoppen 9 en 12 worden met de uitsteeksels 17 en 19 van de delen 20 en 22 verbonden alvorens deze delen met behulp 15 van de boutjes 23 en 24 met het middelste deel 21 worden verbonden. Aldus is een gemakkelijke montage van de tere magneetkopeenheden op de bevestigingsinrichting _15 mogelijk.

De zwenkarm bezit een eerste uiteinde 25 en een tweede uiteinde 26. De magneetkoppen 9 tot en met 12 zijn met de zwenkarm 20 verbonden nabij het eerste uiteinde 25. De zwenkarminrichting omvat een permanent magnetische stator 27 met op afstand van elkaar gelegen vlakke permanente statormagneten 28 en 29 waartussen zich een luchtspleet 30 bevindt, men zie hiervoor figuur 2. In de genoemde luchtspleet bevindt zich een met de zwenkarm 14 verbonden 25 vlakke stuurspoel 31 van electrisch geleidend materiaal. De zwenkarm 14 is zwenkbaar gelagerd met behulp van een lageringsin-richting J2. De vlakke stuurspoel 31 is aangebracht in een uitsparing 33 van de zwenkarm 14. De zwenkarm is uit aluminium plaat gestanst, de uitsparing 33 is bij de stansbewerking gevormd.

30 De lageringsinrichting 32 is gelegen nabij het tweede uiteinde 26 van de zwenkarm en de stuurspoel 31 bevindt zich tussen het eerste uiteinde 25 en het tweede uiteinde 26 van de zwenkarm.

De zwenkarm is vervaardigd uit een enkel vlak stuk plaatmateriaal en de vlakke stuurspoel 31 heeft een dikteaftaeting welke 35 in hoofdzaak gelijk is aan de dikteaftneting van het plaatmateriaal waaruit de zwenkarm is vervaardigd. De uitsparing 33 in de zwenkarm heeft een vorm die overeenstemt met de vorm van de buitenomtrek van 8102523 I # PHN 10.028 9 de stuurspoel 31, zodat deze met speling in de uitsparing past.

De stuurspoel is in de zwenkarm 14 gelijmd en is dus, door een in figuur 3 niet zichtbare, lijmlaag verbonden met de wand van de uitsparing 33. De stuurspoel is in het vlak van de zwenkarm 5 gelegen, zodat de zwenkarm met de daarin gelijmde stuurspoel een vlakke eenheid van bij benadering constante dikte vormt. De windingen 34 van de stuurspoel zijn vervaardigd van een electrisch geleidend materiaal en zijn gewikkeld op een centrale vlakke kunststof spoelkem 35. Het electrisch geleidende materiaal bestaat 10 niet, zoals gewoonlijk bij stuurspoelen, uit een langgerekte koperen draad maar uit een langgerekte aluminium band 36 met een breedteafïnet ing gelijk aan de dikte "d" van de spoel en met een dikteaftneting die aanmerkelijk geringer is. De lijm voor het verbinden van de stuurspoel 31 met de wand van de genoemde uit-15 sparing 33 is vermengd met aluminiumpoeder teneinde een goede warmteoverdracht mogelijk te maken tussen de spoel en het plaatmateriaal van de zwenkarm.

De beide aan de buitenzijde van de stapel magneetkoppen 9 tot en met 12 gelegen magneetkoppen 9 en 12 worden tegen 20 magnetische stoorvelden afgeschennd door, via de bevestigingsin-richting 15 met de zwenkarm 14 verbonden en zich aan de buitenzijde tot over de respectievelijke magneetkoppen uitstrekkende, schermplaten 37 en 38 welke zijn vervaardigd uit mu-metaal. De schennplaten zijn voorzien van openingen 39 respectievelijk 40 en 25 worden met behulp van de boutjes 23 respectievelijk 24 tezamenHet de delen 20 en 22 van de bevestigingsinrlchting _15 met het middelste deel 21 van de bevestigingsinrichting verbonden. Op de onderste schermplaat 38 is een geïntegreerd halfgeleidercircuit 41 aangebracht voor het bewerken van signalen afkomstig van de 30 magneetkoppen 9 tot en met 12. Hierdoor is een versterking van de genoemde signalen mogelijk alvorens deze aan signaalverwerkende delen van de magneetschijfgeheugeninrichting worden toegevoerd. Het halfgeleiderseircuit 41 is gemonteerd op een van electrisch geleidende sporen 42 voorziene flexibele kunststof strook 43 die 35 aan een eerste uiteinde 44 op de schermplaat 38 bevestigd. Nabij een tweede uiteinde 45 is de kunststof strook door middel van een meerpolige steker 46 met een stationaire contra-steker op het 8102523 PHN 10.028 10- gestel 1 van de magneetschijfgeheugeninrichting verbonden. Tussen de genoemde eerste en tweede uiteinden 44 en 45 bezit de kunststof strook 43 een vrij beweegbaar gedeelte 47 dat geen behindering vormt voor de bewegingen van de zwenkarm 14.

5 De lageringsinrichting 32 voor het verzwenkbaar lageren van de zwenkarm omvat een eerste kogellager 48 en een tweede kogellager 49> met binnenringen 50 respectievelijk 51 en buitenringen 52 respectievelijk 53· De beide binnenringen 50 en 51 zijn, op axiale afstand van elkaar, vastgezet op een lagerpen 54 met behulp van een 10 veerring 55 en een moer 56. De kogellagers 48 en 49 bevinden zich ter weerszijden van de zwenkarm 14. De zwenkarm is voorzien van een opening 57 voor de lagerpen 54. Aan weerszijden van de zwenkarm. bevinden zich schijven 58 respectievelijk 59 welke de zwenkarm opsluiten tussen de binnenringen 50 en 51 van de kogellagers 48 en 15 49. De buitenringen 52 respectievelijk 53 van de kogellagers passen in lagerhuismiddelen die een eerste en een tweede lagerhuis 60 respectievelijk 61 omvatten. Axiale speling tussen de buitenringen 52 en 53 van de kogellagers wordt geëlimineerd doordat deze axiaal belast worden door drukveermiddelen in de vorm van een schotelveer 20 62 die zich bevindt bij de buitenring 52 die zich aan de bovenzijde van het bovenste kogellager 48 bevindt. De kogellagers zijn glijdend in de lagerhuizen 60 en 61 aangebracht en door de schotelveer 62 worden de kogellagers axiaal in een richting naar elkaar toe belast. Elk lagerhuis bestaat uit een stuk van een geëx-25 trudeerde buis met een doorgaande centrale holte 63 voor de buitenringen 52 en 53 van de beide kogellagers 48 en 49 alsmede een drietal parallelle doorgaande holtes 64 van kleinere dwarsdoorsnede die ten opzichte van de wand van de centrale holte 63 meer naar buiten zijn gelegen. De lagerhuizen 60 en 61 worden bevestigd met 30 behulp van zelftappende schroeven 65 welke in de genoemde holtes 64 zijn geschroefd.

De permanent magnetische stator 26 omvat een statorgestel met een tweetal ijzeren statorsluitplaten 66 en 67, één aan iedere zijde van de stator, welke statorsluitplaten zich over de 35 tussenliggende stuurspoel 31 en de statormagneten 28 en 29 uitstrekt. Deze magneten zijn op de statorsluitplaten gelijmd. De statormagneten zijn in de richting van de zwenkas 13 van de 81 0 2 5 2 3 PHN 10.028 11 zwenkarm 14 axiaal gemagnetiseerd. De statormagneet 28 omvat twee zones 28a respectievelijk 28b die tegengesteld zijn gepolariseerd. De magneet 29 omvat op soortgelijke wijze twee tegengesteld gepolariseerde zones 29a en 29b. Aan de naar de stuurspoel 31 toegekeerde 5 zijden is de zone 28a tegengesteld gepolariseerd ten opzichte van de zone 29a en de zone 28b tegengesteld aan 29b, zodat de zich tussen de permanente statormagneten bevindende delen van de stuurspoel 31 zich bevinden in permanent magnetische velden van tegengestelde polariteit. De axiale permanent magnetische velden 10 worden via de beide ijzeren sluitplaten 66 en 67 gesloten. In plaats van uit één geheel bestaande statormagneten 28 en 29 kunnen uiteraard ook meerdere losse magneten worden gebruikt. Zo kan bijvoorbeeld de statormagneet 28 uit twee delen bestaan, waarbij de zone 28a behoort tot de ene statormagneet en de zone 28b uit de 15 andere statormagneet. De sluitplaten 66 en 67 van de permanent magnetische stator 27 strekken zich, dwars op de zwenkas 13 van de zwenkarm 14, tot voorbij de lagerpen 54 uit en de lagerhuizen 60 en 61 zijn met behulp van de zelftappers 65 op de statorsluitpla-ten 66 respectievelijk 67 bevestigd. De statorsluitplaten 66 en 67 20 dienen aldus tevens als gestelplaten voor de lageringsinrichting 32. Behalve de beide statorsluitplaten 66 en 67 omvat de stator 27 een drietal afstandbussen 68, 69 en 70. Door middel van een drietal bouten 71, 72 en 73 en bijbehorende moeren 74 tot en met 76 wordt het geheel bestaande uit de statorsluitplaten 66 en 67 en de 25 drie afstandsbussen 68 tot en met 70 tot een stevig geheel verenigd en vormt aldus het statorgestel van de permanente magnetische stator. Aangezien de lagerhuizen 60 en 61 op dit statorgestel zijn bevestigd vormt het statorgestel tevens een gestel voor de zwenkarminrichting in zijn geheel, waarbij de 30 statorsluitplaat 67 tevens dient als basisplaat waarmee de zwenkarminrichting in zijn geheel bevestigbaar is op het dek 77 van de magneetschijfgeheugeninriehting. De middelen voor het verbinden van de zwenkarminrichting 2 met het dek 77 zijn in de tekening niet getoond maar zullen over het algemeen bestaan uit schroefmiddelen.

35 De in de tekening getoonde uitvoeringsvorm van de zwenkarm-inrichtig is voorzien van een met de zwenkarm 14 verbonden tachospoel 78 die beweegbaar is in een permanent magnetisch veld 8102523 PHN 10.028 12 teneinde een inductiespanning te genereren die een maat is voor de snelheid van zwenking van de zwenkarm 14. Op de naar buiten gekeerde zijde van de statorsluitplaat 67 bevindt zich daartoe een tweetal vlakke, axiaal in de richting van de zwenkas 13 en tegen-5 gesteld gemagnetiseerde, permanente tachomagneten 79 en 80. Hier zou in plaats van een tweetal magneten een enkele vlakke magneet gebruikt kunnen worden, met zones van tegengestelde polarisatie. De statorsluitplaat 67 dient tevens voor het aan één zijde sluiten van het axiale magnetische veld afkomstig van de beide tachomagneten 79 10 en 80. De lagerpen 54 bezit aan de zijde van de statorsluitplaat 67 een vrij uiteinde 81 dat zich door een opening 82 in deze statorsluitplaat uitstrekt tot voorbij de naar buiten gekeerde zijde ervan. De tachospoel 78, die net als de stuurspoel 31 plat is, is op het vrije uiteinde 81 van de lagerpen 54 bevestigd met behulp 15 van een moer 83 en is beweegbaar in het permanent magnetische veld van de tachomagneten 79 en 80. Op enige afstand van de statorsluitplaat 67 is, evenwijdig daaraan, een ijzeren tachosluit-plaat 84 aanwezig. De tachospoel 78 beweegt zich evenwijdig aan de vlakke tachomagneten 79 en 80 met vrijlating van een luchtspleet 20 tussen de statorsluitplaat 67 en de tachosluitplaat 84, zodat het axiale permanent magnetische veld van de tachomagneten door de statorsluitplaat enerzijds en de tachosluitplaat anderzijds gesloten is. De statorsluitplaat 84 is met behulp van een viertal zelftappende boutjes 85 tot en met 88 tegen de onderzijde van het 25 dek 77 aangebracht, maar zou ook met behulp van aparte afstandmiddelen op de statorsluitplaat 67 bevestigd kunnen worden. De tachomagneten 79 en 80 alsmede de tachospoel 78 bevinden zich in een uitsparing 89 van het dek 77.

De beide statorsluitplaten 66 en 67 bestaan uit vlakke, uit 30 magnetiseerbaar plaatmateriaal gestanste, in hoofdzaak gelijke platen. Ze zijn zodoende met eenvoudige middelen goedkoop te produceren, waarbij van belang is dat slechts een enkel soort statorsluitplaten behoeft te worden vervaardigd. Hoge eisen met betrekking tot de nauwkeurigheid van vervaardiging hoeven niet te 35 worden gesteld, zodat na het stansen geen verspanende bewerkingen van de statorsluitplaten nodig zijn. De statormagneten 28 en 29 strekken zich, in een richting in hoofdzaak dwars op de 81 02 5 2 3 • i * PHN 10.028 13 zwenkrichting van de stuurspoel 31> tot even over de randen van de statorsluitplaten 66 respectievelijk 67 uit, men zie ook figuur 1.

Een aanslag 90 is aanwezig die met tegenover elkaar gelegen zijden 91 respectievelijk 92 samenwerkt met de zijden 93 respec-5 tievelijk 94 van de wand van een uitsparing 95 in de zwenkarm 14.

De zijden 91 en 92 van de aanslag 90 begrenzen de zwenkingen van de zwenkarm tussen een eerste en een tweede stand. Men zie de figuren 4 en 5 die de zwenkarm 14 in respectievelijk de eerste, of binnenste, stand en de tweede, of buitenste, stand tonen. De 10 aanslag 90 is vervaardigd uit rubber en is verplaatsbaar tussen een bedrijf stand, zie de figuren 4 en 5, en een onderhoudsstand, zie figuur 6. De als één geheel uit elastisch rubber vervaardigde aanslag bestaat uit een enigszins klemmend over de afstandsbus 68 geschoven draaibare aanslagnok. Hiertoe bezit de 15 aanslag een opening 96 met een diameter welke enigszins kleiner is dan de buitendiameter van de afstandsbus 68. De opening is excentrisch zodat de aanslagnok excentrisch draaibaar is tussen de be-drijfstand en de onderhoudsstand. In de onderhoudsstand is de aanslagnok 90° verdraaid.

20 In deze stand werken de zijden 93 en 94 van de wand van de uitsparing 95 samen met de tegenover elkaar gelegen zijden 97 en 98 van de aanslagnok. Deze liggen dichter bij elkaar dan de zijden 91 en 92 zodat de zwenkarm 14, ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden, over een zodanig vergrootte slag kan worden verzwenkt dat de 25 magneetkoppen 9 tot en met 12 zich naast het oppervlak van de magneetschijven 3 en 4 bevinden. Deze stand wordt ook bij de montage van de magneetschijfinrichting gebruikt om de magneetkoppen op de magneetschijven te kunnen aanbrengen zonder deze te beschadigen.

Aan de hand van de figuren 7-8 zal nu een tweede uitvoe-30 ringsvorm van de uitvinding worden besproken die twee zwenkarmen bezit. Aangezien grote overeenkomst bestaat met de zwenkarmin-richting van de Figuren 3-6 zal deze tweede uitvoeringsvorm slechts kort worden besproken. De onderdelen die overeenkomen met die van de eerste uitvoeringsvorm zijn aangegeven met verwijzingscijfers die 35 met 100 verhoogd, maar voor het overige hetzelfde zijn.

Tussen de zwenkarmen 114A en 114B is een cilindrisch tussenstuk 200 aangebracht. De stator is uitgebreid met een vlakke per- 81 025 23

V

ΡΗΝ 10.028 14 manente magneet 201, die met de spoelen van beide zwenkaraen samenwerkt. Deze magneet is in een aluminium statorplaat 202 gelijmd. De statorsluitplaten 166 en 167 zijn voorzien van enigszins zijwaarts uitstekende oren 203, respectievelijk 204. De stator-5 plaat 202 is met de beide statorsluitplaten 166 en 167 verbonden met behulp van de bout 171, twee verdere bouten 205 alsmede afstands-bussen 206 en 207.

Binnen het kader van de uitvinding zijn vele uitvoeringsvormen mogelijk. Bijvoorbeeld kunnen de stuurspoelen aan de andere 10 kant van de zwenkas aangebracht zijn. De kogellagers kunnen zijn opgenomen in uitsparingen van de statorsluitplaten, zodat deze tevens de functie hebben van lagerhuis. Ook kunnen losse lagerhuizen aan de buitenkant van de statorsluitplaten worden aangebracht.

15 20 25 30 35 81 0 2 5 2 3

Claims (7)

1. Zwenkarminrichting (2) voor het verplaatsen en positioneren van minstens één magneetkop (9-12) over minstens één oppervlak van minstens één roterende starre magneetschijf (3,4) van een magneet-sehijfgeheugeninrichting voor het opslaan en reproduceren van 5 gegevens in digitale vorm en omvattende: - minstens één om een zwenkas (13) zwenkbare zwenkarm (14), waarbij, bij aanwezigheid van meerdere zwenkarmen, deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een als geheel cm de genoemde zwenkas zwenkbare stapel van zwenkarmen, 10. minstens één met de zwenkarm (14), c.q. de stapel zwenkarmen, verbonden platte stuurspoel (31), waarbij indien meerdere stuur-spoelen aanwezig zijn deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een stapel van stuurspoelen, - een permanent magnetische stator (27), omvattende: 15. een statorgestel (66-70), - een met het statorgestel verbonden vlakke, axiaal gemagnetiseerde, permanente statormagneten (28,29) waartussen een luchtspleet (30) aanwezig is voor iedere platte stuurspoel (14), zodat iedere stuurspoel beweegbaar is 20 in een axiaal permanent magnetisch veld in een lucht- spleet tussen permanente statormagneten en - een ijzeren statorsluitplaat aan iedere zijde van de stator, welke statorsluitplaten zich over de tussenliggende stuurspoelen (31) en statormagneten uitstrek- 25 ken (28,29) en waarop de meest naar buiten gelegen statormagneten zijn bevestigd, zodat de axiale permanent magnetische velden van de stator via de ijzeren statorsluitplaten gesloten zijn, alsmede 30. een lageringsinrichting (32) voor het zwenkbaar lageren van de zwenkarm (14), c.q. de stapel zwenkarmen, met een tweetal kogellagers (48,49), ieder met een binnenring (50,51) en een buitenring (52,53) alsmede met een zwenkbare lagerpen (54) waarop zowel de zwenkarm (14), c.q. de stapel zwenkarmen, als de binnenringen 35 (50,51) van de beide kogellagers zijn bevestigd, met het kenmerk, - dat de zwenkarm (14), c.q. de stapel zwenkarmen, zich op de 8102523 ' * * PHN 10.028 16 lagerpen (54) tussen de beide kogellagers (48,49) in bevindt en - dat ieder der statorsluitplaten (66,67) van de permanent magnetische stator zich, dwars op de zwenkas (13) van de zwenk- 5 arm (14), c.q. stapel van zwenkarmen, tot voorbij de lagerpen (54) uitstrekt en één der beide kogellagers (48,49) draagt.

2. Zwenkarminrichting (2) volgens conclusie 1, waarbij met de zwenkarm (14), c.q. met de stapel zwenkarmen, een tachospoel (78) is verbonden welke beweegbaar is in een permanent magnetisch veld, 10 teneinde een inductiespanning te genereren die een maat is voor de snelheid van zwenking van de zwenkarm (14), c.q. de stapel zwenkarmen, met het kenmerk, - dat op de naar buiten gekeerde zijde van een statorsluitplaat 15 (67) minstens één vlakke, axiaal gemagnetiseerde, permanente tachomagneet (79,80) is aangebracht, zodat de statorsluitplaat (67) het axiale magnetische veld daarvan aan één zijde sluit, - dat de lagerpen (54) aan de zijde van de statorsluitplaat (67) waarop zich de tachomagne(e)t(en) bevind(t)(en) een vrij uit- 20 einde (81) bezit dat zich door een opening (82) in de betreffende statorsluitplaat uitstrekt tot voorbij de genoemde naar buiten gekeerde zijde, N - dat de tachospoel plat is en - dat de platte tachospoel op het genoemde vrije uiteinde (81) van 25 de lagerpen (54) is bevestigd en beweegbaar is in het axiale permanent magnetische veld van de tachomagne(e)t(eh) (79,80).

3. Zwenkarminrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een tachosluitplaat (84) op enige afstand van en evenwijdig aan de statorsluitplaat (67) aanwezig is, met vrijlating van een 30 luchtspleet waarin de tachospoel evenwijdig aan de vlakke tacho-magne(e)t(en) beweegbaar is, zodat het axiale permanent magnetische veld van de tachoraagne(e)t(en) door een statorsluitplaat enerzijds en de tachosluitplaat anderzijds gesloten is.

4. Zwenkarminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 35 de tachomagneten (79,80) en de tachospoel (78) zich bevinden in een uitsparing (89) van het dek (77) van een magneetschijfgeheugen-inrichting en dat de tachosluitplaat (84) over de uitsparing (89) 8102523 PHN 10.028 17 is aangebracht aan de zijde van het dek (77) gelegen tegenover de statorsluitplaten (66,67).

5. Zwenkarminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat één der beide statorsluitplaten (67) tevens een basisplaat van een 5 gestel van de zwenkarminrichting vormt, waarmede de zwenkarminrichting (2) bevestigbaar is op een dek (77) van een magneet-schijfgeheugeninrichting.

6. Zwenkarminrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, - dat de beide statorsluitplaten (66,67) bestaan uit vlakke, uit 10 magnetiseerbaar plaatmateriaal gestampte, in hoofdzaak gelijke platen, - dat de buitenringen (52,53) van de kogellagers (48,49) zijn aangebracht in lagerhuizen (60,61) tegen de, naar de stator-magneten (28,29) gekeerde, zijden van de statorsluitplaten en 15. dat de statorsluitplaten evenwijdig aan elkaar op afstand wor den gehouden door afstandsstukken (68,70).

7. Zwenkarminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de statormagneten (28,29) zich, in een richting in hoofdzaak dwars op de zwenkrichting van de stuurspoel(en) (31)» uitstrekken tot min- 20 stens de randen van de statorsluitplaten (66,67). 25 30 35 81 025 23